27.033

Opneming in de Grondwet van bepalingen inzake het correctief referendum



Dit overwegingsvoorstel maakt het mogelijk een beslissend correctief referendum te houden over een wetsvoorstel dat door de Staten-Generaal is aangenomen. Tevens kan een besluit van gemeenten en provincies aan zo'n referendum worden onderworpen. Met dit voorstel wordt de invloed van de kiezers op het beleid vergroot. Tegelijkertijd met dit voorstel is het wetsvoorstel Tijdelijke referendumwet (27.034) ingediend. Dit laatste voorstel voorziet, tijdelijk, in een raadgevend correctief referendum.

Een eerder voorstel (25.153) is in 1998 door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer aangenomen. Vervolgens sneuvelde de zogenaamde tweede lezing (26.156) in de Eerste Kamer tijdens de "Nacht van Wiegel". Een proeve van een uitvoeringswet beslissend correctief referendum (Referendumwet) is bij het wetsvoorstel gevoegd (TK 27.033, nr. 4).

Dit is de eerste lezing van deze Grondwetswijziging. Wetsvoorstel 28.515 bevat de tweede lezing van deze Grondwetswijziging.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 6 februari 2001 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, GroenLinks, PvdA, D66 en VVD stemden voor. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 10 juli 2001 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. CDA, ChristenUnie, SGP en het lid Ginjaar (VVD) stemden tegen.

De plenaire behandeling vond gezamenlijk plaats met wetsvoorstel (27.034).

De wet is opgenomen in Staatsblad 585 van 11 december 2001.


Kerngegevens

ingediend

2 maart 2000

titel

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

inwerkingtreding

procedure grondwetsherziening


Hoofdlijnen

  • Over een wetsvoorstel dat door de Staten-Generaal is aangenomen, wordt een referendum gehouden als, na een inleidend verzoek van 40.000 kiesgerechtigden, tenminste 600.000 kiesgerechtigden daar om vragen;
  • Het door de Staten-Generaal aanvaarde wetsvoorstel vervalt als een meerderheid van de opgekomen kiesgerechtigden zich tegen het voorstel uit spreekt en die meerderheid minstens 30% omvat van het totaal aantal kiesgerechtigden;
  • Als zich bij het referendum geen meerderheid uitspreekt tegen het wetsvoorstel, wordt het voorstel meteen bekrachtigd;
  • Van de regeling zijn uitgesloten: wetsvoorstellen betreffende het koningschap, het koninklijk huis en de begroting, wetsvoorstellen die uitsluitend strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtlijke organisaties, alsmede voorstellen van rijkswet, behalve die voorstellen van rijkswet tot goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor Nederland gelden;
  • Behalve bij wet te stellen uitzonderingen kan over besluiten, houdende algemeen verbindende voorschriften, en andere bij wet aan te wijzen besluiten van provinciale staten of gemeenteraden op verzoek van kiesgerechtigden een referendum worden gehouden;
  • Over de aantallen kiesgerechtigden en de regels voor zo'n referendum moet nog een aparte wet gemaakt worden.

Documenten

5