Het wetsvoorstel zorgt voor de afschaffing van de anti-cumulatieregeling bij de bezoldiging van staatsraden in buitengewone dienst met een vaste deeltaak.
Hiermee wordt de korting op de bezoldiging van de staatsraden ten opzichte van anderen in vergelijkbare omstandigheden ongedaan gemaakt.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is 18 januari 2001 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 20 februari 2001 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 121 van 15 maart 2001.
ingediend
15 mei 2000titel
Wijziging van de wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 387) (afschaffing anti-cumulatieregeling)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1998
-
-een staatsraad in buitengewone dienst met een vaste deeltaak, die daarnaast uit de openbare kas inkomsten ontvangt in verband met de vervulling van een of meerdere functies of die een overheidspensioen geniet, en van wie het maandelijkse totale bedrag van de bezoldiging vermeerderd met deze andere inkomsten de maandelijkse bezoldiging van een lid van de Raad van State overstijgt, wordt voor dit meerdere op zijn bezoldiging gekort,
-
-het schrappen van deze anti-cumulatieregeling werkt begunstigend voor de betrokkenen,
-
-het voorstel werkt terug tot en met 1 januari 1998.
-
-
-
-
18 januari 2001
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2000/2001, nr. 39: blz. 3117