Dit wetsvoorstel wijzigt de motiveringsplicht van verhuurders jegens hun huurders inzake de voorgestelde huurverhoging. Het huurverhogingspercentage waarvoor die plicht geldt wordt gewijzigd van 5,5% naar huurverhogingen boven het inflatieniveau.
Tevens wordt het maximale huurverhogingspercentage per woning in bijlage III bij het Besluit huurprijzen woonruimte bepaald op 3,8.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 11 mei 2000 met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 30 mei 2000 zonder stemming aangenomen.
De wet is opgenomen in Staatsblad 243 van 5 juni 2000.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 266 van 21 juni 2000.
ingediend
31 maart 1999titel
Wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte en van de wet van 19 juni 1996 tot wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, de Wet op de huurcommissies en de Wet individuele huursubsidie in verband met de zogenaamde huursombenadering (Stb. 323) (wijziging percentages)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
inwerkingtreding
De artikelen I tot en met III treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
De artikelen IV en V treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
8
-
-
-
30 mei 2000
behandeling en stemming (zonder stemming aangenomen) Handelingen EK 1999/2000, nr. 30: blz. 1429-1442 -
-
-
11 mei 2000
stemming (met algemene stemmen aangenomen) Handelingen TK 1999/2000, nr. 74: blz. 4912 -
-
10 mei 2000
behandeling Handelingen TK 1999/2000, nr. 73: blz. 4846-4860