28.059

Vorderen gegevens telecommunicatie



Dit wetsvoorstel wijzigt het Wetboek van Strafvordering waardoor nauwkeuriger wordt bepaald welke telecommunicatieverkeersgegevens van een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst (telefoon, fax, internet en emailverkeer) gevorderd kunnen worden.

Met dit voorstel worden naast de verkeersgegevens, gegevens over de gevoerde of nog te voeren communicatie, de zogenaamde gebruikersgegevens (naam, adres, postcode, woonplaats, nummer en soort dienst waarvan personen gebruikmaken) geïntroduceerd als gegevens die ten behoeve van de strafvordering en door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kunnen worden opgevraagd.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 3 april 2003 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 16 maart 2004 zonder stemming aangenomen.

Dit wetsvoorstel werd gezamenlijk behandeld met 28.350 (R1720), 28.351, 28352 (R1721) en 28.353.


Kerngegevens

ingediend

24 oktober 2001

titel

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en andere wetten in verband met de aanpassing van de bevoegdheden tot het vorderen van gegevens terzake van telecommunicatie (vorderen gegevens telecommunicatie)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Justitie

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld


Hoofdlijnen

  • de reikwijdte van de bevoegdheden wordt nauwkeuriger vastgesteld;
  • de eis dat de vordering alleen betrekking kan hebben op gegevens van de verdachte komt te vervallen;
  • er wordt onderscheid gemaakt tussen gegevens die betrekking hebben op het verleden en de toekomst;
  • bij of krachten een algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop de vordering kan worden gedaan;
  • een kleine wijziging wordt aangebracht voor de gevallen waarin de bevoegdheid door de officier van justitie kan worden toegepast;
  • een opsporingsambtenaar heeft de bevoegdheid de gebruikersgegevens op te vragen in geval van verdenking van een strafbaar feit, in geval van onderzoek naar in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren en bij een verkennend onderzoek op te vragen.

Documenten

1
  • 3 april 2003
    stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2002/2003, nr. 57: blz. 3537