Dit wetsvoorstel wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de fiscale faciliteiten ten einde te kunnen stoppen met werken vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Door de arbeidsparticipatie van ouderen te vergroten worden de financiële gevolgen van de toenemende vergrijzingsdruk opgevangen.
Met dit voorstel mogen werknemers die nog geen 55 jaar zijn geworden voor 1 januari 2005 vanaf 1 januari 2006 hun betaalde premies voor VUT en prepensioen niet meer aftrekken van de belasting. Voor werknemers die vanaf 1 januari 2005 55 jaar of ouder zijn blijven de huidige regelingen voor VUT en prepensioen bestaan. Daarnaast wordt de levensloopregeling geïntroduceerd.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 25 november 2004 aangenomen door de Tweede Kamer. PvdA, D66, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA en LPF stemden voor. De plenaire behandeling door de Eerste Kamer vond plaats op 15 februari 2005. Het voorstel is op 22 februari 2005 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen door de Eerste Kamer. GroenLinks en SP stemden tegen. Tijdens de behandeling op 15 februari 2005 is de Motie-Leijnse (PvdA) c.s. inzake de zorgvuldige voorbereiding van de ingangsdatum van de maatregelen van VUT- en prepensioen (EK 29.760, F) ingediend. Deze motie is op 22 februari 2005 ingetrokken.
De wet is opgenomen in Staatsblad 115 van 10 maart 2005.
De Eerste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid besprak op 6 september 2005 de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 augustus 2005 (TK 29.760 nr. 59) met het rappport van De Nederlandsche Bank over een nieuw fiscaal regime voor vut/prepensioen en levensloop. Op 18 oktober 2005 is de Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen (30.330) ingediend.
De Eerste Kamercommissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Financiën hebben op 27 september 2005 de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 september 2005 over de invoering van het nieuw fiscaal regime voor vut/prepensioen en levensloop voor kennisgeving aangenomen.
ingediend
16 september 2004titel
Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet arbeid en zorg en van enige andere wetten (Wet aanpassing fiscale behandeling vut/prepensioen en introductie levensloopregeling)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van 1 januari 2005, met dien verstande dat het in artikel I, onderdeel A, voorgestelde vierde lid van artikel 10, Wet op de loonbelasting 1964, in werking treedt met ingang van 16 september 2004 voor uitkeringen die worden genoten als gevolg van afkoop, vervreemding of het formeel of feitelijk onderwerp van zekerheid, anders dan ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990, worden van de aanspraak.
Het wetsvoorstel bevat de volgende maatregelen:
VUT en prepensioen
-
-VUT en prepensioen worden niet langer via de belasting gesubsidieerd.
-
-Het belastingvoordeel voor VUT- en prepensioenregelingen vervalt in 2006 voor mensen die per 1 januari 2005 jonger zijn dan 55 jaar.
-
-Opgebouwde rechten worden hierbij niet aangetast.
-
-Voor werknemers die voor 1 januari 2005 55 jaar of ouder zijn geworden, blijft de huidige belastingaftrek bestaan.
-
-Pensioenfondsen moeten in 2006 hun deelnemers informeren over de waarde van hun prepensioen.
-
-Mensen die 40 jaar in een pensioenregeling hebben deelgenomen, mogen door de nieuwe maatregelen vanaf 63 jaar met pensioen. Als deze mensen daarnaast maximaal sparen via de levensloopregeling kunnen zij met 60 jaar stoppen met werken.
-
-Pensioenfondsen krijgen vanaf 1 januari 2006 de mogelijkheid afkoop van prepensioenrechten toe te staan.
levensloop
-
-Per 2006 komt er een levensloopregeling waarmee werknemers kunnen sparen voor periodes van onbetaald verlof of om eerder te stoppen met werken.
-
-Werknemers kunnen maximaal 210 procent van hun loon bijeen sparen. Dit staat gelijk aan 2,1 jaar verlof tegen het volledige inkomen of 3 jaar tegen 70 procent van het laatste inkomen. Werknemers van 50 jaar en ouder kunnen extra snel sparen.
-
-Na opname van het verlof, mag het tegoed weer volledig worden aangevuld.
-
-Over de inleg in de levensloopregeling hoeft geen belasting te worden betaald. Dit gebeurt pas als het tegoed wordt opgenomen.
-
-Er zijn wel premies voor de werknemersverzekeringen verschuldigd. Hierdoor heeft sparen via de levensloopregeling geen gevolgen voor de hoogte en duur van een eventuele WW- of WAO-uitkering.
-
-Werknemers krijgen een extra belastingkorting van maximaal 183 euro per gespaard jaar bij opname van het tegoed.
-
-Werkgevers kunnen meebetalen aan de levensloopregeling van hun werknemers. De Belastingdienst keurt dit alleen goed als de werkgever geen voorwaarden stelt aan het moment van opname van verlof en de werkgeversbijdrage ook wordt betaald aan werknemers die niet meedoen aan een levensloopregeling.
-
-Werkgevers en werknemers kunnen afspraken maken over een collectief contract voor een levensloopproduct met een bank, verzekeraar of dochteronderneming van een pensioenfonds. Deelname aan dit collectieve contract is niet verplicht.
-
-Werknemers moeten jaarlijks kiezen of ze gebruikmaken van de levensloopregeling of de spaarloonregeling.
-
-Werknemers die hun tegoed op de levensloopregeling gebruiken om ouderschapsverlof te financieren, krijgen een belastingvoordeel.