Dit wetsvoorstel is de eerste stap op weg naar herziening van de wijze waarop overheid en instellingen omgaan met de wettelijke bijdrage van de deelnemer (les- of cursusgeld). Geregeld wordt dat op de rijksbijdrage voor exploitatie van de instelling een bedrag wordt ingehouden in verband met cursusgelden. Voorts is bepaald dat de gronden voor terugbetaling van cursusgeld die door de instelling zelf zijn vastgesteld, worden opgenomen in de onderwijsovereenkomst.
Het wetsvoorstel beoogt om de huidige declaratie- en afrekensystematiek van cursusgelden te verlaten en daarvoor in de plaats aan te sluiten bij de uitgangspunten van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), zoals autonomie van de instellingen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 18 november 2004 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 7 december 2004 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 15 van 18 januari 2005.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 48 van 7 februari 2006.
ingediend
28 september 2004titel
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake inhouding en terugbetaling cursusgeldschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld
-
-
-
-
-
-
18 november 2004
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2004/2005, nr. 25, blz: 1543