29.879

Modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase



Dit wetsvoorstel is onderdeel van de fasegewijze aanpassing van de Wet geluidhinder in verband met de modernisering van de geluidregelgeving. Het voorstel regelt de eerste fase van de modernisering van het instrumentarium geluidbeleid.

De modernisering is in feite aangevangen met de Wet van 30 juni 2004 tot wijziging van de Wet geluidhinder, de Wet luchtvaart en de Spoorwegwet in verband met implementatie van EG-richtlijn nr. 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (geluidsbelastingkaarten en actieplannen) (29.021)).

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 14 juni 2005 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 3 juli 2006 zonder stemming aangenomen.


Kerngegevens

ingediend

19 november 2004

titel

Wijziging Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld


Hoofdlijnen

Dit wetsvoorstel dient vier doelstellingen.

  • In de eerste plaats wordt met dit wetsvoorstel tegemoet gekomen aan een aantal wensen uit de praktijk. Het grotendeels decentraliseren naar burgemeester en wethouders van de bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen, is daarvan het belangrijkste voorbeeld. Het aanpassen van het begrip "dove gevel", het verduidelijken van het zonebeheer en het aanpassen van de saneringsbepalingen zijn andere voorbeelden.
  • In de tweede plaats wordt dit wetsvoorstel benut om de doorwerking van de - in voorbereiding zijnde - Interimwet stad-en-milieubenadering in de Wet geluidhinder te regelen. Op grond van deze komende wet is het mogelijk om in bepaalde gevallen onder strikte voorwaarden af te wijken van de maximale grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Om te waarborgen dat deze benadering goed past binnen het totale stelsel van de Wet geluidhinder, zijn enige voorzieningen in deze wet nodig.
  • In de derde plaats wordt een aantal leemten en onduidelijkheden in de Wet geluidhinder weggenomen. Belangrijke voorbeelden zijn het verduidelijken van de inhoud van het akoestisch onderzoek, het verduidelijken van de definitie van het begrip "wijziging van een spoorweg" en het verduidelijken van de reconstructiebepalingen. Voorts wordt een aantal weinig of niet gebruikte bepalingen uit de Wet geluidhinder geschrapt. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de bepaling inzake "trillingen".
  • In de vierde plaats geeft het wetsvoorstel uitvoering aan het beleidsvoornemen om de Europees geharmoniseerde dosismaat zo breed mogelijk in te voeren in de geluidregelgeving. Dat heeft geresulteerd in de invoering van Lden als nieuwe dosismaat voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.


Documenten

3
  • 14 juni 2005
    stemming (met algemene stemmen aangenomen) Handelingen TK 2004/2005, nr. 90, blz: 5364-5365
  • 8 juni 2005
    behandeling Handelingen TK 2004/2005, nr. 88, blz: 5249-5259