30.210

Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de aanbestedingsverplichting in het openbaar vervoer



Dit wetsvoorstel wijzigt de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000). De wijzigingen vloeien voort uit het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de evaluatie van aanbestedingen in het stads- en streekvervoer (TK 23.645, nr. 82PDF-document en de bijlagen kabinetsstandpuntPDF-document en rapportPDF-document) en de beraadslagingen hierover in de Tweede Kamer (TK 24.036/23.645, nr. 319PDF-document).

De wijzigingen hangen samen met de in de Wp2000 opgenomen verplichting tot aanbesteding van concessies voor openbaar vervoer en zijn vooral gericht op een betere uitvoerbaarheid van deze verplichting door de decentrale overheden. De wetswijzigingen betreffen de datum van inwerkingtreding van de aanbestedingsverplichting (van 1 januari 2006 naar 1 januari 2007), een langere, maximale concessieduur (8 jaar in plaats van 6) en de invoering van een ontheffingsmogelijkheid van de aanbestedingsverplichting. Daarnaast wijzigt dit voorstel de reciprociteitbepaling voor de gemeentelijke vervoerbedrijven.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 21 maart 2006 aangenomen door de Tweede Kamer. PvdA, Groep Lazrak, Groep Wilders, D66, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA en LPF stemden voor. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 11 april 2006 als hamerstuk afgedaan.

De wet is opgenomen in Staatsblad 222 van 9 mei 2006.

De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 284 van 27 juni 2006.


Kerngegevens

ingediend

29 augustus 2005

titel

Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de aanbestedingsverplichting in het openbaar vervoer, een daarbij behorend ontheffingenregime en enkele andere wijzigingen

schriftelijke voorbereiding

ondertekening

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip


Hoofdlijnen

  • Het veranderen van de ingangsdatum van de aanbestedingsverplichting zorgt voor het spreiden van aanbestedingen en verlaagt zo de piekbelasting voor de bedrijven.
  • De langere, maximale concessieduur geeft de decentrale overheden ruimte om naar eigen inzicht tussentijdse evaluatiemomenten in de concessie in te bouwen. Deze evaluatiemomenten zijn van belang om de vervoerder goed te kunnen aansturen. De achtjarige concessie biedt bedrijven daarbij de mogelijkheid tot het opbouwen van een markt en tot innovatie.
  • De invoering van een ontheffingsmogelijkheid voor de aanbestedingsverplichting is onder meer nodig om te voorkomen dat innovaties worden belemmerd.
  • De wijziging van de reciprociteitbepaling heeft specifiek betrekking op de gemeentelijke vervoerbedrijven die per 1 januari 2007 hun markt nog niet hebben geopend. Hierdoor lopen zij potentiële inkomsten mis. Door de wijziging van de reciprociteitbepaling mogen zij namelijk niet meedingen naar andere concessies zolang hun thuismarkt niet geopend is.


Documenten

3
  • 21 maart 2006
    stemming (aangenomen, voor: PvdA, Groep Lazrak, Groep Wilders, D66, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA en LPF) Handelingen TK 2005/2006, nr. 60, blz: 3854-3855
  • 16 maart 2006
    behandeling Handelingen TK 2005/2006, nr. 59, blz: 3800-3806