Dit wetsvoorstel wijzigt het tweede lid van artikel 247 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en beoogt een bijdrage te leveren aan de preventie van kindermishandeling. Aan ouders wordt de verplichting opgelegd om hun kinderen te verzorgen en op te voeden zonder toepassing van geestelijk of lichamelijk geweld of van enige andere vernederende behandeling. De ouders zijn primair verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen en hebben daarbij in principe een grote mate van vrijheid.
Naast deze vrijheid van ouders staat de plicht van de overheid om kinderen te beschermen tegen aantasting van hun lichamelijke en geestelijke integriteit, waaronder kindermishandeling. Het is belangrijk om tussen de vrijheid van ouders en de verantwoordelijkheid van de overheid de juiste balans te vinden. Tot nu toe werd het opnemen van een bepaling in het Burgerlijk Wetboek, die geweld in de opvoeding verbiedt, niet nodig geacht. De praktijk toont echter aan dat sommige ouders hun verantwoordelijkheid in de opvoeding niet nemen. De nieuwe bepaling beoogt het kind, nadrukkelijker dan nu het geval is, te beschermen tegen geweld en verbiedt de fysieke bestraffing van kinderen. Hieronder valt iedere vorm van geweld die wordt gebruikt als opvoedingsmiddel.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 20 september 2006 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 6 maart 2007 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
28 september 2005titel
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek teneinde een bijdrage te leveren aan het voorkomen van het gebruik van geestelijk of lichamelijk geweld jegens of van enige andere vernederende behandeling van kinderen in de verzorging en opvoedingschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister voor Integratie, Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering
11