Dit wetsvoorstel beoogt te regelen dat een bewoner die een recreatiewoning onrechtmatig bewoont bij zijn gemeente onder bepaalde voorwaarden een (persoonsgebonden) omgevingsvergunning moet krijgen voor het bewonen van een recreatiewoning.
Daarbij moet het gaan om een bewoner ten aanzien van wie voor 1 januari 2010 door zijn gemeente geen besluit is genomen tot oplegging van een last onder dwangsom of bestuursdwang ter zake van die bewoning noch een besluit om voor bepaalde tijd van handhaving af te zien. Is daarvan wel sprake, dan is de bewoner reeds voldoende duidelijkheid geboden dat hij niet in zijn recreatiewoning mag blijven wonen.
Daarnaast dient de bewoner aantoonbaar vóór, maar in elk geval op 31 oktober 2003 (en sindsdien onafgebroken) de recreatiewoning tot in elk geval 1 januari 2010 te hebben bewoond.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (TK 32.366, nr. 2) is op 15 maart 2011 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, PvdD, PvdA, D66, VVD, SGP, ChristenUnie, CDA en PVV stemden voor.
De plenaire behandeling door de Eerste Kamer is op 1 november 2011 aangehouden. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft dit wetsvoorstel bij brief van 10 februari 2012 ingetrokken (EK 32.366, F).
ingediend
14 april 2010titel
Regels voor het verlenen van vergunning voor de onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen (Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Infrastructuur en Milieu
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip