Dit wetsvoorstel wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organsiatie waardoor de rechter de mogelijkheid krijgt om prejudiciële vragen te stellen aan de civiele kamer van de Hoge Raad. Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan een hoger gerecht over de uitleg van een rechtsregel. Dit wetsvoorstel is het gevolg de adviezen van de evaluatiecommissie Hammerstein "Versterking van de cassatierechtspraak" (TK 29.279, nr. 69) uit 2008.
Met dit voorstel kunnen prejudiciele vragen gesteld worden over twee soorten zaken: bij een massavordering, waarbij het antwoord op een rechtsvraag ook van belang is voor de vele andere identieke vorderingen van andere gedupeerden en als in een procedure een rechtsvraag aan de orde is die tegelijkertijd ook voor de afhandeling van vele vergelijkbare geschillen zorgt. In een massaschadezaak kan tijdige beantwoording van belangrijke rechtsvragen bijdragen aan de bereidheid van een schadeveroorzaker om over een collectieve schikking te praten. Het oordeel kan partijen ook helpen bij de onderhandelingen over deze schikking.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 32.612, A) is op 4 oktober 2011 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 7 februari 2012 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
28 januari 2011titel
Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raadschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Veiligheid en Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
10
-
15 december 2017
brief inzake Eindevaluatie prejudiciële procedure bij de Hoge Raad EK, F Bevat bijlage
voor kennisgeving aangenomen op 15 mei 2018 -
-
-
-
-
-
-
-
-