Dit wetsvoorstel beoogt de vennootschapsbelasting (Vpb) zodanig aan te passen dat overheidsondernemingen die economische activiteiten ontplooien op een markt waarop ook niet-overheidsondernemingen (private ondernemingen) actief zijn, op dezelfde wijze aan de heffing van vennootschapsbelasting worden onderworpen als die private ondernemingen.
De aanpassingen strekken ertoe een gelijk speelveld te creëren tussen partijen, waarmee ook tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren die de Europese Commissie (vanuit een oogpunt van staatssteun en verstoring van de concurrentieverhoudingen) heeft tegen de geldende Vpb-vrijstelling voor overheidsondernemingen.
Het voorstel (EK 34.003, B) is op 18 december 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. PVV, Groep Bontes/Van Klaveren, CDA, ChristenUnie, SGP, VVD, Klein, Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, GroenLinks en PvdA stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 26 mei 2015 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. SP, PvdD en Fractie-De Lange stemden tegen.
Voor de leden van de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN) werd door medewerkers van het ministerie van Financiën op 27 januari 2015 een technische briefing over het wetsvoorstel verzorgd.
ingediend
16 september 2014titel
Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de modernisering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen (Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
-
1.Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt
geplaatst. en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2016.
-
2.In afwijking van het eerste lid treedt artikel II in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
10