Dit wetsvoorstel verbetert in het Wetboek van Strafvordering het recht op bronbescherming voor personen die zich op professionele wijze bezig houden met berichtgeving en voor personen die daarvoor gegevens verstrekken. Hiermee wordt het recht van journalisten om hun bron te beschermen wettelijk vastgelegd.
Met dit voorstel hoeven journalisten of publicisten als getuige in een strafzaak geen vragen te beantwoorden over de identiteit van hun bron. Normaal gesproken is een getuige verplicht te antwoorden. De rechter bepaalt uiteindelijk of het beroep op bronbescherming terecht was. Er kunnen zich bijzondere omstandigheden voordoen waardoor openbaring van die bron noodzakelijk is met het oog op bijvoorbeeld de nationale veiligheid en het voorkomen en beëindigen van ernstige strafbare feiten. Verder is het gebruik van dwangmiddelen tegen journalisten en publicisten in een strafzaak aan strengere regels gebonden. Het doorzoeken en in beslag nemen van voorwerpen op het kantoor van een bijvoorbeeld een krant is alleen mogelijk na toestemming en in aanwezigheid van een rechter-commissaris en niet meer op gezag van de officier van justitie.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK, A) is op 6 februari 2018 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 3 juli 2018 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
17 september 2014titel
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot vastlegging van het recht op bronbescherming bij vrije nieuwsgaring (bronbescherming in strafzaken)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.