Dit wetsvoorstel regelt in Boek 1 Burgerlijk Wetboek (BW) dat in het geval van (vermoedelijke) partnerdoding de kinderrechter, op basis van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, altijd oordeelt of contact of omgang in het belang van het kind is. Over contact wordt gesproken als de ouder het gezag heeft over het kind, omgang gaat over de situatie dat de ouder geen gezag heeft over het kind. De regering wil hiermee de situatie voor het kind verbeteren.
Met dit voorstel zal de Raad voor de Kinderbescherming zodra hij van de verdenking of veroordeling in kennis is gesteld, een onderzoek instellen naar de wenselijkheid van een omgangsregeling van het kind met de (vermoedelijke) dader-ouder. Op basis van dit onderzoek zal de raad een verzoek indienen tot vaststelling van een omgangsregeling.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK, A) is op 16 mei 2017 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 6 juni 2017 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
8 juli 2016titel
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het clausuleren van het recht op contact of omgang na partnerdodingschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Veiligheid en Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
-
23 januari 2024
brief regering; WODC-rapport 'Evaluatie Wet clausuleren recht op contact of omgang na partnerdoding' TK, 14 Bevat bijlagen -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-