T02352

Toezegging De Kamer informeren over eventuele financiële wijzigingen bij uitrol project (34.059 / 34.138 / 34.212 / 34.237)



De minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Ruers (SP) en Strik (GroenLinks), toe dat de Kamer geïnformeerd wordt wanneer zich wezenlijke financiële wijzigingen voordoen bij de uitrol van het KEI-project.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 37, item 3, blz. 10-12

Mevrouw Strik (GroenLinks):

(...)

De Raad heeft de minister laten weten voor KEI echt meer geld nodig te hebben in de nabije toekomst. De minister schrijft dat 2016 een cruciaal jaar is voor de implementatie. Tegelijkertijd wordt er nu nog altijd onderhandeld over die benodigde extra middelen voor de begroting 2017-2018. De onzekerheid over de middelen en de niet-tijdigheid van het faciliteren zijn in de ogen van mijn fractie uiterst onwenselijk en onverantwoord. Blijkens de stukken van de Voorjaarsnota boekt de minister vanaf 2018 bovendien structureel al geld in vanwege KEI. Verwacht de minister dan werkelijk dat de invoering in dat jaar al geld gaat opleveren? Zo ja, waar is die besparing op gebaseerd? Is deze inschatting realistisch, gelet op de gefragmenteerde en gefaseerde invoering en de al opgelopen vertraging op het gebied van civiel? Waarom heeft de minister niet gekozen voor een gedegen projectfinanciering? Die is immers geoormerkt. Bovendien kan de besteding ervan afzonderlijk gemonitord worden. Ik krijg graag een reactie.

(...)

De heer Ruers (SP):

(...)

Wat het specifieke aspect van de doorlooptijden betreft, wijs ik nog op het volgende. Het huidige en het toekomstige Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt in artikel 20 dat de rechter waakt tegen onredelijke vertraging van de procedure en dat hij zo nodig op verzoek van een partij of ambtshalve maatregelen dient te treffen. Dit wordt weleens vergeten, maar dit blijft in de wet staan. Toch is deze wetsbepaling in de praktijk feitelijk een dode letter. Het gebeurt maar al te vaak dat de redelijke termijnen zonder enige toelichting van de kant van de rechter overschreden worden en dat betrokken partijen die daarover hun beklag doen, geen gehoor krijgen. Daarom hoor ik graag van de minister waarom men met de nieuwe wettelijke termijnen in staat zal zijn om de bestaande achterstanden in de rechtspraak op te heffen en toekomstige achterstanden te voorkomen. Daarbij vraag ik aandacht voor de waarschuwingen van professor Ashmann, verwoord in het artikel "KEI: steengoed of drijfzand?" van vorig jaar. Met betrekking tot de besparingen en de maatschappelijke opbrengsten van KEI haalt zij de woorden van de minister aan "dat iets eerder dan in 2019 dankzij KEI maatschappelijke baten worden verwacht van ongeveer 270 miljoen per jaar." Ik meen dat mevrouw Strik hier ook al naar gevraagd heeft.

Hoe komen wij aan die opbrengsten en die baten? Daar is het volgende over gezegd. Een groot deel van dat bedrag, namelijk 250 miljoen, zal gerealiseerd moeten worden door efficiëntere inzet van maatschappelijk kapitaal en — nu komt het — door kortere doorlooptijden van de procedures. Ik zie helemaal geen kortere doorlooptijden van de procedures. Professor Ashmann wijst erop dat de prognose van de minister gebaseerd was op een rapport van BCG uit december 2014, maar dat dit rapport niet concreet onderbouwt hoe die besparing als gevolg van kortere doorlooptijden gerealiseerd wordt. Daarom hoor ik natuurlijk graag van de minister of hij die prognose uit 2014 nog reëel acht en hoe volgens hem de verwachte baten als gevolg van de kortere doorlooptijden werkelijk gerealiseerd kunnen worden. Naar mijn idee is hiervoor tot nu toe geen enkel bewijs voor. Ik laat mij echter graag door de minister overtuigen van het tegendeel.

Handelingen I 2015-2016, nr. 37, item 12, blz. 15

Minister Van der Steur:

(...)

Mevrouw Strik vroeg of KEI direct een besparing oplevert. Ik heb dat net ook gezegd. Nee, dat zal niet zo zijn. Uiteraard niet, want het zal echt wel even duren voordat het succesvol is. De eerste besparingen worden echter wel verwacht in 2018. Vanaf 2019 wordt de volledige beoogde besparing gerealiseerd.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik had ook gevraagd naar de onderbouwing van die besparing. De heer Ruers heeft daar overigens ook naar gevraagd. Verder heb ik gevraagd of 2018 nog reëel is, gelet op een aantal verdere temporiseringen van het project. Maar vooral wil ik weten wat de onderbouwing van die inboeking is.

Minister Van der Steur:

De onderbouwing is dat als gevolg van de digitalisering van de werkprocessen een heleboel handmatig werk niet meer nodig is. Er zijn nu bij de gerechten — ik heb het, nog niet al te lang geleden, zelf gezien bij de rechtbank in Utrecht — tientallen mensen bezig met maar één ding: met karretjes met dossiers door het gebouw gaan, die dossiers allemaal kopiëren of soms scannen, dan deze soms weer opnieuw printen en opnieuw inbinden en deze dan weer met karretjes door het gebouw rijden. Al dat werk zal niet meer nodig zijn. Dat levert uiteraard een efficiencyvoordeel op. Dat is bij elk digitaliseringsproces het geval. Overigens merk ik op dat we hebben afgesproken, zowel met de Eerste Kamer als met de Tweede Kamer, dat de leden tussentijds worden geïnformeerd als er bij KEI financiële wijzigingen van wezenlijk aard zijn. Dat zullen we ook doen tijdens de uitrol van het project. Dus als zich iets voordoet wat we als een wezenlijke wijziging zien, dan zullen we daarover ook de Eerste Kamer informeren.


Brondocumenten


Historie

  • 2 juli 2019
    nieuwe status: afgevoerd
    Voortgang:
    documenten:
  • 7 november 2017
    nieuwe commissie: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
  • 7 november 2017
    commissie vervallen: commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
  • 26 oktober 2017
    nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Rechtsbescherming
  • 26 oktober 2017
    verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Veiligheid en Justitie
  • 5 juli 2016
    toezegging gedaan