Plenair Kops bij behandeling Lerarenregister en registervoorportaal



Verslag van de vergadering van 14 februari 2017 (2016/2017 nr. 18)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.23 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kops i (PVV):

Voorzitter. Beroepsregisters zijn niets nieuws. Ze komen voor in alle soorten en maten. Het is al gezegd: de zorg heeft bijvoorbeeld het BIG-register, waarin de bevoegdheid van meer dan 340.000 zorgverleners staat geregistreerd. Een zorgconsument, of wie dan ook, die wil controleren of een zorgaanbieder wel bevoegd is om zijn of haar beroep uit te oefenen, kan dit register raadplegen. De Nederlandse Orde van Advocaten heeft het landelijk advocatentableau. Er is zelfs een landelijk register kinderopvang- en peuterspeelzalen. Dan kan het onderwijs toch niet achterblijven?

Uit onderzoek is gebleken dat een vijfde tot een kwart van alle lessen in het voortgezet onderwijs wordt verzorgd door leraren die niet, of nog niet, bevoegd zijn. 23,6% is dat, een door de jaren heen vrij constant percentage. Stel je dit percentage eens voor in een andere beroepsgroep. Stel je eens voor dat bijna een kwart van de chirurgen operaties zouden uitvoeren waarvoor zij niet bevoegd zijn. Dat zou levensgevaarlijke situaties opleveren. En niemand die dat acceptabel zou vinden. Dus nogmaals de vraag: dan kan het onderwijs toch niet achterblijven?

Net zoals een zorgconsument de zorgverlener kan raadplegen in een register, een cliënt de advocaat, een ouder de kinderopvang, zo behoren ook leraren en hun bevoegdheden geregistreerd te staan. Voor leerlingen en hun ouders heeft dat meerdere voordelen. Zo weten zij simpelweg wie er eigenlijk voor de klas staat en de leerling klaarstoomt voor een toekomstige opleiding of een toekomstige baan, en of die persoon daartoe wel bevoegd is. Als het onbevoegde leraren betreft, worden die aangespoord en gestimuleerd om hun bevoegdheid alsnog te halen en vervolgens, zoals alle andere leraren, hun bekwaamheid op orde te houden en aan nascholing te doen waar noodzakelijk.

In de memorie van toelichting staat: "Het voorstel voor de wettelijke verankering van een lerarenregister ziet primair op het stimuleren van bekwaamheid en bekwaamheidsonderhoud, met als gevolg kwalitatief beter onderwijs." Want, als we de onbevoegdheid van leraren laten voor wat die is, wat voor waarde heeft bevoegdheid dan überhaupt nog? Met andere woorden: wie zal er dan nog moeite doen om die bevoegdheid te halen en de bekwaamheid op orde te houden? Is er volgens de staatssecretaris aldus een relatie tussen het relatief hoge percentage — 23,6% — van de lessen die door onbevoegde leraren worden gegeven, en het feit dat er momenteel geen wettelijk verankerd lerarenregister is? Graag een reactie.

Naast het positieve effect op de kwaliteit van het onderwijs en de positieve effecten voor leerlingen en hun ouders heeft het wetsvoorstel natuurlijk ook positieve effecten voor de leraren zelf. Het wetsvoorstel is meer dan alleen maar een register, om maar even een misverstand weg te nemen. Er wordt een professionaliseringsslag gemaakt. Het wetsvoorstel is drieledig. Het omvat de omschrijving van het beroep van leraar, de erkenning van de professionele ruimte van de leraar en ten derde het register zelf, dus het vereiste dat de leraar zich registreert en zijn of haar bekwaamheid bijhoudt.

De omschrijving van het beroep van leraar die in de onderwijswetten wordt opgenomen, benoemt, zoals het in de memorie van toelichting staat: "de verantwoordelijkheid van de leraar voor het vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische proces". Het is simpelweg een erkenning van het vak leraar. De PVV juicht dat toe. In lijn met de omschrijving van het beroep van leraar bepaalt dit wetsvoorstel dat leraren beschikken over voldoende zeggenschap; zeggenschap met betrekking tot de inhoud van de lesstof, de wijze waarop die lesstof wordt aangeboden, de daarbij te hanteren didactische en pedagogische aanpak en ten vierde het onderhouden van de bekwaamheid. Het is erkenning van de leraar in de klas, de bepalende professional voor de klas. Het is erkenning van zijn of haar professionele ruimte, de vrijheid om lessen vorm te geven. Ook dit juicht de PVV toe.

Nadat de leraar zich in het register heeft ingeschreven en zijn bekwaamheid op orde is, zal hij of zij gaan werken aan de herregistratie oftewel de nascholing of bijscholing waar noodzakelijk. De criteria daarvoor worden door de beroepsgroep leraren zelf opgesteld. Zij komen zelf met een voorstel en in de memorie van toelichting staat daarover het volgende. Ik citeer. "De minister van OCW toetst het voorstel van de beroepsgroep mede op het punt of het de uitkomst vormt van een gedragen proces. De minister neemt het voorstel van de beroepsgroep vervolgens over in nadere regelgeving." Kan de staatssecretaris wellicht uitleggen hoe de minister te werk gaat bij het toetsen van voldoende draagvlak? En als de conclusie is dat er onvoldoende draagvlak is, hoe dan verder? Graag een reactie.

De beroepsgroep heeft aldus de vrijheid om de herregistratie zelf te formuleren. Ik ga opnieuw citeren uit de memorie van toelichting, waarin staat geschreven: "De beroepsgroep geeft zich bij het komen tot de criteria rekenschap van ontwikkelingen in het leraarsvak, van maatschappelijke ontwikkelingen en van wet- en regelgeving". Graag een toelichting van de staatssecretaris hierop. Neemt de minister het voorstel van de beroepsgroep klakkeloos over in nadere regelgeving, of zijn er situaties denkbaar, waarin de beroepsgroep tekortschiet wat betreft dit geven van rekenschap?

Mevrouw Gerkens i (SP):

Ik ben er ook aan alle kanten voor dat de beroepsgroep dat zelf kan invullen, maar volgens mij gaat daar nu juist de discussie over. De discussie gaat niet zozeer over wel of geen lerarenregister. Ik lees u voor dat vorig jaar is goedgekeurd de cursus Meidenvenijn in het vo. Die cursus is goedgekeurd voor een bevoegdheid in het lerarenregister. Dat betekent dus dat een onbevoegde leraar die de cursus Meidenvenijn in het vo volgt, daarmee zijn registratie in het lerarenregister kan behouden. Ik vraag via de voorzitter aan de heer Kops: wordt hiermee de kwaliteit van de beroepsgroep verbeterd? Of vermoeden wij dat we straks een schandaaltje gaan krijgen over rare cursussen die onze registraties omhoog houden?

De heer Kops (PVV):

Mevrouw Gerkens kan met heel veel voorbeelden komen van dingen waar zij vraagtekens bij plaatst. Wij van de PVV stellen de leraar centraal; dat is de professional in de klas. Wij hechten zeer veel waarde aan die beroepsgroep. De leraren behoren inderdaad aan te geven waar zij behoefte aan hebben, aan wat voor soort nascholing. Zij weten dat het beste, omdat zij dagelijks in de klas staan. Natuurlijk moet dat gevalideerd worden. Absoluut, maar nogmaals: het is de leraar die dat in eerste instantie aangeeft. Mevrouw Gerkens kan met heel veel voorbeelden aankomen, maar dat is het.

Mevrouw Gerkens (SP):

Volgens mij geven die leraren nu juist aan dat zij dat niet op een goede manier kunnen en dat ze totaal geen fiducie hebben in de manier waarop dat lerarenregister nu vorm krijgt. Zij geven aan dat het juist niet de kwaliteit van de beroepsgroep verhoogt, maar daaraan misschien uiteindelijk zelfs afbreuk doet. Ik herhaal dus mijn vraag aan de heer Kops: hoe gaan we nu waarborgen dat die kwaliteit wel goed is?

De heer Kops (PVV):

In de eerste plaats door de verantwoordelijkheid bij de leraar zelf te leggen. Dat heb ik net al gezegd. Dat is de professional, die behoort te gaan over de inhoud van de lesstof, de manier waarop er les wordt gegeven en over de vraag aan wat voor soort nascholing men behoefte heeft. Laat ik vooropstellen dat we niet moeten gaan doen alsof hier een perfect wetsvoorstel ligt, alsof dit lerarenregister opeens alle problemen in het onderwijs gaat oplossen, inclusief het punt dat mevrouw Gerkens aanstipt. Dat is helemaal niet waar, maar het is wel een eerste aanzet, een professionaliseringsslag die hier wordt gemaakt en dat juichen wij toe.

Ik had het erover dat de beroepsgroep zich rekenschap moet geven van ontwikkelingen in het leraarsvak, van maatschappelijke ontwikkelingen en van wet- en regelgeving. Ik stelde de vraag of de minister het voorstel van de beroepsgroep klakkeloos overneemt in nadere regelgeving of dat er situaties denkbaar zijn waarin de beroepsgroep tekortschiet in dat geven van rekenschap. Zijn hier wellicht voorbeelden van?

Eerder vandaag is een petitie overhandigd aan de Eerste Kamer. Leraren In Actie, LIA, heeft een petitie in het leven geroepen tegen het lerarenregister. Wat vindt de staatssecretaris hier eigenlijk van? Wat vindt hij van de in de petitie aangedragen bezwaren tegen het lerarenregister? Wij van de PVV dragen het onderwijs en het beroep van leraar een zeer warm hart toe, maar van deze petitie begrijpen wij niet zo veel. Aangezien de petitie vandaag aan de Eerste Kamer is aangeboden, vind ik het wel zo fair om even in te gaan op enkele zaken die in de petitie worden aangehaald.

Zo zijn de ondertekenaars van mening dat het lerarenregister geen enkele oplossing biedt voor de huidige problemen in het onderwijs, zoals het tekort aan leraren. Ten eerste gaat dit wetsvoorstel, zoals al duidelijk is geworden, over veel meer dan alleen maar het register. Leraren krijgen meer erkenning en meer zeggenschap. Dat zou de leraren toch juist moeten aanspreken?

Ten tweede. Dat er een lerarentekort is, doet natuurlijk niets af aan het principe dat leraren simpelweg bevoegd behoren te zijn en hun bekwaamheid op orde behoren te houden, net zoals dat bij andere beroepen het geval is. Waarom zou er wat dat betreft voor het onderwijs een uitzonderingspositie moeten gelden? Of, zoals door de Algemene Onderwijsbond is geformuleerd: je vindt het als leraar toch niet prima om jaren niks aan bijscholing te doen omdat er een lerarentekort is? Exact!

Daarnaast zijn de ondertekenaars van de petitie van mening dat het register niet wordt georganiseerd en ingericht door de beroepsgroep zelf. Zoals ik al eerder zei, versterkt dit wetsvoorstel de positie van de leraar: meer erkenning, meer zeggenschap. Leraren zelf kunnen aangeven aan welke vorm van bijscholing zij behoefte hebben. Dit bezwaar snap ik dus niet helemaal. De leraren bepalen zelf welke cursussen, trainingen en scholingen voor hen nuttig zijn.

Kortom: wie verwacht dat dit wetsvoorstel een wondermiddel is — zoals ik al tegen mevrouw Gerkens zei — om alle problemen in het onderwijs op te lossen, komt bedrogen uit. Zoals gezegd: leraren krijgen meer erkenning en meer zeggenschap over hun beroep. Daarnaast worden bekwaamheid en bekwaamheidsonderhoud gestimuleerd. Daar kan toch niemand tegen zijn? Wij juichen dat zeer toe.