T02705

Toezegging Toezenden relevante statistieken wachttijd DNA-afgifte (34.775 VI)



De Minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Backer en Van Bijsterveld, toe de brief over een nieuw bekostigingssysteem voor het Openbaar Ministerie, zoals toegezonden aan de Tweede Kamer, ook naar de Eerste Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T02705
Status voldaan
Datum toezegging 19 februari 2019
Deadline 1 juli 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie en Veiligheid
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
prof. dr. S.C. van Bijsterveld (CDA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen bekostiging
bekostigingssystematiek
financiering
financieringssystematiek
openbaar ministerie
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2018 (34.775 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 19, item 9, p. 7

De heer Backer:

Dan over het OM. Ik kijk voor dat punt in het bijzonder naar minister Grapperhaus. Begrijp ik nu goed dat de OM-financiering op het punt staat dezelfde afslag te nemen als indertijd bij de zittende magistratuur? In de Tweede Kamer is hier ook over gesproken en is de motie-Van Dam aangenomen. Bezint eer gij begint. Ik ben heel benieuwd: wat zijn de voornemens en wat is waar? Of is dit allemaal maar een gerucht?

Handelingen I 2018-2019, nr. 19, item 9, p. 18

Mevrouw Van Bijsterveld:

Is de minister bereid om de financieringsstructuur bij OM en rechterlijke macht te herzien? Zo ja, op wat voor termijn denkt de minister dit in orde te krijgen? En vervolgens: wordt die financiering dan ook vanuit de input berekend? De Tegenlichtgroep schilderde al een beeld van de tijd die nu beschikbaar is voor uiteenlopende typen zaken. Daarmee kun je toch moeilijk serieuze rechtspraak bieden? Hoe staat de minister verder tegenover het meer inschakelen van gespecialiseerde advocaten als rechter- of raadsheerplaatsvervanger? Hoe denkt de minister de discussie over het weren van futiele en hopeloze zaken te gaan voeren? En ook belangrijk: grootschalige, kostbare, bijzondere projecten zouden in de toekomst niet meer ten laste van de reguliere begroting moeten komen. Kan de minister dit ook toezeggen?

Handelingen I 2018-2019, nr. 19, item 11, p. 6

Minister Grapperhaus:

[…]

Voorzitter. De heer Backer en mevrouw Van Bijsterveld vroegen allebei nog iets over de financiering van het Openbaar Ministerie. De bekostiging was tot voor kort volledig een zogenaamde lumpsumbekostiging. Zowel vanuit het ministerie als vanuit het OM is er eertijds de wens geuit om de bekostiging transparanter te maken en beter te laten aansluiten bij de prestaties van het OM. Ook de Algemene Rekenkamer heeft daar, vanuit een andere invalshoek, in het verleden over geadviseerd in een rapport over de prestaties van de strafrechtketen. Die stelde dat het bekostigingssysteem van de rechtspraak en het OM niet goed op elkaar aansloten. De afgelopen jaren is er in goed overleg hard gewerkt aan een nieuw bekostigingssysteem. Ik wil hier benadrukken dat daarbij nadrukkelijk is gekeken naar de lessen die zijn geleerd van het bekostigingssysteem van de rechtspraak.

Punt één: er is rekening mee gehouden dat het OM werkzaamheden verricht die niet altijd tot een strafzaak leiden. Dat wordt in de bekostiging heel duidelijk meegenomen. Twee: er is ook rekening mee gehouden dat bepaalde kostensoorten, zoals ICT, huisvesting en dergelijke voor de kortere termijn een relatief vast karakter hebben en dat je die dus vast moet opnemen. Het systeem, zoals daar nu mee wordt gewerkt, is dat er eerst een proefjaar is. Vanaf volgend jaar worden de prijzen telkens per drie jaar vastgesteld. Volgens dat systeem is een basis van 50% vast en daarboven wordt er in vier categorieën van zaken gewerkt met een vergoedingssysteem. Dat systeem is, zo zeg ik er eerlijk bij, overigens door mij ook besproken met de Tweede Kamer, want ook in de Tweede Kamer kwamen de fracties van CDA en D66 — dat zal toeval zijn geweest — met soortgelijke vragen. Die aanpassing komt dus niet van mijzelf. Maar we gaan dat dus doen. Ik heb de Tweede Kamer daar eind vorig jaar in een brief over geïnformeerd. Ik ben bereid die brief, voor zover die nog niet bekend is, aan uw Kamer te doen toekomen. Ik zeg bij dezen toe dat ik hem stuur. Dat kan nooit kwaad.


Brondocumenten


Historie