Dit wetsvoorstel regelt de uitvoering van EU-Verordening 2017/1939 over de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) in Nederlandse regelgeving. Het EOM is bevoegd om strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden te onderzoeken, te vervolgen en voor de nationale rechter te brengen. Het gaat hierbij om fraude met EU-subsidies, invoerrechten en omzetbelasting.
Het EOM is een orgaan van de Europese Unie en deelt zijn bevoegdheid met de lidstaten. Dat wil zeggen dat indien zich een zaak voordoet binnen het bevoegdheidsterrein van het EOM, zowel het EOM als de nationale vervolgingsinstanties (in geval van Nederland: het openbaar ministerie) bevoegd zijn die zaak te onderzoeken en vervolging in te stellen. Het EOM heeft hierbij wel een voorrangsrecht, doordat het kan besluiten een EU-fraudezaak die binnen de gedeelde bevoegdheid valt aan zich te trekken teneinde die zaak te onderzoeken en te vervolgen. Uitgangspunt is dat het EOM samenwerkt met de nationale autoriteiten en gebruik maakt van de nationale structuren en wettelijke bevoegdheden.
De opsporing van zaken die binnen de bevoegdheid van het EOM vallen behoort in Nederland tot de taak van de bijzondere opsporingsdiensten. Voor Nederland zullen in de eerste plaats de FIOD en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) het EOM ondersteunen. De hoofdofficier van het functioneel parket moet zorgen dat de Europese aanklagers hun EOM-taken kunnen uitoefenen. Het EOM maakt geen deel uit van de Nederlandse rechterlijke organisatie.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK, A) is op 13 oktober 2020 aangenomen door de Tweede Kamer.
Voor: PvdA, GroenLinks, 50PLUS, DENK, D66, VVD, CDA en ChristenUnie.
Tegen: PVV, SP, PvdD, SGP, FVD, Krol, Van Kooten-Arissen en Van Haga.
De plenaire behandeling door de Eerste Kamer vond plaats op 9 maart 2021.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 16 maart 2021 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen.
Voor: CDA, VVD, GroenLinks, PvdA, OSF, D66 en ChristenUnie.
Tegen: SGP, Fractie-Nanninga, FVD, Fractie-Otten, SP, 50PLUS, PVV en PvdD.
Tijdens deze behandeling is de motie-Van Hattem (PVV) c.s. over een exit-strategie om uit het Europees Openbaar Ministerie te kunnen treden (EK, G) ingediend. De motie is op 16 maart 2021 na stemming bij zitten en opstaan verworpen. CDA, VVD, GroenLinks, PvdA, OSF, D66 en ChristenUnie stemden tegen.
ingediend
2 april 2020titel
Aanpassing van enkele wetten ter uitvoering van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PbEU 2017, L 283) (Invoeringswet EOM)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
16