Dit verzamelwetsvoorstel bevat tijdelijke voorzieningen op het terrein van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), en tot wijziging van enkele wetten op het terrein van het ministerie van OCW, het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), het ministerie van JenV en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Hiermee wil de regering zorgen dat de verspreiding van COVID-19 wordt bestreden en dat de impact van dit virus zo beperkt mogelijk blijft.
Eerdere wetsvoorstellen (35.434, 35.449 (R2147) en 35.457) bevatten spoedvoorzieningen en wetswijzigingen om dit te realiseren. Dit wetsvoorstel bevat een aantal aanvullende spoedvoorzieningen en wetswijzigingen. Het betreft de volgende onderwerpen:
Op het beleidsterrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:
-
-het mogelijk maken van de inschrijving van studenten voor het hoger onderwijs die als gevolg van COVID-19 niet aan alle vooropleidings- of toelatingseisen voldoen op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW);
-
-de beoordeling van leerresultaten in verband met ontbreken van eindtoetsen in 2020 op grond van de Wet op het primair onderwijs (WPO);
-
-het verlengen van de bevoegdheidstermijn in de WPO en de Wet op de expertisecentra (WEC), opdat leraren in opleiding tot leraar zintuiglijke en lichamelijke oefening tijdens hun opleiding niet onbevoegd bewegingsonderwijs hoeven te verzorgen;
-
-de verruiming van de samenloop lenen en subsidie op grond van de Erfgoedwet; en
-
-een grondslag in Wet studiefinanciering 2000 voor tegemoetkoming vanwege studievertraging aan laatstejaars studenten van erkende mbo-bol en mbo-bblopleidingen, en geaccrediteerde associate degree-, bachelor- en masteropleidingen.
-
-Op het beleidsterrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat:
-
-wijziging om de omwisselingstermijn voor buitenlandse rijbewijzen te verlengen.
Op het beleidsterrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid:
-
-een tijdelijke wijziging van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen;
-
-een tijdelijke verhoging van de leeftijdsgrens van rechter-plaatsvervangers; en
-
-een tijdelijke voorziening om ook voor tuchtrechters voorzieningen te treffen die al voor gewone rechters waren getroffen.
Op het beleidsterrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport:
-
-een wijziging van de Wet medische hulpmiddelen in verband met het later van toepassing worden van EU-regelgeving met betrekking tot de interne markt voor medische hulpmiddelen ten gevolge van de uitbraak van COVID-19.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK, A) is op 2 juli 2020 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 7 juli 2020 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
17 juni 2020titel
Tijdelijke voorzieningen op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, en tot wijziging van enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Tweede Verzamelspoedwet COVID-19)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- minister voor Rechtsbescherming
inwerkingtreding
Inwerkingtreding en verval hoofdstuk 1
-
1.Hoofdstuk 1 van deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van de artikelen 1.2, tweede lid, en 1.4, die in werking treden met ingang van 1 augustus 2020.
-
2.Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 augustus 2020, treden de artikelen 1.2, tweede lid, en 1.4 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werken deze artikelen terug tot en met 1 augustus 2020.
-
3.De artikelen 1.1 tot en met 1.3 vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Inwerkingtreding hoofdstukken 2 en 4
Hoofdstukken 2 en 4 van deze wet treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij wordt geplaatst.
Inwerkingtreding en verval hoofdstuk 3
-
1.Hoofdstuk 3 van deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
-
2.In het koninklijk besluit kan worden bepaald dat de artikelen van hoofdstuk 3 of onderdelen daarvan, terugwerken tot en met [datum indiening wetsvoorstel].
-
3.In afwijking van het eerste lid treedt artikel 3.2 in werking met ingang van 1 december 2020, met dien verstande dat bij koninklijk besluit een eerder tijdstip kan worden bepaald waarop dit artikel in werking treedt, dan wel een later tijdstip dat steeds ten hoogste twee maanden later ligt dan het eerder geldende tijdstip.
-
4.Artikel 3.3 vervalt drie jaar na de inwerkingtreding daarvan. Het tijdstip waarop dit artikel vervalt kan bij koninklijk besluit worden bepaald op een ander tijdstip, met dien verstande dat dit tijdstip steeds ten hoogste twee maanden na het tijdstip ligt waarop dit artikel zou vervallen.
-
5.Artikel 3.4 vervalt op 1 september 2020. Het tijdstip waarop dit artikel vervalt kan bij koninklijk besluit worden bepaald op een ander tijdstip, met dien verstande dat dit tijdstip steeds ten hoogste twee maanden na het tijdstip ligt waarop dit artikel zou vervallen.
-
6.De voordracht voor een krachtens het vierde en vijfde lid vast te stellen koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan een week nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.
13