Dit wetsvoorstel implementeert het kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel (EAB) en de procedures van overlevering tussen de lidstaten opnieuw in de Overleveringswet. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie is gebleken dat onderdelen van de Overleveringswet niet verenigbaar zijn met de door het Hof gegeven uitleg aan bepalingen van het kaderbesluit EAB.
Met dit voorstel vindt een herimplementatie van het kaderbesluit EAB plaats. Ook is op twee punten uitvoering gegeven aan aanbevelingen op EU-niveau, waaraan in de praktijk ook behoefte bleek te bestaan.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK, A) is op 11 februari 2021 aangenomen door de Tweede Kamer.
Voor: SP, PvdA, Krol, GroenLinks, PvdD, 50PLUS, Van Kooten-Arissen, DENK, D66, VVD, SGP, CDA en de ChristenUnie.
Tegen: PVV.
Afwezig: FVD.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 2 maart 2021 als hamerstuk afgedaan. De fractie van de PVV is daarbij aantekening verleend.
ingediend
16 juli 2020titel
Herimplementatie van onderdelen van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (wijziging van de Overleveringswet)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister voor Rechtsbescherming
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
3 december 2020
verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) op 2 december 2020 TK 32.317 / 22.112 / 35.535 / 29.279, 662 -
-
-
-
-
-