Verslag van de vergadering van 9 februari 2021 (2020/2021 nr. 23)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.04 uur
De heer Rombouts i (CDA):
Voorzitter. Toon mij uw boekenkast, dan zal ik u zeggen wie u bent. Toon mij uw Grondwet, dan zal ik zeggen in welk land u woont. Na vandaag — of beter: na de stemming over dit initiatiefvoorstel op 23 februari — kunnen wij nog iets trotser zijn op het land waarin we mogen wonen. Een land waarin geen onderscheid gemaakt mag worden tussen mensen, waar iedereen gelijk behandeld behoort te worden en waar niet gediscrimineerd mag worden, niet naar levensovertuiging, niet naar politieke gezindheid en niet naar ras of geslacht. Over twee weken is ook expliciet vastgelegd dat er niet meer gediscrimineerd mag worden naar handicap of seksuele gerichtheid.
De CDA-fractie zal van harte instemmen met dit initiatiefvoorstel om ook deze twee laatste non-discriminatiegronden expliciet in artikel 1 van onze Grondwet te verankeren. We zijn met de initiatiefnemers van oordeel dat de noodzaak om deze gronden op te nemen voldoende vaststaat en dat de discussie over het al dan niet opnemen ervan voldoende is uitgekristalliseerd. Er bestaat groot maatschappelijk draagvlak. Dat is medio vorig jaar politiek bevestigd door een zeer ruime meerderheid van de Tweede Kamer. Het voorstel is "constitutioneel rijp", om met de woorden van de minister te spreken, rijp om in onze constitutie vastgelegd te worden.
Berichten uit andere lidstaten van de Europese Unie, zoals Polen en Hongarije, laten zien dat de geesten er daar nog niet rijp voor zijn. Dit zegt iets over de staat van de rechtsstaat daar. Er is daar dus werk aan de winkel voor de Europese Commissie, maar ook voor ons, om de politieke leiders in deze landen, waarmee wij zo verbonden zijn en waar wij zo intensief mee samenwerken, op andere gedachten te brengen. Hierover hebben wij in dit huis, bij de Staat van de rechtsstaat, al vaker gesproken. We zullen er in de toekomst ook nog vaker over moeten spreken, helaas. Want de afbrokkeling van de rechtsstaat in een land als Polen, de schendingen van de rule of law in Hongarije of de niet-naleving van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in diverse lidstaten van de Europese Unie raken ons minstens indirect en niet zelden ook direct. Voorlopig moeten we het doen met de constatering dat de tekst van de Grondwet in deze landen ons zegt welk land Polen of Hongarije wil zijn, althans onder het huidige regime. Laten we hopen dat de volgende generatie politieke leiders in deze landen ons een andere grondwetstekst kan tonen, niet alleen voor ons Nederlanders maar vooral ook voor alle Polen en Hongaren.
Meneer de voorzitter. Expliciete vermelding in artikel 1 van de Grondwet zorgt ervoor dat burgers die het betreft beter beschermd worden tegen inbreuken of potentiële inbreuken door de wetgever. Ook in het maatschappelijk verkeer zullen zij zich beter beschermd voelen. Ten slotte zal de rechtsbescherming door de rechter er per saldo op vooruitgaan. Hierop hebben belangengroeperingen dan ook al langer aangedrongen, en ook deskundigen en gezaghebbende instellingen hebben hier eerder op gewezen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau spreekt van "de wenselijkheid van constitutionele erkenning".
Meneer de voorzitter. De CDA-fractie bedankt de initiatiefnemers voor hun inzet en misschien nog wel meer voor hun volharding. Het originele voorstel van de toenmalige Tweede Kamerleden Van der Ham, Azough en Timmer stamt immers al uit 2010. Talent leidt, mits gecombineerd met volharding, tot succes. Maar u en ik weten dat de leer vaak sterker is dan het leven en dat geschreven regels om opvolging vragen. Zelfs grondwetsregels blijken dan niet altijd zaligmakend. Wij weten dat de bescherming tegen discriminatie op papier vaak goed geregeld lijkt te zijn, maar dat er sterke aanwijzingen zijn dat discriminatie nog altijd een groot en urgent probleem is. Dat is de reden waarom deze Kamer vanmiddag, op voorstel van de commissie-Ganzevoort, gaat besluiten tot een parlementair onderzoek naar — ik citeer — "de oorzaken van en de mogelijke oplossingen voor de geconstateerde kloof tussen de wet op papier en de wet in de praktijk als het gaat om discriminatie." Dit onderzoek richt zich dus op de rol die het parlement kan spelen in het wetgevingsproces en in de controle van het beleid van de regering.
Meneer de voorzitter. Er is meer nodig. We zien nog te vaak dat mensen uit de lhbti-gemeenschap niet veilig over straat kunnen of durven gaan, simpelweg om wie ze zijn. De meldingen van geweld op straat tegen lhbti'ers neemt de laatste jaren, zo is geconstateerd, niet af. Dat is onacceptabel en moet hard worden aangepakt. Daarom zou ik aan deze minister willen vragen of zij het met de CDA-fractie eens is dat geweld tegen lhbti'ers zwaarder gestraft moet worden en dat er misschien aanleiding is om een nationaal coördinator als een soort buitenboordmotor een jaar lang de opdracht te geven om de aanpak van geweld tegen en de bedreiging en discriminatie van lhbti'ers in kaart te brengen en voorstellen te doen voor hoe dit al te lang voortwoekerende kwaad fors teruggedrongen kan worden. Daarbij denken wij niet alleen aan repressieve maatregelen, maar ook aan preventie door bijvoorbeeld publiekscampagnes en voorlichting in het onderwijs.
Want, meneer de voorzitter, pas dan kunnen wij met trots de tekst van onze Grondwet aan anderen laten zien.
De heer Dittrich i (D66):
Graag stel ik een vraag aan de heer Rombouts over de coördinator die het CDA vlak voor de verkiezingen voorstelt. Ik heb gezien dat toen er in de Tweede Kamer voorstellen werden gedaan om discriminatierechercheurs in te stellen die specifiek naar dit type discriminatie zouden gaan kijken, het CDA daartegen heeft gestemd. Waarom?
De heer Rombouts (CDA):
Ik zou het niet weten, maar ik zeg wat mijn fractie ervan vindt. Ik heb natuurlijk ook kennisgenomen van wat onze nieuwe voorman de afgelopen week in het lijsttrekkersdebat bij het COC erover heeft gezegd. Op een punt waarover we eigenlijk niet van mening verschillen, u en ik, zou ik u een tegenvraag willen stellen, meneer Dittrich. Waarom zou u tegen dit idee stemmen?
De heer Dittrich (D66):
Het idee van een coördinator spreekt mij niet aan omdat hij allerlei dingen moet onderzoeken die al onderzocht zijn. Maatschappelijke organisaties vragen al jarenlang om extra activiteiten, om bijvoorbeeld Roze in Blauw van de politie niet alleen op vrijwillige basis te organiseren maar robuuster te maken: geld erbij, serieus nemen binnen de politieorganisatie. Dat zijn allerlei voorstellen die al in de Tweede Kamer zijn gedaan, maar waar het CDA tegen was. Een coördinator die weer eens iets gaat onderzoeken vind ik dus eigenlijk een beetje het paard achter de wagen spannen. We moeten vooruit.
De heer Rombouts (CDA):
Mag ik de heer Dittrich vragen om nog even te blijven staan? Ik heb het woord "onderzoek" niet in de mond genomen. Ik heb het gehad over een nationaal coördinator om in woordgebruik misschien gelijk op te trekken met mijn lijsttrekker. Maar ik heb er zelf aan toegevoegd: als een soort buitenboordmotor. Mij maakt het niet uit hoe hij heet, als wij maar met elkaar het initiatief nemen om de handhaving van de regels die wij hier vandaag stellen met meer kracht en meer vaart — vandaar die buitenboordmotor — aan te pakken. Daar zijn we het toch wel over eens?
De voorzitter:
Tot slot de heer Dittrich.
De heer Dittrich (D66):
Laten we het zo zeggen: waar wij het over eens zijn, is dat de wet- en regelgeving die we hebben goed moet worden toegepast ter bescherming van degenen die gediscrimineerd worden. Maar er is nog veel meer nodig. Ik hoop bijvoorbeeld dat we het CDA bereid vinden om in het onderwijs een acceptatieplicht voor scholen mogelijk te maken. Jonge lhbti'ers worden door scholen geweigerd omdat hun ouders zo'n verklaring niet tekenen. Ik hoop dat ook het CDA zegt: dat moeten we niet willen, daar moeten we vanaf.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot en dan vervolgt u uw betoog.
De heer Rombouts (CDA):
Ik was klaar voorzitter.
De voorzitter:
Als er nog meer interrupties zijn, doen we dat na de lunchpauze.
De heer Rombouts (CDA):
Ik zal nog reageren op de heer Dittrich. Volgens mij zijn we het veel meer eens dan we proberen uit te drukken. Ik heb in elk geval nu drie keer gezegd dat we het volgens mij behoorlijk eens zijn. We hebben ook samengewerkt in de tijdelijke commissie antidiscriminatie en dan met name aan de opdracht zoals die hier vanmiddag definitief wordt afgesproken: het verschil tussen wetgeving en praktijk. Als lid van deze commissie heb ik met name daarop aangedrongen. Wij kunnen wel kijken hoe we de wetgeving en de grondwetregels nog beter en nog effectiever maken, maar het hangt vooral af van hoe mensen erop reageren, en daar richt onze fractie zich op als ze pleit voor meer handhavingscapaciteit. Een buitenboordmotor kan dan helpen om dat in het onderwijs, bij de politie en elders te bewerkstelligen.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Dittrich (D66):
Ik vroeg u naar de acceptatieplicht van scholen. Daar geeft u helemaal geen antwoord op.
De voorzitter:
Even een punt van orde, meneer Rombouts. Hoeveel tijd heeft u nog nodig?
De heer Rombouts (CDA):
Helemaal niks.
De voorzitter:
U was aan het eind van uw inbreng? Dan het antwoord op de vraag van de heer Dittrich.
De heer Rombouts (CDA):
Daar kom ik in tweede termijn op terug.
De voorzitter:
De heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Het zou bijna een punt van orde geweest zijn, omdat ik begreep dat u zei: verdere interrupties na de pauze. Maar dan komen we zo ver af van datgene wat zojuist is betoogd door de heer Dittrich …
De voorzitter:
Gaat uw gang.
De heer Schalk (SGP):
Ik wil toch even genoemd hebben dat de verklaringen waar hij op duidde niet bestaan, zo is geconstateerd na het debat in de Tweede Kamer. Verklaringen die de acceptatieplicht op een verkeerde manier zouden beïnvloeden, zijn er dus niet.
De heer Rombouts (CDA):
Volgens mij heeft de heer Schalk voor mij antwoord gegeven aan de heer Dittrich.
De voorzitter:
Dan schors ik de beraadslaging en de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur.
De beraadslaging wordt geschorst.