Plenair Dittrich bij behandeling Samenvoegingen van gemeenten



Verslag van de vergadering van 6 juli 2021 (2020/2021 nr. 44)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.14 uur


De heer Dittrich i (D66):

Voorzitter. Van Aristoteles is de stelling afkomstig: "Het geheel is groter dan de som der delen." Aristoteles leefde ongeveer 350 jaar voor Christus, maar zijn leerstellingen zijn in de eenentwintigste eeuw na Christus nog steeds actueel.

"Het geheel is meer dan de som der delen" is van toepassing op de samenvoegingen van gemeenten die we vandaag bespreken. Maar waarom is er eigenlijk behoefte om gemeentegrenzen te verleggen, zodat zelfstandige gemeenten worden samengevoegd tot een groter geheel?

Fysieke grenzen verliezen aan betekenis door verhoogde mobiliteit — we zijn in de loop der jaren van trekschuit naar auto gegaan — maar ook door informatietechnologie. We zijn van de geschreven brief en de postbode naar de computer en social media overgestapt. Wat aan de andere kant van de wereld gebeurt, zien we op hetzelfde moment op ons beeldscherm.

Dan identiteitsverbreding. Doordat we onze horizon verbreden, verbreedt ook de behoefte om ons met andere verbanden te verenigen. Waar we ons eerst met de dorpskern vereenzelvigden, is het nu makkelijker ons ook verbonden te voelen met andere verbanden, zoals de regio, de nationale staat of Europa.

Maar uiteraard spelen, naast schaalvergroting, ook andere factoren een rol. De samenleving wordt steeds complexer. Het inwonertal van Nederland neemt toe. De rijksoverheid hevelt taken over naar de gemeenten en dat gaat niet altijd gepaard met voldoende budget. Mensen zijn mondiger geworden en verlangen naar een adequate serviceverlening door hun gemeente. De menselijke maat en de afstand burger-bestuur blijven daarbij relevant. Dat vergt meer van de ambtenaren qua professionaliteit. Specialistische kennis is niet altijd meer voorhanden. Bestuurskracht — daar is het woord — is van belang. In de praktijk zie je dat gemeenten in dezelfde regio daardoor meer met elkaar gaan samenwerken. De stap naar samenvoeging van kleinere zelfstandige gemeenten is daardoor logisch.

Wat D66 betreft moet dat proces wel aan een aantal randvoorwaarden voldoen. Er moeten steekhoudende argumenten zijn voor de samenvoeging en er moet draagvlak voor de samenvoeging zijn bij de verschillende gemeenten. Dan bedoel ik draagvlak in de zin van maatschappelijk begrip voor de samenvoeging. De inwoners van de diverse kernen moeten het willen. Maar er moet ook bestuurlijk draagvlak zijn. De bestuurders van de betreffende gemeente moeten de meerwaarde van het samengaan inzien en ernaar willen handelen. Dat geldt eigenlijk ook voor de regio en het provinciaal bestuur. Daarnaast moet er samenhang zijn tussen de verschillende delen, een logica van de synergie. Er moet ook sprake zijn van duurzaamheid in de zin dat een nieuw te vormen gemeente zich gedurende lange tijd als nieuwe gemeente kan manifesteren zonder dat deze op korte termijn opnieuw in een herindeling wordt betrokken.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik hoor de heer Dittrich van D66 enkele uitgangspunten van het beleidskader herindeling opnoemen, die toevallig wel aansluiten bij wat D66 blijkbaar belangrijk vindt.

De heer Dittrich (D66):

Ja. Klopt.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik hoor de heer Dittrich dus ook zeggen: maatschappelijk draagvlak is belangrijk en de mening van de inwoners moet er ook in betrokken worden. Kan de heer Dittrich dan ook aangeven in hoeverre hij het van belang vindt dat er ook lokaal volksraadplegingen, referenda, worden gehouden om de mening van de bevolking ook serieus mee te nemen in het proces?

De heer Dittrich (D66):

Ja, die vraag had ik natuurlijk verwacht. Die ga ik zo meteen behandelen wanneer ik daaraan toe ben in mijn betoog. Als u nog even geduld hebt, krijgt u dus een antwoord op uw vraag.

De heer Van Hattem (PVV):

Dan zal ik geduldig afwachten en wanneer nodig weer naar voren komen.

De heer Dittrich (D66):

Ja, daar vertrouw ik wel op.

Uiteraard is het zo dat bij een samenvoeging van verschillende gemeenten of kernen tot een groter geheel niet iedereen op dezelfde lijn zit. Ondanks dat verschillende gemeenteraden of kernen zich voor samenvoeging hebben uitgesproken en er soms zelfs een volksraadpleging is gehouden, bijvoorbeeld in Grave, zullen er natuurlijk altijd tegenstanders zijn en blijven. Dan vind ik het belangrijk om te kijken waar die tegenstand hem dan in zit. Vaak heeft het verzet van een minderheid tegen de samenvoeging te maken met het proces. Men voelde zich niet serieus genomen, niet goed gehoord, er was niet goed gecommuniceerd, er was wantrouwen tegen de overheid. Onvrede over het proces kan zich vertalen in tegenstand tegen de herindeling.

Uiteraard zijn er ook bezwaren tegen bepaalde samenvoegingen die op inhoudelijke gronden zijn gebaseerd. Sommige bewoners willen liever bij een andere gemeente horen dan waartoe de meerderheid heeft besloten. Zo is een deel van de bevolking van Schaijk tegen de herindeling bij de nieuwe gemeente Maashorst. Men wil liever bij Oss horen. Ik heb de petities en de onderliggende stukken die de actiegroep ons stuurde, bekeken. Vanmorgen hebben we van een deel van de bewoners van Schaijk een petitie ontvangen. Ik heb haar hier meegenomen en laat haar even aan de minister zien. "Schaijk wil bij Oss horen." Een deel van de bewoners staat dat echt voor.

Hoe moeten wij daar als Eerste Kamer nou mee omgaan? In dit soort situaties met botsende meningen zie ik onze rol als Eerste Kamer wat meer op afstand, wat terughoudend. Hier geldt eigenlijk het subsidiariteitsbeginsel: lokaal wat lokaal kan en landelijk wat echt landelijk moet. In Den Haag moeten we niet willen bepalen wat met een dorpskern moet gebeuren. Als de voorgestelde samenvoegingen van onderop voldoen aan de zojuist door mij genoemde criteria, als de meerwaarde van het samenvoegen der delen duidelijk is, als het wetsvoorstel juridisch goed in elkaar zit, uitvoerbaar is, dan is de fractie van D66 in de Eerste Kamer in beginsel met de voorgestelde samenvoeging akkoord.

Dan wil ik nu overgaan tot het inhoudelijk bespreken van de diverse voorliggende wetsvoorstellen.

De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):

Ik hoor de heer Dittrich zeggen dat we in de Kamer niet moeten bepalen wat er zou moeten gebeuren met een kern. Ik ben blij dat hij onderschrijft dat het een faux pas is dat ze dat aan de overkant wel wilden doen. Bent u dan niet van mening dat we wel het volgende zouden kunnen doen? Als er in zo'n kern blijkbaar veel discussie is, als het zo leeft, zouden we moeten zeggen: wij willen er niet over gaan, maar we willen dat u er zelf over gaat en entameren het referendum. Zo bepalen niet wij, maar zij in die kern wat zij willen. Dat is toch prachtig?

De heer Dittrich (D66):

Meneer Van der Linden, wat ik in uw bijdrage en in uw interruptie gemist heb, is dat er op lokaal niveau — als we het hebben over Schaijk — ontzettend veel is gebeurd. Wellicht is dat proces niet vlekkeloos verlopen, maar er zijn twee gemeenteraadsverkiezingen geweest. Partijen hebben in hun verkiezingsprogramma gezegd: Schaijk moet bij Uden. Mensen hebben op die partijen gestemd. Er is een debat geweest in de gemeenteraden. De gemeenteraden van beide gemeenten hebben in meerderheid besloten dat ze deze koers gaan varen. Er is dus aandacht voor geweest. U noemde ook huiskamerbijeenkomsten, een festival, noem maar op. Op lokaal niveau is er dus aandacht voor geweest. Als dat allemaal zo is gebeurd, dan is de vraag: moeten wij dan in de Eerste Kamer daar een streep door zetten en alles weer terugsturen, terwijl er een proces van jaren aan vooraf is gegaan? Ik hoorde u zeggen dat het, geloof ik, in 2013 begon. Ik denk dat dit niet onze rol zou moeten zijn; althans zo ziet D66 dat.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik heb er kennis van genomen dat het op die manier is gelopen, maar na al die processen die zijn doorlopen, is er nog steeds weerstand. Er wordt betwist of de zaken die hebben plaatsgevonden, redelijk zijn gegaan. Zouden we dan juist niet moeten zeggen dat het referendum het sluitstuk moet zijn? Uit het referendum kan ook komen dat de meerderheid zegt dat Schaijk bij Uden moet gaan. Het zou dan toch een prachtig sluitstuk zijn? Dit voorbeeld hebben we ook gezien in Grave. Waarom zouden we niet zeggen dat het referendum een bevestiging kan zijn als sluitstuk op dat jarenlange proces?

De heer Dittrich (D66):

Ik vind dat hier juist het subsidiariteitsbeginsel hoort te gelden. Laat dat dan op lokaal, misschien regionaal, niveau plaatsvinden. Wij staan hier in de Eerste Kamer in Den Haag helemaal aan het eind van de rit. Dan zouden wij er hier een streep door moeten halen en moeten zeggen: hup, terug naar de tekentafel; doe het maar opnieuw. Ik denk dat dit niet de goede weg is. In andere debatten hoor ik de heer Van der Linden, en met name de heer Van Hattem, altijd zeggen: "Wie denken wij wel dat we zijn in Den Haag? Dat moeten ze op lokaal niveau bespreken". Maar als het uitkomt, dan is het ineens omgedraaid. Nee, zo werkt het niet.

De heer Van Hattem (PVV):

Het wie-denken-we-wel-dat-we-zijn-in-Den-Haagargument wordt vooral door de heer Dittrich van D66 gebruikt. Hij noemt allerlei voorbeelden van lokale besluitvorming, om aan te geven waarom het proces wel goed zou zijn. Daar zijn juist heel veel vraagtekens bij te zetten. De reden waarom mensen op een bepaalde lokale partij hebben gestemd, kan ook met heel andere zaken te maken hebben. In Reek ging het bijvoorbeeld ook over de vestiging van een ALDI-supermarkt, om maar een heel triviaal voorbeeld te noemen dat de doorslag kan hebben gegeven voor een stem, in plaats van alleen het argument van de herindeling. Door deze lokale partijen werd overigens een referendum over de herindeling in het vooruitzicht gesteld. Die discussie is dus veel fijnmaziger, dan: ja, er is een meerderheid voor in de gemeenteraad. Dus gelet op die aspecten, zou de heer Dittrich van D66 dan niet moeten zeggen dat we toch moeten kijken naar de ultieme lakmoesproef, namelijk het houden van een volksraadpleging?

De heer Dittrich (D66):

Meneer Van Hattem, mag ik u vragen of u lid bent van een gemeenteraad?

De voorzitter:

We gaan hier geen wederzijds kruisverhoor houden.

De heer Dittrich (D66):

Het is geen kruisverhoor. Het is een informatieve vraag. Het antwoord heb ik nodig voor mijn antwoord.

De voorzitter:

Meneer Dittrich, meneer Van Hattem stelt u een vraag. Het is de bedoeling dat u daar antwoord op geeft, waarna u uw betoog weer hervat. Ik vrees dat ik de heer Van Hattem er niet van kan weerhouden om nu toch te antwoorden.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik denk dat de heer Dittrich het antwoord al weet. Ik ben lid van de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch. Het zal niet de eerste keer zijn dat ik het hier heb verteld. Als ik er dan toch een reactie op moet geven, zeg ik het volgende. Er worden hier argumenten aangedragen, waarbij door D66 invulling wordt gegeven aan de lokale besluitvorming. Er wordt gezegd dat een zorgvuldig proces is doorlopen. Door de heer Dittrich wordt echter ook gesproken over een minderheid die zich blijft verzetten. Waar is die minderheid dan op gebaseerd?

De voorzitter:

Maar goed, u had een vraag.

De heer Dittrich (D66):

Nu legt u mij woorden in de mond die ik niet heb gezegd. Ik ben blij om te horen dat u lid bent van een gemeenteraad. U zou het namelijk niet accepteren als ik hier zou zeggen: terwijl de gemeenteraad van Den Bosch iets heeft besloten, gaan wij vanuit Den Haag beslissen dat het toch anders moet zijn. Dat zou u ook niet willen. Dan bent u de eerste die bij de interruptiemicrofoon gaat staan om te zeggen: "Wat denken we wel? Dat kunnen we lokaal wel af". Zo vind ik dat we ook naar deze situatie moeten kijken. Niemand zegt hier dat het een heel zorgvuldig proces is geweest. Ik heb net gezegd dat het niet vlekkeloos is verlopen. Er zijn natuurlijk altijd haperingen in zo'n proces, maar we hebben het wel over een proces vanaf 2013. Daar zijn keer op keer gesprekken geweest. We weten dat ongeveer 830 mensen een petitie hebben ondertekend.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dittrich. Meneer Van Hattem, tot slot.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik was wel benieuwd wat de heer Dittrich van het referendum zou vinden. Daar ging het uiteindelijk om. Ik zou het overigens prima vinden als er vanuit Den Haag een ingreep zou zijn om een windpark waartoe de gemeenteraad in Den Bosch had besloten, tegen te houden. Ik ben er dus niet a priori tegen.

De heer Dittrich (D66):

Dat bent u alleen als het u uitkomt.

De heer Van Hattem (PVV):

Het punt blijft dat de volksraadpleging de kern zou moeten zijn. Dat is ook altijd het kroonjuweel van D66 geweest.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Hattem (PVV):

Waar blijft dat? Dat is zeker de vraag als de heer Dittrich spreekt over minderheden en meerderheden, die hij veronderstelt.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Dittrich zijn toespraak hervat.

De heer Dittrich (D66):

Dank u wel, voorzitter. Voor D66 is het zo belangrijk dat er een rechtstreeks gekozen gemeenteraad is die de verkiezingsuitslagen in een raadsdebat evalueert. Dan besluiten vijf van de zes raadsfracties om op dezelfde voet verder te gaan. Ik vind dat je vanuit de Eerste Kamer heel zorgvuldig naar dat democratische proces op lokaal niveau moet kijken. Dat hebben wij gedaan en dan kom ik — voorzitter, ik ga door met mijn verhaal — tot de volgende beoordeling.

Wij zijn het eens met de samenvoeging van Heerhugowaard en Langedijk tot de nieuwe gemeente Dijk en Waard. Ik teken daarbij aan dat we erop vertrouwen dat er lokaal serieus gekeken wordt naar de bedenkingen van een deel van de bewoners van Sint Pancras en Koedijk-Noord, die meer op Alkmaar zijn georiënteerd.

Wij geven fiat aan de samenvoeging van Beemster en Purmerend. Onlangs hebben wij ook al gestemd voor de samenvoeging van Amsterdam en Weesp.

Wat betreft de nieuwe gemeente Land van Cuijk zeg ik het volgende. We zijn blij dat de minister een novelle heeft ingediend, zodat Grave tegelijk met de andere kernen meegenomen kan worden in de vorming van de nieuwe gemeente per 1 januari 2022.

Tot slot Landerd en Uden, die de gemeente Maashorst moeten worden. Het proces van de samenvoeging is niet vlekkeloos verlopen, met name wat betreft de kern Schaijk. Ik zei het al. Desalniettemin komt het voorstel tot samenvoeging van onderop. De bewoners van de kern Schaijk zijn verdeeld. De lokale bestuurders hebben aan de herindeling aandacht besteed over een periode van jaren. Dat gebeurde op verschillende manieren: met huiskamerbijeenkomsten, een festival en bij twee gemeenteraadsverkiezingen. Het onderwerp werd geagendeerd en uiteindelijk hebben de gemeenteraden gezegd: wij willen met Uden verder. We zien dus de voordelen van de samenvoeging en laten als medewetgever die voordelen zwaarder wegen dan de nadelen. Op een gegeven moment moet er aan een lange lokale discussie een einde worden gemaakt door een knoop door te hakken. Dat geeft duidelijkheid en hopelijk ook rust.

Dat brengt mij op het allerlaatste punt, namelijk het aangenomen amendement over een evaluatie van deze herindeling. De fractie van D66 in de Eerste Kamer vond dat geen verstandig amendement. Daardoor blijft namelijk boven de markt hangen dat Schaijk op termijn naar Oss gaat, terwijl het van belang is dat bijvoorbeeld het ambtelijk apparaat zich in de nieuwe gemeente gaat zetten. Het zou niet goed zijn als de nieuwe gemeente met de handrem erop gaat functioneren. Mijn vragen aan de minister zijn dus de volgende. Kan de minister nog eens uiteenzetten waarop die onafhankelijke evaluatie gaat toezien? Gelet op de petitie van bewoners, die de actiegroep Schaijk hoort bij Oss ons vanmorgen heeft aangeboden, zou ik ook van de minister willen horen hoe de bevolking van Schaijk bij de evaluatie wordt betrokken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dittrich. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Burg namens de fractie van de VVD.