Dit wetsvoorstel legt het college van burgemeester en wethouders de wettelijke taak op om casusoverleggen te organiseren waarin de aanpak van radicaliserende of geradicaliseerde personen wordt besproken. Hiermee wordt de gegevensuitwisseling tussen organisaties die betrokken worden bij een casus van een rechtsgrondslag voorzien. Zo wordt de bestaande praktijk van de persoonsgerichte aanpak radicalisering gecodificeerd, toekomstbestendig gemaakt en aangesloten op AVG-regelgeving.
Met dit wetsvoorstel wordt de zogenoemde ‘lokale aanpak’ die tot doel heeft radicalisering, extremisme en dreigingen te herkennen en daarop in te grijpen wettelijk vastgesteld. Wanneer signalen over mogelijke radicalisering bij politie en/of gemeenten binnenkomen, kunnen deze worden besproken in het casusoverleg. Het doel van dit overleg is het bereiken van een effectieve persoonsgerichte, integrale aanpak om radicalisering te voorkomen, verminderen en bestrijden. Als een persoonsgerichte, integrale benadering noodzakelijk is, wordt voor elke casus beoordeeld welke organisaties een taak hebben en betrokken moeten worden. Hierbij valt te denken aan onder andere het Openbaar Ministerie, de gemeente, reclasseringsinstellingen, de politie en de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast wordt beoordeeld welke organen of instanties relevante gegevens, waaronder ook persoonsgegevens, nodig hebben.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK, A) is op 2 april 2024 aangenomen door de Tweede Kamer.
Voor: SP, GroenLinks-PvdA, Volt, D66, NSC, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA, BBB, JA21 en PVV.
Tegen: DENK, PvdD en FVD.
Inbreng voor het tweede verslag door de Eerste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) vindt plaats op 15 oktober 2024.
ingediend
15 oktober 2022titel
Regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteitenschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
48