Plenair Otten bij behandeling van het conceptbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 7 maart 2023 (2022/2023 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.42 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Dank, voorzitter. Ik heb met veel belangstelling naar het uitgebreide betoog van hiervoor van mevrouw Fiers geluisterd. Het kwam misschien niet goed met haar Frans op school, maar er zat geen woord Frans bij haar betoog. Het was een heel duidelijk betoog, waar we ons voor een groot deel ook in konden vinden.

Voorzitter. Vandaag voeren we in de Eerste Kamer het zoveelste debat over de uitgestelde invoering van de onzalige Omgevingswet. De Omgevingswet: voor welk probleem is dit de oplossing? Met deze vraag begon ik mijn bijdrage in de Eerste Kamer op 28 januari 2020, inmiddels alweer ruim drie jaar geleden in onze geliefde oude zaal aan het Binnenhof, vlak voor de coronapandemie uitbrak. We zijn nu jaren verder, maar het antwoord op de vraag hebben we nog steeds niet gehoord van het kabinet. Met klinkende slogans over vereenvoudiging en efficiency wordt de Nederlandse burgers door het kabinet het zoveelste bureaucratische oor aangenaaid met deze voorgestelde Omgevingswet. 26 bestaande wetten worden in één Omgevingswet geïntegreerd. Een "integrale aanpak" noemt het kabinet dat. Alles wijst erop dat dit integratieproject gaat mislukken. Een bestuurlijke fata morgana: een wet die als een luchtspiegeling boven de markt hangt, maar ook een wet die oneindig wordt uitgesteld.

Voorzitter. De Omgevingswet brengt grote risico's met zich mee en creëert een stelsel waardoor het hoogst onzeker is of aan burgers, de overheid en de rechter voldoende houvast geboden wordt en of de rechtsbescherming uiteindelijk gelijkwaardig zal zijn aan het huidige niveau. Wij denken dat dat niet het geval zal zijn. We hebben ook al vaker gezegd, zoals de Amerikanen zeggen: if it ain't broke, don't fix it. De heer Verkerk zegt: je moet een oude fiets niet blijven oplappen. Maar iedereen weet wel hoe die oude fiets functioneert en hoe het er in de praktijk aan toegaat. Dus laten we niet dingen gaan vervangen als het niet nodig is.

Daarnaast ontstaat door deze Omgevingswet onvoldoende duidelijkheid over ieders rol binnen het openbaar bestuur. Waar onder de huidige wetgeving, inclusief jarenlang uitgekristalliseerde jurisprudentie, precies duidelijk is wie wat moet doen en wat ieders rol is binnen het bestuursrecht, worden de verantwoordelijkheden nu over meerdere overheden en bestuurslagen verdeeld. De accountability, de afrekenbaarheid, verdwijnt en niemand is straks nog ergens verantwoordelijk voor. En de burger wordt van het kastje naar de muur gestuurd.

De heer Rietkerk i (CDA):

Een vraag aan de heer Otten. U poneert hier een feitelijke stelling, namelijk dat het niet duidelijk is welk bestuursorgaan verantwoordelijk is voor welke wetgeving. Kunt u dat eens met één voorbeeld duiden als het gaat om de wetgeving?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Je hebt natuurlijk, zoals je nu ook ziet, die hele — ik ben even het woord kwijt — erfenis van al die bestaande verordeningen, waaruit je naar believen mag kiezen om als lokaal bestuur wel of niet te gebruiken. Een soort "bruidsschat" was het, als ik me niet vergis. Ik weet niet of dat het correcte woord was, maar zoiets was het. Dus iedereen doet wat anders. In uw gemeente kan er een hele andere bepaling overgenomen zijn over de hellingshoek van een parkeergarage dan in een gemeente verder. Iedereen, elke lokale overheid, kan maar naar believen shoppen in al die verschillende bestaande reguleringen. Dus het wordt een heel onzekere situatie, waarbij straks niemand meer weet waar hij aan toe is.

De heer Rietkerk (CDA):

Een slotvraag, wat mij betreft. Het is een beleidsneutrale operatie. Op dit moment mogen gemeenten die ruimte innemen als de wetgever hun die ruimte geeft. Dus wat is dan het verschil tussen de situatie nu en de situatie als we de Omgevingswet wel van kracht laten worden?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dat de nu bestaande situatie helemaal uitgekristalliseerd is, met het bouwrecht en met het milieurecht. Iedereen weet wat de rechter overal van vindt en hoe die bepalingen dienen te worden geïnterpreteerd. Nu wordt dat allemaal bij elkaar geveegd en moet de rechtspraak dat allemaal opnieuw gaan definiëren. Dan zijn we twintig jaar verder. Er is natuurlijk al een enorm probleem met het stilvallen van de bouw. Dat is volgens mij ook de topprioriteit van deze minister. Dat heeft allerlei oorzaken, maar met de rechtsonzekerheid die door de Omgevingswet wordt gecreëerd, gaat die bouw nog verder stilvallen. Het is dus volkomen contraproductief aan de doelstellingen van dit beleid.

Wij zijn voor afstel van de Omgevingswet, laat daar geen onduidelijkheid over bestaan. Wij hebben ook vanaf dag één gezegd: begin daar niet aan.

De voorzitter:

Het is helder, denk ik.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Maar als je dat wel doet, stel dan in ieder geval vijf jaar uit of iets dergelijks, om ervoor te zorgen dat die enorme onzekerheid die de bouw nu al doet stagneren, door de Omgevingswet niet nog veel groter wordt.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Rietkerk.

De heer Rietkerk (CDA):

Tot slot. Ik constateer dat de heer Otten gewoon geen antwoord op mijn vraag heeft.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, meneer Otten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Vergelijk het met een ziekenhuis, zou ik willen zeggen. Dat heb ik volgens mij ook weleens eerder gezegd tegen de heer Rietkerk. Daar heb je een kaakchirurg, een hartchirurg, een oogarts, noem maar op, allerlei specialismen. Ik denk dat u, als u last heeft van uw hart, toch graag een sectorale aanpak wilt en niet een integrale aanpak. Dan wilt u door de cardioloog worden behandeld en niet door de oogarts; ik noem maar wat. Ik tenminste wel. Straks weet niemand meer waar men aan toe is en leidt deze Omgevingswet tot nog meer eindeloos gepolder; alsof we daar nog niet genoeg van hebben.

De heer Verkerk i (ChristenUnie):

Het zou weleens kunnen zijn dat het genoemde voorbeeld van de heer Otten juist laat zien waar het misloopt. Als ik hartkloppingen heb, dan wijst dat voorzichtig op een hartinfarct, maar het kan ook een angststoornis zijn. Als ik dan behandeld word volgens de protocollen van een hartinfarct, dan is dat verkeerd. Dat betekent dat je in dat simpele voorbeeld van u integratief moet werken. Dat laat gewoon zien dat je grote brokken maakt als je met de huidige complexe opgave niet integratief werkt. Is de heer Otten het met mij eens dat als hij bij het ziekenhuis komt met alle tekenen van een hartinfarct, hij zeker wil weten of het een hartinfarct is of een angststoornis?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Nou, ik denk dat heel veel mensen angststoornissen krijgen van de invoering van deze Omgevingswet, dus het bezoek aan de cardioloog zou nog weleens flink kunnen toenemen, zeker in Den Haag. Maar nee, wat u zegt is beside the point, zeg ik tegen de heer Verkerk. Ik zeg: je wilt een sectorale aanpak, je wilt een specialist, je wilt behandeld worden door iemand die alles weet op het vakgebied van het probleem waar je voor komt. Je wilt niet een oogarts die je voor een hartprobleem behandelt of een kaakchirurg die je gebroken been gaat repareren. Dat lijkt mij allemaal niet verstandig. Maar dat gaan we nu wel doen. Iedereen kan alles en we gooien alles op één hoop. Het wordt een integrale aanpak. "Komt u maar binnen, voor elk wat wils; wij kunnen alles." Dat gaat in de praktijk een grote chaos worden, zeg ik tegen de heer Verkerk. Daar zijn wij helemaal niet voor, zeker niet als het nog niet klaar is.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Verkerk, een aanvullende vraag.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Ik heb toch het gevoel dat de heer Otten mijn vraag niet serieus neemt, omdat we juist in de gezondheidszorg zien dat integratief werken ongelofelijk belangrijk is. Als de heer Otten dat ontkent of aan de hand van voorbeelden laat zien dat het net niet klopt, dan vind ik dat hij mijn vraag niet serieus neemt.

Mevrouw Klip-Martin i (VVD):

Ik wil met de heer Otten niet verder spreken over medisch specialisten. Misschien begrijp ik het niet goed, maar in zijn betoog gaat de heer Otten ervan uit dat je, als je een activiteit wilt ontwikkelen, wat voor activiteit dan ook, je maar met één sectoraal belang te maken hebt. Maar de essentie is natuurlijk dat in deze ingewikkelde en veeleisende samenleving, nu ook nog eens gecombineerd met al die transitie-opgaven, de rol van bepaalde aspecten — dat was overigens al zo, want als je iets wilde doen, kreeg je ook met milieu en luchtkwaliteit te maken — alleen maar groter wordt in een dichtbevolkt land als Nederland. Natuurlijk kom je uiteindelijk voor onderwerp A bij een sectorale specialist terecht, maar die specialisten moeten samenwerken in dat grotere geheel. Ons land is namelijk gewoon te klein om alles maar naast elkaar te doen. U miskent in uw betoog een beetje dat het veel ingewikkelder is dan de situatie waarin er één sectoraal belang speelt, maar misschien komt u daar later op terug.

De voorzitter:

Wilt u kort antwoorden, meneer Otten, en dan uw betoog vervolgen?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik onderken alle problemen die u aanboort. Ik deel de diagnose, om even in medische termen te blijven, maar dat is een bestuurlijk probleem. Dit land is heel achterhaald georganiseerd, op basis van een grondwet uit 1848, toen we nog met de postkoets naar Den Haag gingen. Dat is niet meer van deze tijd. Dat zie je met stikstof en dat zie je met de energietransitie. De provincies hebben allemaal weer andere meningen. Het bestuurlijk model van dit land moet dringend gemoderniseerd worden. De Omgevingswet is de verkeerde oplossing voor dat probleem. Ik deel uw probleemstelling, maar dit is niet de oplossing.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dit maakt het probleem alleen nog maar groter.

De voorzitter:

Mevrouw Klip? Nee. Vervolgt u uw betoog.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik zie dat mevrouw Klip een bevredigend antwoord op haar vraag heeft gekregen.

Ik vervolg mijn betoog, voorzitter. Straks weet dus niemand meer waar men aan toe is en leidt dit dus tot nog veel meer gepolder. "Interbestuurlijke fricties" wordt dit met een mooi woord genoemd, een Haags eufemisme voor "bestuurlijke chaos".

Voorzitter. Vlak na het belangrijke debat in de Eerste Kamer over de invoering van de Omgevingswet, eind januari 2020, brak de coronapandemie uit — ik zei het al — en sloegen we, toevallig ook onder leiding van deze minister, massaal aan het testen op het virus. De minister is nu inmiddels al vele jaren het ICT-systeem van de Omgevingswet, het DSO, aan het testen, maar een positieve testuitslag wil maar niet in zicht komen. Gebruikerstesten met burgers, advocaten en rechtshulpverleners zijn ook nog steeds niet gedaan, concludeert ook de Raad van State. De invoering van de Omgevingswet is nu al vele malen uitgesteld — ik dacht vijf keer — en steeds weer wordt ons verteld: "Het is nu echt bijna af. Het komt goed. We gaan binnenkort de Omgevingswet invoeren." En dan wordt de invoering toch weer uitgesteld. "Van uitstel komt afstel" is het Nederlandse gezegde. Wat ons betreft wordt dit adagium nu dan ook toegepast op deze onzalige Omgevingswet. Het is weliswaar zonde van al het geld en de tijd die er al aan verspild is, maar in dit geval is het devies: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Otten. Dan is het woord aan mevrouw Moonen. Zij zal spreken namens de fractie van D66.