Verslag van de vergadering van 5 maart 2024 (2023/2024 nr. 22)
Aanvang: 13.32 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht (Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht) (35498);
-
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2024 (36410-IIA);
-
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2024 (36410-IIB);
-
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2024 (36410-III);
-
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2024 (36410-VI).
Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging en zonder stemming aanvaard.
De voorzitter:
Verlangt iemand aantekening? De heer Van Hattem, namens de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Voorzitter. Onze fractie wenst bij de begroting van JenV aantekening op artikel 37, op het onderdeel Immigratie en Asiel. Wij willen geacht worden tegen dat onderdeel gestemd te hebben.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan de heer Koffeman van de Partij voor de Dieren.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter. De Partij voor de Dieren vraagt aantekening bij alle vier de begrotingsstaten, omdat ze niet koersen op beperking van de opwarming van de aarde.
De voorzitter:
Dank u wel. Verder verlangt niemand aantekening.
De leden van de fractie van de PVV wordt conform artikel 88 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2024 (36410-VI) te hebben kunnen verenigen.
De leden van de fractie van de PvdD wordt conform artikel 88 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2024 (36410-IIA), het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2024 (36410-IIB), het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2024 (36410-III) en het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2024 (36410-VI) te hebben kunnen verenigen.
Thans zijn aan de orde de stemmingen. Ik heb begrepen dat het lid Petersen het woord wenst in verband met het aanvragen van een derde termijn inzake het wetsvoorstel Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie. Ik geef het woord aan de heer Petersen.
De heer Petersen i (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik zou inderdaad graag als ordevoorstel willen indienen het voorstel om een derde termijn te hebben over de door u genoemde wet, zodat mijn fractie samen met de fractie van de ChristenUnie een motie kan indienen. Wij wensen graag stemmingen over het wetsvoorstel en de moties direct aansluitend volgende week.
De voorzitter:
Kan de Kamer zich vinden in het verzoek om een derde termijn? Dat is het geval. Dan stel ik voor deze derde termijn volgende week te houden en dan aansluitend over het wetsvoorstel en de ingediende moties te stemmen. Kan de Kamer zich daarin vinden? Dat is het geval.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan heb ik begrepen dat mevrouw Bakker-Klein het woord wenst. Het woord is aan mevrouw Bakker-Klein
Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):
Voorzitter. Er staat een motie op de agenda. We hebben een brief gekregen van de minister waarin uitvoerig meer wordt toegezegd dan waarom in de motie wordt gevraagd. Dus die motie kan ik intrekken.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bakker-Klein.
Aangezien de motie-Bakker-Klein (35673, letter I) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.
Ik heet de minister van Defensie, die namens de regering bij de stemmingen aanwezig is, van harte welkom.
Hebben voldoende leden de presentielijst getekend? Dat is het geval.
Voor de goede orde meld ik u conform artikel 66, zevende lid van het Reglement van Orde, dat er dadelijk wordt gestemd over een gewijzigde motie die u bij de agenda heeft aangetroffen. Dit betreft de gewijzigde motie van het lid Van Meenen c.s. over een herziene inrichting van de asielprocedure en de asielketen (36373, letter H, was letter E). De tekst van de gewijzigde motie zal aan de Handelingen worden toegevoegd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de wettelijk vastgelegde deugdelijkheidseisen voor het onderwijs voorschrijven dat kinderen een ononderbroken ontwikkelingsproces dienen te kunnen doorlopen;
constaterende dat de inrichting van de asielprocedure en de asielketen meermalige verplaatsing van gezinnen, en daarmee van kinderen inhoudt;
overwegende dat deze verplaatsingen in het bijzonder de betrokken kinderen sociaal en psychisch schaden en daarnaast hun ontwikkeling en hun onderwijs ernstig belemmeren;
van mening dat in het belang van deze kinderen een einde moet komen aan deze gedwongen verplaatsingen;
verzoekt de regering ten behoeve van het nieuwe kabinet voor de zomer van 2024 te komen tot een voorstel voor een herziene inrichting van de asielprocedure en de asielketen, die het aantal gedwongen verplaatsingen van kinderen tot maximaal één reduceert,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Meenen
Roovers
Perin-Gopie
Belhirch
Van Apeldoorn
Schalk
De voorzitter:
Inmiddels heet ik ook minister De Jonge welkom.