Plenair Dittrich bij behandeling Begroting Asiel en Migratie 2025



Verslag van de vergadering van 18 maart 2025 (2024/2025 nr. 22)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 11.22 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dittrich i (D66):

Dank, voorzitter. Ik wil graag beginnen met een citaat over het strengste asielregime ooit. "De positie der Joden in Duitsland moge betreurenswaardig zijn, om voor asielrecht in aanmerking te komen, is meer nodig. De regering is van oordeel dat binnenkomst van verdere vluchtelingen, onverschillig welke nationaliteit, niet meer kan worden toegestaan. Een vluchteling zal voortaan als een ongewenst element voor de Nederlandse maatschappij en derhalve als een ongewenste vreemdeling te beschouwen zijn, die derhalve aan de grens geweerd en, binnenlands aangetroffen, over de grens gebracht zal moeten worden." Zo zag het asielregime van de Nederlandse regeringen er in de jaren dertig uit. We weten wat het strenge asielbeleid heeft betekend voor Joodse vluchtelingen die uit Duitsland naar Nederland wilden komen. Deze minister gaat er prat op en herhaalt als mantra dat zij staat voor het strengste asielbeleid ooit — strenger dus dan het asielbeleid uit de jaren dertig.

Voorzitter. Woorden hebben betekenis en doen ertoe. Het kan klein beginnen, maar het kan exploderen. Een ander citaat. "We moeten niet normaal maken wat niet normaal is. We moeten onze vrije, democratische rechtsstaat koesteren en verdedigen, want alleen die biedt bescherming tegen willekeur en waanzin. Dwars door deze stad. Dwars door dit land. Voor de ogen van landgenoten. Het leek zo geleidelijk te gaan. Elke keer een stapje verder. Sobibor begon in het Vondelpark. Met een bordje: 'Voor Joden verboden'." Dat was een citaat van koning Willem-Alexander, uit zijn toespraak bij de nationale herdenking op de Dam van 4 mei 2020. Elke keer als de minister zegt "ik sta voor het strengste asielbeleid ooit", dan krijgen mijn D66-collega's en ikzelf daar koude rillingen van. Snapt deze minister wel waar ze trots op is?

Voorzitter. Bij deze begrotingsbehandeling gaat het veelal over cijfers, over meerjarenproductieprognoses.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Van Hattem.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik vind het toch eigenlijk beklagenswaardig dat de heer Dittrich van D66 het nodig vindt om hier allerlei passages bij te halen die betrekking hebben op de Holocaust. Het is eigenlijk gewoon absurd om die in deze context te gaan duiden en om deze uitleg erbij te gaan geven. Dan vraag ik me toch wel af: waarvoor heeft de heer Dittrich het nodig om op deze manier kritiek te hebben op een begroting voor migratie en asiel en om zulk soort zware termen te gebruiken, ook wetende dat, als we het dan toch over antisemitisme hebben, er via de huidige asielinstroom mensen dit land binnenkomen die juist een gevaar vormen voor onze Joodse gemeenschap? Die staat juist onder druk door lieden die uit bepaalde landen in het Midden-Oosten komen, die een gruwelijke hekel hebben aan Joodse inwoners. Daar moet juist paal en perk aan worden gesteld. Om dan, direct of indirect, zulk soort vergelijkingen met de Holocaust te maken, vind ik buitengewoon onsmakelijk. Ik krijg er koude rillingen van.

De heer Dittrich (D66):

Het is heel mooi dat u daar koude rillingen van krijgt. Ik reageer op uitspraken van deze minister — die heeft zij in de Tweede Kamer gedaan, en ook in de schriftelijke beantwoording van onze vragen — dat zij staat voor het strengste asielbeleid ooit. Ik wil aangeven wat dat betekent. Dat heb ik zojuist gedaan.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter, ik vervolg mijn betoog. Bij deze begrotingsbehandeling gaat het veelal over cijfers, over meerjarenproductieprognoses, maar laten we niet vergeten dat asielzoekers en vluchtelingen mensen zijn. Iedereen heeft een eigen verhaal, een eigen geschiedenis, eigen dromen en talenten. We hebben het over vaders, moeders, kinderen, grootouders. Laten we dat niet in ons achterhoofd houden, maar laten we dat vooropstellen. Vandaag beperk ik mijn opmerkingen tot een aantal aspecten uit de begroting van deze minister. Dat is op zich al lastig genoeg, want in de memorie van toelichting bespreekt de minister haar hele beleidsagenda. Inmiddels zijn we maanden verder sinds het indienen van de begroting. De eerste wetsvoorstellen zijn ingediend bij de Tweede Kamer. De Voorjaarsnota wordt binnenkort besproken. De negatieve adviezen van de Raad van State, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, ambtenaren van de minister zelf, de IND, het COA en de Algemene Rekenkamer vliegen ons om de oren. De begroting 2025 werpt haar schaduw vooruit naar volgend jaar en daarna, wanneer de ravijnjaren beginnen. De rode draad in deze adviezen is dat deze minister te weinig overleg pleegt met het veld, met de uitvoeringorganisaties en niet luistert naar adviezen. Ze wil alleen nog maar een komma of een punt in haar wensdenken veranderen. Ze hoopt dat er in de toekomst minder asielzoekers naar ons land komen. Daarom gaat ze de IND en het COA afknijpen in de toekomst. Daarom wil ze ook de Spreidingswet afschaffen, terwijl de asielcentra vol zitten, statushouders niet kunnen doorstromen en er te weinig uitzettingen plaatsvinden van mensen over wie door de rechter is besloten dat ze geen recht op asiel hebben. Kortom, de asielketen staat met de rug tegen de muur.

Laat ik er nog een ander citaat bij pakken. "De kruik gaat net zolang te water tot hij barst. Als je een waterkruik in de put liet zakken, moest je oppassen dat je hem niet tegen de stenen rand liet stoten, want bij iedere aanraking werd de kruik brozer en op enig moment brak hij dan. Daar kon je op wachten en dat geldt ook voor het asielbeleid." Naar de mening van de fractie van D66 is dit nu de situatie. Elk voorstel waar deze minister mee komt, legt meer druk op de IND, op het COA, op de gemeentes en de provincies. Denk aan de net aangenomen asiel- en nareistermijnenwet, de aangekondigde tweestatusstelselwet, de asielnoodmaatregelenwet, de wurggreep op de rechtsbijstand voor asielzoekers met de bezuiniging op VluchtelingenWerk, het personeelstekort, de bezuinigingen.

Voorzitter. De minister is niet alleen verantwoordelijk voor de instroom, maar ook voor de opvang van asielzoekers. En inderdaad, het asielbeleid van deze minister staat op barsten. En o ja, dat citaat over die kruik: dat waren de woorden van de minister zelf, uitgesproken bij de begrotingsbehandeling Asiel en Migratie in de Tweede Kamer. Een vooruitziende blik. Het asielbeleid van deze minister staat inderdaad op barsten.

Terug naar de begroting 2025. Het adviesorgaan van de regering, de Algemene Rekenkamer, heeft deze begroting afgekraakt. Mevrouw Karimi had het daar ook al over. Uitgaven in 2027 en 2028 voor IND en COA gaan met honderden miljoenen en zelfs met een miljard terug. Op welke betrouwbare wetenschappelijke onderzoeken is deze bezuiniging gebaseerd? Wil de minister zorgen voor een impactanalyse, vraag ik haar. De mensen wier asielverzoek in behandeling is of de statushouders die nog opgevangen worden, zijn natuurlijk niet weg. Die wonen volgend jaar en in 2027 gewoon nog in Nederland. Hoe wordt hun opvang, begeleiding en integratie ter hand genomen en door wie als op de IND en het COA zo draconisch wordt bezuinigd? Nu zijn er personeelstekorten. Er zijn vacatures bij die organisaties. Het inwerken van nieuwe mensen kost al gauw een jaar. Wie wil daar eigenlijk nog gaan werken in het vooruitzicht dat de bijl na 2026 gaat vallen?

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik hoor de heer Dittrich de laatste tijd vaker vragen om uitvoeringstoetsen en nu vraagt hij weer om impactanalyses. Ik wil de heer Dittrich van D66 dan een wedervraag stellen: zou hij bereid zijn om een impactanalyse te maken van asielopvang in de leefomgeving van Nederlanders? Ik las gisteren bijvoorbeeld in het Brabants Dagblad: "Wij, bewoners van Den Bosch, ervaren meer overlast en minder leefbaarheid na komst azc." Dat heeft toch ook een impact op de leefomgeving? Zou u niet veel beter daarnaar kunnen kijken en iets doen aan die asielinstroom, in plaats van alleen maar te hameren op de uitvoering in de ambtelijke organisatie?

De heer Dittrich (D66):

U wekt nu de indruk dat D66 helemaal niet naar de instroom wil kijken. Ik wil u eraan herinneren dat er in het vorige kabinet onderhandelingen waren over hoe we meer grip op migratie zouden kunnen krijgen en dat er een vergaand voorstel lag waar D66 het mee eens was. Het kabinet is toen gevallen omdat de VVD dat niet voor haar rekening wilde nemen. Maar de indruk dat wij weg zouden kijken, is volstrekt onjuist. Natuurlijk, als mensen overlast ervaren van asielcentra, moeten we ook met die mensen praten en kijken wat we daartegen kunnen doen. Er zijn zoals u weet asielzoekers, derdelanders, die voor veel overlast zorgen. D66 vindt al jaren dat daartegen opgetreden moet worden en dat mensen uitgezet moeten worden, zeker als de rechter ook heeft gezegd dat ze weg moeten. Ik constateer wel dat deze minister nu al bijna een jaar hier zit en dat het nog niet goed gaat met het uitzetten van mensen die overlast veroorzaken.

De heer Van Hattem (PVV):

Als D66, bij monde van de heer Dittrich, daar zo'n voorstander van is, dan hoop ik dat hij ook bereid is om de maatregelen en de nieuwe wetgeving die daarvan uitgaat, verder te gaan steunen. Nu wordt er alleen maar kritiek geuit en benoemd wat niet goed zou gaan, maar er moet ook noodzakelijke verandering plaatsvinden. Is de heer Dittrich dan wel bereid om te zeggen: ik kijk toch een keer naar wat wel mogelijk is? In plaats daarvan wordt alles alleen maar op een negatieve manier benaderd en gezegd: het gaat niet goed, het is niet goed en we moeten alleen maar een hoop uitvoeringstoetsen de ambtelijke organisatie in gooien, zodat we nog meer kritiek kunnen uiten.

De heer Dittrich (D66):

Ik begrijp het punt van de heer Van Hattem, alleen vergeet hij erbij te zeggen dat alle uitvoeringsorganisaties en ook de ambtenaren van de minister zelf negatieve adviezen geven; ik zei het net al. Die zeggen: niet doen, want dit wetsvoorstel of de komende wetsvoorstellen zijn totaal niet uitvoerbaar voor ons. Wij als Eerste Kamer moeten daarop letten. Ik hoop dat meneer Van Hattem dat ook wil doen. Als er wetsvoorstellen aankomen, dan gaan we kijken of ze rechtmatig, goed uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Als dat niet zo is, dan is het de taak van de Eerste Kamer om te zeggen: ho, stop, niet verder.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

We moeten kijken naar de uitvoerbaarheid en niet naar de uitvoering als zodanig. Daar zit wel een belangrijk verschil in. Ik merk nu steeds meer de tendens om te spreken over de uitvoeringstoetsen, wat echt over de uitvoering in de praktijk gaat, in plaats van over de uitvoerbaarheid van wetgeving als zodanig. Mijn eerste vraag gaat over het volgende. Voor het kijken naar de impact is de impactanalyse voor de leefomgeving heel belangrijk. Ondertussen hoor ik hier toch heel veel partijen pleiten voor het doorzetten van de Spreidingswet, terwijl dat juist wetgeving is die zorgt voor een grote impact op de leefomgeving en voor grote problemen, en de leefbaarheid onderuithaalt. Dus als we toch kijken naar wat hier speelt, dan is dat element misschien wel belangrijker dan kijken naar de uitvoering door de uitvoeringsorganisaties. Uitvoerbaarheid is heel iets anders.

De voorzitter:

Meneer Dittrich, u vervolgt uw betoog.

De heer Dittrich (D66):

De Eerste Kamer toetst op uitvoerbaarheid, maar het zijn de uitvoeringsorganisaties die kijken of zij dat voor hun kap kunnen nemen. Die komen met adviezen. Die adviezen aan de minister zijn negatief. Dan zegt de minister "ik verander helemaal niks aan mijn voorstellen, geen punten en geen komma", maar dat is natuurlijk niet luisteren en dat is niet op een serieuze manier je taak invullen als minister. Daar wilde ik even op antwoorden.

Voorzitter, ik ga door met mijn verhaal. Wij verwachten chaos. De minister is van zo veel kanten gewaarschuwd en toch zet zij, met steun van de vier coalitiepartijen, ijzerenheinig door. Het lijkt wel alsof ze doelbewust chaos wil creëren. Dat doet mij denken aan het strafrechtelijk voorwaardelijk opzet. De minister kiest doelbewust de aanmerkelijke kans dat de opvang van mensen die asiel hebben aangevraagd en de behandeling van hun zaken een totale wanorde wordt. Gaat ze dan zeggen dat het de schuld is van de mensen die hier hun toevlucht tot Nederland hebben genomen of blijft ze, zoals ze in de Tweede Kamer deed, de schuld geven aan de VVD en de VVD-bewindspersonen die de laatste tien jaar de scepter op dit asieldossier hebben gezwaaid? Is de minister bereid bij de Voorjaarsnota te garanderen dat er voldoende extra geld komt voor IND, COA en VluchtelingenWerk komt om hun wettelijke taken verantwoord te vervullen?

Een belangrijke kostenpost in de begroting — voorgaande sprekers hebben het er ook al over gehad — is de asielnoodopvang. Want hoe langer het duurt voordat alle gemeenten in Nederland ingevolge de geldende Spreidingswet reguliere opvangplekken hebben geregeld, hoe meer de noodopvang op cruiseschepen, in hotels, in sporthallen, noem maar op, gevonden moet worden. Dat is allemaal extra belastinggeld dat deze minister uitgeeft omdat ze twijfel heeft gezaaid over de noodzaak van de Spreidingswet en sommige gemeenten daardoor op de rem trappen. Om een voorbeeld te geven: op 32 schepen worden nu zo'n 7.500 mensen die asiel hebben aangevraagd, opgevangen. Ze mogen niet werken en soms niet eens van boord. Ze zitten maar te wachten tot hun zaak in behandeling wordt genomen. Dat kan wel tientallen weken duren. Ze leven van maaltijd naar maaltijd. Die maaltijden worden overigens rondgebracht door arbeidsmigranten, die ook die schepen weer moeten schoonmaken. Die arbeidsmigranten zijn onderbetaald door de ondernemers en uitzendbureaus die ze hebben ingevlogen. Dit is nou echt perverse asielindustrie. Nederlanders doen dit werk niet. Twee migratiedossiers komen hier op navrante wijze samen: asielzoekers die maar wachten en wachten en worden gedwongen niks te doen, en onderbetaalde arbeidsmigranten die vaak in erbarmelijke omstandigheden gehuisvest zijn. Allebei die stromen zijn heel slecht georganiseerd. Graag ontvang ik een reflectie van deze minister en haar collega van Sociale Zaken op hoe orde op zaken wordt gesteld.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Janssen van de SP.

De heer Janssen i (SP):

Om dit deel van het verhaal van de heer Dittrich goed te kunnen volgen, heb ik de vraag of hij mij mee kan nemen in de overwegingen van D66 in de Tweede Kamer — misschien kan hij dat; zo niet, dan hoor ik dat graag — om tegen de motie van de SP te stemmen die hieraan een einde wil maken. Zij waren met Volt de enige die daartegen gestemd hebben. Dat was juist om een einde te maken aan de vercommercialisering van de opvang. Maar daar was D66 het niet mee eens.

De heer Dittrich (D66):

Dat zou ik niet weten. Ik kan me wel voorstellen dat commerciële partijen hier op dit dossier hun werk kunnen doen, als ze het maar goed doen. Dus om meteen te zeggen dat er geen commercie meer mag plaatsvinden, lijkt mij wel erg ver gezocht.

De heer Janssen (SP):

Dan is dat duidelijk.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog,

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Iets van 20.000 statushouders wonen nog in azc's, bij gebrek aan een woning. De minister pretendeert een oplossing gevonden te hebben, want ze wil hen verhuizen naar zogenaamde doorstroomlocaties. Maar waar komen die? Noch in de begroting van Asiel en Migratie, noch in die van de minister van Volkshuisvesting is er een post voor doorstroomlocaties voor 20.000 mensen opgenomen. Wie gaat dat betalen? Op onze vragen heeft de minister in de nota naar aanleiding van het verslag geantwoord dat zij de gesprekken met de VNG en medeoverheden afgelopen februari hoopte af te ronden. Maar we hebben nog niets gezien en niets gehoord. Hoe kan dit nou? Het maakt de beoordeling van deze begroting uitermate lastig. Het voorgenomen verbod op voorrang voor statushouders bij sociale huurwoningen verergert de stagnatie in de asielopvang. Niet alleen het COA, ook de gemeenten en Aedes, de koepel van woningcorporaties, wijzen het beleid van de minister af. Het is nogal wat als al die uitvoeringsorganisaties dat zeggen. Dus mijn vraag aan de minister is: is zij bereid om samen met de minister van Volkshuisvesting om de tafel te gaan zitten en het verbod op voorrang van tafel te krijgen?

Voorzitter. Vorige maand verbleven er maar liefst 16.000 kinderen in de asielopvang, waarvan bijna 6.000 kinderen in noodopvanglocaties. GroenLinks-Partij van de Arbeid had daar vragen over gesteld. Ik moet zeggen dat wij zeer geschrokken waren van de beantwoording van deze minister. Zij zegt gewoon: niemand houdt bij of een minderjarige asielzoeker bij een school staat ingeschreven en of het kind de school geregeld bezoekt. Dit is moreel en verdragsrechtelijk onacceptabel. Het recht op onderwijs geldt voor allen die zich in Nederland bevinden, ongeacht of ze een bsn-nummer hebben. Zie artikel 28 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind. D66 vraagt een toezegging van deze minister dat aan deze situatie ten spoedigste een einde wordt gebracht en dat de Kamer geïnformeerd wordt over de maatregelen die de minister ter zake zal gaan nemen.

Voorzitter. Er is relatief veel aandacht voor de benarde positie van de IND en het COA. Als uitvoeringsorganen zouden de IND en het COA elke nieuwe maatregel waarbij ze betrokken zijn qua uitvoering tijdig moeten kunnen beoordelen. Hun analyse zou ter harte moeten worden genomen. Ik vraag de minister om de toezegging dat zij dat bij alle voor de IND en COA relevante wetsvoorstellen en maatregelen zal doen en de Kamer van die uitvoeringstoets van de IND en het CAO op de hoogte zal stellen. En dat geldt eigenlijk ook voor organisaties als de VNG als het gaat om de impact van beleid en regelgeving, want alleen zo kunnen wij als senatoren ons wetgevende werk toetsend aan de uitvoerbaarheid van de voorstellen zorgvuldig doen.

Dat gaat voor het COA met name over stabiel begrotingsbeleid. Daar is al door voorgaande sprekers over gesproken. Het is heel belangrijk dat het COA een stabiel begrotingsbeleid kan uitoefenen. Het vorige kabinet had de basiscapaciteit op 41.000 plekken geraamd. Als we naar de begroting en met name naar de doorkijk kijken, zien we dat die afspraken nog niet in de rijksbegroting vanaf 2027 zijn verwerkt. Dat is kwalijk, want daardoor durven gemeenten nu geen langdurige afspraken met het COA te maken. Mijn vraag: is de minister bereid om toe te zeggen dat bij de Voorjaarsnota 2025 de door het vorige kabinet beloofde stabiele financiering zal worden toegepast voor de komende jaren, zowel voor het COA als voor de IND? Op dit punt overwegen wij een tweede termijn een motie als het antwoord niet goed is.

De Meerjaren Productie Prognose is bijgesteld op basis van het tweede halfjaar van 2024. Kan de minister al duidelijkheid geven over wat er staat te gebeuren? Veel antwoorden van de minister in de schriftelijke voorbereiding monden steeds uit in "dat wordt bij de Voorjaarsnota besloten", maar die is er nog niet. Dus wat dat betreft is het heel erg lastig.

Voorzitter, ik rond af met mijn conclusie. Belangrijke delen van de begroting zijn gebaseerd op wensdenken over de instroom. Als Eerste Kamer moeten we goed op de uitvoerbaarheid letten. De fractie van D66 heeft er een hard hoofd in dat op basis van deze begroting het door de minister beoogde beleid kan worden gerealiseerd, maar het is aan haar om ons op basis van feiten, wetenschappelijk gefundeerde beoordelingen en degelijke analyses van het tegendeel te overtuigen.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot nog een interruptie van de heer Schalk.

De heer Schalk i (SGP):

Van sommige onderdelen die de heer Dittrich naar voren bracht, dacht ik: dat is meer voor een beleidsdebat dan voor een begroting. Maar goed, laat ik even over die begroting doorgaan. Ik heb heel veel onderwerpen gehoord bij de heer Dittrich — dat begrijp ik ook — die vooral gericht zijn op de toekomst. Normaal gesproken zouden wij in december de begroting hebben afgewikkeld en zou je bijvoorbeeld in de Voorjaarsnota keuzes hebben die leiden tot een suppletoire begroting, een aangepaste begroting. Ziet het betoog van de heer Dittrich nou ook op de begroting 2025? Zegt hij dat die problematisch is, of zegt hij: met die begroting kan D66 misschien wel leven, maar het probleem zit 'm vooral in de toekomst?

De heer Dittrich (D66):

U hebt ook mijn laatste woorden gehoord. Wij hopen op goede antwoorden van de minister. Of ik dat verwacht is vers twee, maar wij hopen dat. En dan zullen we — want dat is een debat: je stelt vragen, je maakt opmerkingen, je krijgt een reactie — natuurlijk in tweede termijn kijken hoe zich dat uitkristalliseert en dan laten we volgende week, als we dan over de begroting zouden stemmen, weten waarom we wel of niet voor die begroting stemmen. Maar ik wil er ook bij zeggen dat deze minister zelf in de memorie van toelichting op de begroting haar hele doorkijk geeft en haar hele beleid naar voren brengt. Het is dus logisch. Als je de begroting bespreekt, bespreek je ook de memorie van toelichting waar al die dingen in staan. Vandaar dat ik dat gedaan heb.

De heer Schalk (SGP):

Dat begrijp ik inderdaad, maar bij een belangrijk deel van het betoog van de heer Dittrich had ik in ieder geval het gevoel dat dat toch wel een doorkijkje is naar verder dan 2025. Met name IND en COA worden in 2025 natuurlijk niet heel slecht bedeeld. Vandaar dat ik er even naar vroeg.

De heer Dittrich (D66):

Ik snap uw vraag op zich en het is ook een goede vraag. Het probleem is dat als er zo veel onheil over uitvoeringsorganisaties wordt afgeroepen in dit begrotingsjaar met betrekking tot deze begroting en er dan vacatures ontstaan, talentvolle mensen daar niet meer willen werken omdat ze niet weten wat in de ravijnjaren gaat gebeuren met die organisaties. De houding en de inhoud van het beleid nu, voor deze begroting, werpt dus eigenlijk zijn schaduw vooruit en dan is het volkomen logisch dat wij als senatoren kijken hoe dit asielbeleid en deze asielketen in de samenleving gaan uitpakken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Perin-Gopie van de fractie van Volt.