Plenair Nanninga bij behandeling Begroting Gemeentefonds 2025



Verslag van de vergadering van 8 april 2025 (2024/2025 nr. 25)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 15.31 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Nanninga i (JA21):

Dank, voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat onze fractie zich voor een groot deel kan vinden in het betoog van de GroenLinks-Partij van de Arbeid. Dat is een zin die u mij niet heel vaak zult horen uitspreken. Maar met name inzake de jeugdzorg maken wij ons ook zorgen. Wij verwachten ook toezeggingen van de minister op dit punt. Ook aangaande de commissie-Van Ark sluiten wij ons bij dezen aan. Dit is ook niet nieuw. In de vorige zittingstermijn van deze Kamer heeft onze fractie zich ook al eens met GroenLinks-Partij van de Arbeid, en andere linkse partijen trouwens, ingezet om de in onze ogen desastreuze bezuinigingen op de jeugdzorg ongedaan te maken of tegen te houden, omdat die in onze optiek niet verstandig zijn. Het is voor gemeenten ook nodig om fondsen te hebben om autonoom te kunnen opereren.

Voorzitter. Mijn betoog gaat misschien een beetje afwijken van de hoofdmoot van mijn betoog. Autonomie is namelijk niet hetzelfde als onafhankelijkheid. Dat ga ik even toelichten. Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Dat betekent dat we één staat zijn, met één grondwet, één parlement en één stel wetten die overal en voor iedere burger gelden. Binnen die eenheid is er inderdaad ruimte voor decentrale autonomie. Provincies en gemeenten hebben hun eigen taken en verantwoordelijkheden. Dat is waardevol. Die autonomie is echter geen vrijbrief om van de nationale rechtsorde af te wijken. Decentrale overheden voeren rijksbeleid uit in hun eigen context, maar niet op hun eigen voorwaarden. Als die verhoudingen ontsporen, dan dreigt er geen bestuurlijke vernieuwing, maar bestuurlijke willekeur. Precies dat is er gaande.

Vandaag spreken wij over het Gemeentefonds. Dat is het instrument waarmee het Rijk gemeenten van middelen voorziet om hun publieke taken uit te voeren. Dat is waarover ik mijn zorgen wil uitspreken. Er is een groeiende groep gemeenten die die taken niet meer uitvoeren of selectief, naar eigen ideologische voorkeur, invullen. Wij zien gemeenten die openlijk en actief weigeren om rijksbeleid uit te voeren, maar wel graag geld van hetzelfde Rijk blijven innen. Dat begint op een wat opportunistische vorm van quasiprincipiële anarchie te lijken. Zo weigert de gemeente Amsterdam om de voorrang voor statushouders bij sociale huurwoningen af te schaffen. Dat is niet alleen in Amsterdam het geval; onder meer Utrecht en Heerenveen gaven ook te kennen die kabinetsbeleid te negeren. Kennelijk weegt in delen van het land een coalitieakkoord van een gemeenteraad zwaarder dan landelijke wetgeving.

Verder zien we dat de burgemeester van Amsterdam de wet op gezichtsbedekkende kleding, oftewel het boerkaverbod in de volksmond, niet wil handhaven. Zij zei daarover in 2019: "Ik ga geen agenten inzetten om te controleren of iemand een boerka draagt." Dat was op zichzelf al opmerkelijk, want het gaat om een wettelijk vastgesteld verbod, niet om een vrijblijvende gedragslijn. Het is een noodzakelijk verbod, want het is geen toeval dat ons uitgerekend uit de stad Amsterdam schokkende beelden bereiken van gemaskerde types die op hinderlijke wijze protesteren tegen het bestaansrecht van de bevriende staat Israël, tijdens zittingen van de gemeenteraad in het stadhuis, waar volgens de Nederlandse wet een verbod op gezichtsbedekkende kleding geldt. Daarbovenop kwam vorig jaar de Amsterdamse aankondiging dat boa's in de hoofdstad religieuze uitingen zoals een hoofddoek mogen dragen, terwijl landelijk beleid, vanaf 2025 ingezet, juist zeer terecht een verbod instelt op dergelijke religieuze symbolen bij handhavers. Minister Van Weel van Justitie en Veiligheid heeft dat aangekondigd, met het oog op neutraliteit en herkenbaarheid van het gezag. Toch vond burgemeester Halsema dit seksistisch en verontrustend, en vroeg ze zich tijdens een raadsvergadering af of mannen dan ook hun religieus geïnspireerde baarden moesten afscheren. Ik had dit als satire kunnen opschrijven; dan was het een dystopische stijlfiguur geweest om in een paar pennenstreken een onmachtige bestuurder neer te zetten met een matig gevoel voor metaforen en humor, maar het is helaas de bittere werkelijkheid. Het is bovendien niet nieuw. In 2017 dreigde toenmalig D66-wethouder Kasja Ollongren met de oprichting van een "Republiek Amsterdam" als de PVV de landelijke verkiezingen zou winnen. Wat zegt het over de rechtsstaat als gemeentebesturen serieus koketteren met separatistische retoriek wanneer de kiezer een richting dreigt op te gaan die hen niet zint? Dit alles roept de fundamentele vraag op wat het gevolg is voor een gemeente die bewust de wet niet uitvoert, maar zich wel met volle teugen blijft laven aan de rijksruif.

Mijn vragen aan de minister zijn als volgt. Herkent de minister de groeiende praktijk van lokale overheden die actief weigeren om landelijke wetgeving uit te voeren? Tweede vraag: acht de minister het verdedigbaar dat zulke gemeenten gebruik blijven maken van het Gemeentefonds, ook wanneer ze dat geld niet aanwenden voor de uitvoering van wettelijk verplichte taken, maar juist voor het tegenwerken daarvan, zoals de voorrang voor statushouders? Derde vraag: beschikt de minister over mogelijkheden om specifieke uitkeringen op te schorten of in te trekken wanneer gemeenten rijksbeleid moedwillig saboteren? Deze vraag is ietwat retorisch, want wij weten dat die opties er zijn, maar ik wil voor de zekerheid in deze eerste termijn toch eerst vaststellen of de minister op de hoogte is van de opties die zij heeft om dit gedrag een halt toe te roepen en de eenheid en gelijke behandeling van burgers in dit land veilig te stellen van de anarchistische strapatsen van lokale bestuurders. De minister moet zich inderdaad niet klein maken, heb ik al eerder gehoord, en zich niet verschuilen achter autonomie.

Voorzitter, ik zet even een punt voordat ik aan mijn vierde vraag begin.

De heer Janssen i (SP):

Ik ben blij met de steun van mevrouw Nanninga voor het betoog van collega Fiers, maar bij het laatste deel van haar betoog heb ik een vraag. Hoor ik mevrouw Nanninga pleiten voor het korten van gemeenten op het Gemeentefonds als zij niet mee willen werken aan de uitvoering van de Spreidingswet?

Mevrouw Nanninga (JA21):

Nee, ik heb de Spreidingswet niet genoemd.

De heer Janssen (SP):

Nee, het viel me op dat de Spreidingswet niet genoemd wordt, maar volgens mij is dat ook een taak waar gemeenten nu een eigen koers in varen.

Mevrouw Nanninga (JA21):

U bedoelt ... O, ik snap 'm. Ik moest eventjes schakelen. We hadden het toch helemaal niet over de Spreidingswet? Als er een landelijke taakstelling is, dan moet daaraan voldaan worden. Daarom waren wij ook zo tegen die Spreidingswet. Als dat wet is, dan moet dat gebeuren. Wij zijn ook voor intrekking van de Spreidingswet, maar niet voor anarchie. Nee, wij zijn nette mensen; daar zijn wij niet van.

De heer Janssen (SP):

Of die intrekking er komt, is natuurlijk aan het parlementaire proces, maar op dit moment hoor ik mevrouw Nanninga zeggen "die Spreidingswet is er en moet worden uitgevoerd; gemeenten die daar niet aan meewerken kunnen wat JA21 betreft gekort worden op het Gemeentefonds", in lijn met wat u net betoogde.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Ik vind dat gemeenten die landelijke wetgeving niet uitvoeren ... Ik vind wel dat je binnen de grenzen van de wet mag proberen om dat zo te keren en te draaien zoals dat voor jou ... In Leeuwarden is er een andere invulling nodig van een wet dan in Waddinxveen. Dat kan ik me voorstellen. Au fond ben ik het zeker met de SP eens dat het negeren van rijksbeleid uiteindelijk consequenties zou moeten hebben. Ik vraag ook echt om actie van de minister hierop. Die autonomie is wat anders dan anarchie of vrijblijvendheid.

De heer Janssen (SP):

Om het nog even te verduidelijken, zeg ik dat de SP niet pleit voor korting op het Gemeentefonds.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Dat is jammer!

De heer Janssen (SP):

Dat heeft u mij niet horen zeggen. Dat kunt u jammer vinden, maar dat heb ik niet gezegd; dat wil ik hier even rechtgezet hebben. Maar het is goed om de consequente lijn te horen die collega Nanninga voorstaat.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Ja, we zijn voor consequent. Niet rechtlijnig, maar wel consequent.

De heer Lievense i (BBB):

Ik kan mevrouw Nanninga van JA21 vrij goed volgen als ik dit betoog zo hoor. Is mevrouw Nanninga zich er ook van bewust dat deze grote steden ook nog miljoenen meer krijgen uit het Gemeentefonds omdat ze zogenaamd grotestedenproblematiek hebben? Ik kom daar in mijn eigen betoog nog even op terug, hoor. Misschien doelt mevrouw Nanninga ook op die extra miljoenen.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Dat zou kunnen. Ik heb zes jaar lang in de gemeenteraad van Amsterdam gezeten, dus ik ben daar zeker van op de hoogte. Ik noemde Amsterdam hier als voorbeeld. Ik wil eigenlijk van de minister weten welke financiële sancties er mogelijk zijn. Dat zal in een kleine gemeente misschien anders zijn dan in een grote. Ik heb de maatregelen hier voor me en ik weet dat die er zijn en dat er bepaalde dingen kunnen. Dat kan op verschillende manieren en onder meer daaruit, ja.

De heer Lievense (BBB):

Ik ben tevreden met dit antwoord. Nu is bij de BBB bekend dat het vooral hele grote steden zijn waar soms gebeurt wat mevrouw Nanninga weergeeft rond het niet uitvoeren van wetgeving.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Er wordt een hoop geld opgesoupeerd. Daar ben ik me van bewust, ja.

De heer Dessing i (FVD):

Toch even richting mevrouw Nanninga van JA21. Ik hoor haar spreken over het spanningsveld. Aan de ene kant zijn de gemeentes te autonoom, maar geldt daarvoor wel het huis van Thorbecke, en aan de andere kant zijn gemeentes een uitvoeringsorgaan van de overheid. Dat is een spanningsveld, maar moeten ook bizarre maatregelen zoals wokebeleid dat vanuit het Rijk wordt opgelegd, consistent worden uitgevoerd door gemeentes? Of kunnen ze daar dan wel autonoom in zijn?

Mevrouw Nanninga (JA21):

Daar moet ik even nadenken. Kijk, gemeenten gaan natuurlijk in grote mate over hun eigen beleid. Daar heb ik het niet over. Ik ben het er niet mee eens; laat dat heel duidelijk zijn. Ik zei net al dat ik raadslid ben geweest in Amsterdam. Daar worden ze woedend als raadsleden kroketten eten. Dat is natuurlijk krankzinnig beleid. Ik heb daar helemaal niks mee, maar daar hebben de inwoners van die stad voor gestemd. Dat is ook geen wetgeving die vanuit de overheid wordt opgelegd. Dus in het algemeen zouden wij natuurlijk liever zien dat er geen euro naar wokebeleid gaat, of het nou gemeentegeld is of rijksoverheidsgeld, maar als de landelijke wetgeving zo is, zijn we daar wel consequent in. Ik zei dat zonet ook al tegen de heer Janssen van de SP. Dan moet je die uitvoeren. Maar volgens mij is er weinig van die wat wij dan met elkaar wokewetgeving noemen, die niet in gemeenten zelf wordt bepaald maar van bovenaf komt, vanuit het Rijk.

De heer Dessing (FVD):

Dat is precies de tegenspraak die ik mevrouw Nanninga hier hoor uiten. Ze begint haar betoog namelijk met te zeggen dat de gemeentes te veel autonoom zijn, maar juist bij dit soort dingen zouden ze wel autonoom moeten zijn. Ik snap het dus niet.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Nee, dan begrijpt meneer Dessing mij verkeerd. Ik zal het even heel in het algemeen samenvatten. Als er landelijke wetgeving is, kan het niet zo zijn dat gemeentes openlijk — ook dat — en naar eigen willekeur zeggen dat ze die niet zullen uitvoeren en dat ook inderdaad niet doen. Het maakt niet uit of wij het als fractie wel of niet met die wetgeving eens zijn. We zien het nu gebeuren met de voorrang voor statushouders. Maar stel dat hier een extreemlinkse regering komt te zitten — God verhoede — die allerlei verschrikkelijke diversiteitscursussen verplicht stelt. Als dat landelijk beleid is, zullen wij niet zeggen dat de gemeenten daar dan maar anarchistisch in moeten zijn. Het is van tweeën één. Dat is volgens mij vrij consistent.

De heer Dessing (FVD):

Daarmee hoor ik mevrouw Nanninga dus zeggen dat bijvoorbeeld klimaatbeleid en ander onzinbeleid vanuit Den Haag gewoon uitgevoerd moet worden door gemeentes. Dat is dus de consistentie waar JA21 voor staat.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Ik denk dat een pleidooi voor uniform geldende wetgeving in heel Nederland geen controversieel standpunt is.

Mevrouw Fiers i (GroenLinks-PvdA):

Ik zat een tijdje te denken: ga ik opstaan en reageren op alle voorbeelden? Dat ga ik niet doen.

De voorzitter:

Jammer.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Jammer. Ik ga even terug. De Raad voor het Openbaar Bestuur heeft een aantal waardes genoemd van het lokale bestuur en de autonomie van het lokale bestuur. Een daarvan was het feit dat daarmee in ons staatsbestel macht en tegenmacht ontstaat, dat noemde ik ook in mijn betoog. Ik zou graag een reflectie horen van mevrouw Nanninga op het onderdeel macht en tegenmacht, en dan gaat het ook om een vorm van autonomie, binnen grenzen, even los van alle voorbeelden, want die zijn alle kanten op te noemen. Hoe kijkt zij naar dat vraagstuk, naar die waarde?

Mevrouw Nanninga (JA21):

Het is niet bijster ingewikkeld. Ik zou graag willen dat voor mensen in Tilburg dezelfde regels en wetten gelden, die wij hier en aan de overkant in de Tweede Kamer met elkaar afspreken, als voor iemand in Hardinxveld-Giessendam. Het kan niet zo zijn dat gemeentes daarin gaan shoppen of dat gaan negeren. Er is natuurlijk wel enige speling, voor specifieke, lokaal spelende problemen. Ik kan dat niet precies afbakenen en dat kan mevrouw Fiers ook niet. Ik denk niet dat Emmen een beleid nodig heeft om de overdaad aan Engelse toeristen te weren en Amsterdam wel. Goed, dat is dan ook weer lokaal beleid. Macht en tegenmacht is leuk, maar de grens is voor ons wel bereikt als door lokale bestuurders over vastgesteld overheidsbeleid, waarmee wij in deze Kamers hebben ingestemd, wordt gezegd: nee, dat gaan we niet doen, daar hebben we geen zin in. Dat is natuurlijk bij de wilde spinnen af. Dat gaan we niet doen.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Nee, maar ik ben toch een beetje op zoek naar de nuance. Die ga ik misschien niet krijgen, maar ik ga het toch nog eens proberen. Er is heel veel wetgeving en er is heel veel wat gehandhaafd moet worden. Daar moeten ook prioriteiten in gesteld worden. We hebben het hier ook vaak over een tekort bij de politie. De lokale driehoek, samen met de burgemeester, heeft ook een rol om te kijken of ze het voetbalgeweld gaan aanpakken of een demonstratie over God mag weten wat. Daar zit natuurlijk een lokale weging in. Dat wil niet zeggen dat je bepaalde dingen niet uitvoert, maar je hebt wel te maken met de mogelijkheden om alles aan te pakken of niet. Daar zit toch enige nuance in? U zei dat u niet rechtlijnig bent, maar wel consequent. Er zit toch ook een lokale afweging in?

Mevrouw Nanninga (JA21):

Volgens mij zit er geen licht tussen deze opvatting en wat ik net heb gezegd.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Dan zijn we het misschien eens. Dat zou helemaal mooi zijn.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Weer een tevreden klant.

Ik ga door met vraag vier. Kan de minister bevestigen dat zij in uiterste gevallen bereid is om taakovername of vernietiging van besluiten te overwegen bij structureel bestuurlijk disfunctioneren? Wat gaat de minister doen om kabinetsbeleid niet langer te laten ondermijnen door lokale bestuurders die lak hebben aan democratisch tot stand gekomen rijksbeleid, maar wel graag hun politieke hobby's uit collectieve middelen gefinancierd zien?

Dit is me ernst, voorzitter, vooral gezien de niet aflatende stroom gemekker van met name linkse stadsbesturen over rechtsstatelijkheid die in het geding zou zijn bij ook maar een zuchtje vermeende bemoeizucht uit Den Haag, maar die vice versa ongegeneerd hun gang gaan met diezelfde rechtsstatelijke principes negeren als dat ze zo uitkomt. Ik verwacht in de beantwoording een concrete toezegging van de minister hoe dit probleem zal worden aangepakt.

Voorzitter. Ik zei het al eerder: autonomie is geen synoniem voor onafhankelijkheid. Gemeenten zijn geen eilandjes van ideologische zelfbeschikking in een verder centraal bestuurd land. De rechtsstaat is geen menukaart en u kiest niet à la carte.

Ik zie uit naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Nanninga. Dan gaan wij over naar D66, mevrouw Moonen. Mevrouw, aan u het woord.