Plenair Lievense bij behandeling Begroting Gemeentefonds 2025



Verslag van de vergadering van 8 april 2025 (2024/2025 nr. 25)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 16.38 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Lievense i (BBB):

Goed, voorzitter. Om te beginnen: zoals u weet ben ik negentien jaar lid geweest van de eilandsraad van de gemeente Schouwen-Duiveland, voordat ik gemeenteraadslid werd. De laatste zes jaar heb ik vanuit die functie onderdeel uitgemaakt van het bestuur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Momenteel ben ik parttime werkzaam als strategisch adviseur van de gemeente Noord-Beveland.

Voorzitter. Aandelen heb ik bij mijn afscheid van de VNG niet meegekregen, meneer Van Hattem, zoals u zult begrijpen uiteraard. Maar het leek me wel goed om aan het begin van mijn betoog mijn verleden met de lokale overheden, waar ik zo verschrikkelijk veel van hou, aan u mee te geven.

Voorzitter. In mijn maidenspeech heb ik speciaal een lans gebroken voor onze lokale overheden, de gemeenten. Het zijn de volksvertegenwoordigers, bestuurders, ambtenaren en al die vrijwilligers die daar in de frontlinie staan om inwoners, bedrijven en maatschappelijke instellingen verder te helpen. Denk bijvoorbeeld alleen al aan onze brandweervrijwilligers, die overigens via het Gemeentefonds gedeeltelijk worden gefinancierd.

De Nederlandse gemeenten spelen een cruciale rol in het dagelijks leven van miljoenen inwoners. Zij zorgen voor goed functionerende wegen, veilige wijken, toegankelijk onderwijs en adequate jeugdzorg. Deze taken voeren zij grotendeels uit met geld uit het Gemeentefonds, dat voor gemiddeld 70% van hun inkomsten verantwoordelijk is. De financiële relatie tussen het Rijk en de gemeenten is dan ook van essentieel belang voor de stabiliteit van lokale overheden en de uitvoerbaarheid daarvan.

Voorzitter. Mijn collega's voor mij gehoord hebbende, lijkt het soms wel alsof ik de afgelopen jaren in een andere film heb gezeten. Ik hoor alle goede bedoelingen van al mijn voorgangers — overigens uit de hele Kamer, want er komen er ook nog na mij — om met elkaar problemen te gaan oplossen. Maar deze problemen zijn niet van gisteren. Ik heb zes jaar lang samen met al die VNG-bestuurders, waarmee ik in het bestuur mocht zitten, op deuren staan bonken dat dat ravijnjaar eraan kwam en dat we met elkaar oplossingen moesten gaan zoeken. Ik weet zelfs dat er in het verleden ook al eens met een rechtszaak is gedreigd. Dat is dan toch weer weggeduwd. Tot op de dag van vandaag is er nog niks veranderd. Ik kan wat kritisch zijn — ik kijk even naar mijn vrouwelijke collega's ter rechterzijde — maar ik ben wel enorm blij dat we met elkaar in het afgelopen jaar opgetrokken zijn om er hier maar ook aan de overkant voor te zorgen dat we ergens met elkaar — de minister kan dat met de regering immers ook niet alleen — naar oplossingen kunnen zoeken.

Voorzitter. Vanaf 2026 worden gemeenten geconfronteerd met een grote financiële klap. Zij krijgen te maken met een structurele korting op het Gemeentefonds, zonder dat er een nieuw en eerlijk financieringssysteem tegenover staat. Dit betekent dat gemeenten met minder middelen hun essentiële taken moeten blijven uitvoeren. De vraag is niet of dit problemen gaat opleveren maar hoe groot deze problemen zullen zijn; ik hoorde meerdere collega's dat ook al aangeven. En de term "ravijnjaar" wordt hierbij niet voor niets gebruikt.

Voorzitter. Collega-BBB-parlementariër Vermeer — ik zal de complimenten aan hem overbrengen, mevrouw Fiers — gaf terecht aan dat het woord "ravijn" bijna suggereert dat het iets is waar je na een jaar zomaar uit kunt klauteren. Ik hoorde ook andere collega's dat al zeggen. Dat is natuurlijk niet zo. Het is zoals mijn collega Vermeer zei, gewoon een afgrond. Daarachter zit een grote vlakte en er gaat niks, maar dan ook niks meer omhoog. Dit zal dus structureel opgelost moeten gaan worden. Dat is ook de reden waarom de BBB zich hierover al sinds vorig jaar ernstig druk maakt, in zowel deze Kamer als in de Tweede Kamer. Ik kreeg even een sneer vanuit het CDA alsof wij weglopen voor verantwoordelijkheid. Nou, dat kan ik u zeggen, mevrouw van Toorenburg. Wij lopen zeker niet weg en maken ons daar zowel in deze Kamer als in de Tweede Kamer al sinds vorig jaar ernstig druk over.

Voorzitter. De voorgenomen bezuinigingen die door de kabinetten-Rutte III en Rutte IV op het Gemeentefonds zijn doorgevoerd, zijn onverantwoord. Die moeten worden teruggedraaid om gemeenten in staat te stellen hun wettelijke en hun maatschappelijke taken uit te voeren.

Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):

Ik heb eigenlijk alleen maar een vraag. Regeren is toch meer dan je druk maken?

De heer Lievense (BBB):

Is dit een retorische vraag aan mevrouw Van Toorenburg zelf of aan mij?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ja, natuurlijk aan deze illustere spreker. Ik begrijp namelijk heel goed dat hij zegt dat zijn partij zich heel erg druk heeft gemaakt.

De heer Lievense (BBB):

Ja.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Maar blijkbaar was dat nog niet druk genoeg, want zich druk maken is vaak iets wat de oppositie doet, terwijl het nemen van goede maatregelen door de regering moet gebeuren. Aan u als regeringspartij zou ik dus willen vragen om iets meer te doen dan u druk maken. Zorg dat het ravijn dicht wordt gestort.

De heer Lievense (BBB):

We gaan zeker meer doen dan waarvoor u zich indertijd druk heeft gemaakt in de coalitie. Wij proberen echt met oplossingen te komen en daar hebben we u hard genoeg voor nodig. Dat heb ik hier willen meegeven. Wij willen het met elkaar doen.

Ik vervolg mijn betoog, voorzitter. Daarbij merk ik op dat dit het eerste kabinet is dat hiervan ruiterlijk erkenning geeft en dat er alles aan gelegen is om te bekijken hoe het gat kan worden gedicht. Daar geef ik het kabinet via deze minister op voorhand al complimenten voor. Ze willen zich daar op voorhand al samen hard voor maken. Een van de grootste uitdagingen waar gemeenten mee te maken hebben, is dat zij verantwoordelijkheden dragen die wettelijk …

Mevrouw Fiers i (GroenLinks-PvdA):

Ik sloeg nog even aan op "we willen het samen doen". U kunt zeggen "dat BBB dat doet met de BBB-fracties in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, maar we hebben hier ook een "samen", namelijk in onze rol als Eerste Kamer. Als u zegt dat het opgelost moet worden, bent u ook in staat om hier vandaag samen met de collega's het signaal aan het kabinet te geven dat het opgelost moet worden. Ik ben dus even op zoek. Misschien kunt u dat woord "samen" nog eens wat meer duiden. Er is namelijk een motie in voorbereiding en ik zie daar heel graag een handtekening van de BBB onder staan.

De heer Lievense (BBB):

Ik heb een pen bij me, maar ik ga nog nergens een handtekening onder zetten. U krijgt een antwoord op uw vraag in de rest van mijn betoog, of in ieder geval een richting. Dat heb ik u ook beloofd voor dit debat.

Een van de grootste uitdagingen waar gemeenten mee te maken hebben, is dat zij verantwoordelijkheden dragen die wettelijk door ons als Staten-Generaal zijn vastgelegd. Dit betekent dat zij bepaalde taken moeten uitvoeren. Móéten uitvoeren. Ik hoorde JA21 aangeven dat er ook gemeenten zijn die het niet doen, maar goed. We horen straks van de minister hoe daarmee wordt omgegaan. Ik ga ervan uit dat alle gemeenten gewoon de taken uitvoeren die ze moeten uitvoeren, ongeacht hoeveel geld ze daarvoor krijgen. Dat is eigenlijk vreemd. Ieder praktisch opgeleid mens begrijpt dat als het hout duurder wordt, de betaler voor wie je dat hout gebruikt, meer moet gaan betalen. Op rijksniveau lijkt het alsof de theoretisch opgeleiden zeggen "het hout is duurder geworden, maar toch moeten jullie de reparaties blijven uitvoeren en we gaan daar als Rijk gewoonweg niet meer voor betalen, of we voeren er nog een korting op door". Zo ervaar ik, platgeslagen, de discussie van de afgelopen jaren.

Voorzitter. Op 29 januari van dit jaar hebben wij vanuit de Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken, ook weer met een hele club Kamerleden, de minister verzocht een overzicht te maken van de financiële impact van bestaand en nieuw rijksbeleid op decentrale overheden. Met een dergelijk overzicht kunnen we als Staten-Generaal kijken of de taken nog in verhouding staan tot de knaken, om de VNG-slogan vanuit ons perspectief zomaar eens om te draaien. Ik vraag de minister dan ook hoe het staat met de uitwerking van de commissiebrief die wij bij Binnenlandse Zaken hebben staan. Dat was een onuitgevoerde motie van de Tweede Kamerfracties van het CDA en de ChristenUnie, ere wie ere toekomt. Die hebben elkaar weten te vinden en daar lag een toezegging over van een voormalige minister. Ik hoor graag van deze minister hoe het ervoor staat.

Voorzitter. De jeugdzorg is een pijnlijk voorbeeld van structurele onderfinanciering. Sinds de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor deze taak, maar in plaats van voldoende middelen mee te krijgen moesten ze juist bezuinigen. Dit leidde tot wachtlijsten, overbelaste zorgmedewerkers en schrijnende gevallen dat kinderen niet op tijd de hulp kregen die zij nodig hadden. In 2023 werd de Hervormingsagenda Jeugd opgesteld, een ambitieus plan om de jeugdzorg toekomstbestendig te maken en financieel houdbaar te houden. In 2025 concludeerde de onafhankelijke adviescommissie-Van Ark alleen dat deze bezuinigingen niet realistisch zijn en dat er extra geld nodig is om de jeugdzorg überhaupt draaiende te houden; de collega's hebben er al aan gerefereerd. Het kabinet heeft meermaals aangegeven dit advies serieus te nemen, maar heeft nog geen concrete maatregelen genomen.

Ondertussen blijven gemeenten worstelen met een taak die zij verplicht moeten uitvoeren, maar waarvoor de financiële middelen gewoonweg ontbreken. De vraag is dan ook hoe wij als Staten-Generaal, maar ook de regering, van gemeenten kunnen verlangen dat zij zorgtaken uitvoeren zonder daar voldoende geld voor te geven. Het is niet alleen oneerlijk, maar het is eigenlijk, platgeslagen, gewoonweg onuitvoerbaar.

Naast de structurele korting op het Gemeentefonds speelt nog een ander probleem: de manier waarop gemeenten compensatie krijgen voor inflatie en andere kostenstijgingen. Ik heb een andere collega daar al uitgebreid over gehoord. We hebben het dan structureel over 400 miljoen te weinig door misrekeningen van het Centraal Planbureau. Het systeem dat bepaalt hoeveel extra geld gemeenten krijgen om stijgende kosten op te vangen is gebaseerd op ramingen van datzelfde Centraal Planbureau. Dit zou in theorie moeten zorgen voor eerlijke en voorspelbare compensatie. Maar wat blijkt? In de praktijk blijkt het Centraal Planbureau de inflatie structureel te laag in te schatten. De afgelopen zeven jaar werd de inflatie keer op keer verkeerd voorspeld, met als gevolg dat gemeenten jaarlijks gemiddeld 400 miljoen te weinig kregen. Dit is geen eenmalige fout, maar een structureel probleem dat zich jaar na jaar na jaar herhaalt.

Door de combinatie van deze foute ramingen en de aangekondigde bezuinigingen komen gemeenten financieel steeds verder in de knel. Niet alleen krijgen ze minder geld van het Rijk, maar ze worden ook nog eens benadeeld door miscalculaties waar ze zelf geen invloed op hebben. Als we als Staten-Generaal, maar ook het kabinet, serieus willen dat gemeenten hun taken kunnen uitvoeren, moet er niet alleen een oplossing komen voor de korting op het Gemeentefonds, maar ook voor de manier waarop de inflatiecompensatie wordt berekend.

Voorzitter. Ik vraag dan ook aan de minister om duidelijk aan te geven of deze fouten gemaakt zijn. En zo ja, gaat de minister deze dan met het kabinet oplossen? Ik hoorde de heer Van der Goot van OPNL ook aandacht vragen voor diezelfde vraag.

De Eerste Kamer speelt een belangrijke rol voor de beoordeling van wetten op hun doelmatigheid, doeltreffendheid en uitvoerbaarheid. Wanneer wetten worden aangenomen, wordt ervan uitgegaan dat gemeenten deze ook daadwerkelijk kunnen uitvoeren. Maar als gemeenten door financiële tekorten hun wettelijke taken niet meer kunnen nakomen, raakt de geloofwaardigheid van ons als Staten-Generaal, maar ook van de regering, in gevaar.

De consequenties van de kortingen op het Gemeentefonds kunnen echt desastreus zijn. Jeugdzorginstellingen kunnen niet langer de zorg leveren die kinderen nodig hebben. Onderhoud aan wegen en infrastructuur wordt uitgesteld, wat leidt tot gevaarlijke situaties. Sociale voorzieningen worden afgebouwd, waardoor kwetsbare groeperingen in de samenleving nog verder in de problemen komen. De algemene leefbaarheid in de gemeenten neemt gewoonweg af. Dat heeft gevolgen voor de veiligheid en het welzijn van al die inwoners voor wie we hier bij elkaar zitten.

Dit speelt vooral in de plattelandsgemeenten. Vragen we ons hier onder de Haagse stolp af of de metro straks nog wel naar de nieuwe wijk gaat? In veel dorpen rijdt er al jaren geen openbaar vervoer en is de eerste bushalte kilometers verderop. Hetzelfde geldt voor een station. Er rijdt hooguit nog een belbusje, met, jawel, vrijwillige chauffeurs.

Voorzitter. Voor de begrotingsstaat van 2025 …

De voorzitter:

Gaat u rustig even door.

De heer Lievense (BBB):

Ik zit aan het einde van mijn zin, dus ik dacht: ik wacht even.

De heer Van Hattem i (PVV):

Even specifiek op het punt dat net genoemd werd. Er werden enkele vormen van openbaar vervoer genoemd, maar die staan allemaal volledig los van het Gemeentefonds, want dat is geen uitkering die via de gemeenten loopt.

De heer Lievense (BBB):

Daar heeft de heer Van Hattem nou precies het punt te pakken waar het om gaat. Als je ergens geld tekortkomt, zal je het toch ergens vandaan moeten halen. Dan ga je het bij dat soort bedragen halen. Dan ga je wel zorgen dat jeugdzorg op orde is. Dan ga je wel zorgen dat je voorzieningen open blijven. Je zal keuzes moeten maken. Een euro kun je maar één keer uitgeven. Dat is wat ik net in de interruptie ook probeerde uit te leggen aan de heer Van Hattem. Ik begrijp het betoog van de heer Van Hattem wel. Ja, dan is mijn gemeente inderdaad iets zuiniger. Dat klopt, dat klopt. Daarom zit ze ook goed in de financiering. Maar een gemeente kan ook gewoon met geld schuiven naar iets waar ze tekortkomen.

De heer Van Hattem (PVV):

Inderdaad, een euro kun je maar één keer uitgeven. Maar er werd net een voorbeeld genoemd alsof openbaar vervoer op dit moment bij de gemeenten ligt, maar dat is een uitkering aan de provincies. Dat loopt via het Provinciefonds en via de specifieke uitkeringen aan de provincies, en dus niet aan de gemeenten. Ik wil alleen even benoemen dat het eigenlijk onzuiver is om dit in deze discussie in te brengen, want het staat los van het Gemeentefonds.

De voorzitter:

De heer Van Hattem.

De heer Lievense (BBB):

Voorzitter, ik ben de heer Lievense.

De voorzitter:

Neem me niet kwalijk. De heer Lievense.

De heer Lievense (BBB):

Wat de heer Van Hattem zegt, klopt, maar ik probeer alleen een voorbeeld te schetsen van hoe we ons hier in het Haagse weleens druk maken over of de tram nog rijdt. Ik leg gewoon even een metafoor neer, los van het Gemeentefonds. Maar u heeft gelijk: die financiering komt grotendeels uit het Provinciefonds. Maar ik kan u vertellen dat ook gemeenten daar geld bij leggen. Ik kan u een mooi voorbeeld geven van een project op Schouwen-Duiveland. Ik hoop dat u het leuk vindt, want anders brandt u het af. Maar het is een heel leuk voorbeeldproject van openbaar vervoer. Dat is er niet meer, maar we proberen dat met gemeentelijke gelden op betaalbare wijze toch nog te regelen. Want er komt te weinig geld uit het Provinciefonds, maar daar hebben we het nu niet over.

De heer Van Hattem (PVV):

Nee, duidelijk, maar dan hebben we in ieder geval wel opgehelderd dat dat vandaag niet het onderwerp van discussie is.

De heer Lievense (BBB):

Voorzitter. Dit speelt vooral in plattelandsgemeenten. In veel dorpen ... Nee, dat heb ik al gehad, excuses. Voor de begrotingsstaat van 2025 lijkt dit probleem nog beperkt. Maar in 2026 zal het volle effect van de bezuinigingen voelbaar worden. Dat betekent dat er nu maatregelen genomen moeten worden om toekomstige schade te voorkomen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de Tweede Kamer en het kabinet, die de komende maanden de Voorjaarsnota opstellen. Dat is het moment om deze problemen op te lossen en de financiële basis van gemeenten te herstellen.

Voorzitter. Ik kom tot een conclusie: de bezuiniging op het Gemeentefonds is niet zomaar een financieel vraagstuk. Het is een fundamentele bedreiging voor de manier waarop de lokale overheden functioneren. Gemeenten staan voor de taak om essentiële diensten te leveren, maar krijgen daarvoor niet de middelen die ze nodig hebben.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Ik haak even aan op uw opmerking dat de ravijnperiode in 2026 begint en dat dat dus nu niet aan de orde is. In mijn betoog heb ik gezegd dat we, de regering niet en wij ook niet, als controleurs geen beeld hebben van hoe het zit met de medebewindstaken en de kosten. Dus het idee is om eventueel een motie in te dienen om tegen het kabinet te zeggen dat we, als het de volgende keer met een begroting komt, dat op z'n minst inzichtelijk willen hebben. Want anders kunnen wij niet beoordelen of er wel voldoende geld naar de medebewindstaken gaat. Dat heb ik u eigenlijk ook in uw betoog horen zeggen. Dus zou zo'n motie eventueel wel op uw handtekening kunnen rekenen?

De heer Lievense (BBB):

Ik heb nog steeds een pen bij me, maar ik ga nog steeds niet tekenen, want ik ben nog steeds niet klaar. Het siert u uiteraard, maar u gaat nog blijer worden. Maar ik ga vandaag niet zeggen of ik uw motie ga tekenen, absoluut niet.

De voorzitter:

Mevrouw Moonen. Nee?

De heer Lievense (BBB):

Drie kernproblemen moeten worden aangepakt. Gemeenten moeten voldoende geld krijgen om hun wettelijke taken, zoals jeugdzorg, goed uit te voeren. Zonder knaken geen taken. Het systeem voor inflatiecompensatie moet worden aangepast, zodat gemeenten niet langer structureel te weinig middelen ontvangen. De Tweede Kamer en het kabinet moeten de financiële knelpunten van gemeenten erkennen en oplossen in de Voorjaarsnota.

Voorzitter. Als deze problemen niet worden aangepakt, voorziet BBB dat de uitvoerbaarheid van de begrotingsstaat Gemeentefonds na 2025 en verder onder druk komt te staan en we op een punt komen dat deze voor gemeenten niet meer uitvoerbaar is. Dit zou als gevolg kunnen hebben dat de Eerste Kamer niet anders kan dan tegen die tijd heel diep bij zichzelf te rade gaan of ze een dergelijke begroting nog wel goed kan keuren.

Mevrouw Moonen i (D66):

Ik dank de heer Lievense ervoor dat hij zegt dat hij zich hier samen met de Kamer verantwoordelijk voor voelt. Dat is heel goed om te horen. U zegt: het moet opgelost worden bij Voorjaarsnota. Nu weten we allemaal dat de regering bezig is met het opstellen van de Voorjaarsnota. Die zal, in de juiste volgorde der dingen, ook onze Kamer bereiken in de komende weken. Zegt de heer Lievense nu eigenlijk: we moeten de Voorjaarsnota maar afwachten om te zien of daarin een aantal zaken worden gerepareerd, voordat we kunnen stemmen over het Gemeentefonds?

De heer Lievense (BBB):

Nee, dat zeg ik niet. Ik heb juist gezegd dat het Gemeentefonds 2025 wat dat betreft een fonds is dat nog goed in elkaar zit. Ik geef wel een winstwaarschuwing af voor het Gemeentefonds 2026. Zo simpel is het, maar goed, volgens mij zijn wij het er allemaal over eens dat we ernaartoe moeten werken. U weet ook dat de regering en ook de Tweede Kamer bij de Voorjaarsnota een doorkijk gaan maken naar 2026 voor de begroting. Daar zullen ze moeten puzzelen. Ik heb altijd geleerd wat hier mijn taken en plichten zijn en dat is niet het onderhandelen over een voorjaarsnota. Natuurlijk kent iedereen het partijpolitieke proces. Binnen je partij voer je daar intern met je collega's overleg over, maar het zijn ten principale eerst de regering en de Tweede Kamer die met elkaar moeten gaan puzzelen.

De voorzitter:

Mevrouw Fiers en dan de heer Janssen.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Mijn eerste interruptie gaat over het volgende. Als ik u goed hoor — ik vraag het nog even na — dan zegt u: op weg naar 2026 moeten er een aantal problemen opgelost worden, want anders staan we hier straks als Kamer met het Gemeentefonds 2026, dat dan wel erg onder druk staat. Toen dacht ik: ik heb uw hele betoog gehoord en ik heb u een paar keer horen zeggen "onuitvoerbaar", "kan absoluut niet". Dan lijkt "onder druk" een beetje vaag taalgebruik, zoals Marsman zou zeggen. Ik ben dus op zoek naar wat dat dan betekent als dat ravijnjaar of die ravijnperiode hier voorligt in 2026. Kunt u daar wat stelliger in zijn? Gaat u dan voor- of tegenstemmen?

De voorzitter:

De heer Lievense, toch nog even een repliek?

De heer Lievense (BBB):

Ik hoor het, maar ik leg nog even geen verbanden. Ik hoor "Marsman" en "ik heb goed geluisterd naar uw betoog". Ik kom zelf uit Brouwershaven en moet denken aan Jacob Cats. Die is iets korter en iets duidelijker; die is in ieder geval korter van stof dan ik en dat is maar goed ook, dus dat zal ik dan maar daar laten.

Ik geef hier heel duidelijk aan hoe de BBB-fractie er op dit moment naar kijkt. Ik geef volgens mij heel duidelijk aan waar wij als Eerste Kamer toe bevoegd zijn en welke signalen wij aan de overkant kunnen laten landen. Ik denk dat dit het juiste moment is om het signaal af te geven, zowel aan de regering, via deze minister, als aan onze fracties in de Tweede Kamer, om met elkaar aan de slag te gaan. Natuurlijk doen ze dat. Dit is het kader waarbinnen de BBB-fractie in de Eerste Kamer dat benadert. Ik ga me nog geen toezegging laten ontfutselen. Ik zie dat u heel hard aan het nadenken bent.

De voorzitter:

Goed.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Nog eentje.

De voorzitter:

Ja, heel kort dan.

Mevrouw Fiers (GroenLinks-PvdA):

Ja. Je kunt op verschillende manieren kijken naar de rol van de Eerste Kamer. Ik begrijp natuurlijk het politieke verhaal dat het moet gebeuren in de Tweede Kamer en de regering. Daar zal heel druk over gesteggeld worden. Maar mijn stelling is: daar gaat dit niet over. Dit gaat over het feit dat onze gemeentes door hun hoeven zakken. Dat maakt dat de Eerste Kamer, wij samen dus, een verantwoordelijkheid heeft om te zeggen: tot hier en niet verder. Daar spreek ik u als Eerste Kamerlid op aan. Ik vind het iets te kort door de bocht dat u zegt: daar doen wij hier niet aan; dat moeten ze aan de overkant oplossen. Het gaat over onze rol en wij zitten hier met elkaar te kijken naar de gemeentes die het ravijn in gaan storten. Het is dus aan ons, dus ik vraag nogmaals om hier wel aan te sluiten bij de uitspraken van de Eerste Kamer.

De voorzitter:

Ik heb het idee dat we langzaam maar zeker in herhaling beginnen te vallen.

De heer Lievense (BBB):

Ja, dat klopt, voorzitter. Dat klopt. Ik denk erover na. Ik heb goed gehoord wat mevrouw Fiers aangeeft, maar ik denk dat het signaal dat mijn fractie hier afgeeft … Het is trouwens ook echt bijna historisch en een unicum dat het Gemeentefonds in de Eerste Kamer wordt behandeld. Laten we daar nog eens even bij stilstaan. Ik denk dus dat alleen al het signaal dat we hier uren debatteren over het Gemeentefonds, inslaat als een spreekwoordelijke bom, die ook nodig is om met elkaar tot oplossingen te komen.

De heer Janssen i (SP):

Genoeg bommen op de wereld, zou ik zeggen. Laten we deze er daar niet bij doen. De heer Lievense spreekt met hart voor het decentrale bestuur. Hulde daarvoor. Misschien kan ik dat signaal vanuit de Eerste Kamer nog even iets scherper maken, want we weten allemaal wat er gaat gebeuren. Er wordt nu onderhandeld over de Voorjaarsnota. Wat heel ingewikkeld wordt, zou misschien nog wel in de Miljoenennota kunnen. Hoor ik de heer Lievense nu ook zeggen dat ons afgegeven signaal buitengewoon helder is, dat het bij de Voorjaarsnota opgelost moet worden en dat doorschuiven naar de Miljoenennota geen optie is voor de fractie van BBB?

De heer Lievense (BBB):

Nee, dat heb ik volgens mij niet zo uitgesproken. Ik heb gezegd dat de Tweede Kamer aan de slag … Ja, u plakt de Miljoenennota er nu gelijk weer aan vast. Uiteindelijk zal het in de Miljoenennota terecht móéten komen. Maar goed, daar maakt ook deze begrotingsstaat onderdeel van uit, alleen dan voor het jaar 2025. Ik denk dat ik uw vraag dan verkeerd begrijp.

De heer Janssen (SP):

Ik vraag het met de volgende reden. Ik geloof dat ik het in mijn bijdrage zelf de anticiperende werking van 2026 heb genoemd. Als vanuit de Voorjaarsnota het signaal komt dat ze het nog even niet op hebben kunnen lossen voor de gemeenten, dat ze daar in de zomer verder over gaan spreken en dat we dus bij de Miljoenennota wel zien of ze daarvoor met een oplossing komen voor 2026, dan zijn de gemeenten daar niet mee geholpen. Dan gaat de afbraak namelijk nu alleen maar verder. Vandaar dat ik die vraag aan u stelde. Uiteraard landt alles straks keurig formeel in de Miljoenennota, maar het was als signaal bedoeld, van: schuif dit niet door; wij willen nu echt een oplossing hebben. Die gemeenten hebben dat nu namelijk nodig om dit jaar al iets te kunnen doen met een bepaalde mate van zekerheid richting volgend jaar, want anders gaat de afbraak door. Straks is wat afgebroken is, veel duurder om weer op te bouwen, als dat al lukt.

De heer Lievense (BBB):

Het antwoord voor u zit in de staart van mijn betoog.

Voorzitter. Wij gaan er als BBB dan ook van uit dat de Tweede Kamer en de regering hiervoor in de Voorjaarsnota met oplossingsrichtingen zullen komen, zodat we het gezamenlijk niet zover hoeven laten komen dat we uiteindelijk ooit naar een Gemeentefondsbegroting gaan die we zouden moeten afkeuren. In dat verhaal zat ik namelijk voor de interrupties.

Daarom is de boodschap duidelijk: draai bezuinigingen terug en geef de gemeenten de middelen die ze nodig hebben. Want alleen dan kunnen ze blijven doen waarvoor ze bedoeld zijn: het goed en efficiënt besturen van onze dorpen en steden. Daarbij zullen we ook naar onze eigen ambities moeten kijken, minder geld richting gemeenten moeten oormerken, maar wellicht ook gewoonweg medebewindtaken voor gemeenten moeten schrappen. Daar vindt de PVV mij ook wel weer aan haar zijde.

Voorzitter, tot slot.

De voorzitter:

Ja? Gaat u bepalen dat de heer Van der Goot mag interrumperen? Ik dacht dat u nog aan het woord was.

De heer Lievense (BBB):

Ik ga nu weer naar een ander stuk, dus ik dacht: dan stop ik maar even met praten.

De voorzitter:

Akkoord. Meneer Van der Goot, aan u het woord.

De heer Van der Goot i (OPNL):

Dank aan de heer Lievense. Ik heb hem over 2026 en ook over de jaren daarvoor horen zeggen dat de inflatiecorrectie wat is achtergebleven en dat dat heel veel geld gaat kosten. Nou wilt u liever niet allerlei moties tekenen. Dat begrijp ik, maar — u hebt een pen in de hand — als u nou een motie zou willen schrijven over die inflatiecorrectie, zou ik die misschien wel met u willen indienen.

De heer Lievense (BBB):

Ik denk dat we eerst op het punt zitten dat we hier allemaal onze inbreng in eerste termijn kenbaar maken en dat we daar straks, volgens mij ook in eerste termijn, nog een reactie op krijgen van de regering, via de minister achter u. Misschien zijn heel veel zaken waar we nu om vragen wel niet nodig. Dat weet ik niet. Ik heb ook wat vragen gesteld over die ramingen. Ik kan daarop pas na de beantwoording van de minister bij u terugkomen. Dan ben ik zelfs nog zo fair om te zeggen: mocht u daar iets mee willen, dan zien we dat ook van uw hand verschijnen.

De heer Van der Goot (OPNL):

Ik ben erg hoopvol. Wat betreft het antwoord van de minister, bedoel ik. Als dat tegenvalt, dan hoop ik op u.

De heer Lievense (BBB):

Ik heb ook altijd gelijk aan de voorkant erg veel vertrouwen in welke minister dan ook van deze regering.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Lievense (BBB):

Voorzitter, tot slot. Er zijn nog twee grote steden die extra geld krijgen uit het Gemeentefonds. In een aantal interrupties hebben we het er al over gehad. Als argument wordt aangegeven dat dit te maken heeft met grotestedenproblematiek. Ik begrijp net zelfs dat de aanpak van sommige problematiek, waar ze dus blijkbaar wel geld voor krijgen, niet eens uitgevoerd wordt, als ik de woorden van mevrouw Nanninga goed begrepen heb. Nu komen de meesten van ons bij BBB, zoals ikzelf, van het platteland en op het platteland kennen wij helemaal geen problematiek. Wij kennen alleen uitdagingen. Maar als we het "plattelandsproblematiek" moeten gaan noemen om meer geld te krijgen voor de regio's, ben ik daar uiteraard met de BBB toe bereid. Kan de minister deze perverse grotestedenmaatregel in relatie tot de plattelandsuitdagingen nog eens toelichten? Is de minister bereid toe te zeggen daar komend jaar nog eens goed naar te kijken en onze Kamer te laten weten hoe we dit eerlijk over het hele land, dus ook over de regio's, kunnen verdelen? Want elke regio telt.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Elke speech van een collega telt. Grote waardering voor uw bijdrage. Ik vind dit voor een spreker namens een regeringspartij een gewaagde balanceeract. U uit uw zorgen, u vecht ervoor en u zegt ook nog: laat eerst het kabinet met besluiten komen die dan in de Tweede Kamer komen en daarna hier. Ik heb geen vraag aan u. Ik constateer alleen maar dat u een gedurfde balanceeract hebt die past in de rol die wij hier hebben.

De heer Lievense (BBB):

Dank u wel.

De voorzitter:

Nou, niet te danken, zegt u dan, hè. Prima. Dan is nu het woord aan de heer Dessing.