Parlementair jaar 2024/2025, 35e vergadering
Aanvang: 16.00 uur
Sluiting: 22.37 uur
Status: ongecorrigeerd
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Voorzitter: Bruijn
Tegenwoordig zijn 43 leden, te weten:
Van Aelst-den Uijl, Aerdts, Van Apeldoorn, Bakker-Klein, Van Ballekom, Belhirch, Van Bijsterveld, Bovens, Bruijn, Croll, Fiers, Griffioen, Hartog, Van Hattem, Heijnen, Janssen, Janssen-van Helvoort, Jaspers, Kaljouw, Kemperman, Van Kesteren, Kluit, Van Knapen, Lagas, Marquart Scholtz, Van Meenen, Meijer, Nanninga, Nicolaï, Van den Oetelaar, Oplaat, Panman, Perin-Gopie, Petersen, Ramsodit, Rietkerk, Van Rooijen, Schalk, Talsma, Thijssen, Veldhoen, Visseren-Hamakers en De Vries,
en de heer Klaver, lid Tweede Kamer en mevrouw Ouwehand, lid Tweede Kamer,
alsmede de heer Aartsen, staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van maandag 30 juni 2025. Ik heet de leden, de medewerkers, de aanwezigen op de publieke tribune en iedereen die deze vergadering via de livestream volgt van harte welkom. Ook heet ik de Tweede Kamerleden Klaver en Ouwehand, die het wetsvoorstel namens de Tweede Kamer zullen verdedigen, alsmede de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu van harte welkom in de Eerste Kamer.
De voorzitter:
Ingekomen zijn berichten van verhindering van de leden Dittrich, Karimi, Recourt en Van Toorenburg wegens werkzaamheden voor de Parlementaire Assemblee van de OVSE.
Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het Voorstel van wet van de leden Klaver en Ouwehand tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten (Wet veilige jaarwisseling) (35386).
De voorzitter:
Collega's, buiten is het 31 graden, binnen is aan de orde de behandeling van het wetsvoorstel Veilige jaarwisseling: de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten, kortweg de Wet veilige jaarwisseling (35386).
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Thijssen namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Thijssen i (GroenLinks-PvdA):
Welkom, initiatiefnemers. Jullie zijn ver gekomen, dus gefeliciteerd. Een van de laatste hordes, maar ik denk nog niet de allerlaatste. Welkom. Welkom ook aan de demissionaire staatssecretaris namens het kabinet. Welkom ook aan de publieke tribune. Ik denk dat er wel politiek adviseurs aanwezig zijn, of misschien kijken ze mee. Ook aan jullie felicitaties.
Voorzitter. We spreken vandaag over een landelijk vuurwerkverbod. Na 70 jaar maatschappelijke discussie lijkt dit er te gaan komen, dankzij een initiatiefwetsvoorstel. Inmiddels is mijn fractie een groot voorstander van een dergelijk verbod. Nut, noodzaak en urgentie spreken voor zich: fysiek letsel bij mensen, vuurwerkstress bij dieren, vernielingen aan de publieke ruimte, milieuschade, gezondheidsschade en, heel belangrijk, geweld tegen hulpverleners. Aangrijpend is de terugblik van de Politiebond op de laatste jaarwisseling: "We hebben veel levensreddend moeten handelen. Het is soms haast een oorlogsgebied geweest."
Voorzitter. De GroenLinks-PvdA-fractie vindt het belangrijk om eerst uitgebreid stil te staan bij de lange aanloop naar vandaag. Het proces laat namelijk zien waartoe actief burgerschap kan leiden en dat verandering ook mogelijk is door maatschappelijke krachten te bundelen. Democratie van onderop kan echt verschil maken, maar een lange adem is dan wel nodig.
Al in 1955 doet de VNG op verzoek van het gemeentebestuur van Zwolle een voorstel voor een landelijk vuurwerkverbod bij de minister van Binnenlandse Zaken. Een nieuwjaarstraditie waarbij burgemeesters aandacht vragen voor vuurwerkoverlast is geboren. Dan duurt het nog zo'n 53 jaar totdat ongeruste burgers zich gaan verenigen. In 2008 richt een oud-politieagent samen met twee bekenden een initiatief op. Het heet Staakt Het Vuren. Naar eigen zeggen was hij met zijn pleidooi voor een verbod een "roepende in de woestijn". Al iets meer tractie kregen twee raadsleden van GroenLinks enige tijd later. Zij bereikten heel veel media-aandacht, maar zelfs in hun eigen partij kregen ze de handen niet op elkaar. Ik zie een van de indieners knikken. Hij was er ook bij. Het waren de jaren waarin de partij haar vrijzinnige traditie vooropzette. Daar paste een vuurwerkverbod niet bij. Heel eerlijk: ik was toen ook al lid en actief bij GroenLinks en ik was er ook niet helemaal een voorstander van.
Pas toen de oogartsen Tjeerd de Faber en Jan Keunen het vuurwerkmanifest in 2014 startten, begon het maatschappelijk draagvlak echt toe te nemen. Inmiddels hebben meer dan 750.000 burgers en organisaties het manifest ondertekend. Maar zoals dat vaak gaat bij verandering loopt de samenleving voorop op de politiek. Kabinetten namen te kleine en daarom ineffectieve stapjes, zoals minder verkoopdagen, kortere afsteekdagen, bewustwordingscampagnes en een verbod op knalvuurwerk. Dat leidde niet tot minder incidenten of minder geweld tegen de hulpdiensten. De roep van het lokale bestuur, burgers en maatschappelijke organisaties nam daarom alleen maar verder toe.
De coronajaren lieten zien dat het ook anders kan. Twee keer op rij werden de zorg, de handhavers en de hulpverleners ontzien door een tijdelijk vuurwerkverbod, waarbij vuurwerkondernemers op compensatie konden rekenen. Maar vergelijkbaar aan veel andere eyeopeners in die coronajaren — denk bijvoorbeeld aan de waardering voor zorgmedewerkers en pakketbezorgers of aan het afnemende vliegverkeer — werd al heel snel alles weer business as usual, ook rond het vuurwerk. In 2023 lag het aantal vuurwerkslachtoffers op hetzelfde niveau als voor de coronajaren. En door illegaal vuurwerk neemt de heftigheid van de incidenten en het aantal slachtoffers alleen maar toe.
Door toenemende overlast en geweld nemen steeds meer lokale besturen zelf het initiatief. Dat is een mogelijkheid die ze sinds 2022 hebben. Lokale vuurwerkverboden leiden echter niet tot een afname van het aantal incidenten; ze zorgen juist voor meer onduidelijkheid over wat mag. Je mag namelijk wel vuurwerk kopen en bezitten, maar je mag het niet afsteken. Daarbij is de ordehandhaving veel te complex, doordat handhavers enkel op heterdaad mogen betrappen. Het is nogal ingewikkeld om van een afstandje te horen of te zien of het gaat om legaal of illegaal vuurwerk. Een algeheel vuurwerkverbod moet dus tot duidelijkheid gaan leiden.
Als na de laatste jaarwisseling de nationale politie en Brandweer Nederland zich scharen achter het vuurwerkmanifest, krijgt het maatschappelijk initiatief na tientallen jaren voldoende politieke steun in de rug. Het initiatiefwetsvoorstel waar wij vandaag over spreken, krijgt eindelijk een meerderheid in de Tweede Kamer. En de verwachting is dat we volgende week hier in deze Kamer ook een meerderheid gaan terugzien bij de stemmingen.
Voorzitter. Voor mijn fractie is de relevante vraag vandaag niet of er een vuurwerkverbod moet komen, maar wanneer dat er moet komen. Het is een vurige wens van de hulpdiensten om het verbod aankomende jaarwisseling van kracht te laten gaan, zodat voorkomen wordt dat het voor de laatste keer nog één keer helemaal losgaat, met alle risico's van dien.
Ik ga twee citaten voorlezen. Het eerste is van Brandweer Nederland. "Dat de Tweede Kamer instemt met een algeheel verbod op het afsteken van vuurwerk is hoopvol en beschouw ik als blijk van zorg en waardering voor onze hulpverleners. Ik vind het alleen moeilijk te verteren dat het niet meteen dit jaar ingaat." Het tweede citaat is van de politievakbond ACP. Dit citaat is ook gesteund door de nationale politie; ook zij deelt namelijk deze zorg. De politievakbond zegt: "Mensen zouden nog één keer alles uit de kast kunnen halen, omdat ze weten dat het daarna niet meer mag. We moeten vorkomen dat het nog één keer losgaat."
Tijdens het debat in de Tweede Kamer is er onduidelijkheid ontstaan over de inwerkingtreding. Er zijn namelijk twee moties aangenomen die tegenstrijdig zijn aan elkaar. De ene motie stelt dat de inwerkingtreding van het verbod niet mag worden vertraagd. Als ik kijk naar de wettekst van de initiatiefnemers, zie ik staan dat zij beogen dat het verbod deze jaarwisseling al van kracht wordt. Dan interpreteer ik dat zo, dat in deze motie gesteld wordt dat de inwerkingtreding niet mag worden vertraagd, dus dat het nog vóór deze jaarwisseling moet gebeuren. Dat is een duidelijke uitspraak van de Tweede Kamer, gesteund door een grote meerderheid, waaronder ook de VVD aan de overkant.
Maar er is ook een andere motie aangenomen. Daarin wordt gezegd dat het verbod niet mag ingaan vóór 2026. Ook deze motie heeft een meerderheid gekregen, ook met steun van de VVD. Ik kijk nu ook even naar mijn collega aan de overkant. Ik denk dat het belangrijk is dat wij vandaag in deze Kamer duidelijkheid gaan geven. Wat is nou de bedoeling? Wanneer gaat de inwerkingtreding plaatsvinden? Ik zou daarbij in ieder geval willen vragen aan de initiatiefnemers, maar ook aan het demissionaire kabinet, om de harde toezegging — dat is wel het minste wat mij betreft — dat het in ieder geval niet later dan 2026 wordt.
Het is nu dus aan ons in de Eerste Kamer om duidelijkheid te creëren over de inwerkingtreding. De GroenLinks-PvdA-fractie neemt de signalen van de hulpverlenende diensten uiterst serieus. Daarom heb ik vijf vragen, met een aantal subvragen, die wat mij betreft vandaag centraal staan en aan de hand waarvan wij als fractie ons oordeel zullen geven.
Eén. Wat zijn de voor- en nadelen van de inwerkingtreding tijdens de jaarwisseling 2025-2026 ten opzichte van die van 2026-2027? Ik wil van de indieners, maar ook van het demissionaire kabinet weten of zij het eens zijn met de hulpverlenende diensten dat voorkomen moet worden dat er zo'n laatste knalfeest komt. Hoe reëel is dit risico?
Twee. Is het ook haalbaar om het verbod van kracht te laten worden bij de aankomende jaarwisseling, 2025-2026? Wat zou dat voor gevolgen hebben, ook voor de zorgvuldigheid en de uitvoerbaarheid van deze wet? Voor onze fractie is dat ook heel belangrijk. Ik heb daarbij nog twee deelvragen. Worden ook het lokale bestuur, de politie, de brandweer en betrokkenen uit de zorg gevraagd om te kijken naar de uitvoerbaarheid en zorgvuldigheid als het dit jaar zou ingaan? En hoe staat het met de uitvoeringstoetsen?
De derde vraag gaat over de uitwerking van de gevraagde AMvB. Dat is ook een belangrijk punt. Wanneer kunnen we die verwachten? Waar staan we in het proces? Wanneer komt ie? Het liefst krijg ik een concreet antwoord.
De vierde vraag gaat specifiek in op de drie heikele kwesties in de AMvB. Een. Wanneer wordt het handhavingsplan van de gemeente en de politie verwacht? Twee. Wanneer komt er duidelijkheid over de compensatieregeling? Verloopt dit soepel of leidt dit tot vertraging? Drie. Is de ontheffingsmogelijkheid, zoals voorgesteld in het amendement-Bikker, uitvoerbaar? Wanneer is de uitwerking hiervan te verwachten?
Ik rond af met mijn vijfde punt. Dat punt vraagt misschien om een beetje gymnastiek van iedereen. Ik denk namelijk dat het goed mogelijk is om de AMvB op te knippen. We vragen deze jaarwisseling om een handhavingsplan en uitvoeringstoetsen, zodat we al voor een algemeen vuurwerkverbod kunnen gaan bij de jaarwisseling 2025-2026. Het jaar daarop komt er een aanvullende AMvB of een wijziging, waarin de compensatieregeling wordt uitgekeerd — dat kan met terugwerkende kracht — en de motie-Bikker, als het gaat om de ontheffingsmogelijkheid voor dorps- en buurtverenigingen, nog kan worden toegevoegd. Dit is een manier om te voorkomen dat er nog een laatste knalfeest komt. Ik kijk hiervoor ook naar mijn collega's in de Eerste Kamer. Ik hoop dat we voor dit laatste idee de handen op elkaar kunnen krijgen. Ik kijk uit naar de beantwoording.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Thijssen. Dan is het woord aan de heer Kemperman namens de Fractie-Kemperman.
De heer Kemperman i (Fractie-Kemperman):
Voorzitter, initatiefnemers en collega's. Ik begrijp de initiatiefnemers goed. Het is vreselijk dat hulpverleners het werk onmogelijk wordt gemaakt wanneer zij mensen proberen te helpen. Ik begrijp ook de houders van dieren, die jaarlijks opzien tegen de knallen in de dagen voor 31 december. Dus opnieuw een wet, want die lost de onveiligheid en overlast op. Ik ga er tenminste van uit dat de initiatiefnemers dat met deze wet beogen. Het is een sympathiek doel, waar volgens mij nog wel wat haken en ogen aan kleven.
Ten eerste lijkt deze wet mij slecht uitvoerbaar en nauwelijks handhaafbaar. Mogelijk werkt de wet in de praktijk zelfs averechts. Wat denken de initiatiefnemers dat er gebeurt wanneer de politie handhavend wil optreden tegen overtreding van dit verbod? Juist in the heat of the moment, in het heetst van de strijd, ligt verdere escalatie op de loer. Want de onderliggende oorzaak van geweld tegen hulpverleners ligt natuurlijk veel dieper: een afnemend vertrouwen in en respect voor de overheid en zelfs een afkeer van goedwillende professionals die te goeder trouw hun belangrijke werk proberen te doen door mensen hulp te bieden. Veel mensen zijn boos, teleurgesteld. Dat uit zich in hun gedrag. De een vergaloppeert zich op social media als uitlaatklep voor onbegrepen frustraties, de ander gooit — dat is nooit goed te praten — stenen of vuurwerk naar politie of hulpverleners, waarschijnlijk met te veel drank op. Nogmaals, dat is niet goed te praten.
Maar waarom gebeurt dat in toenemende mate? Wat is hier de werkelijke reden van? Lost deze wet, opnieuw een verbod, dit dan op? Ik denk van niet. Ik denk ook niet dat het de hulpverleners echt helpt, al zullen zij waarschijnlijk blij zijn met dit initiatiefwetsvoorstel. Net zoals een aantal individuele huurders ook blij waren met de Wet betaalbare huur, maar heel veel meer toekomstige woningzoekenden helaas niet.
Voorzitter. Hebben we in ons land niet al voldoende wetgeving die dit soort wangedrag zou moeten tegengaan? Het gooien van stenen, flessen en vuurwerk naar personen is al bij wet verboden. Overmatig drankgebruik en dronkenschap in de openbare ruimte zijn al verboden. Het belemmeren van politie of hulpverleners om hun werk te doen is al verboden. Het lukt onze overheid al niet om al deze verboden te handhaven. Waarom dan weer een extra wet, die Nederland bovendien strenger maakt dan de ons omringende landen? Het is symboolpolitiek, of eigenlijk symptoompolitiek, ook al geef ik toe dat het doel sympathiek is, gestut door een reeks nare voorbeelden. Daar doe ik echt niets aan af.
Wel vraag ik aandacht voor de veronderstelling dat deze wet het probleem zal wegnemen. De onvrede onder groepen van de bevolking blijft zich uiten. Denken de voorstanders van dit voorstel werkelijk dat iemand zich op oudejaarsavond, wellicht met een slok op of na drugsgebruik, afvraagt of en wat hij of zij wel of niet naar hulpverleners mag gooien? Op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid gaat dit wetsvoorstel mank. Bovendien zal de ene burgemeester wel en de andere burgemeester niet willen handhaven. Een zekere selectieve inzet van dit wetsmiddel zal hier aan de orde zijn, net als bij het demonstratieverbod. Grenscontroles zullen niet voorkomen dat wat in het buitenland legaal verkrijgbaar is ons land binnenkomt. Dat gebeurt al jaren massaal. Grenzen krijg je moeilijk dicht, weten we inmiddels. Dan blijft er dus een onwerkbaar, nauwelijks uitvoerbaar en niet te handhaven wetsvoorstel over — ik geef wel toe dat het doel sympathiek is — dat bovendien geen oplossing biedt voor het feit dat het gezag van de politie en het respect voor onze hulpdiensten al jarenlang afnemen.
Voorzitter. Er is iets fundamentelers mis met onze samenleving en ik vrees dat dit verbod daar niets aan gaat veranderen. Sterker nog, ik denk dat het averechts werkt. Ik hoop het niet, maar ik vrees het. Het is een samenleving die onder druk staat, verscheurd is en angst ervaart door het klimaat en oorlogsdreiging, waarin mensen steeds minder toekomstperspectief ervaren en waarin bestaanszekerheid voor veel mensen een reële zorg is. Het is een samenleving waarin de overheid zich in de ogen van veel mensen onbetrouwbaar heeft getoond. Denk hierbij aan de toeslagen en het oplossen van grote maatschappelijke dossiers zoals de woningnood, het zorginfarct, de onderwijsarmoede en een betwistbaar gezondheidsbeleid. Zo'n samenleving keert zich af van de overheid en de politiek.
De overheid moet met ge- en verboden steeds vaker afdwingen wat eigenlijk normaal zou moeten zijn. Een politiek die, vooral in verkiezingscampagnes, grote woorden gebruikt en verwachtingen wekt bij de burger, die dan even de kiezer is, maar die daarna niet over haar eigen schaduw heen kan stappen in het belang van Nederland en die politiek opportunisme telkenmale verkiest boven het zoeken naar verbinding en het collectief belang, verliest haar draagvlak bij de bevolking. Onderzoeken wijzen uit dat het vertrouwen tot een historisch dieptepunt gedaald is. Een overheid die handhaaft tegen de ene groep en tolerant is tegen de andere groep verliest haar recht van spreken. Overheidsdiensten die zwaar bekeuren als je jouw vuilniszak naast een overvolle vuilcontainer plaatst of die jou buitenproportioneel beboeten wanneer je een paar kilometer te hard rijdt, of die een bekeuring uitschrijven van €130 wanneer het bandje van je scooterhelm niet correct vastzit, maar die wegkijken of zelfs niet komen opdagen wanneer grote groepen rellend tuig intimiderend, vernielend en brandstichtend door de wijken trekken, zijn ongeloofwaardig. Een overheid die met de ene na de andere kop op Europees beleid Nederland opzadelt met verbod op verbod, maakt haar samenleving kapot.
Voorzitter. Dat frustreert grote groepen in het land. Zij laten massaal, verkiezing na verkiezing, hun proteststem horen. Ze zijn onbegrepen en niet serieus genomen. Uiteindelijk smoort de stem van het protest in een voor hen onbegrijpelijk systeem, waaraan we hier in dit huis zo'n 250 wetten per jaar toevoegen. Nederland is ziek en de mensen zijn boos, verdrietig of teleurgesteld in de overheid en in de politiek. Onze tradities liggen onder vuur en worden opgeofferd aan deugpolitiek. Wanneer krijgen we een wet die het eten van patat of oliebollen ontmoedigt of verbiedt in het belang van de volksgezondheid, of een wet die het bezit van een auto met een verbrandingsmotor strafbaar maakt, of een handboek lachen om de mentale gezondheid van onze jeugd een boost te geven? Dit soort politiek frustreert. Dat komt aan de oppervlakte. Dan krijg je rellen, protesten en onvrede. Er is geen wet die daar wat aan gaat veranderen. Een overheid die in verbinding met haar samenleving staat, die haar begrijpt en die de echte problemen durft aan te pakken, kan dat wel. Politici die het oplossen van maatschappelijke problemen op een dieperliggend niveau durven aan te pakken, wars van zetelpolitiek en campagnetijd, kunnen dat wel. Dat zijn politici die niet hun eigen ideologische wereldbeeld opdringen, maar die de belangen van de mensen in de samenleving beschermen.
Voorzitter. Hoe sympathiek hij ook lijkt, deze wet is geen oplossing voor het probleem en is slecht uitvoerbaar en niet handhaafbaar.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kemperman. Dan is het woord aan de heer Talsma namens de ChristenUnie.
De heer Talsma i (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u zeer. In de eerste plaats een woord van waardering aan de Tweede Kamerleden Klaver en Ouwehand voor het nemen van het initiatief dat leidde tot het voorliggende wetsvoorstel. Daarin betrek ik uiteraard ook allen die hen daarin hebben ondersteund en geadviseerd.
Om maar meteen met de deur in huis te vallen, zeg ik dat de fractie van de ChristenUnie positief staat ten opzichte van het doel van dit wetsvoorstel. Dat is namelijk een veilige jaarwisseling voor iedereen. De redenen daarvoor lijken mij evident. Een verkeerd gebruik van vuurwerk leidt elk jaar tot een of meerdere doden. Jaarlijks raken zo'n 1.200 mensen gewond door vuurwerk, van wie zo'n 400 zich vervolgens moeten laten behandelen op de spoedeisende hulp. Onder hen zijn ook veel minderjarigen.
Naast de risico's van vuurwerk voor de afstekers en omstanders zijn er natuurlijk ook nog de grote gevaren, en soms zeer ingrijpende gevolgen, van het gebruik van vuurwerk tegen hulpverleners. Ieder jaar opnieuw zien we daarvan volstrekt idiote voorbeelden, soms ronduit huiveringwekkend. Hoewel ik de eerste ben om toe te geven dat bij het bekogelen van hulpverleners het gebruik van vuurwerk van de categorieën F2 en F3 eerder uitzondering dan regel is, en het voorliggende voorstel daar dus niet meteen soelaas biedt, onderstreept mijn fractie wel heel graag het klemmende appel dat ook op dat punt van dit voorstel uitgaat.
Van een andere orde, maar ook vermeldenswaard, zijn de maatschappelijke gevolgen, zoals de drastische daling van de luchtkwaliteit, de effecten op talloze dieren, maar ook de financiële gevolgen. Verzekeraars keerden de afgelopen jaarwisseling alleen al voor particulier verzekerde schade zo'n 16 miljoen euro uit. Het plezier dat velen beleven aan het zelf afsteken van vuurwerk, weegt in de visie van mijn fractie niet op tegen het leed, de schade en de kosten die dat met zich meebrengt. Het zou me niet verbazen als we over een jaar of tien, misschien vijftien, een beetje bevreemd terugkijken op de tijd waarin we jongeren met te veel drank op in het holst van de nacht op de openbare weg doodgemoedereerd lieten experimenteren met vuurwerk. Ook in die zin, zeg ik nog maar eens een keer, is het goed dat dit voorstel er nu ligt.
Maar dat gezegd hebbende, moet mij wel van het hart dat mijn fractie nou niet bepaald trappelt van enthousiasme waar het gaat om de juridische consistentie — wat ik maar even de "wetgevingshygiëne" noem — die in dit voorstel betracht wordt. In het voorstel zoals het er nu ligt, is nauwelijks meer iets te herkennen van de tekst die in februari 2020 door de initiatiefnemers werd ingediend. Er zijn gedurende de rit ingrijpende wijzigingen aangebracht door de initiatiefnemers. De Tweede Kamer heeft, onder andere met het amendement-Bikker, opnieuw een forse wijziging aangebracht. De concrete uitwerking van het wetsvoorstel is in overwegende mate afhankelijk geworden van een of meer AMvB's, waarvan de opzet en inhoud nog volstrekt onduidelijk zijn. Hoewel de indieners en de Raad van State het in eerste instantie eens waren dat het niet op de weg van indieners, de initiatiefnemers, lag om bijvoorbeeld het Vuurwerkbesluit aan te passen, gebeurt dit uiteindelijk toch, en dan ook nog fragmentarisch. Wat betekent dit voor de deugdelijkheid en de uitvoerbaarheid van het voorgestelde, zo vraag ik zowel aan de verdedigers als aan de staatssecretaris. En, iets concreter, is de burgemeester wel de best gepositioneerde en geëquipeerde autoriteit om verantwoordelijk te zijn voor de ontheffingen?
Dat brengt mij van de meer fundamentele vraag naar een paar concrete punten, die ik maar moeilijk kan begrijpen. De definitie van "een persoon met gespecialiseerde kennis" — dat gaat niet over de burgemeester — is nu opgenomen in het Vuurwerkbesluit, net zoals de aanwijzing van zulke personen. Die definitie gaat met dit voorstel verdwijnen en wordt vervangen door de andersluidende definitie uit de EU-richtlijn. De vraag is: wat is nou de gedachte hierachter? Wat betekent dit voor degenen die nu onder het huidige Vuurwerkbesluit als zodanig, dus als "persoon met gespecialiseerde kennis", zijn aangewezen?
Een ander punt gaat over de formulering "voorhanden hebben". Die komt in de considerans van het voorliggende wetsvoorstel nog altijd voor. Dat was ook de oorspronkelijke bedoeling van de initiatiefnemers. Maar in het voorgestelde artikel 9.2.2.1a lid 1 gaat het inmiddels helemaal niet meer over "voorhanden hebben" maar over "bezit". Het zal de verdedigers bekend zijn dat de bewijsdrempel voor "bezit" hoger is dan die voor bijvoorbeeld "voorhanden hebben" of voor "aanwezig hebben", wat we bijvoorbeeld kennen uit de Wet wapens en munitie of de Opiumwet. Vanwaar dan toch deze aanpassing ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel?
Ten slotte op dit punt. Waarom is het oorspronkelijke voorstel niet overeind gebleven om voor vuurwerk een afzonderlijke titel in de Wet milieubeheer op te nemen?
Voorzitter. Ook over de handhaafbaarheid heeft mijn fractie nog vragen. Allereerst gaat het daarbij opnieuw om de AMvB's, want daar gaat echt veel van afhangen. Het is voor mijn fractie van het grootste belang dat als dit wetsvoorstel wordt aanvaard, de regering bij de uitwerking inzet op dat punt van handhaafbaarheid. De vraag is dus: op welke manier en met welk tijdpad gaat de regering hierover in gesprek met alle betrokken instanties?
Een ander aspect gaat over de beschikbare capaciteit om te handhaven. Uit de behandeling tot nu toe krijgt mijn fractie de indruk dat de regering en de verdedigers van het wetsvoorstel de verwachting hebben dat de politie, als gevolg van dit wetsvoorstel, op termijn misschien minder capaciteit hoeft in te zetten voor de handhaving van de openbare orde, en zich dus meer kan richten op de opsporing van overtreders van het vuurwerkverbod. De vraag is: klopt dit? En als dat zo is, waarop is die verwachting dan gebaseerd? Graag een reflectie op dit punt.
Voorzitter. Het wetsvoorstel voorziet niet in een evaluatie. Op een vraag van mijn fractie antwoordden de verdedigers dat het aan de regering is om de effectiviteit van het vuurwerkverbod te meten. De regering op haar beurt antwoordde droogjes met de constatering dat het wetsvoorstel niet in een evaluatie voorziet. Dat is een waarheid als een koe, maar daar is wat mijn fractie betreft de kous niet mee af, want inhoud en strekking van dit wetsvoorstel maken een evaluatie, inclusief eventuele voorstellen tot verbetering en stroomlijning met andere wet- en regelgeving, enorm belangrijk. Bovendien vermoedt mijn fractie dat zo'n evaluatie kan bijdragen aan het maatschappelijk draagvlak voor het voorgestelde vuurwerkverbod als onderdeel van de zo gewenste veilige jaarwisseling. Is de regering bereid om een dergelijke evaluatie toe te zeggen? Zo niet, dan overweeg ik een motie op dit punt, uiteraard in de tweede termijn.
Tot slot, voorzitter, waar het gaat om draagvlak nog een aandachtspunt. We hebben zo onze vragen of het verbod zoals het nu voorligt, ook daadwerkelijk van harte door iedereen zal worden geaccepteerd. De vorige spreker preludeerde daar al een beetje op. We hebben het in de schriftelijke voorbereiding gehad over communicatie. Daarbij gaat het wat mijn fractie betreft niet alleen om het uitleggen van het hoe en waarom van dit verbod en van de geldende regels, maar ook om aandacht voor mogelijke alternatieven voor het afsteken van vuurwerk en het geven van een andere invulling aan het vieren van de jaarwisseling. Mijn afrondende vraag is: wat zijn de concrete voornemens van de regering op dit punt? Met grote belangstelling kijk ik uit naar de beantwoording.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Talsma. Dan is het woord aan de heer Jaspers namens de BBB-fractie.
De heer Jaspers i (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Vandaag spreken we over het streven naar een veilige jaarwisseling, een streven dat we uiteraard onderschrijven. Niemand wil agressie tegen hulpverleners, vernielingen of letsel door vuurwerk. Maar wat we vandaag wel moeten bespreken, is de manier waarop dit kabinet en de indieners van dit initiatiefwetsvoorstel denken dit doel op basis van dit initiatiefwetsvoorstel te bereiken.
Wat de BBB-fractie betreft, is het voorliggende plan onvoldoende doordacht en op emotie geschreven. Zijn de indieners van deze wet het met mij eens dat de emotie de boventoon voert, dat het onrealistisch is en dat de uitvoering ervan niet effectief is in de praktijk? De uitvoeringstoets zal straks op meerdere punten gaan bevestigen wat de uitvoerende partijen al langer signaleerden: dit plan leidt niet tot verbeteringen maar tot onduidelijkheid, scheefgroei en mogelijk zelfs verslechtering van de situatie. Waarom zijn die uitvoeringstoetsen niet gedaan voordat het voorstel hier behandeld wordt, vraag ik de indieners.
Dan grijp ik even terug op de beantwoording die we vrijdag hebben ontvangen. Handreiking: deze zomer. Uitvoeringstoetsen: zo mogelijk deze zomer. Verzamelbrief vuurwerk: deze zomer. En er komt een monitoring of een invoeringstoets; dat is nog niet bekend. Dus vraagt de BBB nogmaals: komt daar een voorstel voor? Wij verwachten hierover een voorstel van de minister. Als dat er niet komt, zijn wij genoodzaakt een motie in te dienen. Haastige spoed is zelden goed, zeker in dit geval niet. Waarom dan niet het besluit uitstellen tot die informatie er wel is? Graag een toezegging van de minister dat de uitvoeringstoets aan de Kamer wordt voorgelegd voor de ingangsdatum van de wet.
Voorzitter. Ik kom op de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. Allereerst was duidelijk dat er forse twijfel bestaat over de handhaafbaarheid van een gedeeltelijk vuurwerkverbod, vooral vanwege het feit dat F1-vuurwerk legaal blijft en visueel nauwelijks te onderscheiden is van verboden F2-vuurwerk. Bovendien gaan producenten hierbij de randen opzoeken. Hoe denkt de minister dat de handhavers op straat in een fractie van een seconde kunnen beoordelen of het vuurwerk in een achtertuin, een steeg of op een plein F1 of F2 is?
Voorzitter. Is de oplossing dan om al het vuurwerk te verbieden? In onze ogen niet. In onze ogen moet er gekeken worden naar vuurwerk dat verantwoordelijk is voor het grootste deel van het letsel. Er moet bovendien gestart worden met een pilot in de grote steden, met bij succes uitbreiding naar bepaalde regio's. Dit moet allemaal op basis van draagvlak, want Twente is nu eenmaal geen Amsterdam. Bovendien is dit een kop op Europese regels. Daar wilden we toch juist van af, al snap ik dat dit niet geldt voor de indieners van dit voorstel. Er wordt gesteld dat de meeste mensen zich aan de wet zullen houden, maar dat is geen onderbouwing van handhaafbaarheid, dat is wensdenken. Het argument is dat een meerderheid, 60% van de mensen, voor een vuurwerkverbod is. Maar is de minister het met ons eens dat dit gebaseerd is op een onderzoek onder 20.000 Nederlanders, voornamelijk in de Randstad, waarvan vooral de groep 65-plussers met ongeveer 74% en daarna vooral de groep vrouwen voor een vuurwerkverbod zijn? De jeugd tussen de 18 en 35 blijkt in dit onderzoek in meerderheid tegen een vuurwerkverbod te zijn.
Voor de jeugd tussen de 18 en de 35 wordt dus opnieuw een traditie de nek omgedraaid. Naast Sinterklaas zonder Zwarte Piet krijgen we nu een jaarwisseling zonder vuurwerk. Wat is het volgende? Kerst zonder kerstboom? De BBB vreest het ergste. Deze groep heeft het ook zwaar te verduren gehad onder de coronawet. Door deze groep wordt in toenemende mate een beroep gedaan op jeugdzorg. Ze moet noodgedwongen steeds langer thuis wonen en ze mogen steeds minder.
Gebrek aan uitvoeringscapaciteit. Volgens de uitvoeringstoets is het aantal bevoegde deskundigen in Nederland zeer beperkt. Dit maakt de uitvoering van lokale vuurwerkshows door verenigingen feitelijk onhaalbaar. Vooral de regio wordt door dit vuurwerkverbod benadeeld, want de grote shows zullen vooral in de grote steden en dorpskernen plaatsvinden. Voor veel mensen is er dadelijk helemaal niks meer. In de kernen blijft het donker. Deze regering laat ze met dit verbod in het donker zitten. Wat de uitvoerbaarheid betreft: naar onze mening zijn buurtgemeenschappen onvoldoende in staat om zelfstandige vuurwerkshows te organiseren. Zij moeten aan zeer veel eisen voldoen om een vergunning te verkrijgen. Wij denken dan ook dat er uiteindelijk heel weinig vergunningen zullen worden verleend.
Eerst moet er een toepassingsvergunning komen. Om deze te verkrijgen, moet je het volgende hebben: een polisblad met een verzekeringsdekking van 2,5 miljoen euro, de juiste Kiwa-certificaten — met zo'n certificaat toont men aan dat een organisatie efficiënt en veilig werkt en hiervoor ook de juiste werkprocessen heeft — en een verklaring omtrent gedrag. Vervolgens moet er een evenementenvergunning worden aangevraagd. Om die te verkrijgen moet weer worden voldaan aan de juiste eisen op het gebied van beveiliging, hygiëne en sanitaire voorzieningen. Er moet een alcoholvergunning zijn, er moet worden voldaan aan veiligheidseisen voor podia, enzovoorts. Als dit allemaal aan de orde is, moet je ook steeds opnieuw een toepassingsvergunning aanvragen alvorens het vuurwerk te mogen aansteken. En dan hebben we het hier alleen over gecertificeerde bedrijven, waarvan er overigens veel te weinig zijn in Nederland om overal een show te kunnen geven.
Los van bovenstaande hebben veel gemeenten ook geen geschikte locatie. Dat komt mede door het aantal Natura 2000-gebieden. En al krijgen die verenigingen een vergunning, hoe komen zij dan aan dat vuurwerk? Als alle vuurwerkimporteurs en -winkels verdwijnen, waar halen deze mensen dan hun vuurwerk vandaan? Uit het buitenland? Is dat wenselijk? Vuurwerkverkooppunten in Nederland zullen bijna volledig verdwijnen, want er is geen winkelier die zal blijven bestaan als de omzet volledig van verenigingen afhankelijk is.
Een vraag: is het kabinet zich ervan bewust dat er in Nederland slechts 170 deskundigen zijn? Die kunnen niet op tientallen locaties tegelijk opereren tijdens de jaarwisseling. Dat betekent vuurwerk in de grote steden, terwijl het daarbuiten donker blijft.
Daarnaast stelt de toets dat gemeenten niet op uniforme wijze omgaan met het verlenen van ontheffingen. Dat betekent dat we afscheid nemen van de lappendeken van gemeentelijke verboden en daarvoor een nieuwe lappendeken terugkrijgen, namelijk die van ongelijke toegang tot verenigingsshows. Geen lessen uit het verleden, geen realisme voor de toekomst. De initiatiefnemers verwijzen naar incidenten in dorpen als Geesbrug, Hedel en Markelo om het landelijk verbod te rechtvaardigen. In steden als Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Haarlem werden de hulpdiensten bekogeld met cobra's, mortieren en zelfgemaakte vuurwerkbommen — allemaal illegaal vuurwerk. Maar in veel van deze gevallen was sprake van ordeproblemen die niet werden veroorzaakt door legaal vuurwerk, maar door gedrag, alcohol of illegaal vuurwerk. Dit is volgens de BBB het echte probleem. Het verbieden van vuurwerk is het symbolische doekje voor het bloeden, terwijl onze energie zou moeten gaan zitten in de aanpak van het echte probleem. Het verdwijnende respect voor gezag en hulverleners is niet acceptabel. Als BBB doen we dan ook een beroep op alle inwoners en gasten om meer respect voor onze hulpverleners te tonen. Een vraag: is het kabinet het met ons eens dat een verbod op illegaal siervuurwerk geen oplossing biedt voor structureel wanordelijk gedrag en gebrekkige handhaving? Sterker nog, in Ierland en Hawaï, landen waar zo'n verbod geldt, zien we dat het gebruik van illegaal professioneel vuurwerk juist toeneemt. De aard van de verwondingen is er ernstiger dan vóór het verbod.
Cijfers en effectiviteit. De initiatiefnemers stellen dat het verbod een significante reductie van het aantal slachtoffers oplevert, maar volgens de cijfers van veiligheid.nl wordt slechts een klein deel van het letsel, circa 14%, veroorzaakt door legaal siervuurwerk. Het merendeel komt door zwaar illegaal vuurwerk dat al verboden is. In zijn beantwoording stelt de minister dat 40% van het letsel komt door siervuurwerk, maar dat gaat over al het letsel en niet over het zware letsel. Daar zit ook F1-vuurwerk en carbidschieten bij. Kunt u ons toezeggen dat dit buiten schot blijft? Hoe kijkt het kabinet aan tegen de grote inzet van de capaciteit voor maatregelen om 14% van het zware letsel te voorkomen, terwijl 84% daarvan niet te handhaven is?
Compensatie: erkent u dat de branche, die aan alle regels voldoet, onevenredig hard geraakt wordt door dit voorstel, terwijl het merendeel van de schade en overlast wordt veroorzaakt door producten die al verboden zijn? Waarom wordt er gesproken van een compensatie van slechts 150 miljoen, terwijl de branche de schade op ruim 945 miljoen becijfert? Komt de regering met een dekkingsvoorstel om de sector volledig te compenseren en waaruit wordt dit gefinancierd? In de tijdlijn die u ons bij de beantwoording heeft gestuurd, is geen overleg ingepland met de vuurwerkbranche, ook niet over compensatie. Wanneer gaat u dat doen? Kunt u ons toezeggen dat hierover duidelijkheid komt vóór de bespreking van de AMvB? Dus graag een toezegging van de minister dat de wet nog een jaar wordt uitgesteld, zodat het bedrag voor compensatie nog verder naar beneden kan worden bijgesteld.
Uit de beantwoording blijkt dat er geen dekking is voor deze wet, niet voor de handhavingscapaciteit bij gemeenten en niet voor voorlichting, de extra grenscontroles, de compensatie. Kunt u ons toezeggen dat er niet tot invoering van de wet wordt overgegaan totdat door de initiatiefnemers voldoende dekking is gevonden voor de wet? Anders overwegen wij hierover een motie.
Een internationaal perspectief ontbreekt. Ook het Europese perspectief is onvoldoende uitgewerkt. Er wordt gesproken van afstemming met buurlanden, terwijl Duitsland en België legaal vuurwerk verkopen dat in Nederland verboden is. Dat betekent dus dat met een nationaal verbod de vraag verschuift naar het buitenland, waar geen beschermingsmiddelen worden meegegeven zoals hier, en dat we de vuurwerkhandel hiervoor fors moeten compenseren, terwijl de inkomsten verdwijnen naar buurlanden. Vraag: hoe voorkomt het kabinet dat een nationaal verbod zeker in de grensstreken in de praktijk leidt tot meer gevaar door onbeschermd, ongereguleerd gebruik van buitenlands vuurwerk?
De voorzitter:
Meneer Jaspers, u bent inmiddels heel ruim over uw tijd en ik zie nog een hele volle pagina liggen.
De heer Jaspers (BBB):
Ja, maar die is kort; daar staat niet heel veel op, voorzitter.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
De heer Jaspers (BBB):
Dank u wel. Wat doet u om de economie in de grensregio's, die toch al zwaar getroffen zijn door bijvoorbeeld de accijns op tabak, te stimuleren?
Dan de rol van de burgemeester. De burgemeester mag straks ontheffing verlenen. Wordt de burgemeester straks bij gebrek aan handhavingscapaciteit niet ook de kop van Jut? Vraag: in hoeverre houden de initiatiefnemers voldoende rekening met de druk op de burgemeester om ontheffing te verlenen?
Tot slot. Veiligheid verdient een serieuze, zorgvuldige wetgeving, maar wat nu voorligt, is een beleidsinstrument dat stoelt op selectieve cijfers, onvoldoende consultatie en ontbrekende uitvoeringstoetsen. De BBB-fractie vraagt het kabinet dan ook om het oordeel van de mensen uit de praktijk serieus te nemen, dus om geen dwangmaatregelen van bovenaf op te leggen, geen kop op Europese regels te plaatsen, niet door te duwen op basis van politieke wenselijkheid maar in te zetten op beleidsmatige en financiële haalbaarheid en een realistische, proportionele en haalbare aanpak te kiezen met betrokkenheid van alle uitvoerende partijen, eventueel startend met een pilot in de grote steden in overleg met de VNG en dan in de regio op basis van vrijwilligheid.
De voorzitter:
Dank u wel, voorzitter. Dan is het woord aan de heer Meijer namens de VVD-fractie.
De heer Meijer i (VVD):
Dank u wel, voorzitter. We spreken vandaag over de Wet veilige jaarwisseling. Wat ons betreft is dat een goede titel, want dat, een veilige jaarwisseling, moet het doel zijn. En daar komt meer bij kijken dan alleen het middel van een landelijk consumentenvuurwerkverbod, hoewel dat onderwerp vandaag centraal zal staan in het debat. Maar het is slechts een van de middelen om dat doel te bereiken.
Wat zijn de cijfers? De heer Talsma noemde er ook al enkele. Jaarlijks registreert de politie gemiddeld zo'n 10.000 aan de jaarwisseling gerelateerde incidenten, waarvan een kwart met vuurwerk verband houdt. Tijdens de laatste jaarwisseling waren er bijna 1.200 behandelingen op de spoedeisende hulp of bij huisartsenposten. Bijna 200 mensen liepen oogletsel op door vuurwerk; 40% was omstander en raakte dus gewond door vuurwerk van iemand anders. En dat zijn alleen nog maar de statistieken, want sommige individuele gevallen zijn vaak zo schrijnend dat ze een argument op zich zijn. Toch nog een paar cijfers. Tijdens de laatste jaarwisseling is er door vuurwerkschade ongeveer 16 miljoen uitgekeerd door particuliere verzekeringen, en de schade voor gemeenten in de openbare ruimte aan straatmeubilair en dergelijke bedraagt jaarlijks tientallen miljoenen. En dan heb ik de niet-meetbare schade door angst bij mens en dier nog niet genoemd. De laatste jaren komt daar in toenemende mate het geweld tegen politie en hulpverleners bij.
Voorzitter. Daar passen geen persberichten op nieuwjaarsochtend bij van "De jaarwisseling is relatief rustig verlopen". Dit heeft niets meer met een gezellige oud-Hollandse traditie te maken. Dit is niet aanvaardbaar. Onze fractie heeft dan ook met instemming geconstateerd dat de heer Klaver en mevrouw Ouwehand het initiatief hebben genomen om het voorliggende wetsvoorstel in te dienen; vijf jaar geleden alweer. Onze complimenten aan u en aan uw medewerkers voor het verrichte werk, en vooral ook voor uw geduld. Ook dank aan de bewindslieden voor de beantwoording van de vele vragen in de aanloop naar dit debat. We zijn ons ervan bewust dat, als het wetsontwerp wordt aangenomen, u de komende maanden nog heel veel werk wacht.
Na deze inleiding zal het niet verrassend zijn dat de VVD dit initiatiefvoorstel zal steunen. Alleen al om een norm te stellen; als je iets niet aanvaardbaar vindt, moet je dat ook duidelijk aangeven. En we zijn ons ervan bewust dat tijdens de eerste jaarwisseling na invoering het niet direct helemaal rustig zal zijn; een wet wijzig je sneller dan gedrag. Daarbij speelt een rol dat er meer nodig is dan een landelijk consumentenvuurwerkverbod. Niet alle incidenten zijn vuurwerkgerelateerd. Het geweld tegen politie en hulpverleners beperkt zich helaas ook niet tot de jaarwisseling. Het gebruik van drank en drugs leidt niet alleen bij de jaarwisseling, maar bij meer evenementen tot onaanvaardbaar gedrag. Graag horen we namens de minister van Justitie en Veiligheid hoe hij tegen de bredere problematiek aankijkt, waarbij ook de gezagspositie van de politie aan de orde is. Maar de schaal waarop de incidenten en ongeregeldheden plaatsvinden en de combinatie met vuurwerk maken de jaarwisseling wel speciaal. De cijfers in de antwoorden op de schriftelijke vragen geven ook aan dat het geen problematiek is die zich tot de Randstad beperkt.
Dan het wetsvoorstel zelf. Na de behandeling in de Tweede Kamer concentreert het debat zich op de drie voorwaarden waaraan voldaan moet worden: ontheffing, compensatie en handhaving. De toetsing of aan die voorwaarden is voldaan, komt aan de orde bij het inwerkingtredings-KB dat via een zware voorhang ook aan ons wordt voorgelegd. In de schriftelijke voorbereiding bleek uit de vele vragen dat we daar nauwelijks op kunnen wachten, maar we hebben er alle begrip voor dat de uitwerking de komende maanden moet plaatsvinden en dat niet alle vragen nu al beantwoord kunnen worden. Daarom is het goed om nu het principebesluit te nemen en de uitwerking van de voorwaarden later te toetsen. Dat zal in het najaar zijn, heb ik begrepen. Ik heb zelf geen inconsistenties geproefd — zo zeg ik even tegen mevrouw Thijssen, via u, voorzitter — in de besluitvorming in de Tweede Kamer. Ik heb duidelijk het idee dat naar de jaarwisseling 2026-2027 wordt toegewerkt. Maar meer dan uitspraken van de Tweede Kamer is voor mij van belang hoe je zorgvuldig dit besluit voorbereidt. Ik hoor graag van de bewindspersoon hoe dat tijdschema eruitziet. Van onze kant, vooruitlopend op die toetsing van de voorwaarden, toch een enkel schot voor de boeg. Wellicht kan, vooruitlopend op de Vuurwerkbrief, die we nog voor het reces ontvangen, in de beantwoording van vandaag een tip van de sluier worden opgelicht.
Mevrouw Thijssen i (GroenLinks-PvdA):
Toch een vraag. Er zijn twee moties ingediend in de Tweede Kamer. Ook de motie-Bikker/Boswijk, waarin heel duidelijk wordt gezegd: "verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de AMvB met het volledige pakket aan voorwaarden zo spoedig mogelijk wordt uitgewerkt ...", en nou komt ie, "... opdat het verbod niet wordt vertraagd". Dan kijk ik dus naar de initiatiefwet zelf, naar artikel 3. Daarin zie ik dat echt duidelijk wordt aangekoerst op de aankomende jaarwisseling. Wat is daarop dan uw reflectie? Dit is toch ook een duidelijke uitspraak?
De heer Meijer (VVD):
Ik gaf volgens mij net aan dat het initiatiefvoorstel vijf jaar geleden is geschreven. De heer Talsma gaf aan dat er bijna niets meer overeind was gebleven van het oorspronkelijke initiatiefvoorstel. Er zijn heel veel uitspraken gedaan, maar ik vind de motie waarin wordt gezegd dat het bij de jaarwisseling 2026-2027 moet ingaan een heel duidelijke motie. Ik heb ook — maar ik hoop dat daar zo meteen in de beantwoording meer duidelijkheid over komt — gehoord dat je ook procedureel, procesmatig, moet overleggen met iedereen. Ook de AMvB heeft termijnen. Ik maak me er dus wel zorgen over dat er zo veel tijd nodig is dat 2026-2027 niet haalbaar is. Daar heb ik straks nog tekst over. Ik denk dat we nu niet moeten kijken naar al het papier dat geproduceerd is. Dan staan daar misschien twee tegenstrijdige zinnen in, maar mij gaat het erom of het zorgvuldig voorbereid kan worden.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Daar heeft u mij helemaal aan uw kant. Ik denk dat zorgvuldigheid heel belangrijk is. Maar stel dat de uitvoeringstoetsen straks positief zijn, dit jaar nog. Stel dat er ook een heel goed handhavingsplan ligt waarvan ook het lokale bestuur, de politie, de brandweer en andere uitvoerende diensten zeggen: wij kunnen hiermee aan de bak; we hebben het zelfs ook nodig om te voorkomen dat het een laatste knalfeest wordt. Als deze voorwaarden er liggen, bent u het er dan mee eens dat het misschien een optie is dat er nu een AMvB komt die een algeheel verbod voorschrijft met deze criteria en er volgend jaar een nieuwe verschijnt waarin de laatste open eindjes nog worden geregeld, namelijk de compensatieregeling en natuurlijk ook het andere punt van de ontheffingsmogelijkheid?
De heer Meijer (VVD):
Ik heb wel geleerd om in de politiek geen als-danvragen te beantwoorden. U heeft een heleboel bij dat "als" gezet. Misschien moet u de vraag in tweede termijn nog eens stellen, want dan heb ik ook van de kant van de regering gehoord wat er mogelijk is in het tijdschema. Misschien is het dan wel helemaal een fictieve discussie gebleken.
De voorzitter:
Mevrouw Visseren-Hamakers. Namens de Partij voor de Dieren, mede namens 50PLUS, voert zij het woord in dit debat.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb — met alle collega's, denk ik — alle amendementen en moties doorgeakkerd die in de Tweede Kamer zijn behandeld. Die van de Kamerleden Eerdmans en Van der Plas is een hele interessante. De argumentatie waarmee ze zeggen dat het sowieso niet voor 2026 zou moeten ingaan, is volledig financieel. Het gaat alleen maar over compensatie van de vuurwerkbranche. Ze hebben het dus helemaal niet over "o, wat ingewikkeld met die AMvB" of "het kan niet". Ze hebben het alleen over de financiële argumenten, dus dat de vuurwerkbranche netjes moet worden gecompenseerd, waarmee ik het overigens eens ben. Volgens mij is er dus helemaal geen tegenstrijdigheid in de Tweede Kamer tussen verschillende uitspraken, want dit is een financiële argumentatie die we met z'n allen willen oplossen. Wat is de reactie van de heer Meijer daarop?
De heer Meijer (VVD):
Ik heb van dat debat niet alleen de amendementen en de moties nagelezen, maar ook de gedachtewisseling. Volgens mij heeft staatssecretaris Jansen, de voorganger van de heer Aartsen, daar vrij uitvoerig aangegeven wat er procedureel aan tijd nodig was, dus dat hoor ik wel. Als u rechtstreeks vraagt of je het alleen op financiële gronden kan uitstellen, dan zijn we wel heel erg wrang bezig. Ik heb het aantal slachtoffers in mijn inleiding genoemd. Zeggen "om de compensatie enkele tientallen miljoen omlaag te brengen, stellen we het een jaar uit", lijkt me geen goede argumentatie richting slachtoffers.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Hoor ik de heer Meijer dan zeggen dat hij de argumentatie in deze motie, de enige uitspraak van de Tweede Kamer waarin wordt gepleit voor het wachten tot volgend jaar, niet deelt?
De heer Meijer (VVD):
Nou, dan vind ik behoorlijk onvolledig. Volgens mij is er ook een amendement van de VVD aangenomen waarin drie voorwaarden staan waaraan getoetst moet worden. Voordat dat allemaal klaar is, denk ik dat we zover zijn dat we wel een jaarwisseling verder zijn. Dat vind ik voor mij een belangrijker argument dan deze motie, maar alle uitspraken van de Tweede Kamer zijn, even los van de argumentatie, waardevol voor me.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Visseren.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dus ik hoor de heer Meijer zeggen dat hij de argumentatie van het amendement belangrijk vindt — het moet een ordentelijke procedure zijn — maar dat hij een financiële argumentatie niet voldoende vindt voor uitstel?
De heer Meijer (VVD):
Ik zeg wat ik te zeggen heb. U probeert dat allemaal in interrupties te herformuleren tot wat ik gezegd zou willen hebben. Laat ik heel duidelijk zeggen dat ik het heel wrang vind als je het alleen om financiële redenen een jaar uitstelt. Ik ga niet op allerlei andere interpretaties in.
Voorzitter. De drie voorwaarden hebben voor ons niet hetzelfde gewicht. We begrijpen heel goed dat met het oog op draagvlak wordt geregeld dat onder voorwaarden toegestaan kan worden dat groepen burgers op een verantwoorde en veilige manier vuurwerk kunnen afsteken op een daartoe aangewezen plek. Maar laat ik het zo formuleren: we zouden niet tegen het initiatiefvoorstel zijn als deze voorwaarde er niet in zat. Uit de antwoorden op de vragen hierover lijkt het soms alsof het nog knap ingewikkeld is om dit te regelen. We zullen de AMvB, die te zijner tijd ongetwijfeld in goed overleg met alle partijen tot stand komt, beoordelen. Het toetspunt zal daarbij voor ons zijn of die regelgeving niet te complex wordt. Anders schiet die duidelijk zijn doel voorbij. Misschien kan de staatssecretaris al een eerste visie geven op dit thema.
Dan de compensatieregeling voor de vuurwerkbranche. We hadden het er al over. Vooropgesteld: er is geen relatie tussen het functioneren van de branche en de incidenten tijdens de jaarwisseling. Het zijn bonafide ondernemers. Die ondernemers hebben de afgelopen jaren netjes ingespeeld op de steeds strengere regelgeving. Ik heb de afgelopen tijd regelmatig contact gehad met vertegenwoordigers uit de vuurwerkbranche, importeurs en detailhandel. We verwachten dat de staatssecretaris dat ook heeft of zal hebben. Het is natuurlijk niet de eerste keer dat de overheid met nadeelcompensatie door veranderend overheidsbeleid te maken heeft. We nemen aan dat de staatssecretaris in goed overleg met de branche en op basis van jurisprudentie en met inachtneming van de regels voor staatssteun met een duidelijke beleidsregel zal komen, waarbij de hoogte van de compensatie — het ging er net al over - ongetwijfeld lager zal zijn dan als het verbod al de komende jaarwisseling zal ingaan. Kan de staatssecretaris in dit stadium al wel ingaan op het grote verschil tussen het bedrag in de brief van 27 maart van zijn voorganger en het bedrag dat door de branche zelf wordt genoemd? Daar zitten namelijk zeer grote verschillen tussen.
De derde voorwaarde is de spannendste: de handhaving. Hierbij is het standpunt van de politie natuurlijk erg relevant. Ze hebben aangegeven dat een algeheel verbod de handhaving eenvoudiger maakt. Dat schept wel een verplichting.
De heer Jaspers i (BBB):
Is de heer Meijer van mening dat er voldoende middelen zijn om de ondernemers voldoende, die 945 miljoen, te compenseren? Waar haalt de heer Meijer de financiering vandaan?
De heer Meijer (VVD):
Ik ga niet in op getallen. Ik zie dat er grote verschillen zijn. Als het een jaar later is, zullen die getallen anders zijn. Op een gegeven moment verander je beleid met bepaalde redenen. Dan moet je degenen die daar zonder schuld slachtoffer van zijn wel compenseren. Daar is jurisprudentie over. Dat gebeurt wel vaker. De onteigeningswetgeving is bijna vergelijkbaar. Dat zal ongetwijfeld in een van de departementen gevonden moeten worden. Dat is misschien niet het departement dat er het meeste voordeel van heeft. Het is wel vaak zo dat er, wanneer je beleid verandert, voordelen zijn op bepaalde plekken, bij zorgverzekeraars, bij ziekenhuizen, bij oogartsen, en niet op andere plekken. Daar moet je met elkaar naar kijken. De maatschappelijke gezondheidsschade wordt naar beneden gebracht. Daarvoor moet je eenmalig compensatie bieden aan een groep die daar last van heeft. Dat moet op regeringsniveau worden afgekaart op het moment dat het bedrag bekend is en op basis van wat ik net allemaal zei.
De heer Jaspers (BBB):
U concludeert eigenlijk dat we op dit moment een blanco cheque afgeven om de compensatie te geven en de uitvoering aan het kabinet te laten. Moeten we dan ook niet bijvoorbeeld het voetbal gaan verbieden? Voetbalblessures kosten ons maatschappelijk ook veel. Moeten we daar dan ook een streep trekken?
De heer Meijer (VVD):
We gaan een beetje buiten het onderwerp. Ik laat het aan u, voorzitter, om te bepalen hoever dat mag. Nee, ik vind niet — dat is een persoonlijke mening; ik heb er toevallig iets mee te maken gehad — dat de voor- en nadelen bij voetbal vergelijkbaar zijn met de voor- en nadelen bij oud en nieuw. Ik heb de cijfers in het begin genoemd. Dat deed ik niet voor niets. Mijn fractie vindt die onaanvaardbaar. Bij voetbal is er een heel systeem om excessen te voorkomen. Daar hebben ook heel veel mensen plezier aan gedurende het hele jaar. Ik vind het onvergelijkbaar. Ik ga al veel te ver mee in deze vergelijking.
Wat betreft de blanco cheque het volgende. Volgens mij heb ik aangegeven dat je gewoon de regels moet toepassen en dat daar dan een bedrag uitkomt. Het is vervolgens een verantwoordelijkheid om dat op te lossen. Dat zal bij de inwerkingtreding aan de orde komen, want dat is een van de drie voorwaarden.
Ik had het over de politie. Een algeheel verbod maakt het eenvoudiger om goed te handhaven. Als je dat als politie zegt, schept dat ook de verplichting om straks met een goed handhavingsplan te komen. Ik kan meevoelen met de argumentatie, want we hebben in de afgelopen jaren natuurlijk kleinere aanpassingen gehad, zoals de beperking van legaal vuurwerk, de beperking van afsteektijden en lokale verboden. Dat heeft allemaal geen zoden aan de dijk gezet. Met een algeheel verbod wordt het overzichtelijker om overtredingen te constateren. Maar er zal meer moeten gebeuren, bijvoorbeeld op het gebied van de aanpak van de illegale handel of de mogelijkheid om vuurwerk in het buitenland te kopen. We kijken met belangstelling uit naar het handhavingsplan en naar de invoerings- en handhavingstoets, met daarin gelukkig ook aandacht voor de jaarwisseling van 2025-2026. Als het verbod dan nog niet volledig is ingevoerd, zou het mooi zijn als gemeenten afzien van lokale verboden, want die werken niet en ondermijnen het draagvlak voor het algehele verbod een jaar later. Dat is louter symboolpolitiek. Graag een eerste reflectie namens de minister van Justitie en Veiligheid op de handhavingsproblematiek.
Voorzitter. Mijn fractie staat positief tegenover het initiatiefvoorstel. Het is tijd voor een duidelijk signaal, maar de uitvoering vergt nog veel aandacht. We zullen daar later dit jaar verder over spreken, maar we zijn nu al benieuwd naar de eerste reacties op de opmerkingen die wij vanuit onze kant hebben gemaakt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Meijer. Dan is het woord aan de heer De Vries namens de SGP.
De heer De Vries i (SGP):
Dank aan de initiatiefnemers voor het doen van dit voorstel. In de Bijbel lezen we dat het een overheidstaak is om ervoor te zorgen dat iedereen een stil en gerust leven mag leiden. Om de een of andere reden vinden we dat bij de jaarwisseling niemand een stil en gerust leven hoeft te leiden. Niet voor niets staat de huidige vuurwerkpraktijk al jaren ter discussie. Ik ga de cijfers niet herhalen, want die zijn al een paar keer genoemd. De wijze waarop de jaarwisseling in Nederland wordt beleefd, is een zware belasting voor de openbare orde en rechtsorde, de volksgezondheid en het milieu. Het gaat daarbij om zware mishandelingen, bedreigingen, brandstichtingen, ontploffingen, vernielingen, overlast, geweld tegen hulpverleners, en wat het milieu betreft wordt gesproken over "onze jaarlijkse nationale milieuramp". Ook dieren hebben het zwaar te verduren in de oudejaarsnacht. De SGP is daarom voor een algeheel vuurwerkverbod. We juichen het initiatief van de heer Klaver en mevrouw Ouwehand dan ook toe. Verschillende partijen pleiten al jaren voor zo’n vuurwerkverbod. Ondanks dat het afsteken van vuurwerk voor velen een gewaardeerde traditie is, moeten we kritisch durven zijn op tradities die bewezen schadelijk zijn. Tegelijkertijd moeten we oog hebben voor de geworteldheid van deze traditie. Een verbod zal voor veel Nederlanders voelen als de zoveelste traditie die wordt afgepakt. Dat kan tot ongenoegen leiden en daarmee negatieve consequenties hebben. In plaats van boze geesten die door het vuurwerk verjaagd zouden worden, krijgen we dan te maken met boze mensen omdat er geen vuurwerk is. Welke middelen en instrumenten voorzien de initiatiefnemers om te voorkomen dat een averechtse uitwerking zal optreden? Hoe kan dat algehele verbod in dat licht effectief worden gehandhaafd? Hierbij kan worden opgemerkt dat het handhaven van de orde juist in de huidige praktijk al een onevenredig zware inzet van middelen vereist. Het handhaven wordt waarschijnlijk makkelijker, omdat er meer duidelijkheid komt voor de handhavers. Daar komt nog bij dat, net als bij het rookverbod, sociale controle mee zal helpen bij de handhaving. Dit wetsvoorstel verbiedt consumenten om vuurwerk af te steken vanaf de categorie F2. Dat is voortaan voorbehouden aan professionals. De handelingsvrijheid van burgers wordt daardoor wel ingeperkt. Daarom zou je kunnen vragen: hoe verhoudt dit vuurwerkverbod zich tot het subsidiariteitsbeginsel? Zouden ook minder vergaande maatregelen volstaan? Welke maatregelen zijn in dat opzicht onderzocht?
Voorzitter. Met dit verbod wordt ook het siervuurwerk van categorie F2 verboden. Dat vuurwerk leidt in de praktijk tot best wat verwondingen. Voor deze categorie geldt een verkoopverbod tot de leeftijd van zestien jaar, volgens artikel 2.3.5 van het Vuurwerkbesluit. Hoewel dit niet expliciet is geregeld, wordt dit verbod ook geïnterpreteerd als een afsteekverbod. Is onderzocht of een hogere leeftijdsgrens voor deze categorie het aantal incidenten zou verminderen? En als dat onderzoek er is geweest: wat was de conclusie daarvan?
Met betrekking tot financiën zien de initiatiefnemers met name twee kostenposten, namelijk de tegemoetkoming aan de vuurwerkbranche voor de gederfde inkomsten — dat is al genoemd — en een ruimhartige toekenning van budget om lokale vuurwerkshows mogelijk te maken. Tegelijkertijd wordt nog geen concrete voorzet gegeven en wordt gesteld dat dit nog nader te bepalen is. Een vraag van onze fractie is op welke termijn we daarvoor een voorstel kunnen verwachten.
Voorzitter. In de Tweede Kamer is het amendement-Bikker c.s. aangenomen. Dat verzoekt om lokaal maatwerk. Voor zover ons bekend, is voor de uitwerking daarvan nog afstemming nodig. Onze vraag is of er een tijdpad bekend is voor de uitwerking van dit amendement. Op welk moment verwacht men een algemene maatregel van bestuur te hebben? Komt deze algemene maatregel van bestuur er voordat het verbod gaat gelden bij de jaarwisseling 2026-2027? Of misschien nog een jaar eerder, als dat zou kunnen?
Voorzitter, ik sluit af. In verschillende culturen diende het vuurwerk om boze geesten te verdrijven. Voor wie mocht vrezen dat het middel ons met het aannemen van dit wetsvoorstel zal ontvallen, heeft onze fractie een oplossing, namelijk: vertrouw op God, die de duivel en alle boze machten al heeft overwonnen. Onze fractie ziet uit naar de beantwoording van onze vragen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Vries. Dan is het woord aan de heer Van Kesteren namens de PVV.
De heer Van Kesteren i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Ouwehand, meneer Klaver en meneer Aartsen, hartelijk welkom. Fijn dat u de moeite en de tijd heeft genomen om bij dit debat aanwezig te zijn.
Voorzitter. Veel Nederlanders hechten aan de diepgewortelde traditie om tijdens oud en nieuw vuurwerk af te steken. Het nieuwe jaar wil men graag beginnen, en dat slechts één keer per jaar. Een minderheid van een op de vier Nederlanders wil echter een verbod, vooral in stedelijke gebieden. Een veelgehoord argument daarbij is dat één keer per jaar vuurwerk afsteken overlast geeft voor mens en dier, belastend is voor het milieu en hulpverleners handenvol werk bezorgt.
Voorzitter. Is er dan sprake van draagvlak voor een algeheel vuurwerkverbod? Nee. De PVV-fractie denkt van niet. Het zijn vooral marginale minderheden die moeite hebben met bijvoorbeeld het eten van vlees, met het gebruik van alcohol, met het vieren van Sinterklaas zonder Zwarte Piet, met autorijden, met vliegen en met houtkachels en barbecue. Die zijn slecht voor het milieu, dus: óók maar weer verbieden. En als klap op de vuurpijl nu ook nog het traditionele nieuwjaarsvuurwerk. Man, man, man, wat een soberheid. Het verbieden van zaken die zo veel plezier brengen en het leven de moeite waard maken, is zo jammer. Overigens zien we elke dag in het nieuws dat er weer ergens een brand is geweest, waarbij de oorzaak in de meeste gevallen onbekend is. Wellicht zou eens onderzoek moeten worden gedaan naar de oorzaken van deze dagelijkse branden.
Voorzitter. Met dit voorstel voor een algeheel vuurwerkverbod wordt de gemiddelde volgzame burger weer een beetje plezier in het leven afgepakt. Het één keer per jaar afsteken van vuurwerk wordt de liefhebber van vuurwerk niet gegund. Maar de notoire overtreders en het criminele circuit zullen zich echt niet aan het voorliggende wetsvoorstel gaan houden. Ze gaan niet stoppen met het gebruik van cobra's en andere vuurwerkbommen. De illegale handel zal niet stoppen. Het tuig zal ook niet stoppen met het veroorzaken van leed en ellende tijdens oud en nieuw. Het rellentuig dat onze hulpdiensten en handhavers belaagt, verdwijnt niet met dit wetsvoorstel. Een algeheel vuurwerkverbod zal veel Nederlanders ertoe bewegen om het jaarlijkse vuurwerk dan maar van elders te halen. Ook nu zijn er veel Nederlanders die tanken en boodschappen doen in de ons omringende landen, omdat het daar een stuk goedkoper is dan in eigen land. Dat gaat ook gebeuren met de aanschaf van het vuurwerk als een algeheel vuurwerkverbod in Nederland een feit is. Dat wil de PVV uiteraard niet.
Voorzitter. Er geldt al een verbod op het afsteken van illegaal vuurwerk. Gemeenten hebben al de mogelijkheid om het afsteken van vuurwerk op bepaalde plekken te verbieden. De handhaving van een algeheel vuurwerkverbod zal in de praktijk onuitvoerbaar worden. Grote zorgen heeft de PVV-fractie dan ook over de handhaafbaarheid als een algeheel vuurwerkverbod van kracht zou worden. Het goed reguleren van vuurwerk is ons inziens veel effectiever dan het verbieden ervan. Ja, er bestaat vuurwerkoverlast in Nederland en de hulpverleners en de dienders hebben hun handen eraan vol. Maar overtreders komen er gewoon veel te gemakkelijk mee weg. Voor illegaal vuurwerk afsteken geldt een boete van minimaal €100. Dat is veel te weinig. Voor kinderen tot 18 jaar geldt, en ik citeer van de website van onze overheid: "Jongeren krijgen dan van de Stichting Halt een straf om ze aan te sporen tot ander gedrag, bijvoorbeeld door rommel op te ruimen of excuses aan te bieden. Na een Halt-straf krijgen jongeren geen aantekening in hun strafblad." Dat werkt natuurlijk niet.
Ook geldt dat wie vuurwerk naar hulpverleners gooit, rekening moet houden met een verdrievoudiging van de strafeis, boete of geldstraf, aldus dezelfde website. Maar agressie en geweld tegen hulpverleners en handhavers zijn niet alleen aan de orde tijdens het één keer per jaar afsteken van vuurwerk. Dat gebeurt het hele jaar door. Agressie en geweld tegen hulpverleners en handhavers vereist een snelle en consequente strafrechtelijke aanpak. Van de duizenden overlastincidenten, die niet alleen met oud en nieuw plaatsvinden, komt het uiteindelijk in slechts een handjevol gevallen tot een daadwerkelijke veroordeling. Het feit dat overtreders veelal niet opgepakt worden, minderjarigen niet aangepakt worden en anderen met een fopstraf wegkomen, verpest het dus voor het grote deel van de bevolking dat zich wel aan regels houdt.
Voorzitter. Aan alle evenementen zijn risico's verbonden. Zo kunnen bezoekers van concerten gehoorschade oplopen. Moet er dan een algeheel verbod op concerten komen? Actievoerders die universiteiten kort en klein slaan, veroorzaken overlast en belagen handhavers, zo ook actievoerders die het verkeer blokkeren. Maar dat is toch geen reden voor een algeheel demonstratieverbod? Hooligans die stadions slopen, bezoekers in gevaar brengen en auto's en publieke eigendommen vernielen, zorgen voor overlast en belagen ook hulpverleners en handhavers. Maar dat is toch geen reden om een algeheel verbod voor voetbalwedstrijden in te voeren? Er zijn ook mensen die te diep in het glaasje kijken, waardoor ze medeweggebruikers en andere mensen in gevaar brengen. Maar dat is toch geen reden om te komen tot een algeheel alcoholverbod?
Voorzitter. Degenen die alles verzieken zijn het probleem. Die vormen de risico's. Die groepen moet je hard aanpakken en zwaar straffen, liefst in de portemonnee. Laat ze tot op de laatste cent de schade betalen. Dat werkt pas echt preventief. Als het minderjarigen betreft, stel dan de ouders maar verantwoordelijk voor hun kroost. Ik heb weleens overwogen voor te stellen om een nationaal vandalenfonds in te stellen, waaraan iedereen naar draagvlak tien jaar lang een bijdrage levert. Dat zou een stuk helpen.
Voorzitter. Het overgrote deel van de bevolking zal zich aan wetten houden, zeker als die wetten proportioneel en deugdelijk zijn. Er bestaat dan draagvlak voor die wetten. Het bestaan van draagvlak voor wetten heeft te maken met empathie en rekening houden met elkaar; rekening houden met mensen, dieren en het milieu. Het heeft te maken met geven en nemen, met redelijkheid en billijkheid, en bovenal met realiteitszin. Je kunt toch niet alles verbieden?
Voorzitter. Veel Nederlanders vinden het één keer per jaar afsteken van vuurwerk een mooie traditie. De meeste mensen gedragen zich volgens de regels bij het afsteken van vuurwerk. De meeste burgers steken op fatsoenlijke wijze vuurwerk af en houden zich aan de wet. Gezinnen met kleine kinderen steken siervuurwerk af en gezinnen met pubers houden het op het afsteken van knalvuurwerk of het geven van prachtige vuurwerkshows voor de deur, in de straat. En dat slechts één keer per jaar.
Een kleine groep onaangepasten en criminelen bestookt de samenleving het gehele jaar met vuurwerk. Het legale veilige vuurwerk en siervuurwerk dat in Nederland wordt verkocht, voldoet aan de strengste veiligheidsnormen. Er bestaat al een verbod op illegaal vuurwerk. Een eventueel algeheel vuurwerkverbod leidt ertoe dat er nog meer vuurwerk uit het zwarte circuit komt of in het buitenland wordt aangeschaft. De kans dat een algeheel vuurwerkverbod zal leiden tot een tegenovergesteld resultaat van wat men ermee beoogt, is dus heel groot. Dit is een belangrijk argument, dat deze Kamer mee zal moeten laten wegen in haar afwegingen.
Voorzitter. Dan de proportionaliteit. Ik noemde het zojuist al even. Er wordt momenteel onvoldoende gehandhaafd en gestraft. Het tuig dat alle leed en de ellende rondom oud en nieuw veroorzaakt, komt er vaak mee weg. Dat het niet handhaven van de bestaande wet wordt beantwoord met een volledig verbod, is disproportioneel. Het niet handhaven op de overlast die door een kleine groep rolschoppers wordt veroorzaakt, straft straks wellicht de hele bevolking. Dat is disproportioneel. Ook dat argument dient deze Kamer mee te laten wegen.
Voorzitter. Onze fractie hecht eraan de relatieve omvang van de overlast en het leed in perspectief te plaatsen. Elk jaar zijn er tijdens de jaarwisseling helaas slachtoffers te betreuren en zijn de maatschappelijke kosten aanzienlijk. Tijdens de afgelopen jaarwisseling betrof het in twee dagen 1.162 slachtoffers, waarvan 367 op de spoedeisende hulp, waarvan we er 80 hebben in Nederland. Het aantal stunters of pechvogels zou niet de reden mogen zijn voor een algeheel vuurwerkverbod. In totaal zijn er jaarlijks 1,8 miljoen bezoeken aan de spoedeisende hulp, oftewel 5.000 per dag. Elke dag belanden er 300 verkeersslachtoffers op de spoedeisende eerste hulp voor behandeling. En hoewel uiteraard elk slachtoffer er altijd een te veel is, verbleekt het aantal vuurwerkslachtoffers bij het totaal aantal verkeersslachtoffers dat op de spoedeisende hulp belandt.
Tot slot, de detailhandel. De vuurwerkbranche heeft de afgelopen jaren veel moeten investeren in veilig vervoer en een veilige opslag van vuurwerk. Het personeel is getraind en opgeleid om het risico op calamiteiten tot een minimum te beperken. De branche spreekt van een totaalbedrag van ongeveer 895 miljoen euro dat is geïnvesteerd in veiligheid, veilig vervoer, veilige opslag en de opleiding van personeel in het vergroten van kennis over veiligheid. Hier is dus volledige compensatie op zijn plaats, mocht het toch tot een algeheel vuurwerkverbod komen, wat ik zou betreuren. De vraag is dan ook of de staatssecretaris kan aangeven welk reëel bedrag het kabinet uiteindelijk zal uittrekken om de vuurwerkbranche tegemoet te komen en echt schadeloos te stellen, mocht het algeheel vuurwerkverbod een feit zijn.
Tot zover in eerste termijn, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kesteren. Dan is het woord aan de heer Van den Oetelaar namens Forum voor Democratie.
De heer Van den Oetelaar i (FVD):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de initiatiefnemers en de staatssecretaris voor de aanwezigheid. Allereerst mijn complimenten aan de initiatiefnemers. Het is erg knap om vanuit de oppositie met een voorstel zo ver te komen. Dat is een steun in de rug voor onze democratie. Tot zover de lof. Namens Forum voor Democratie zeg ik helder en krachtig: wij zijn tegen een algemeen vuurwerkverbod voor consumenten. Dit verbod is een aanval op onze vrijheid, een miskenning van ons immaterieel erfgoed en een zwaktebod van een overheid die faalt in haar kerntaak: het waarborgen van veiligheid. Consumentenvuurwerk is niet het probleem, maar een zondebok voor een diepliggende maatschappelijke kwaal.
Ongeveer 1.000 winkels in Nederland verkopen rond oudjaar vuurwerk. Dit zijn veelal kleine ondernemers, zoals speelgoedwinkels, fietsenmakers en tuincentra. Deze ondernemers hebben tienduizenden euro's geïnvesteerd om aan de eisen te voldoen. Ze hebben bunkers, sprinklerinstallaties en brandmeldcentrales aangeschaft, die ook jaarlijks worden gekeurd. Veel van deze ondernemers hebben het al zwaar door hogere huren, hoge belastingen en personeelskosten. Daarnaast hebben ze ook veel last van online concurrentie. Voor veel van deze bedrijven is het verkopen van legaal vuurwerk een lucratief extraatje, dat hun bedrijf in de laatste maand van het jaar nog aan zwarte cijfers kan helpen. Wij verwachten dat veel van deze ondernemers de klap van een vuurwerkverbod niet te boven zullen komen.
Voorstanders van dit verbod claimen een breed draagvlak. Maar laten we dat kritisch bekijken. Dit draagvlak is reactief, gevoed door media-aandacht voor incidenten en chaos rondom oudjaar. Het is geen weloverwogen afwijzing van een traditie, maar een emotionele reactie op een breder probleem: de algehele verslechtering van de binnenlandse veiligheid. Het afsteken van vuurwerk met oudjaar is een levende traditie. Dit verbieden om een kleine meerderheid te pleasen is disproportioneel en miskent de culturele waarde van oudjaar. De kern van dit debat is niet vuurwerk, maar de falende aanpak van binnenlandse veiligheid.
De afgelopen jaren zien we een zorgelijke toename van zware criminaliteit. Explosies stegen naar meer dan 1.100 in 2024, vaak met illegaal vuurwerk dat criminelen ook buiten oudjaar gebruiken. Geweld tegen hulpverleners is het hele jaar een groot probleem, met 12.500 incidenten in 2024, exclusief oudjaar. Dit zijn symptomen van een dieperliggend probleem: een samenleving waarin respect voor autoriteit afneemt en criminaliteit toeneemt. Dit verbod is een schijnoplossing. Het pakt niet de oorzaak aan, maar het symbool. Illegaal vuurwerk is al een groeiend probleem. Een verbod op legaal vuurwerk zal de zwarte markt aanwakkeren, met nog gevaarlijker, ongecontroleerd vuurwerk als gevolg.
De politie noemt handhaving nu al bijna onmogelijk. Hoe denkt men dit te doen als de illegale vuurwerkhandel verder explodeert? 56% van de Nederlanders gelooft terecht dat een verbod moeilijk te handhaven is. De coronajaren met hun unieke lockdowns bieden geen realistisch beeld van het zogenaamde uitblijven van een waterbedeffect. Dit verbod zal criminaliteit verschuiven, niet oplossen. De echte oorzaak ligt in jarenlang wanbeleid. Het gevoel van veiligheid is de afgelopen tien jaar verslechterd. De overlast door jongeren neemt toe. Dit wijst op sociale problemen — gebrek aan perspectief en afkalvend gezag — die niet met een vuurwerkverbod worden opgelost.
Daarnaast is een belangrijke factor in deze maatschappelijke onrust het wanbeleid rondom massa-immigratie. Jaren van ongecontroleerde immigratie zonder adequate integratie hebben geleid tot spanningen, criminaliteit en een afname van respect voor gezag. Dit manifesteert zich extra tijdens oudjaar. Dit verbod is een afleidingsmanoeuvre om dat falen te maskeren.
In plaats van tradities te offeren, moet de overheid haar verantwoordelijkheid nemen. Pak illegaal vuurwerk aan met strengere grenscontroles en zwaardere straffen. Investeer in politiecapaciteit om dit mogelijk te kunnen maken en om de veiligheid van de Nederlanders daadwerkelijk te kunnen verbeteren. Adresseer de sociale oorzaken van wangedrag, zoals jongeren zonder perspectief. Herzie het immigratiebeleid, dat onze samenleving onder druk zet. Professionele vuurwerkshows kunnen een aanvulling zijn, maar ze vervangen niet de persoonlijke vrijheid en vreugde van zelf vuurwerk afsteken.
Voorzitter. Dit verbod is een zwaktebod van een overheid die haar burgers niet beschermt, maar die hun vrijheden inperkt. Vuurwerk is geen probleem, maar een traditie die ons verbindt. Laten we de echte problemen aanpakken: criminaliteit, een gebrek aan handhaving, maatschappelijke onrust en een falend immigratiebeleid. Koester ons erfgoed, versterk de veiligheid en laat de jaarwisseling een feest blijven voor alle Nederlanders.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Oetelaar. Dan is het woord aan de heer Rietkerk namens het CDA.
De heer Rietkerk i (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me aan bij de waarderende woorden voor de initiatiefnemers Klaver en Oudehand. Welkom ook aan staatssecretaris Aartsen namens de regering.
Voorzitter. Zoals u weet, woon ik in het prachtige ...
De voorzitter:
Het is mevrouw Ouwehand.
De heer Rietkerk (CDA):
Zei ik dat niet?
De voorzitter:
U zei "Oudehand". Dat lijkt er wel op, maar dat is niet hetzelfde.
De heer Rietkerk (CDA):
Ik wilde "Ouwehand" zeggen. De tijd loopt maar door. Dat is jammer, maar nu kom ik ook precies op tien minuten uit.
De voorzitter:
Maar dat is niet mijn schuld.
De heer Rietkerk (CDA):
Zoals u weet, woon ik in Kampen, de prachtige Hanzestad aan de IJssel. De jaarwisseling in Kampen is een gebeurtenis die jaarlijks volop in de belangstelling staat. Inwoners vieren de jaarwisseling met vuurwerk, carbidschieten en ontmoetingen op straat met vuurtonnen en onder partytenten. Het staat garant voor warmte en gezelligheid. Tegelijkertijd is het een bijzondere jaarwisseling, omdat het in Kampen traditie is om binnen de bebouwde kom met carbid te schieten. Er is overigens geen andere gemeente waar de jaarwisseling op dezelfde manier wordt gevierd. De jaarwisseling met carbidschieten binnen de bebouwde kom is een traditie die wordt gekoesterd. Het is echter een traditie die vroeger veel overlast veroorzaakte. Er waren vechtpartijen en er ontstond een kat-en-muisspel tussen de schutters en de politie.
In 2018 is ervoor gekozen om het carbidschieten in samenwerking met de schutters en andere betrokken partijen te reguleren en beheersbaar te maken. Zoals burgemeester Sander de Rouwe ook stelt: "Gezamenlijk is gewerkt aan het opstellen van beleid, beleid waar iedereen, met verschillende belangen, achter kan staan. Gezamenlijk zorgen we voor een veilige en gezellige jaarwisseling voor iedereen." Jaarlijks wijst de gemeente plekken binnen de bebouwde kom aan waar inwoners kunnen carbidschieten. Inwoners kunnen hierop reageren en hun zienswijzen indienen, bijvoorbeeld voor de wijziging van een locatie of wanneer er hinder wordt ondervonden. Voor alle locaties meldt een contactpersoon zich bij de gemeente. Deze persoon is verantwoordelijk voor het contact met de gemeente en de hulpdiensten, zowel in de voorbereiding als tijdens de jaarwisseling. Als er geen contactpersoon wordt aangemeld, vervalt de locatie. Dat is heel simpel. We zien dat de jaarwisseling sinds de aanpassing voor iedereen een stuk veiliger en prettiger verloopt. Opvallend is dat er in de nieuwste wijk, Reeve, een beetje ten zuiden van Kampen, een grote wens was bij de nieuwe bewoners. Die grote wens was een plaats waar inwoners kunnen carbidschieten.
Wat zijn de geleerde lessen? Ga met alle partijen om tafel om beleid te maken. Daarmee zorg je voor draagvlak. Deel de verantwoordelijkheid met inwoners. Samen maken we er zo een succes van. Bied ruimte voor inspraak, zodat voor- en tegenstanders van zich kunnen laten horen.
Voorzitter. Nu ligt de Wet veilige jaarwisseling voor in onze Kamer. Er is een ruime politieke meerderheid voor in de Tweede Kamer. Het CDA heeft alles afwegende in de Tweede Kamer voor gestemd. De heer Meijer van de VVD-fractie noemde alle argumenten en feiten, ook met betrekking tot slachtoffers. Daarbij sluit de CDA-fractie zich kortheidshalve aan.
Een argument dat in de Tweede Kamer ook speelde bij onze fractie, richtte zich voornamelijk op de veiligheid van de hulpverleners tijdens de jaarwisseling. Ik citeer: "We kunnen niet zeggen vol te staan achter de politie en één dag in het jaar ons oog dichtknijpen voor al het geweld." De CDA-fractie kijkt, zoals u weet, door de bril van de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en de Europese regelgeving.
Voorzitter. We hebben zeven aandachtspunten en vragen met betrekking tot de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Allereerst ga ik in op het capaciteitstekort bij de politie en de handhaving. In algemene zin, en ook tijdens de jaarwisseling, is er vaak te weinig personeel om op alle meldingen en overtredingen te reageren. De prioriteit ligt dan terecht bij de ernstige gevallen. De CDA-fractie vindt dat er meer politie- en handhavingscapaciteit moet komen. Vindt de regering deze wet uitvoerbaar zonder uitbreiding van politie, hulpverleners en handhavers? Dan kom ik op het online toezicht. Veel illegale vuurwerkhandel vindt plaats via sociale media, Telegramgroepen of webshops. Dit is moeilijk te traceren en op te sporen. Blijven de toezicht en handhaving op de online vuurwerkhandel achter bij de fysieke handhaving, vraag ik de regering.
Twee. Illegaal vuurwerk blijft een probleem; anderen hebben dat ook aangegeven. Veel wordt via het buitenland gekocht en dat is lastig tegen te houden. De import en opslag van illegaal vuurwerk is moeilijk te controleren. Hoe houden we het illegale vuurwerk, zoals de cobra's uit Italië, tegen? Kan het ook bij de bron worden aangepakt, vraag ik de regering.
Verschillen tussen gemeenten zorgen soms ook voor verwarring. In de ene gemeente mag iets wel en in de andere gemeente mag iets weer niet. Dat maakt het voor burgers en handhavers lastig te overzien wat precies wáár geldt. Wat betekent de wisselende uitwerking per gemeente voor de politie die regionaal werkt, over de gemeentegrenzen heen, vraag ik aan de initiatiefnemers en de regering.
Dan het vierde punt: de landsgrenzen. De CDA-fractie ziet een probleem bij de landsgrenzen en de illegale import van vuurwerk. Verboden vuurwerk, zoals knalvuurwerk, vuurpijlen en F3, wordt vaak via het buitenland gekocht, vooral via België, Polen en Duitsland. Het gevolg is dat grote hoeveelheden zwaar illegaal vuurwerk over de grens worden gesmokkeld. De effectiviteit van het nationaal verbod wordt dan ondermijnd, naar ons idee, en de handhaving is moeilijk vanwege de beperkte grenscontrolecapaciteit. Wat is daar de oplossing voor, vraag ik aan de initiatiefnemers en de regering.
Het vijfde punt gaat om handhaving van vuurwerkvrije zones. Als de vuurwerkvrije zones een heel groot gebied omvatten, kan het voor burgers lastig zijn om zich aan de regels te houden. En het vergt veel menskracht van handhaving en politie om daadwerkelijk te handhaven. Hoe beoordelen de initiatiefnemers en de regering dit?
Gedragsverandering kost tijd; anderen hebben dit ook al gezegd. De vuurwerktraditie zit diep in onze cultuur. Het verbieden en beperken leidt soms tot weerstand of zelfs tot extra provocatie richting handhaving en hulpverleners. Dan is wat ons betreft strenger straffen nodig. Hoe denken de initiatiefnemers en de regering daarover?
Tot slot, het zevende punt. Het gebruik van drugs en overmatig alcoholgebruik tijdens de jaarwisseling. Thans kan de overheid al handhaven ten aanzien van het gebruik van drugs en bovenmatig alcoholgebruik. Waarom lukt het onvoldoende om het beleid in casu te handhaven, vraag ik aan de initiatiefnemers en aan de regering.
De CDA-fractie vraagt op een aantal onderdelen duidelijkheid van de initiatiefnemers of de regering, of beide, bij het vervolg. Een aantal van u heeft al gewezen op de zware voorhangprocedure, maar ook op de AMvB waarin, naar aanleiding van het amendement, de voorwaarden van de ontheffingsmogelijkheid voor burgers wordt uitgewerkt. Daar geldt dan een nahangprocedure.
Het handhavingsplan is een van de drie punten die in de wet staan; ook genoemd door de heer Meijer. Met betrekking tot het handhavingsplan is het wat ons betreft essentieel dat er stakeholders bij worden betrokken. De vraag is of dat ook gebeurt. Denk daarbij aan de brandweer, de politie en ook de vuurwerkbranche.
Er dient aandacht te zijn voor de positie van de veiligheid van hulpverleners. Ik verwijs kortheidshalve naar de brief van de VNG, het Veiligheidsberaad en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters.
Kan de regering antwoorden op de vraag of de wet pas in werking gaat als beide AMvB's bij de Kamers zijn gepasseerd? Er zijn andere vragen over gesteld; ik kom er dan in de tweede termijn op terug. En welke periode is daarvoor nodig, vraag ik de regering.
Er wordt ingezet op internationale samenwerking om op Europees niveau maatregelen te nemen voor de vuurwerkproblematiek, bijvoorbeeld met Frankrijk, Italië, Duitsland en België. Maar concreet staat er nog niets in de planning. Kan de regering ons hierover voor de behandeling van de AMvB's nader informeren?
Mevrouw Thijssen i (GroenLinks-PvdA):
Ik wilde net inhaken op de inwerkingtreding en ben dus iets vertraagd. Er werd net een voorstel gedaan aan de heer Meijer van de VVD en dat voorstel wil ik ook aan u doen. Hoe kijkt u aan tegen het idee dat er al dit jaar een verbod komt, om dat laatste knalfeest te voorkomen, mits het goed gaat met dat handhavingsplan en die uitvoeringstoetsen? De rest wordt dan volgend jaar geregeld. Is dat iets waar u voor zou voelen?
De heer Rietkerk (CDA):
Onze fractie vindt het van belang dat we het bij beide AMvB's, de een met voorhang en de andere met een nahangprocedure, zorgvuldig doen en met draagvlak. Dat zei ik aan het begin, met verwijzing naar bijvoorbeeld Kampen. Als je eigenaarschap hebt bij bewoners en als je de vuurwerkbranche erbij betrekt, dan heeft het veel meer kans van slagen dan wanneer je het gefaseerd gaat doen.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Is dat een vorm van een ja? Zegt u daar in principe voor open te staan, als het lukt met draagvlak en betrokkenheid van die stakeholders? Kan ik uw inbreng zo uitleggen?
De heer Rietkerk (CDA):
Ik heb daar veel vragen over gesteld, ook over de periodes. Ik wacht eerst het antwoord af van de initiatiefnemers en van de regering. Dan kom ik daar in tweede termijn op terug.
Belangrijk zijn de bevoegdheden van de burgemeester. Anderen hebben dat al gezegd. De VNG en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters hadden graag gezien dat bij de totstandkoming van het wetsvoorstel gebruik was gemaakt van het bestaande afwegingskader voor nieuwe burgemeestersbevoegdheden. Kunnen de initiatiefnemers aangeven waarom daar geen gebruik van is gemaakt? En kan ik de regering vragen of zij dit signaal serieus neemt bij de verdere procedure?
De CDA-fractie vindt dat de initiatiefnemers deels door een roze vuurwerkbril kijken als het gaat om onderdelen van de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid, ook in grensregio's. Kunnen de initiatiefnemers daarop reflecteren? Als het gaat om de juridische vragen sluit ik mij aan bij de vragen die de heer Talsma van de ChristenUnie heeft gesteld.
Voorzitter, ik rond af. Het CDA heeft de politieke afweging gemaakt om te kiezen voor deze wet, en ik citeer: "het beschermen van hulpverleners, handhavers en de politie, waar we al zo'n tekort aan hebben en/of krijgen, maakt deze wet noodzakelijk". Ten slotte nog een vraag. Als u de lessen die geleerd zijn in Kampen op u laat inwerken, kan de aanpak in Kampen niet een voorbeeld zijn voor veel meer gemeenten, om te beginnen morgen? Ik heb namelijk wel het idee dat je daar morgen meteen mee kan beginnen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Rietkerk. Dan is het woord aan mevrouw Van Aelst-den Uijl namens de SP-fractie.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
Dank, voorzitter. Laat ook ik beginnen met complimenten voor de initiatiefnemers. Een wetsvoorstel maken is voor jullie als Kamerleden en voor jullie medewerkers ongetwijfeld ontzettend veel werk geweest, dus complimenten voor hen en voor jullie voor dat jullie hier überhaupt zitten en deze rol van het parlement hebben opgepakt.
Voorzitter. Het afsteken van vuurwerk is voor heel veel mensen een hoogtepunt in het jaar, een hoogtepunt waar zij naar uitkijken en een hoogtepunt ook waar zij voor sparen en dat zij desgevraagd "een belangrijke hobby" zouden noemen.
Voor heel veel andere mensen is het een van de grootste ergernissen in het jaar. Het is ook een bron van angst voor zowel mensen als dieren, en vooral voor hulpverleners en artsen. Voor al die mensen kan het verbod er niet snel genoeg komen. Echter, voor de mensen die zo uitkijken naar de jaarwisseling is het zuur om iets kwijt te raken zonder dat er een vervangende activiteit is.
Ik denk dat we met elkaar ook eerlijk onder ogen moeten zien dat we, gezien de enorme bezuinigingen op gemeenten, ook niet de illusie moeten hebben dat gemeenten op dit moment geld hebben om leuke dingen voor inwoners te organiseren, zoals bijvoorbeeld een drone- of vuurwerkshow. Dat geldt ondanks het advies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat gemeenten juist wel shows zouden moeten organiseren. Dit maakt dat het verbod voor veel mensen wrang is en mogelijk ook minder effectief, omdat er niet iets anders leuks voor in de plaats komt.
We zijn heel benieuwd hoe de staatssecretaris dit ziet en we vragen ons ook af of de initiatiefnemers hierover hebben nagedacht. Gaat er een nieuwe traditie geschapen worden, een stukje samenhorigheid in de samenleving, of wordt dit een koude sanering, die bij liefhebbers in het verkeerde keelgat zal schieten? En is het kabinet bereid om voor een dergelijke nieuwe traditie geld beschikbaar te stellen? Hoe zal het advies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid in de praktijk worden gebracht?
Voorzitter. In mijn bijdrage vandaag zal duidelijk worden dat wij als fractie worstelen met deze wet. Er zijn heel veel argumenten en cijfers voor een verbod, maar ook heel veel argumenten en bewijzen tegen een verbod, onder andere vanuit het perspectief van uitvoerbaarheid en effectiviteit. De vraag is dus: wat brengt dit verbod aanvullend op het bestaande verbod en is de samenleving hier al klaar voor? Misschien nog wel belangrijker: komt er ook voldoende geld beschikbaar voor handhaving?
Voorzitter. Vandaag wil ik een aantal thema's aanstippen, te beginnen met milieu, gezondheid en dierenwelzijn. Zoals gezegd, zijn er heel veel mensen en dieren waarvoor vuurwerk een grote bron van angst en ergernis is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er veel medische verenigingen onder het Vuurwerkmanifest staan, ook samen met de zorgverzekeraars, die zien hoeveel mensen zich bij een huisartsenpost of ziekenhuis melden na vuurwerkgebruik. Ook natuur en milieu hebben te lijden onder vuurwerkschade en -uitstoot. Daarom staan vele dierenrechtenorganisaties en milieuorganisaties ook achter het verbod. Artsen willen, met 90% voorstanders, een verbod op het verkopen en afsteken van consumentenvuurwerk. Immers, elk jaar opnieuw raken velen, veelal jonge mensen, gewond door consumentenvuurwerk. Vuurwerkschade aan de gezondheid kost de samenleving en het individu heel veel.
Maar het meest heikele punt, is de handhaafbaarheid van nu verboden vuurwerk versus de handhaafbaarheid van een totaalverbod. Als we kijken wat we met deze wet nog extra gaan verbieden, dan blijkt dat het siervuurwerk te zijn dat nu tijdens de paar uur jaarwisseling is toegestaan. Al het andere vuurwerk is op dit moment reeds verboden. Maar de handhaving van het verbod blijft voor een groot deel uit. Wij zijn heel benieuwd wat deze wet daar dan aan gaat veranderen. Want op dit moment is het 364 dagen per jaar lastig handhaafbaar. Maakt een totaalverbod dat dan makkelijker, beter? Zo ja, hoe dan? Komen er extra handjes bij, vraag ik het kabinet. Verandert dat bij een totaalverbod? Hoe wordt de anderhalf jaar richting een totaalverbod ingezet qua handhaving om te bewijzen dat een dergelijk verbod zinvol is? Wat is er bijvoorbeeld geleerd van de coronatijd, toen er reeds een totaalverbod was?
Op dit moment geldt in heel veel gemeenten en steden al een deelverbod op het afsteken van vuurwerk, maar niet voor het verkopen van vuurwerk. In alle eerlijkheid: dat is voor inwoners best onduidelijk. Je mag het blijkbaar wel kopen, maar niet afsteken in je wijk. Het blijkt voor de politie nagenoeg ook niet handhaafbaar. Als je om de hoek wel vuurwerk mag kopen, kun je het bijna niet tegenhouden dat mensen het vervolgens ook gaan afsteken. Deze onduidelijkheid zou door een totaalverbod weggenomen worden. Overigens stelde het Verbond van Verzekeraars afgelopen januari wel dat in die gemeenten waar het verbod gold, er beduidend minder schade was. De verzekeraars hebben dus minder claims gekregen uit gemeenten waar een verbod gold. Daarbij blijft onze vraag wel ... Niet alleen bij de politie maar ook bij de inspectie is er een personeelstekort, dus ... Nou ja.
Geen verkoop in Nederland betekent onvermijdelijk dat er meer import van illegaal vuurwerk zal zijn. Die is er nu al en je kunt voorspellen dat die zal toenemen. Dat illegale vuurwerk zal ongecontroleerd en onveilig worden opgeslagen. Het gevaar van import is ook dat het in Poolse sorteercentra of in koeriersbusjes terechtkomt. Hoe gaan we dan de veiligheid van die mensen garanderen? Hoe kan met name de Inspectie Leefomgeving en Transport dit uiteindelijk geloofwaardig in de hand houden? Hoeveel capaciteit komt daarvoor beschikbaar, vragen we het kabinet. Los van het vuurwerkverbod is er volgens ons sowieso extra capaciteit nodig, maar hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat er daadwerkelijk gehandhaafd kan worden, opdat al die postsorteercentra en koeriersdiensten hun werk veilig kunnen blijven doen? In dat opzicht vinden we de initiatiefnemers wel heel positief over de mate van effectiviteit. Enige realiteitszin zou daarbij misschien helpen.
Dan het lastigste onderdeel van de handhaafbaarheid, het amendement-Bikker, waarmee er toch lokaal afgestoken mag gaan worden in verenigingsverband en er een grote druk gelegd gaat worden op burgemeesters, die een ontheffing kunnen verlenen om alles wat nu verboden wordt, in groepsverband alsnog te mogen afsteken zonder dat daarvoor gespecialiseerde kennis noodzakelijk is. Wij vragen ons af waar die georganiseerde burgers dat vuurwerk dan gaan kopen en wie er dan verantwoordelijk voor is als het misgaat bij de aankoop, het vervoer, de opslag of het afsteken. Is zo'n ontheffing door een burgemeester vatbaar voor bezwaar en beroep? Kunnen mensen die helemaal niet willen dat georganiseerde buren dat gaan afsteken, dan ook zeggen dat ze dat niet willen? Hoe voorkomen we dat dat tot conflicten gaat leiden in de wijk of tot bedreigingen van burgemeesters? Misschien nog wel belangrijker: mag de burgemeester ook nee zeggen als er een aanvraag komt? Of is het een formaliteit waar ze alleen ja of ja op mogen zeggen? Ik hoor nu al van burgemeesters die ik in mijn netwerk heb uitgevraagd dat ze hun raad hebben geïnformeerd überhaupt niet van plan te zijn om ontheffingen te gaan verlenen.
We zijn ook oprecht benieuwd of er met burgemeesters is gesproken over deze toegevoegde taak. Die vraag zou misschien ook aan de ChristenUnie gesteld moeten worden, want het amendement-Bikker maakt dit mogelijk, maar kunnen burgemeesters dit wel? Past dit wel bij hun takenpakket? En hoe moet de burgemeester er straks mee omgaan als iedere straat een aanvraag doet om georganiseerd vuurwerk af te mogen steken? Gaan vuurwerkverkopers straks als dienst aanbieden dat zij dan die ontheffing aanvragen voor de mensen die af willen steken, zodat zij dat wat makkelijker kunnen doen, zoals bijvoorbeeld ook gebeurde bij de subsidie voor warmtepompen? Dat is niet ondenkbaar. Wat blijft er dan nog over van het verbod en de uitvoerbaarheid van deze wet?
Voorzitter. Ik kom terug op een van de voor ons belangrijkste punten, de extra handjes. Gaat er extra geld bij komen, ook kijkend naar de brief die de politiebonden op 18 juni jongstleden naar beide Kamers hebben gestuurd en waarin zij aangeven dat zij op dit moment 800 miljoen structureel tekortkomen? Zonder die extra middelen komen er de komende jaren geen extra handjes, maar minder handjes bij de politie. Welk effect zal dit uiteindelijk hebben op de handhaving van dit verbod? Datzelfde geldt wat ons betreft voor de inspectie.
Voorzitter. Dan een andere zorg die bij ons leeft. Bij de discussie over het al dan niet toestaan van online goksites en reclames hiervoor was het argument van voorstanders: het gebeurt toch wel, maar op deze manier kunnen we het in ieder geval reguleren. Hetzelfde geldt voor de wet over het verbieden van grondstoffen voor psychoactieve drugs. Ook in de discussie over vuurwerk hoor je: verbieden zal niet helpen, want je ziet nu bij illegaal vuurwerk ook al dat je het niet kunt tegenhouden. Brandweer en Openbaar Ministerie gaven in een sessie met de Tweede Kamer aan dat bij een totaalverbod er misschien nog wel meer van dat zwaardere vuurwerk zou komen omdat het reguliere vuurwerk verboden zal zijn. De brandweer trok dat later uiteindelijk wat terug en gaf aan toch voor een verbod te zijn. We weten volgens mij allemaal dat de Politiebond vóór is. Maar hoe gaat dat verbod er uiteindelijk voor zorgen dat we niet nog meer illegaal vuurwerk krijgen en dat er nog meer bedreiging van de veiligheid komt? Ik vraag me ook oprecht af of het onderscheid tussen legale en illegale handel echt te maken is. Of zit er, net als bij de psychoactieve drugs, bij dezelfde handelaren een behoorlijke overlap in? De ILT stelt dat afgelopen jaar van al het geteste F2-vuurwerk 41% is afgekeurd en van het F1-vuurwerk dat getest is, 61% is afgekeurd en vernietigd moest worden. Dat zijn wat mij betreft geen geruststellende cijfers. Zij doen vermoeden dat er op dit moment best wat overlap zou kunnen zitten in de verkoop van legaal en illegaal vuurwerk. Ik vraag het kabinet dus: heeft u hier zicht op en hoe zit dit op dit moment?
Voorzitter. Ik kom richting afronding. Ik wil toch nog iets zeggen over de Politiebond en hulpverleners. Politiemensen en hulpverleners die werken tijdens oud en nieuw, staan op dit moment doodsangsten uit en raken gewond door toedoen van gekken met vuurwerk. Jaar na jaar raken hulpverleners en agenten gewond tijdens de jaarwisseling. Zoals mijn collega Van Nispen in de Tweede Kamer al zei: van onze hulpverleners blijf je af. Ik vraag de initiatiefnemers hoe dit wetsvoorstel het uiteindelijk beter en veiliger gaat maken voor onze hulpverleners.
Voorzitter, afsluitend. Ik denk dat u hoort dat wij worstelen. We hebben echt duidelijke antwoorden nodig van de initiatiefnemers en het kabinet om uiteindelijk een goede afweging te kunnen maken tussen het doel van deze wet en de uitvoerbaarheid van deze wet. Ik ben heel benieuwd naar hun antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Aelst. De heer Van Meenen namens D66.
De heer Van Meenen i (D66):
Ik zal mevrouw Van Aelst proberen te helpen bij haar worsteling, want die begrijp ik heel goed. Maar juist die politieagenten en hulpverleners zijn degenen die het sterkst vragen om deze wet. Zij zijn uiteindelijk ook degenen die met de gevolgen te maken hebben. Sterker nog, de politie is de kracht, de macht, die die handhaving uiteindelijk ook moet doen. Die zal zich als geen ander bewust zijn van het feit dat er ook nog allerlei andere problemen op te lossen zijn, zaken die illegaal zijn, noem het allemaal maar op, maar toch wijst zij met klem op het belang van deze wet. Wat zegt dat de SP?
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
Ik denk dat dat een van de belangrijkste redenen is dat ik hier vandaag twijfel: dat pleidooi versus de uitvoerbaarheid van deze wet. Oprecht vind ik dit heel erg lastig, vinden wij het heel erg lastig. Want laten we eerlijk zijn: met het amendement-Bikker is het niet een hele goede wet geworden. En wij zijn er hier ook met elkaar om ervoor te zorgen dat je wetten aanneemt die werken, en wetten aanneemt die uiteindelijk uitvoerbaar zijn. Dan is de vraag: heiligt het doel de matige middelen? Oprecht, wij weten het gewoon nog niet. Als ik het had geweten, dan had u het van mij hier nu gehoord.
De heer Van Meenen (D66):
Nee, ik begrijp het. Daarom zijn we hier bij elkaar, om te kijken of we elkaar een beetje kunnen helpen. Zo zit ik altijd in de politiek, hè. Maar zou je het ook niet om kunnen draaien? Zou je ook niet kunnen zeggen dat die huidige praktijk van de afgelopen decennia eigenlijk de uitvoeringstoets is geweest van het ontbreken van deze wet? Want we zitten inmiddels in een gigantische puinhoop die we met elkaar elk jaar meemaken: kinderen die het slachtoffer zijn; ogen die verwijderd moeten worden; gewoon doden die vallen, vaak mensen die niets met dat hele vuurwerk te maken hebben en alleen maar kijken. Is alles wat we op dit moment meemaken niet gewoon één grote uitvoeringstoets geweest van het beleid, of van het ontbreken van beleid, dat we tot nu toe hebben? Zou u er zo naar kunnen kijken? En zo ja, helpt dat u in die afweging? Want als je dan nog steeds zegt "nee, maar wij weten het uiteindelijk toch echt wel beter dan de politie en de hulpverleners die daarmee geconfronteerd worden", zit je dan niet op de lijn — wat hier wel vaker gebeurt — van "het betere zal altijd de vijand van het goede blijven"?
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
Dat is een sterk argument, dat ik ook zeker mee ga nemen. Dank daarvoor. En het is niet zo dat wij niet willen luisteren naar de hulpverleners of naar de politieagenten. Nogmaals, de geamendeerde slechte wet maakt wel dat het lastig is. Maar dank voor dit extra stukje argument.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Meenen, namens D66.
De heer Van Meenen i (D66):
Ik meld maar even, voordat de klok gaat lopen, dat het feit dat deze heer nu wegloopt, niet betekent dat hij het niet met mij eens is. Nee, echt niet.
Voorzitter. Natuurlijk mijn dank en waardering aan de initiatiefnemers en degenen die hen daarin hebben bijgestaan. Ik heb daar ook wel meerdere keren gestaan, soms met succes en soms niet. We gaan zien hoe het vandaag afloopt, maar als het aan D66 ligt, loopt dit goed af. Felicitaties uiteraard aan de staatssecretaris, met dat dit nou uitgerekend het eerste onderwerp is waar hij zich eens echt flink mee bezig mag gaan houden. Ik denk dat hij daar altijd al naar verlangd heeft.
Voorzitter. We spreken vandaag over oud en nieuw: een moment van terugblikken, aftellen, elkaar net iets te laat een gelukkig nieuwjaar wensen omdat het mobiele netwerk er weer eens uit ligt. En voor velen een avond vol tradities en rituelen, die we samen beleven: de oudejaarsconference; oliebollen, champagne; met elkaar naar buiten kijken in afwachting van het vuurwerk, voor veel mensen het moment van de avond. En de spanning begint al vroeg, als kind met dat eerste sterretje. Later het echte werk. Maar achter het geknal van vuurwerk schuilt ook iets anders: een hardnekkig maatschappelijk taboe. En juist dat taboe wil deze wet eindelijk doorbreken. Want hoe feestelijk de jaarwisseling voor sommigen ook is, voor anderen is die allang geen feest meer. Dat geldt natuurlijk voor alle hulpverleners en hun gezinnen, familie en vrienden. Elk jaar weer en elk jaar meer, elk jaar opnieuw raken meer dan 1.000 mensen gewond, vaak mensen die zelf geen vuurwerk afstaken. Elk jaar is er voor miljoenen aan schade, alleen al aan particuliere eigendommen: vorig jaar 16 miljoen euro. Dan hebben we het niet eens over de zorgkosten, de schade aan bankjes, bedrijfspanden, bushokjes. Elk jaar opnieuw is er de noodkreet van artsen, brandweerlieden, agenten en dierenbeschermers die zich afvragen: hoelang nog? De oproep tot verandering is breed. Toch weten we ook dat een wet aannemen één ding is, maar dat de echte toets daarna volgt, op straat, in de wijk, bij gemeenten die moeten handhaven, burgers die zich moeten aanpassen en ondernemers die hun toekomst moeten herzien. Daar wordt bepaald of deze wet niet alleen wenselijk, maar ook werkbaar is.
Voorzitter. Het is belangrijk om te zeggen waarom deze koerswijziging nodig is, want het is geen kleine stap. Het is een fundamentele aanpassing in hoe wij als samenleving oud en nieuw vormgeven. Dat begint bij eerlijk durven zijn over het dilemma waar wij als D66 in ieder geval voor staan. Natuurlijk willen we mensen alle ruimte geven om op hun manier het nieuwe jaar te vieren. Maar vrijheid betekent niet: ik mag vuurwerk afsteken ongeacht de gevolgen. Vrijheid betekent dat we samen een jaarwisseling kunnen beleven waarin iedereen zich veilig voelt, voor ouderen die de jaarwisseling met angst en beven tegemoetzien, voor mensen met longklachten of PTSS, voor ouders van jonge kinderen, voor de duizenden huisdieren, voor hulpverleners die elk jaar weer opnieuw, met gevaar voor hun eigen leven moeten werken. En ja, ook voor de gezinnen waar de oudejaarsavond wel feestelijk begon, maar eindigde op de spoedeisende hulp. Want daar, in die verhalen, ligt de kern van dit wetsvoorstel, niet als betutteling maar als bescherming.
Voorzitter. Maar met deze wet zijn we er nog niet. Er komen fundamentele vragen op ons af. Gemeenten hebben een ontheffingsbevoegdheid gekregen, maar roepen tegelijkertijd om duidelijkheid. Hoe kunnen zij dit handhaven? Wat doen we om rechtsongelijkheid tussen gemeenten te voorkomen? Welke handvatten reiken we ze aan?
Dan is er de dreiging van het illegale vuurwerk. Het is al uitgebreid gezegd, dat sla ik hier voor het gemak even over, maar het is natuurlijk een groot probleem dat vraagt om internationale samenwerking. Daar pleiten we dan ook voor, maar we weten allemaal dat dat een kwestie van de lange adem is.
Voorzitter. Ook de compensatie voor de vuurwerkbranche verdient aandacht. Hoe voorkomen we langdurige onzekerheid bij ondernemers? Ik zei het net al: terecht wordt er veel gekeken naar de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid, maar eigenlijk zou je de praktijk van vandaag en van de afgelopen decennia kunnen zien als de uitvoeringstoets die we nu jaar in, jaar uit aan het doen zijn op het ontbreken van deze wet. Dat mag voor ons zwaarder wegen dan de onzekerheden die er natuurlijk in de uitvoering nog zijn. Dat is een feit en dat zullen we ook niet meteen kunnen oplossen. Mijn vraag is wel: wanneer kunnen we dit oplossen? Ik ben het eens met een aantal collega's die zeggen: ja, maar de komende jaarwisseling dan? Hoe mooi zou het zijn als het dan al zover zou zijn? Ik weet niet of dat kan. Dat kan ik echt niet overzien. Hopelijk kunnen de initiatiefnemers en de staatssecretaris respectievelijk de minister dat wel, dus ik vraag het aan hen beiden. Hoe reëel is het om dit al het komend jaar, met de voorstellen die gedaan zijn, in te voeren?
Voorzitter, tot slot. Oud en nieuw moet weer een feest kunnen zijn, voor kinderen die veilig willen spelen, voor hulpverleners die zonder angst hun werk willen doen, voor huisdieren die zonder paniek de nacht doorkomen. Laat dit wetsvoorstel niet het einde, maar het begin zijn van een veilige jaarwisseling, het begin van echte samenwerking met onze buurlanden in de strijd tegen illegaal vuurwerk, en vooral het begin van een toekomst waarin we elkaar, ondanks verschillen, in de ogen kunnen blijven kijken en de hand kunnen blijven schudden. Zoals Jan Terlouw het ooit zei: alleen samen kunnen we vrij zijn. Laat dat het uitgangspunt zijn van deze wet.
Voorzitter. Tot zover, op één ding na. Ik vertelde mijn kleindochter van 10, op wie ik normaal op maandagmiddag pas, dat opa vanmiddag het vuurwerkverbod hier mocht gaan bepleiten. Toen zei ze: "Dat is wel een beetje jammer". Maar toen ik het uitgelegd had, zei ze: "Nou ja, vooruit, ik begrijp het ook wel. Maar mag ik dan wel één ding vragen? Mogen de knalerwten alsjeblieft blijven?" Ik heb het antwoord natuurlijk al aan haar gegeven. Ik ken het antwoord ook wel, maar ik zou het wel erg op prijs stellen als de initiatiefnemers en/of de staatssecretaris even in de microfoon en de camera zouden zeggen dat de knalerwten kunnen blijven.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
En anders heeft u waarschijnlijk wel een motie achter de hand.
De heer Van Meenen (D66):
Wellicht, wellicht.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Meenen. Dan geef ik het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers namens de Partij voor de Dieren, mede namens 50PLUS.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
U zei het al, voorzitter: ik heb de eer vandaag om ook namens 50PLUS te mogen spreken. Dat is voor mij voor het eerst. Het voelt heel natuurlijk en vanzelfsprekend: we hebben een fractie met drie 50-plussers.
Voorzitter. Schrijfster Bibi Dumon Tak beschreef de manier waarop we oud en nieuw vieren heel treffend in haar column voor Vroege Vogels afgelopen december. Ik citeer: "Nederland viert, nadat de klok 0.00 uur heeft geslagen een soort oorlogscarnaval, waarbij de verliezen vooraf reeds als collateral damage worden ingecalculeerd. We treden, kortom, met voorbedachten rade in polonaise het strijdtoneel tegemoet om daarna op nieuwjaarsdag onze wonden te likken, niet alleen de letterlijke, maar ook de financiële."
Mijn fractie is blij dat we dit patroon, als de Eerste Kamer voor de Wet veilige jaarwisseling stemt, gaan doorbreken en dat we van oud en nieuw weer een feest maken voor iedereen, een oude traditie in een nieuw jasje. Ik wil de heer Klaver en mevrouw Ouwehand uiteraard hartelijk danken voor hun inzet en ook de vele maatschappelijke organisaties, veiligheidsinstanties, dierenbeschermers, de artsen, vooral oogartsen Tjeerd de Faber en Jan Keunen — ik zag een bekend gezicht op de publieke tribune — en vele anderen die zich al jarenlang inzetten voor een vuurwerkverbod, hartelijk danken.
Voorzitter. Al decennialang is het in Nederland traditie om zelf rond de jaarwisseling vuurwerk af te steken, een traditie die relatief rustig begon, maar in de loop der jaren steeds meer slachtoffers ging eisen, een traditie waar velen zich op verheugen, maar waar nog meer mensen en dieren tegen opzien. Het is niet voor niks dat er sinds enkele jaren een meerderheid van de bevolking voorstander is van een vuurwerkverbod voor consumenten. Het is uit de hand gelopen. Vuurwerk is zwaarder geworden. Er wordt steeds meer ook buiten de toegestane dagen en uren afgestoken. Dat heeft wat mijn fractie betreft niet niets meer met tradities of feestelijkheid te maken. De maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen om maar niet tot een algemeen vuurwerkverbod te hoeven komen, bleken niet te werken. We zijn blij dat er nu een grens wordt getrokken en dat de politiek zich de zorgen van de bevolking en hulpverleners eindelijk aantrekt.
Voorzitter. De overzichten op 1 januari van de slachtoffers en van de schade van oud en nieuw zijn helaas inmiddels ook een traditie geworden. Vorig jaar werden ruim 1.100 slachtoffers behandeld in het ziekenhuis of op de huisartsenpost. 45% van hen waren omstanders en staken dus zelf geen vuurwerk af, onder wie veel kinderen. Dat zijn kinderen die voortaan een oog, een paar vingers of zelfs hun hand moeten missen. Oogarts De Faber omschreef de vuurwerkwonden aan ogen als trauma's die je normaal alleen ziet in oorlogstijd. Is dat het waard? Wij vinden van niet. Burgemeesters roepen al jaren om een verbod. Burgemeester Van Zanen zei wat velen van ons ook denken: we doen net alsof het allemaal normaal is, al die ogen, al dat letsel; ik schaam me rot.
Voorzitter. Vuurwerk brengt niet alleen de mens schade toe. Veel fracties zeiden het al, maar ook als fractie van de Partij voor de Dieren maken we ons uiteraard zorgen om de gevolgen van vuurwerk voor dieren en de natuur. Huisdieren en dieren in de veehouderij hebben ieder jaar weer veel te lijden van consumentenvuurwerk. Uit angst voor knallen of lichtflitsen lopen ze weg of breken ze uit, waarbij ze zichzelf verwonden en soms zelfs verkeersongevallen veroorzaken. Hoe leggen we hun uit dat het geen oorlog is, maar een feestje? Via radarbeelden weten we inmiddels dat ook vogels urenlang in paniek in de lucht blijven na het horen van knallen. Zwanen vliegen zelfs 500 kilometer weg. Dat is vergelijkbaar met de trek, terwijl ze daar midden in de winter helemaal geen energie voor hebben. Onze feestelijke avond is voor hen een ware verschrikking. Hetzelfde geldt voor egels die ruw worden gewekt uit hun winterslaap en waarbij ze zo veel energie verliezen dat ze sterven.
Iedereen hier weet het: vuurwerkafval, vol met zware metalen, blijft nog maandenlang rondslingeren in plantsoenen en op de straat, ook al doen vuilnisophaaldiensten nog zo goed hun werk. Is dat het waard? Nee.
Ik ga nog even door. Mensen met astma of COPD hebben rond oud en nieuw ook een probleem. In één jaarwisseling komt net zo veel fijnstof vrij als in tien maanden door auto's wordt uitgestoten. Deze mensen belanden soms in het ziekenhuis of hebben soms nog weken last van kortademigheid. Is dat het waard?
Dan de hulpverleners. We zijn ontzettend blij dat de VVD in de Tweede Kamer besloten heeft de jaarwisseling ook voor hen voortaan veiliger te maken. Afgelopen jaarwisseling waren 224 politiemensen en 44 hulpverleners het slachtoffer van fysiek geweld, vaak als gevolg van bekogeling met vuurwerk. Politie-, brandweer- en ambulancepersoneel wordt niet alleen met verboden vuurwerk bestookt, maar ook regelmatig met consumentenvuurwerk. Uit onderzoek van de Nederlandse Politiebond van dit jaar blijkt dat vier op de tien politiemensen weigeren te werken tijdens deze zogenaamde feestdag. Ik neem het ze niet kwalijk.
Voorzitter. We begrijpen dat er mensen zijn die toch van vuurwerk willen genieten. Voor hen zijn er alternatieven: zij kunnen genieten van grote, professionele vuurwerkshows, waar in grote steden al veel ervaring mee is opgedaan. Dankzij het amendement-Bikker krijgen dorps- en straatverenigingen toch de mogelijkheid om samen legaal consumentenvuurwerk af te steken. Hoe gaat het kabinet erop toezien dat de wet, ook met dit amendement, uitvoerbaar en handhaafbaar blijft? Dat is voor sommige fracties, ook voor de mijne, in deze Kamer een belangrijke vraag. Graag een toelichting van het kabinet en een reactie van de indieners hierop.
Voorzitter. We kunnen er weemoedig over doen, maar tradities veranderen. In dit geval is dat een zegen. Zoals het even wennen was om niet meer in de kroeg te mogen roken, is dat nu volstrekt normaal. Tradities als palingtrekken of kattenverbranding — ik verzin het echt niet — zijn we ook onacceptabel gaan vinden. Over een paar jaar kijken we hierop terug en zeggen tegen elkaar: hoe bizar was het dat mensen zelf vuurwerk mochten afsteken?
Voorzitter. Dan de invoering van de wet. Mijn fractie maakt zich, net als de fractie van GroenLinks-PvdA, ernstige zorgen over de aankomende jaarwisseling, nu het kabinet aankoerst op inwerkingtreding in 2026, als ik het goed begrijp. Wat gaat er gebeuren met deze laatste, ouderwetse jaarwisseling? Het nog een keer toestaan van consumentenvuurwerk is volgens mij letterlijk vragen om ongelukken. Het is een lugubere, maar noodzakelijke woordkeuze. We weten allemaal wat we doen net voordat we gaan lijnen of stoppen met roken: we nemen het er nog even van. We zijn tenslotte allemaal mens. Volgens mijn fractie moeten we een aangekondigde laatste jaarwisseling met consumentenvuurwerk koste wat kost vermijden, omdat deze hoogstwaarschijnlijk nog heftiger wordt dan een zogenaamde normale jaarwisseling. De Tweede Kamer heeft verschillende uitspraken gedaan: aan de ene kant om het verbod niet voor 2026 in te laten gaan — ik noemde dat al even tijdens een interruptie — en aan de andere kant om het verbod zo snel mogelijk in te laten gaan. Mijn fractie zou het kabinet willen vragen om hierin haar eigen verantwoordelijkheid te nemen en het vuurwerkverbod al deze jaarwisseling in te laten gaan. Een hint: met inwerkingtreding om middernacht op 1 januari 2026 voldoen de minister en de staatssecretaris ook aan de motie van de Kamerleden Eerdmans en Van der Plas, die pleiten om het verbod pas in 2026 te laten ingaan. Het is tenslotte om middernacht al 2026. Eventuele andere, meer serieuze opties zouden zijn: een vuurwerkverbod speciaal voor deze jaarwisseling via andere wetgeving, of dit jaar een AMvB op hoofdlijnen en later een uitgebreidere voor de komende jaren. Graag een reactie van het kabinet en de indieners.
Ik hoop echt niet dat het gaat gebeuren, maar voor het geval dat er onverhoopt toch nog een laatste jaarwisseling zal plaatsvinden met consumentenvuurwerk, heb ik de volgende vragen. Welke maatregelen neemt dit kabinet om de jaarwisseling zo veilig mogelijk te laten verlopen? Gaat het kabinet jongeren weer voorlichten over het belang van een vuurwerkbril en een aansteeklont? Welke lessen worden getrokken uit ervaringen met de weinig effectieve campagne van het afgelopen jaar? Welke maatregelen neemt het kabinet tegen legaal vuurwerk dat niet aan de veiligheidseisen voldoet, aangezien in 2024 maar liefst 41% van het vuurwerk werd afgekeurd?
Voorzitter. Ik kijk uit naar de reacties en de antwoorden van de indieners en het kabinet. Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
De voorzitter:
Heeft u over de pensioenen nog iets? Nee. Het was mede namens 50PLUS, dacht ik.
Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors de beraadslaging en de vergadering voor de dinerpauze tot 19.00 uur.
De beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 18.01 uur tot 19.00 uur geschorst.
Stemming brief Beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016 ten behoeve van de prijsbijstelling voortgezet onderwijs
Aan de orde is de stemming over de brief van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016 ten behoeve van de prijsbijstelling voortgezet onderwijs (36725-VIII, letter C).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Alvorens wij verdergaan met het wetsvoorstel Veilige jaarwisseling is aan de orde de stemming over de brief van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016 ten behoeve van de prijsbijstelling voortgezet onderwijs. Zoals eerder aan de leden gemeld vindt deze stemming vandaag plaats in verband met het feit dat de Kamer is gevraagd om voor 1 juli een besluit over het beroep op het genoemde artikel 2.27 te nemen.
Ik heet de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, die namens de regering bij de stemming aanwezig is, nogmaals van harte welkom.
Hebben voldoende leden de presentielijst getekend? Dat is het geval.
Wenst een van de leden een stemverklaring over het voorstel van de commissie OCW dat de Kamer zich deugdelijk geïnformeerd acht, conform artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016, af te leggen? De heer Van Meenen namens D66.
De heer Van Meenen i (D66):
Voorzitter. Gezien de gevolgen die het zou hebben om te zeggen dat dat niet zo is, zal ik formeel instemmen met het feit dat wij deugdelijk geïnformeerd zijn. Maar ik wil hier toch wel de aantekening maken dat het woord "deugdelijk" voor mij niet materieel van toepassing is. Ik vind het juist ongelofelijk broddelwerk en heel slecht voor de besluitvorming dat we hier halsoverkop moeten instemmen met iets wat zulke vérstrekkende gevolgen kan hebben. We staan straks een uitgave toe, terwijl we niet weten waar de dekking vandaan komt. Maar goed, de gevolgen als we dit niet doen zijn groot, dus ik zal mij straks wel voldoende geïnformeerd weten.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Meenen. Wenst een van de andere leden een stemverklaring af te leggen over het voorstel van de commissie OCW? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt de brief van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016 ten behoeve van de prijsbijstelling voortgezet onderwijs (36725-VIII, letter C).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de de fracties van GroenLinks-PvdA, de SGP, D66, het CDA, Volt, de PVV, FVD, de SP, de PvdD, de VVD, de ChristenUnie, BBB en Fractie-Kemperman voor dit voorstel hebben gestemd, zodat het is aanvaard.
Daarbij teken ik aan dat de fractie van OPNL afwezig is, evenals de fractie van 50PLUS. U kunt weer gaan zitten. Dank u wel.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
-
-het Voorstel van wet van de leden Klaver en Ouwehand tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten (Wet veilige jaarwisseling) (35386).
De voorzitter:
Dan is thans aan de orde de voortzetting van de behandeling van wetsvoorstel 35386, het Voorstel van wet van de leden Klaver en Ouwehand tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten, maar niet dan nadat ik heb geconstateerd dat ook de fractie van JA21 afwezig is. Kortom, de Wet veilige jaarwisseling. Thans is aan de orde het antwoord van de initiatiefnemers en de regering in de eerste termijn.
De beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Klaver.
De heer Klaver:
Dank u wel, voorzitter. Het is een grote eer en een genoegen om hier te zijn. De vragen waren buitengewoon ingewikkeld, maar we gaan ons best doen om ze zo goed mogelijk te beantwoorden.
Ik kan niet beginnen zonder het belangrijkste te doen wat er vanavond te doen staat, en dat is mij rechtstreeks tot de camera wenden voor kleindochter Van Meenen. De knalerwten, kleindochter, stonden op de tocht. Het gevaar was groot dat ze meegenomen zouden worden in dit wetsvoorstel en dat daarmee voor altijd een einde zou zijn gekomen aan de knalerwten. Maar opa Van Meenen is daar voor gaan liggen. Hij heeft op alle mogelijke manieren gedreigd en zijn politieke gewicht daar vol achter gezet. Je mag je opa dus heel erg dankbaar zijn. Knalerwten blijven gewoon bestaan.
De voorzitter:
Dat was het einde van uw inbreng?
De heer Klaver:
Dat was het einde van de inbreng. Een fijne avond. Een aantal kleine Klavertjes zijn ook heel blij met deze toezegging aan de heer Van Meenen en zijn langjarige gevecht voor de knalerwt. Ik denk dat de heer Van Meenen altijd herinnerd zal worden om deze strijd.
Voorzitter. Mevrouw Thijssen riep in herinnering dat het debat over het vuurwerkverbod al heel lang gaande is, in ieder geval zolang ik het me in mijn eigen politieke leven kan herinneren. In mijn partij waren het twee gemeenteraadsleden, Arno Bonte en David Rietveld, die er aandacht voor vroegen. In alle eerlijkheid: ik vond het toen maar niks dat ze hiermee kwamen. Waarom zou je je daarmee moeten bemoeien, het is toch maar één keer per jaar? Ik ben laat bekeerd. Onwillekeurig kijk ik nu toch naar de SGP. Ik ben laat bekeerd; wie weet wat er nog kan komen. Voor mij was het belangrijkste moment van bekering toen ik met de politie in Den Haag op stap ging tijdens de jaarwisseling van 2019. De honden lusten er geen brood van wat ik daar aantrof. Dat heeft mijn blik op hoe wij met vuurwerk en de traditie omgaan voorgoed veranderd. De agenten die mij die avond rondleidden — een van hen was Ferry Jansen — heb ik beloofd: ik ga net zo lang door tot er een vuurwerkverbod komt, want op deze manier gaat het niet.
Ik wil twee voorbeelden uit die nacht noemen. Het eerste had te maken met illegaal vuurwerk. Tijdens de briefing die werd gegeven aan deze agenten, werd verteld dat er purschuimbommen in omloop waren. Er wordt dan een cobra getapet op een bus purschuim. Die cobra wordt aangestoken en daar wordt mee gegooid. Die purschuimbom heeft eigenlijk hetzelfde effect als napalm: het brandt je huid weg. Dat werd rustig aangehoord, evenals de geweldsinstructie die daarbij hoorde. Deze agenten stapten daarna gewoon naar buiten. Ik vind dat we niet vaak genoeg kunnen benadrukken wat voor bijzonder werk agenten en hulpverleners überhaupt verrichten, want op het moment dat dit soort projectielen worden gegooid, rennen de meesten van ons weg. Maar deze agenten rennen er juist naartoe, om dat gevaar te stoppen.
Het tweede voorbeeld dat mij heel erg aan het denken zette, was een agent die het volgende zei. "Allemaal leuk en aardig wat jullie in Den Haag bedenken over vuurwerkvrije zones, maar wij lopen met onze telefoon om te kijken of we in een vuurwerkvrije zone zijn of niet. In een nacht dat het heel druk is, is dat niet te doen. Hetzelfde geldt voor het type vuurwerk dat verboden is. Wij zien niet van een afstand wat voor vuurpijl iemand in zijn handen heeft. De geweldsinstructie is echt anders: is het een simpele vuurpijl of een lawinepijl? Die laatste is levensbedreigend. Jullie brengen ons in een situatie waarin we ons werk eigenlijk niet goed kunnen doen."
Voor mij was dat een heel belangrijke omkering in hoe ik überhaupt naar dit vraagstuk keek. Ik ben blij dat dit in de Tweede Kamer de gemene deler was waarop verschillende partijen elkaar vonden. Zij zeiden: dit kunnen we onze hulpverleners niet aandoen; we zullen echt een stap moeten zetten.
Veel van de cijfers zijn hier al gedeeld. Maar, om die cijfers even herinnering te roepen, wat gebeurt er nu door deze vuurwerktraditie zoals we die tot nu toe kenden? Sinds de jaarwisseling van 2004-2005 zijn er in totaal 21 personen overleden als gevolg van vuurwerk. De afgelopen jaarwisseling waren dat twee slachtoffers. Afgelopen jaar vielen er 1.162 vuurwerkslachtoffers. Tijdens de laatste jaarwisseling was ongeveer de helft daarvan omstander. Een kleine 40% werd gevormd door kinderen jonger dan 16 jaar. 344 politiemensen en hulpverleners waren het slachtoffer van fysiek en/of verbaal geweld; een toename van 17% ten opzichte van het jaar daarvoor.
Inmiddels willen vier van de tien politieagenten bedanken voor een dienst tijdens de jaarwisseling. Daar zeg ik meteen het volgende bij. Ik weet zeker dat als we deze mensen vragen "Sorry, we hebben je nodig tijdens de jaarwisseling, wil je werken?", zij dat dan zullen doen. Maar laat dat alsjeblieft geen argument zijn om niet te luisteren naar deze hartenkreet.
Ik noemde twee politici, twee raadsleden, die ooit zijn gestart met de discussie over een vuurwerkverbod. Op de publieke tribune zie ik ook Jan Keunen zitten, samen met Tjeerd de Faber en vele anderen. Mede dankzij jullie onophoudelijke inzet op dit onderwerp, ook toen jullie werden uitgelachen en ook toen ik niet luisterde naar de wijze dingen die jullie zeiden, ligt er nu een wetsvoorstel dat een meerderheid in de Tweede Kamer heeft gekregen en wellicht ook een meerderheid in de Eerste Kamer krijgt. Dank jullie wel daarvoor.
Ik ga zo dadelijk de verschillende fracties langs om de beantwoording voor jullie zo goed mogelijk te doen. Daarbij zal ik voornamelijk ingaan op illegaal vuurwerk, de compensatie voor de vuurwerkbranche, het amendement van de ChristenUnie, de AMvB en de ontheffingen die hieruit voortvloeien. Dan zal mijn collega Ouwehand ingaan op handhaving, draagvlak, gedragseffecten, dier, milieu en gezondheid.
Vaak is het gegaan over de inwerkingtreding; daar zijn terecht veel vragen over gesteld. Laat ik allereerst heel helder zijn: het hele idee van dit wetsvoorstel was om dit de komende jaarwisseling in te laten gaan. De voorzitter zei al dat het vandaag 31 graden is en dat we spreken over de jaarwisseling. Dat is een beetje vreemd, maar eigenlijk zou dat vaker moeten. We hebben altijd debatten over de jaarwisseling als het eigenlijk te laat is. Nu hebben we nog de tijd om ons voor te bereiden op de komende jaarwisseling. Ik ben dus blij dat we het nu met 31 graden doen, al voelt het een beetje vreemd. Ik was vanmiddag even thuis, waar mijn kinderen vroegen: pap, ga je nu alweer weg? Ik zei: ik moet naar de Eerste Kamer, waar we het over vuurwerk gaan hebben. Ze zeiden: wij hadden op school gewoon badjesdag. Hebben jullie dat niet? Ik zei: ik kan het voorstellen, maar ik weet niet of waterpistolen en badjes een goed idee zijn in de Eerste Kamer. Maar ik zie dat sommige mensen enthousiast zijn!
Maar terug naar de inwerkingtreding. Het idee van de initiatiefnemers was om de wet zo simpel mogelijk te houden, omdat deze dan het makkelijkst uitvoerbaar is. Mensen vroegen of de wijzigingen op de wet die de Tweede Kamer heeft aangenomen het complexer maken. Het antwoord daarop is ja. Ik zal daar zo dadelijk op ingaan. Het was ook een politieke realiteit om te komen tot een meerderheid en het was de wens van de Kamer. Ik denk dat we daarmee ook voldoen aan de wens van de samenleving. Maar het maakt het complexer. Wij willen heel graag dat wet deze jaarwisseling al ingaat, omdat wij vrezen voor de gevolgen van nog één keer knallen.
De consequentie van de aangenomen amendementen, vooral dat van de ChristenUnie waarin een ontheffingsbevoegdheid is opgenomen, is dat het eigenlijk onmogelijk is om die ontheffingsbevoegdheid voor deze jaarwisseling gedaan te krijgen. Als dat, zoals de Tweede Kamer heeft gesteld, een voorwaarde is voordat de wet in werking kan treden, dan lukt dat niet deze jaarwisseling. Wat puur technisch gezien wel zou kunnen, is het vuurwerkverbod per deze jaarwisseling laten ingaan, alleen is dan de uitzonderingsgrond nog niet geregeld. Mevrouw Thijssen had het onder andere over de compensatie voor de branche. Ook dat is iets wat je nu zou kunnen regelen, alleen de uitzonderingsgrond niet. Daarom kijken we nu naar een jaar later. Als we dat zouden loslaten, zou het wel degelijk deze jaarwisseling kunnen. Het is het gevolg van de keuzes die de Tweede Kamer daarin heeft gemaakt. Je zou kunnen kijken of je dat kan loskoppelen, alleen ga je dan tegen de wil van de Tweede Kamer in. Omdat er een zware voorhang is, zou die ermee moeten instemmen dat je die twee zaken van elkaar scheidt. Maar technisch gezien is het mogelijk. Die vraag is hier gesteld.
Daarmee ben ik ook al ingegaan op de voor- en nadelen, waarover veel vragen zijn gesteld. Een voordeel zou kunnen zijn dat er iets meer tijd is om eraan te wennen en voor gemeenten om zich hierop voor te bereiden, bijvoorbeeld als het gaat om het zelf organiseren van verschillende shows. In alle eerlijkheid, als je de wet nu zou laten ingaan, zou dat best druk zetten op gemeenten om dat goed te organiseren. Als u dus naar een voordeel zoekt waarom het een jaar later zou moeten zijn, dan is dit er een. Wat de indieners betreft weegt het niet op tegen de nadelen. We willen graag een veilige jaarwisseling, juist voor al die hulpverleners. Dat gaat de komende jaarwisseling zeker niet gebeuren. Dus is het haalbaar? Technisch gezien kan het, maar politiek is er een andere werkelijkheid.
De heer Kemperman hield een betoog waarmee ik het niet op alle punten eens was. Op één punt, een vrij fundamenteel punt, was ik dat wel. U zei: met deze wet lossen we niet alle problemen op — meer mensen hier hebben dat gezegd — en dat klopt. We hebben ook nergens in de memorie of in de wet geschreven dat deze wet alle problemen zou oplossen. Dus tegen eenieder die dacht dat dit het geval was, zeg ik: sorry dat we u moeten teleurstellen, maar dat gaat niet gebeuren. Het is wel belangrijk om te normeren en om een grens te trekken. We denken dat dit er in ieder geval toe kan leiden dat we een veiligere jaarwisseling krijgen.
Een andere kritiek was dat dit van bovenaf wordt opgelegd. Ik meen dat ook BBB het daarover had. Dat is echter juist niet het geval. In mijn bijdrage zei ik het al: de politiek loopt eigenlijk achter de samenleving aan. Het draagvlak in de samenleving voor dit verbod wordt al vele jaren groter. Het zijn juist artsen geweest die hiertoe hebben opgeroepen. Zonder ons tekort te willen doen, zeg ik: wij komen echt helemaal achteraan in de optocht. Het zijn juist politieagenten, mensen uit de praktijk, die zeggen: kom alsjeblieft met dit verbod.
Weten wij honderd procent zeker dat dit helemaal gaat werken? Nee, garanties zijn nooit te geven, maar we luisteren graag naar de mensen uit de praktijk, om hen niet in de kou te laten staan en om hun zo veel mogelijk in handen te geven om dit zo goed mogelijk te kunnen doen. Maar u had helemaal gelijk dat deze wet niet alles oplost, meneer Kemperman.
Mijn collega Ouwehand zal zo dadelijk uitgebreid ingaan op de vele vragen over de handhavingselementen.
Dan het volgende. Dit vond ik leuk. Vanuit de fractie van de ChristenUnie kwamen er heel veel vragen over het amendement dat is ingediend door de ChristenUnie. Dat is nu ons amendement, want het zit in de wet.
Deze staatssecretaris moet straks ook allerlei vragen beantwoorden over de wet, omdat hij sinds anderhalve week staatssecretaris is. Van harte gefeliciteerd overigens nog, staatssecretaris. Ik sluit me graag aan bij de heer Van Meenen die zei dat dit een prachtige aftrap van uw staatssecretariaat is, met de behandeling van deze wet in de Eerste Kamer. Wij kijken ontzettend uit naar de beantwoording en inderdaad naar het kabinetsstandpunt. Daar kijken we nu al naar uit en daar hebben we veel vertrouwen in. Dat meen ik oprecht.
U vroeg ons naar alle wijzigingen sinds de totstandkoming. De wet is vrij drastisch veranderd. U vroeg waartoe dat heeft geleid. Op sommige punten heeft dat tot verbeteringen geleid, zeg ik in alle eerlijkheid. Een vraag die u stelde, was bijvoorbeeld: waarom wordt "personen met gespecialiseerde kennis" uit het Vuurwerkbesluit vervangen door de definitie uit de Europese richtlijn? Dit kwam voort uit de schriftelijke behandeling in de Kamer, door vragen van de SP-fractie. Zij maakten het terechte punt dat wij meer bij de Europese richtlijn zouden moeten aansluiten. Dat is wat we daarmee hebben gedaan. Daarmee is er een technische wijziging gekomen, gewoon door het handwerk dat we hier allemaal doen in het parlement. Daar hebben we als indieners naar geluisterd. De belangrijkste vraag die u op dat punt had, was: wat is de consequentie van deze wijziging voor mensen die reeds zijn aangewezen als personen met gespecialiseerde kennis? Dat is: niks. Er is geen consequentie voor hen. Dit is puur wetstechnisch. Dit heeft geen materiële betekenis.
Wij hadden liever gezien ... Wij hadden liever gezien dat er geen interrupties waren, maar daar gaan wij niet over.
De heer Talsma i (ChristenUnie):
Dat was een geruststellend klinkend antwoord van de heer Klaver, maar in de kern gaat het natuurlijk over de volgende vraag. Nu staat in het Vuurwerkbesluit niet alleen de definitie van mensen met gespecialiseerde kennis, maar ook een aanwijzing van een aantal groepen personen die als zodanig worden aangewezen. Als die definitie verdwijnt, dan is dat onderdeel van het Vuurwerkbesluit daarmee illusoir geworden, omdat het dan niet meer terugslaat op een definitie in het Vuurwerkbesluit. Dat is de reden van mijn vraag. Er zijn nu mensen aangewezen, onder anderen militairen en politiemensen en nog een heleboel andere mensen. Als de definitie "personen met gespecialiseerde kennis" verdwijnt, op welke basis zijn of worden die mensen dan wel aangewezen?
De heer Klaver:
Met betrekking tot het wetsvoorstel zijn er twee verschillende punten. Die lopen door elkaar. Eén punt betreft het aanwijzen van professionals. Daar kom ik straks nog op. De provincie heeft bijvoorbeeld de bevoegdheid om professionele shows te vergunnen. Dat ligt niet bij de gemeenten. Dit gaat dus over professionals. Daarvoor verandert er dus eigenlijk niks. Het amendement van de ChristenUnie voorziet erin dat niet-professionals straks ook de mogelijkheid krijgen tot het afsteken van vuurwerk in de categorie F2. Dat is een wijziging die er is. Voor de rest is er geen materiële betekenis voor de professionals die nu vuurwerk afsteken. Zij mogen ook F3-vuurwerk en vuurwerk uit andere categorieën afsteken. Voor hen verandert er niets. Beide Kamers krijgen met een zware voorhang nog uitgebreid de mogelijkheid hierover te debatteren, zodra deze AMvB gereed is.
De fractie van de ChristenUnie stelde de vraag: waarom is het "voorhanden hebben" vervangen door "bezit"? Ik vind "voorhanden hebben" nog mooier klinken, buiten de juridische betekenis. We moeten eigenlijk nog verder terug in de tijd. Omdat wij een nieuwe wet maken, willen we aansluiten bij de Pyrorichtlijn. Het "voorhanden hebben", zoals het in de oude wet stond, is nog van voor de Pyrorichtlijn. In de Pyrorichtlijn wordt daar niet over gesproken; daar wordt gesproken over "bezit". Dan is het gebruikelijk om in de wetstechniek ervoor te zorgen dat je zo veel mogelijk aansluit bij de bestaande richtlijn. Dat is de reden waarom we zijn afgeweken van "voorhanden hebben". Dat is de uitleg.
Er zijn veel vragen gesteld over de politiecapaciteit, maar daar gaat collega Ouwehand zo dadelijk op in.
Vanuit de fractie van BBB werd gevraagd waarom er geen uitvoeringstoetsen zijn gedaan. Eigenlijk is het van belang dat er eerst een wet ligt, dan komen de uitvoeringstoetsen. De VNG heeft ook aangegeven dat zodra de wet hier is aangenomen, de uitvoeringstoetsen zullen worden gedaan. Dat wordt ook weer meegenomen om te kijken op welke wijze de wet uitgevoerd kan worden. Dus ze komen eraan en dat is belangrijk, om te kijken wat er allemaal wel en niet mogelijk is. Ik wil er wel bij zeggen dat het natuurlijk niet zo is dat gemeenten hier niet naar hebben gekeken. Er is ook een aantal vragen gesteld over de betrokkenheid van burgemeesters bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel. Maar de VNG heeft bijvoorbeeld ook een brief gestuurd over het amendement van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. Er zitten natuurlijk ook burgemeesters in de VNG. In de brief gaven ze aan dat het amendement het, eenvoudig gezegd, niet makkelijker maakt, want het is een uitzondering en uitzonderingen maken wetten per definitie minder mooi en ook moeilijker in de uitvoering. Maar ze lieten ook weten dat ze hiermee wel uit de voeten denken te kunnen. Dat hangt wel af van de invulling van de AMvB en daar zijn ze graag bij betrokken. Ik ga er helemaal van uit dat de staatssecretaris hen dan ook bij de totstandkoming van de AMvB zal betrekken.
Dan over de vuurwerkshows en aan welke eisen men moet voldoen. Er zitten allerlei veronderstellingen in over vog's, Kiwa-certificaten en evenementenvergunningen. Het is absoluut waar: er zijn iets meer dan 160 personen met Kiwa-technische kennis die professionele shows mogen organiseren. Dat is niet voldoende om iedere gemeente in Nederland een vuurwerkshow te geven. Dat is gewoon waar. Dat was een belangrijk punt dat Caroline van der Plas ook in de Tweede Kamer inbracht. Dat hebben we ook niet bestreden. Een van de redenen waarom we als indieners toch wel gevoelig waren voor het amendement van de ChristenUnie is dat het daar mogelijk een oplossing voor biedt. Het geeft namelijk de ruimte aan burgers, niet-professionals, om in georganiseerd verband toch zelf vuurwerk van de categorie F2 te kunnen afsteken. Daarmee kan je, ondanks dat er te weinig pyrotechnici zijn in Nederland, er toch voor zorgen dat je de vuurwerktraditie kunt voortzetten. Het ging al heel even over Kampen. Eigenlijk is het mogelijk om op eenzelfde wijze, georganiseerd in verschillende buurtschappen, te komen tot zelfgeorganiseerde vuurwerkshows.
Tot slot op dit punt. Mijn collega Habtamu de Hoop komt uit Súdwest-Fryslân. In die gemeenten zitten meer dan 80 dorpen. Hij zei dus al in de fractievergadering: hoe moeten we dat in hemelsnaam gaan organiseren? Ook voor die plekken zou dit een uitkomst moeten bieden. Het is niet eenvoudig. We zijn er nog niet in hoe het precies geregeld moet worden, want dat moet per AMvB gebeuren. Beide Kamers zullen daarbij betrokken zijn. Maar dat is in ieder geval de achtergrond.
De heer Rietkerk i (CDA):
Het amendement van ChristenUnie, SGP en CDA maakt melding van de uitwerking waar net naar verwezen werd, dat dorps- en buurtverenigingen het vuurwerk organiseren op een centrale plek in het dorp of in de wijk. Dat heb ik eigenlijk in het licht gezien van de situatie in Kampen en omgeving. Daar zijn ook heel veel kernen. Bent u op de hoogte van hoe dat daar geregeld is, hoe dat daar gaat? Dat zou je eigenlijk ook zonder dit wetsvoorstel al kunnen gaan activeren. Hoe kijken de initiatiefnemers daarnaar?
De heer Klaver:
In alle eerlijkheid: wij zitten ermee dat dit wetsvoorstel op deze manier pas een jaar later ingaat. Wij hebben er dus over na zitten denken of je dit wetsvoorstel nu zou kunnen laten ingaan en dan de bevoegdheid van die ontheffingen helemaal bij burgemeesters kunt laten liggen. Dat regelt het wetsvoorstel immers. Alleen, als er geen AMvB onder ligt, dan wordt het wel echt totale willekeur en dan leg je een hele grote verantwoordelijkheid bij burgemeesters. Wij zijn niet bang om die verantwoordelijkheid bij burgemeesters te leggen. Dat is wat zij kunnen. Zij snappen hun buurtschappen, hun gemeente, hun wijken beter dan wie dan ook, maar het is wel goed als daar iets van een uniformiteit onder ligt. Op basis van die uniformiteit kunnen burgemeesters dan een inschatting maken wat wel en niet gepast is in hun gemeente en in een buurtschap. Voor Kampen werkt dit fantastisch. Voordat we het over heel Nederland uitrollen, denk ik dat we wel voorzichtig moeten zijn als het gaat over hoe je die veiligheid nog garandeert.
In hoeverre hebben wij rekening gehouden met de druk op burgemeesters om ontheffingen te verlenen? Ik vind burgemeesters misschien wel de beste bestuurders die wij in dit land hebben. Ik denk dat Nederland veel meer behoefte heeft aan burgemeesters, op alle niveaus, omdat ze buitengewoon dicht bij de bevolking staan, heel goed weten wat er speelt en aan de andere kant niet bang zijn om paal en perk te stellen als dat nodig is. Ja, er zal druk komen op burgemeesters, maar ze zijn gewend om daarmee om te gaan. Wij denken wel dat dit het juiste niveau is om deze keuzes en afwegingen te maken.
De fractie van de VVD had voornamelijk vragen gesteld over de inwerkingtreding en een aantal over de handhaafbaarheid. Over de inwerkingtreding heb ik al heel veel gezegd. Volgens mij heb ik daarmee ook de meeste van de vragen daarover beantwoord.
De SGP-fractie stelde onder andere vragen over de betaalbaarheid. Dat is altijd een mooi onderwerp, zeker nu er weer nieuwe verkiezingen aankomen en allemaal nieuwe beloften gedaan zullen worden. Ik denk dat de komende maanden alles gratis is. Het klopt dat dit wetsvoorstel geld kost. In de Tweede Kamer ging het hier ook vrij regelmatig over. Het is niet gebruikelijk om in een initiatiefwetsvoorstel ook nog de dekking te regelen. Dat is iets wat bij de begroting gebeurt of per amendement. Maar om het even in perspectief te plaatsen: ik denk dat het ministerie buitengewoon goede aannames heeft gemaakt over wat de nadeelcompensatie voor deze sector zou moeten zijn.
Natuurlijk noemt de sector ruim 900 miljoen. Als ik voor deze sector had gewerkt, denk ik dat ik er misschien wel 1,5 miljard van had gemaakt. Ik snap dus heel goed dat zij hoog inzetten, omdat een deel van deze nadeelcompensatie ook een kwestie van onderhandelen is tussen de Staat en de sector. Dat is ook het licht waarin wij deze claim zien, en niet als een realistische claim richting de overheid, al was het maar omdat we vanuit Europa teruggefloten kunnen worden als we straks te veel steun zouden geven.
Er is namelijk best een casus op te bouwen door te zeggen: dit debat speelt al heel lang; u had ervan kunnen uitgaan dat dit verbod er een keer komt. Dit is gewoon een bedrijfsrisico. Voor de goede orde: ik vind dat niet het geval. Ik vind dat deze ondernemers op een nette manier gecompenseerd moeten worden, maar dat is iets anders dan de 950 miljoen die ze vragen. Maar nogmaals, alle begrip dat ze dit bedrag noemen. Ik had exact hetzelfde gedaan als ik hen was, maar het is niet realistisch.
De heer De Vries i (SGP):
Mijn vraag ging niet zozeer over het feit dat die compensatie er moet komen, want daar zijn we het wel over eens, denk ik. Mijn vraag had meer betrekking op het tijdsperspectief: wanneer kan dat geregeld zijn? Dat was eigenlijk mijn vraag, zeker in het licht van het verlangen om de wet een jaar eerder in te voeren.
De heer Klaver:
Ik ga hierop antwoorden met een schuin oog kijkend naar de staatssecretaris, want hij zal daar ook iets over zeggen. Dat kan in principe vrij snel. Het enige wat in de tijd scheelt is dat, naarmate de invoering van het verbod langer duurt, de compensatie lager zal zijn. Dat is eigenlijk de voornaamste factor en het zou echt wel even aanpoten zijn als we zouden besluiten dat het deze jaarwisseling moet gebeuren, maar dat kan. Daar ligt geen technische belemmering, wel een politieke. Maar ik denk dat de staatssecretaris daar het beste antwoord op kan geven. De vraag waar dit bedrag te vinden is, zal worden meegenomen in de begroting. Ik moet wel zeggen dat dit gaat over incidenteel geld. In mijn jaren in het parlement heb ik wel geleerd dat incidenteel geld een stuk eenvoudiger is dan middelen die structureel drukken op je begroting. Dit zou dus niet het allergrootste probleem moeten zijn.
De PVV-fractie had een gloedvol betoog, maar ook daar was ik het niet op alle punten mee eens. Er waren niet heel veel vragen, wel heel veel stellingen, onder andere over de handhaving. Daar zal mijn collega Ouwehand op ingaan.
Dan een toch wel bijzonder moment: meneer Van den Oetelaar, ik kreeg gewoon een compliment! Die steek ik in mijn zak. Toch bijzonder. Ik zag 'm niet aankomen, maar dank. De complimenten — meerdere mensen gaven die — geef ik direct door aan de ondersteuning die wij hebben vanuit onze fractie, maar ook vanuit het departement. Hier is de afgelopen jaren ongelofelijk hard aan gewerkt door een team van mensen. Er is echt uitstekend werk verricht. Ook u had veel vragen over de handhaving. Daar gaan we straks dus nader op in.
Dan de fractie van het CDA, die vroeg of het college van Gedeputeerde Staten nog steeds verantwoordelijk is voor de ontheffingsverlening voor professionele shows. Dat klopt, dat blijft ook zo. In de uitwerking in de AMvB zal de staatssecretaris zo veel mogelijk aansluiten bij de bestaande praktijk. Dit is echt iets anders dan professionele shows. Professionele shows blijven dus bij de provincie. Ontheffingen voor burgers liggen bij de burgemeesters. Dat niveau hebben we gekozen omdat dit gaat over de inschatting op welke plekken in een wijk dit bijdraagt aan "het gevoel van Kampen", om het zo te zeggen, en op welke plekken je dit absoluut niet moet doen omdat dat een buitengewoon slecht idee is. Wij denken dat de burgemeester het beste ertoe in staat is om dit in te schatten.
In hoeverre zijn de burgemeesters hierbij betrokken? Ik wil nogmaals benadrukken dat wij dit niet zelf in de wet hebben gezet, maar dat dit een amendement was. Maar ik ken de collega's van de ChristenUniefractie, de CDA-fractie en de SGP-fractie in de Tweede Kamer echt als collega's die hierover vast contact hebben gehad met burgemeesters om te kijken hoe dit ligt. Toen wij als indieners met dit amendement worstelden — wat gaan we hiermee doen? — hebben wij ons tot de VNG gewend met de vraag: zou dit kunnen? Zij zeggen: dit zou kunnen, maar alles hangt af van de uitwerking van de AMvB. Daar moeten we het mee doen. Maar er is dus wel degelijk contact geweest. Het vertrekpunt van deze wet is de uitvoering, die bij de politieagent ligt. Het zou dan vreemd zijn als we niet ook de gemeenten daarin mee zouden nemen.
Gaan verschillen tussen gemeenten zorgen voor verwarring? Ik denk dat de verschillen die er nu zijn tot heel veel verwarring leiden. Wel een verkoopverbod maar geen afsteekverbod is niet een van de meest efficiënte manieren om tot een veiligere jaarwisseling te komen. Wij denken dat juist de huidige verschillen tussen gemeenten niet productief zijn. Verder zijn er gewoon verschillen tussen gemeenten. Die moeten we ook niet proberen weg te stoppen. Kampen is echt een andere plek dan Utrecht of Amsterdam. Nederland verschilt. Toch willen we proberen om enige uniformiteit aan te brengen in het kader op basis waarvan burgemeesters een afweging moeten maken en het daarbij aan de lokale context laten hoe dat er dan uitziet.
Over de vuurwerkvrije zones heb ik het al gehad. Handhaving is heel lastig. Ik heb echt vol bewondering naar deze politieagenten gekeken die zo ongeveer per gebied moesten kijken waar ze wel en waar ze niet moesten ingrijpen. Echt, wat wij soms als wetgever van deze mensen vragen in de praktische uitvoering van hun werk, is echt ... Ik weet niet of ik het woord "knettergek" hier mag gebruiken, voorzitter, maar misschien wel in deze context; kan net. Het is echt knettergek. Zo'n oudjaarsnacht ... Ik mocht mee, maar ik moest wel een kogel- en steekwerend vest aan. Dat was een licht vest. Voor de zekerheid lagen er zwaardere vesten achter in de auto. Er waren delen van Den Haag waar we gewoon niet in mochten omdat het onveilig was. Als er een brand was en de brandweer kwam opdagen, reed de ME er in sommige wijken in deze stad voor en achter om de brandweermensen te beschermen. Een van de dingen waarvan wij hopen dat zij anders gaan, betreft de politiecapaciteit: wij hopen dat ambulance- en brandweerpersoneel weer zonder politiebescherming hun werk kunnen doen.
De heer Kemperman i (Fractie-Kemperman):
Ik herken en ken de door u genoemde voorbeelden uit Den Haag. Mijn vraag is misschien een beetje retorisch. Den Haag staat natuurlijk bekend om zijn uitbundige manier van oud en nieuw vieren, zeker in de wijken waarin u door de politie bent meegenomen. Is het niet zo dat dit beeld in heel veel delen van Nederland totaal niet herkend wordt door mensen die nooit die nacht daar geweest zijn — ik wel; ik weet dus waar u het over heeft — en dat zij het dus heel raar vinden dat het mooie vuurwerk in hun dorp of in hun kleine stad, waar het overwegend eigenlijk altijd goed gaat, toch deze maat door u opgeplakt krijgt met het voorbeeld van Den Haag?
De heer Klaver:
Allereerst: ik geef het voorbeeld van Den Haag niet als de maat der dingen, maar ik kan daarbij echt uit eigen ervaring spreken omdat ik daar mee ben geweest en op die andere plaatsen niet. Vanuit het perspectief van burgers snap ik heel goed dat zij denken: ik doe niets verkeerd, want ik steek gewoon mijn vuurwerk af en daar gaat niks mis. Dat begrijp ik heel goed; dat is trouwens niet alleen zo in dorpen of steden buiten de Randstad, maar ook in een stad als Den Haag. Wij staan hier niet om te zeggen dat iedereen die vuurwerk afsteekt, er een groot probleem van maakt. Dat is helemaal niet het geval. Maar om te doen alsof er in andere delen van het land geen problemen zijn ... We hebben juist gezien dat het zich meer over het hele land verspreidt en dat de uitbarstingen van geweld gepaard gaan met het gebruik van vuurwerk als wapen. Dat is helaas niet alleen voorbehouden aan Den Haag; dat zien we helaas ook breder gebeuren in het land, eigenlijk steeds breder. We zien de ME-inzet verspreid over het hele land. Daarmee denk ik dat het echt een groter fenomeen is dan alleen iets in Den Haag.
De fractie van de SP worstelde. Die worsteling kan ik me goed voorstellen. Ik vertelde net zelf dat ik er ook echt jarenlang mee heb geworsteld totdat 2019 voor mij de doorslag gaf. Een van de vragen die u stelde, was of de gemeenten, die het eigenlijk al heel zwaar hebben, wel kunnen betalen voor vuurwerk- of droneshows en hoe dat eruit komt te zien. Even buiten de scope van dit wetsvoorstel: gemeenten hebben het echt zwaar en de gemeentefinanciën zitten in zwaar weer. Eigenlijk zou je deze vraag dus kunnen stellen voor alles waar gemeenten nu voor komen te staan: wat kunnen ze nog? De gemeentefinanciën staan immers onder druk. Dat is dus een valide argument; daar wil ik niets van wegnemen. Daar zitten problemen, maar die zitten er überhaupt.
We hebben bekeken welk typen vuurwerkshows op dit moment eigenlijk al worden georganiseerd en of daar alleen sprake van was in Rotterdam. De vuurwerkshow in Rotterdam kennen we allemaal. Die kost een half miljoen. Dat heeft natuurlijk niet iedere gemeente uit te geven, maar er zijn ook andere, veel kleinere gemeenten, zoals de gemeente Naarden. Het stelde me een beetje teleur dat Naarden er maar €25.000 aan uitgeeft. Ik had daar eigenlijk veel meer verwacht; ook mij zijn vooroordelen niet vreemd. Maar je ziet ook dat er gemeenten zijn die samenwerken. Papendrecht, Zwijndrecht en Dordrecht werken samen en leggen allemaal wat geld in om er een mooie vuurwerkshow van te maken: Papendrecht, Zwijndrecht en Dordrecht geven respectievelijk €10.000, €15.000 en €25.000 uit om deze shows te organiseren. De gemeentefinanciën staan al onder druk, maar je ziet op dit moment dus toch al dat de gemeenten de middelen weten te vinden om dit te doen, en dit zijn de bedragen. Ik dacht eigenlijk ook dat het over tonnen ging, want ik zie de Erasmusbrug voor me. Ik denk dat dat voor de meesten van ons geldt als we denken aan een vuurwerkshow, maar dat is niet het geval. Het kan dus voor veel kleinere bedragen. De ontheffing waarnaar nog wordt gezocht om dit burgers zelf te kunnen laten doen met F2-vuurwerk, zal de kosten mogelijk nog veel verder omlaagbrengen. Dat laat onverlet dat er echt wel degelijk een probleem is bij gemeenten, maar daar ziet dit wetsvoorstel niet op.
Is een ontheffing door de burgemeester vatbaar voor bezwaar en beroep? Ja, dat is het geval. Het is namelijk een beslissing. Daar moet je als burgers dus beroep tegen kunnen aantekenen.
Hoe voorkom je nou dat er conflicten komen in de wijken? Wij denken als indieners dat burgemeesters heel goed kunnen inschatten op welke plekken je dit wel doet en op welke plekken niet. En helemaal zou ik hierover willen zeggen: enige verantwoordelijkheid mag je van mensen ook vragen. Ik denk dat burgemeesters heel goed in staat zijn om dat gesprek te voeren, maar uiteindelijk is samenleven ook de ruimte geven aan elkaar; snappen dat sommige mensen vuurwerk heel vervelend vinden en dat dat op bepaalde momenten niet kan of dat je het in een bepaald deel van de wijk niet moet doen, maar ook dat er een plek is waar het wellicht wel kan, ook al zie jij dat eigenlijk niet zo zitten. En dat is niet alleen op te lossen met of het nou de burgemeester is, de voorzitter van de senaat — wat we ook nog even hebben overwogen, om die de ontheffingen te doen verlenen — of de koning. Uiteindelijk vraagt dit om verantwoordelijkheid van mensen zelf en het goede gesprek. Maar wel met als uitgangspunt dat vuurwerk afsteken de uitzondering is en niet de norm.
De heer Jaspers i (BBB):
U heeft het over de uitvoering en de kosten die gemeentes zullen moeten maken. Dus als ze er incidenteel geld voor vrijmaken, zou het nog wel kunnen. Maar een groter probleem is er, denk ik, in de uitvoering en de capaciteit die gemeentes hebben. Hoe denkt u daarover?
De heer Klaver:
Zonder een wedervraag, maar ik wil u een goed antwoord geven: waar kijkt u specifiek naar; waar richt uw vraag zich specifiek op als het gaat over de uitvoeringscapaciteit van de gemeenten?
De heer Jaspers (BBB):
De vergunningverlening, noem maar op. Dat soort taken. Die uitvoeringskosten zullen ook ergens uit moeten komen. En die komen niet alleen uit het potje voor het organiseren van de vuurwerkshow.
De heer Klaver:
Helder. Hoe groot die kosten zijn, zal uiteindelijk moeten blijken uit de uitvoeringstoets. Dus daar kan ik u geen harde cijfers van geven op dit moment. Maar op basis van de gesprekken die wij hebben gevoerd en de informatie die wij hebben gekregen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de VNG, is bij ons indieners de indruk dat dit kan zoals het proces nu is ingericht, omdat gemeenten gewend zijn om regelmatig ontheffingen en vergunningen te verlenen. Dus daar hoeft niet een heel nieuw proces voor te hoeven worden ingericht; dat moet daar gewoon in mee kunnen. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen en als u het precies wilt weten: dat is een van de onderdelen die worden meegenomen in een invoeringstoets.
Dan D66, de heer Van Meenen. Opletten, meneer Van Meenen! Ik moet zeggen, ik mis u echt in de Tweede Kamer. Meestal maak ik alleen maar stomme grappen als ik u zie, maar ik mis u daar heel erg. Ik zie nu allemaal mensen kijken: "Waar heb je het over? Zo kennen we 'm helemaal niet." Maar het is echt waar. En waarom? Omdat de heer Van Meenen iemand is met wie je het inhoudelijk heel erg oneens kan zijn en het toch goed kan hebben. Ik denk dat het heel belangrijk is voor de kwaliteit van onze democratie en de levensvatbaarheid van onze democratie, dat je de persoon en de inhoud goed weet te scheiden. De heer Van Meenen weet je daarin dan wel tot het uiterste te drijven, hoor, om dat goed te kunnen blijven scheiden, maar het gaat toch.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
Ja, voorzitter. Een tikje pijnlijk om deze bromance te moeten verstoren — excuses daarvoor — maar toch nog heel eventjes terug naar de vergunningverlening. Wat mij niet helemaal duidelijk werd uit de antwoorden van de heer Klaver is of burgemeesters, wanneer zij alle vinkjes hebben gezet voor de voorwaarden, dan alsnog nee mogen zeggen. Want ik ken diverse voorbeelden, bijvoorbeeld van het aanleggen van kolencentrales, dat je, als alle vinkjes gezet zijn, niet de politieke afweging van "we willen het toch niet" mag maken. Is dat bij burgemeesters wel zo? Mogen ze ook gewoon de afweging maken van: "We willen het niet in deze gemeente"?
De heer Klaver:
Ja. Zeer terecht dat u deze vraag stelt. Ik lees het even voor om echt een precies antwoord te geven op die vraag: "Ja. De burgemeester moet aanvragen die niet aan de voorwaarden voldoen, afwijzen. Aanvragen die wel aan de voorwaarden voldoen, kunnen ook worden afgewezen indien deze volgens lokaal te ontwikkelen beleid niet voor verlening in aanmerking komen, bijvoorbeeld omdat volgens dat beleid niet meer dan een bepaald aantal ontheffingen mag worden verleend". Dus, met andere woorden, ook als je alle vinkjes hebt aangetikt, kan een burgemeester nog steeds nee zeggen als het in strijd is met het lokale beleid.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
En het lokale beleid kan dan ook zijn: "We willen helemaal geen ontheffingen verlenen"?
De heer Klaver:
Ja, dat zou kunnen. Even opnieuw, meneer Van Meenen? Nee, ik zie mensen afhaken, dus we gaan dat niet doen. U moet van stoppen weten. Maar tja, de belangrijkste vraag richting uw kant heb ik al beantwoord, en ook wat vragen over de uitvoering en handhaving. Daar zal ook collega Ouwehand op terugkomen.
Daarmee was ik van mijn kant aan het einde gekomen van de beantwoording.
De voorzitter:
De heer Talsma van de ChristenUnie heeft nog een vraag voor u.
De heer Talsma (ChristenUnie):
In mijn partij is het goed gebruik om dankbaar te zijn voor iedere bekering, dus ik doe daar ook geen woord aan af, en zijn we ook niet gewend om iemands bekeringsgeschiedenis vervolgens heel kritisch te gaan fileren. Eén ding zit mij in dat verband nog wel een beetje dwars. Dat bedoel ik niet onnodig vervelend, maar de heer Klaver verwijst een aantal keer naar prachtige voorbeelden van de politie-inzet hier in Den Haag. Hij wekt een beetje de suggestie, die ik ergens ook wel snap, dat dit wetsvoorstel daarvoor de grote oplossing, de gouden sleutel, gaat bieden. Zijn wij het samen eens dat, zoals ik in mijn bijdrage al zei, het bekogelen, het aanvallen van hulpverleners zelden of nooit gebeurt met vuurwerk van categorie F2 en F3? Betekent dat dus ook niet dat dit wetsvoorstel daarvoor dus eigenlijk geen soelaas biedt?
De heer Klaver:
Nee, dat ben ik niet met u eens, omdat F2- en F3-vuurwerk daar wel degelijk ook voor wordt gebruikt. Eén hele grote noemer in de onderzoeken is dat van 34%, zeg ik even uit mijn hoofd, niet bekend is wat voor type vuurwerk wordt gebruikt. Daar is het dus gissen naar wat het is. Ik kan alleen spreken over de gesprekken die wij met politieagenten hebben gehad, ook buiten dit bezoek dat ik heb gebracht tijdens de jaarwisseling. Daarbuiten hebben we ook veel met agenten gesproken. Een van de zaken waar zij op wezen zijn de cakeboxen. Van de cakebox heb ik heel lang gedacht: "Dit is het perfecte vuurwerk. Je zet het stabiel weg, het kan niet omvallen; top, dit." Totdat deze agenten … Wilt u daar nog wat aan toevoegen, staatssecretaris?
Staatssecretaris Aartsen i:
Een mooie knal!
De heer Klaver:
Een mooie knal, ja. Ik dacht: dit is het. De staatssecretaris was daar ook heel erg fan van, totdat die agenten hem vertelden: "Ja, maar ze vallen niet om, ze leggen ze op hun kant. Daarmee gaan ze ofwel op ons schieten …" Dit wil ik ook nog even zeggen: soms is het niet eens bewust gericht op "we gaan nu op iemand schieten, hahaha wat is dit leuk", terwijl in het voorbijgaan omstanders en ook politieagenten en hulpverleners worden geraakt. Ik ben het dus niet met u eens als u zegt dat F2- en F3-vuurwerk hier niet verantwoordelijk voor zijn. Ik wil wel zeggen dat dit wetsvoorstel niet de oplossing is voor alle problemen. Er zit ook gewoon hufterig gedrag van mensen bij. Van hulpverleners blijf je af, punt. Daar gaat dit wetsvoorstel niet iets aan veranderen. Wel zorgt het ervoor dat voor de mensen die dit gedrag laten zien, het vuurwerk wat minder makkelijk voorhanden is dan op dit moment het geval is. Ik weet niet meer of u het was of iemand anders die zei: hoe gaan we straks terugkijken op deze traditie, dat wij het een goed idee vonden om mensen met te veel alcohol op 's nachts met vuurwerk te laten experimenteren? Daar willen we een einde aan maken. We denken wel degelijk dat het een bijdrage kan leveren aan een veiligere jaarwisseling.
De heer Talsma (ChristenUnie):
Dan is die bekering toch grotendeels geslaagd wat mij betreft. Ik denk dat we het dan, even los van F2 en F3, grotendeels wel eens zijn, dus ook over het feit dat de cobra's, maar ook het door uzelf genoemde voorbeeld van de purschuimbommen … Die staan niet in F2. Die staan ook niet in F3. Die staan zelfs niet in F4. Daar kunt u de Europese richtlijn rustig op nalezen. Die zijn er dus. Ze mogen nu ook al niet, maar ze zijn er wel en onze politiemensen en andere hulpverleners hebben daar nu te mee te maken. Maar dat lost het wetsvoorstel dat nu voorligt dus niet op. Daar zijn we het samen over eens.
De heer Klaver:
Iets preciezer: dit wetsvoorstel lost niet alles op, maar we zien het wel als onderdeel van de oplossing, ook om het illegale vuurwerk verder tegen te gaan. Juist door met een totaalverbod te komen wordt ook de handhaving, waarop collega Ouwehand straks verder in zal gaan, gemakkelijker. Dat is een van de argumenten die de politie aangeeft. Het voorkomt dus niet dat dit vuurwerk wordt afgestoken, maar het maakt de handhaving wel gemakkelijker. Daarmee levert het hopelijk een bijdrage aan het stoppen van dit verschrikkelijke vuurwerk. Dit zijn gewoon wapens, sorry. Dat is wat het is.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Handhaving op basis van dit verbod is een beetje de rode lijn, ook in de kritiek erop. Nu is er één omgeving in Nederland die gecontroleerder is dan alle andere. Er staan mensen naar te kijken, stewards, agenten, ME'ers. Er zijn camera's, er is gezichtsherkenning. Dat zijn voetbalstadions. Daar is ook een vuurwerkverbod. Dat is er nu ook. En zelfs daar lukt het niet, want elke week wordt er in alle stadions zwaar vuurwerk afgestoken. Waar komt dan de stellige overtuiging vandaan dat in heel Nederland in de openbare ruimte, met deze beperkte capaciteit en een overbelast politieapparaat, die handhaving toch soelaas gaat bieden? Het lukt ons al niet in voetbalstadions.
De heer Klaver:
Ik ben een groot voetballiefhebber. Er werd net gevraagd of we straks ook voetbal gaan verbieden. Ik zou zeggen: het hangt een beetje af van de stad en de club hoever we daarin treden, maar dat is wellicht iets voor een ander initiatiefwetsvoorstel of misschien om na dit debat over te spreken.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Die discussie ga ik graag aan.
De heer Klaver:
Hier zijn twee antwoorden op. Voor het eerste wil ik even het uitstapje maken naar voetbal. Laten we kijken naar hoe het in de UK, het Verenigd Koninkrijk, is geregeld. Daar zie je dat de handhaving net iets effectiever is vormgegeven dan in Nederland en dat daar de hoeveelheden vuurwerk en andere rottigheid in stadions beduidend minder is. Dat heeft niet alleen te maken met capaciteit, maar ook met regelgeving. Dat is één. Het tweede is dat wij als indieners niet zeggen dat al het vuurwerk uitgebannen zal zijn. Mochten we met dit wetsvoorstel de indruk hebben gewekt dat we denken dat er nooit meer vuurwerk wordt afgestoken, dan merk ik op dat dat niet het geval is. Waarom? Er zijn altijd mensen die de wet overtreden. We willen dat wel zodanig terugbrengen dat het in ieder geval behapbaar wordt, dat de politie de inzet kan concentreren op de plekken waar het nodig is en dat je als agent op oudjaarsavond niet meer 360 graden om je heen moet kijken en je uit iedere hoek bestookt kan worden. We denken dat het daar wel een bijdrage aan kan leveren, maar hiermee gaan we echt niet al het vuurwerk stoppen. Er zullen mensen zijn die dit blijven doen. Het zal alleen veel minder worden. Daarmee wordt ook de handhaving op deze mensen gemakkelijker.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
De agenten zijn niet bang voor sterretjes of licht vuurwerk — daar vallen ook niet de slachtoffers — maar juist voor de cobra's, de vlinders en de purschuimbommen. Het is misschien jammer dat ik dat voorbeeld moet noemen. Er zijn heel veel dingen te vinden. Dat is waar die categorie overtreders gebruik van maakt. Die gaan zich natuurlijk niet laten weerhouden door het algeheel vuurwerkverbod. Het wordt misschien juist wel spannender. Dat is eigenlijk mijn pleidooi. Nemen we Nederland niet een heel stuk mooi vuurwerk af, waar veel mensen altijd van kunnen genieten, waar je zelfs met je kinderen op straat, 's avonds met een bril op vanwege de veiligheid, naar gaat kijken omdat het spannend en mooi is? Dat zouden we dan doen omdat we veronderstellen dat de incidenten met zwaar illegaal vuurwerk de toon der muziek maken. Dat is een beetje mijn punt.
De heer Klaver:
Ik ben de vader van vier kinderen, en dan ook nog eens vier jongens. U mag zelf raden hoe ons huis eruitziet. Ik kijk nu naar Jan Keunen, die daar boven op de tribune zit. Ik kan me voorstellen dat zijn handen jeuken om het woord te voeren, maar dat mag hier niet. Ik ga dus proberen het zo goed mogelijk te verwoorden, zoals hij dat eerder tegen mij zei: hou je kinderen binnen. Ik doe dat ook niet altijd, maar het is helaas eigenlijk veel te gevaarlijk om met je kinderen buiten te staan, omdat er van alle kanten vuurwerk komt. Ook als ze een bril op hebben, is het risico op letsel veel te groot. Niet voor niets blijkt uit de cijfers dat 39% van de slachtoffers afgelopen jaarwisseling kinderen onder de zestien jaar zijn. Ik zou graag willen dat het veilig is om met je kinderen buiten te staan, met oud en nieuw. Oud en nieuw is namelijk op de allereerste plaats een feest waarop je elkaar een fijn nieuwjaar wenst en je je buren ontmoet. Ook als je ze misschien niet zo vaak ziet, is dat een moment om elkaar een fijn jaar te wensen. Ik zou heel graag buiten willen staan, met die slaperige koppies van die kinderen, zonder dat je bang hoeft te zijn dat er iets in hun gezicht ontploft. Op dit moment is de situatie eigenlijk buitengewoon gevaarlijk voor kinderen om de straat op te gaan. Ik hoop juist dat we daarnaar terug kunnen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Kemperman.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Heel kort. Het is meer iets wat ik wil aanraden. Ik zou u bijna de leefomgeving en de woongebieden die ik ken toewensen, waar het hartstikke leuk is en waar het volkomen veilig is en waar er nog steeds van genoten wordt. Dat is een beetje de tegenstelling die we in ons debat nu aan het onderzoeken zijn. Er zijn ook veilige gebieden waar het uitstekend kan.
De heer Klaver:
Ik wil hier niet de indruk wekken dat het overal een bende is en dat het altijd misgaat. Dat is niet het geval. Er zullen ook plekken zijn waar het wel degelijk goed is gegaan. We hebben het over professionele vuurwerkshows, die ook de droneshows werden genoemd, gehad, maar we proberen met het amendement van de ChristenUnie en, als ik goed ben geïnformeerd, ook van het CDA en de SGP, om toch de ruimte te geven aan burgers, buurtschappen en wijken om daar iets mee te kunnen doen. Daarmee zal de vuurwerktraditie in onze ogen niet verdwijnen, maar krijgen we een andere vuurwerktraditie. Ik snap ook dat dat gepaard zal gaan met pijn voor mensen die dat met veel plezier afsteken en dat heel verantwoordelijk doen. Daar zijn we niet blind voor. Maar ik hoop ook dat u ziet dat wij als indieners niet blind zijn voor de gevoelens die daar spelen en dat we zoeken naar manieren om daar zo goed mogelijk aan tegemoet te komen.
Als u het goed vindt, voorzitter, denk ik dat dit het moment is dat het woord naar mevrouw Ouwehand gaat.
De voorzitter:
Dank u voor de suggestie. Ik neem die graag over. Ik geef graag het woord aan mevrouw Ouwehand, eveneens namens de Tweede Kamer.
Mevrouw Ouwehand:
Dank u wel, voorzitter, en dank aan de leden van deze Kamer om ons vandaag op deze warme dag welkom te heten om het te hebben over de jaarwisseling, die doorgaans toch wat minder warm is. We hadden op 8 juni 2022 in de Tweede Kamer de eerste plenaire wetsbehandeling van dit wetsvoorstel en ook toen was het ontzettend warm, weet u nog? Op de een of andere manier is het voorbestemd om tijdens een hittegolf over de traditie van oud en nieuw in Nederland te spreken.
Dank aan de leden van uw Kamer voor de opmerkingen en vragen die geplaatst zijn bij ons wetsvoorstel. Ik vond het mooi om te merken dat iedereen het doel van de wet eigenlijk onderschrijft: een veilig en fijn oud en nieuw voor iedereen in Nederland. De vraag is natuurlijk: gaat dit wetsvoorstel daarbij helpen?
Wat belangrijk is, is dat de discussie zich, zeker niet onterecht, de laatste jaren vooral heeft afgespeeld over de veiligheid van de hulpverleners, de handhaafbaarheid en de situatie voor de politiemensen op straat. Dat is een heel belangrijke component van de onderbouwing van ons wetsvoorstel. Maar daardoor kan uit het zicht raken dat er heel veel andere redenen zijn dat veel Nederlanders al langer zeggen: ik snap dat andere mensen het leuk vinden om vuurwerk af te steken, maar er zitten nadelen aan. Veel van uw leden hebben gememoreerd dat voor dieren vuurwerk een bron van angst is. Voor veel mensen geldt dat overigens ook. Voor mensen met longproblemen, 1,2 miljoen mensen in Nederland, is de nieuwjaarsnacht niet leuk. Die zouden misschien ook wel op de fiets naar familie willen met oud en nieuw, maar zij hebben last van de luchtvervuiling en kunnen beter binnen blijven. Voor het milieu zelf is oud en nieuw niet grappig. De mensen die huisdieren hebben, ik noemde het al even, weten uit eigen ervaring dat dieren in paniek kunnen raken. Honden en katten raken kwijt. Voor dieren in het wild betekent het ook veel ellende.
Daar wil ik maar mee zeggen dat de afweging wat we het beste zouden kunnen doen om van oud en nieuw een feest te maken voor iedereen, voor veel mensen al veel langer is dat we dat beter kunnen doen zonder vuurwerk. Dan bespaar je simpelweg veel dieren en mensen angst en stel je veel mensen, eigenlijk iedereen, in staat om oud en nieuw te vieren. Ook oude mensen die bang zijn om de straat op te gaan vanwege vuurwerk, doe je een groot plezier als dat veilig wordt.
Er zijn natuurlijk alle vuurwerkslachtoffers bijgekomen. Ook ik wil de heer Keunen even hartelijk begroeten vanaf deze plek. De artsen, de oogartsen, de mensen op de eerste hulp vragen al jaren om serieus te kijken naar die afweging. Ja, veel mensen vinden het leuk om vuurwerk af te steken. Ja, veel mensen vinden het ook zeker leuk om vuurwerk te zien. In dat opzicht erkennen we dat niet iedereen blij zal zijn met deze wet, maar er is heel veel voor te zeggen om de traditie anders in te richten. Het gaat ons veel slachtoffers besparen en hopelijk ook een belangrijke bijdrage leveren aan de veiligheid die we willen op straat.
Een belangrijke vraag over de acceptatie is: gaat Nederland van de ene op de andere dag helemaal blij zijn met een vuurwerkverbod? Dat verwachten we niet. Het is lang gebruik geweest dat je in Nederland tijdens oud en nieuw zelf vuurwerk mag afsteken. Het zal wel even duren voordat we eraan gewend zijn dat we dat door professionals laten doen of, met de ontheffingsmogelijkheid die in de wet is gekomen, door een buurtvereniging. Dat neemt niet weg dat de laatste opiniepeiling van RTL aangeeft dat 74% van de Nederlanders blij is met deze wet en dat maar weinig mensen zeggen: ik ga me er niet aan houden. Met andere woorden: het draagvlak voor de wet is groot. Ook al zullen we niet van het ene op het andere jaar een vuurwerkvrije jaarwisseling hebben in die zin dat het alleen door professionals of met een ontheffing kan worden afgestoken, de verwachting is dat het stellen van de norm en het geven van tijd zal leiden tot de veilige jaarwisseling die we met z'n allen willen.
Veel vragen gingen over de handhaafbaarheid. De heer Fractie-Kemperman, de PVV, de BBB en Forum voor Democratie hebben daar vragen over gesteld. Het belangrijkste dat eerst gezegd moet worden, is dat de situatie voor de politie op dit moment niet te handhaven is. Het is een totale chaos tijdens de nieuwjaarsnacht, en dat is een onderwerp dat we ook in de Tweede Kamer veelvuldig aan de orde hebben gesteld. Het geweld tegen hulpverleners, het bekogelen van politieagenten en het vervolgens moeten toezien dat de mensen die dat gedaan hebben ermee wegkomen, is een grote frustratie. Precies daar zal dit wetsvoorstel een belangrijke verandering in bewerkstelligen, omdat de politie zelf zegt: we kunnen nu eigenlijk niks. Het is chaos. Als er iets naar je wordt gegooid, kun je diegene niet eens opsporen, want het lukt je niet om in die chaos bewijsmateriaal te verzamelen. Als er minder vuurwerk wordt afgestoken — dat is de verwachting van de politie, omdat er een verkoopverbod gaat gelden en we de traditie veranderen — wordt de situatie overzichtelijker en kan er eindelijk een begin worden gemaakt met het handhaven van de openbare orde en het verzamelen van bewijs tegen die raddraaiers die zich schandalig gedragen en vuurwerk naar hulpverleners en politie gooien. Dan pas ontstaat de situatie die we met elkaar willen. Ook naar het zwaarder straffen is natuurlijk vaker gevraagd. De Tweede Kamer en het kabinet hebben daar ook een stap in gezet. De politie zegt echter dat het daarvoor wel nodig is dat je degene die dat doet eerst daadwerkelijk in de kraag kunt grijpen en opsporen, want anders hebben hogere straffen geen zin. Dat is belangrijk om te realiseren als we het over de handhavingsvraag hebben. Voor de politie is het een voorwaarde om überhaupt te kunnen handhaven dat er een verandering komt, namelijk een verkoopverbod en een afsteekverbod van vuurwerk voor consumenten.
Ik hoorde de SP-fractie zeggen dat ze worstelen met deze wet. Ik begrijp dat heel goed. Zij vroegen nadrukkelijk: gaat deze wet de handhaving makkelijker maken? Ook de SGP-fractie vroeg of er geen andere manieren denkbaar zijn, bijvoorbeeld het verhogen van de leeftijdsgrens. In dat licht is het belangrijk om te memoreren dat er ontzettend lang stappen zijn gezet om de overlast tijdens de jaarwisseling te beperken. Eerst is gekozen voor een beperking van de afsteektijden, daarna voor een verbod op het zwaarste vuurwerk. Er zijn campagnes gevoerd en er zijn lokale vuurwerkverboden geprobeerd. Eigenlijk zijn alle mogelijke manieren geprobeerd, behalve inderdaad het verhogen van de leeftijdsgrens. Verder kunnen we wel met elkaar stellen dat alles is geprobeerd, omdat we ieder jaar weer geconfronteerd werden met de cijfers: slachtoffers, belaagde hulpverleners, belaagde politieagenten. De Kamer heeft op verschillende manieren geprobeerd om die overlast te beperken en niets heeft gewerkt. Daarom zeggen nu ook de politie en de hulpverleners dat dit nodig is. De minder vergaande maatregelen zijn geprobeerd, maar hebben niet het resultaat opgeleverd dat we hadden gewild. Daarom is deze wet nu nodig om een verandering te bewerkstelligen.
In de coronatijd hebben we gezien dat een tijdelijk verbod op dat moment ook daadwerkelijk effect had. Dat is bemoedigend voor het verwachte resultaat van deze wet. Er waren aanzienlijk minder slachtoffers in de jaren dat het tijdelijke verbod van kracht was: respectievelijk 385 en 733. Toen het verbod werd opgeheven, steeg het aantal weer naar rond de 1.200. Ook zorgden de maatregelen rondom de coronapandemie ervoor dat er op dat moment weinig alternatieven waren. Met onze wet — en de pleidooien vanuit de gemeenten zelf — komen die alternatieven er natuurlijk wel. In de coronatijd mocht helemaal niets. We zagen wel een effect, maar er waren toen ook geen alternatieven, terwijl onze wet die juist wel mogelijk maakt.
De SP-fractie heeft gevraagd naar de opslag van illegaal vuurwerk. Daar wordt ook aan gewerkt, samen met het kabinet. De heer Klaver memoreerde het ook al even. De politie benadrukt dat het aanpakken van illegaal vuurwerk een uitdaging blijft, waarvoor veel initiatieven zullen moeten worden ondernomen. Dat blijft een opdracht voor het kabinet en de politie. Daarbij is het ook belangrijk dat mensen goed worden geïnformeerd over het opslaan van illegaal vuurwerk in hun eigen huis. Vooral moet duidelijk zijn dat het strafrecht om de hoek komt kijken, als je dat doet. Dat is om ervoor te zorgen dat je niet je eigen kinderen en je buren in gevaar brengt.
De SP-fractie vroeg wat er overblijft van de uitvoerbaarheid van deze wet nu de ontheffingsbevoegdheid via een amendement erin is gekomen. Bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel hebben wij met instemming de nationale politie aangehaald, die zei: uitzonderingen maken handhaving moeilijker. Dat is een waarheid als een koe, zou ik in dierentermen willen zeggen. Maar er waren ook andere afwegingen mee te nemen. De fractie van de ChristenUnie, die het initiatief nam voor het amendement, betoogde dat het wel het draagvlak kan vergroten als je een ontheffingsmogelijkheid opneemt in de wet. Ook de politie beoordeelt uiteindelijk dat ook met deze ontheffingsmogelijkheid in de wet de handhaving ten opzichte van de huidige situatie aanmerkelijk zal verbeteren. Dus ook met die ontheffingsmogelijkheid verwachten we dat onze wet een belangrijke bijdrage gaat leveren aan meer overzicht op straat en aan betere mogelijkheden om de openbare orde te handhaven, raddraaiers op te pakken en daadwerkelijk te bestraffen.
De SP-fractie vroeg ook hoe het verbod ervoor zorgt dat we niet nog meer illegaal vuurwerk krijgen. Is er een onderscheid te maken tussen legale en illegale handel? Volgens de politie is er met een algeheel consumentenvuurwerkverbod makkelijker te handhaven. In het recente positionpaper van de politie, de politiebonden en de centrale ondernemingsraad van de politie schrijven zij dat een landelijk vuurwerkverbod een randvoorwaarde is voor een veiliger jaarwisseling. Daarbij is wel van belang dat de opsporing van illegale handel voortvarend wordt aangepakt, dat het kabinet inzet op een Europese inzet op zwaar professioneel vuurwerk, dat er wordt samengewerkt met België en Duitsland om illegaal vuurwerk op te sporen. Het Offensief tegen Explosies onder leiding van de burgemeester van Rotterdam is natuurlijk ook een belangrijk onderdeel van die aanpak.
De politie heeft het ook over de gerichte opsporing van en controles op de handel in illegaal vuurwerk, waarbij moet worden gedacht aan het Joint Investigation Team, waarin andere betrokken diensten en eventueel politiediensten uit andere landen betrokken worden. Daar is het kabinet mee bezig. Het inzetten van digitale opsporingsmiddelen en geavanceerde opsporingstechnieken om de illegale handel in vuurwerk sneller te detecteren, en het versterken van internationale inspanningen met onze buurlanden, zijn initiatieven waar het kabinet mee bezig is.
Tot slot had de SP de vraag of dit wetsvoorstel het veiliger gaat maken voor onze hulpverleners. Daar heb ik zojuist al het een en ander over gezegd. De politie geeft aan dat er op dit moment geen enkele rek meer zit in wat zij nog kunnen doen om hun eigen collega's en de hulpverleners te beschermen in deze situatie. Iedereen die kan werken tijdens de nieuwjaarsnacht wordt al opgetrommeld en ingezet. Vuurwerk is een katalysator voor geweld tegen hulpverleners tijdens de jaarwisseling. Daarom is de oproep van agenten en hulpverleners om in elk geval deze wet te omarmen een belangrijke bijdrage die we kunnen leveren aan de veiligheid van de hulpverleners en politie tijdens oud en nieuw.
De ChristenUnie-fractie vroeg waarop de verwachting is gebaseerd dat dit wetsvoorstel zorgt voor een afname van de benodigde politiecapaciteit. Dat zal niet van het ene op het andere moment zijn, maar de politie schat zelf in dat er op termijn sprake kan zijn van een afname. De nieuwjaarsnacht in de huidige situatie is volgens de agenten volledige chaos met overal flitsen en knallen en onveilige situaties. Vanuit de gedragswetenschap en door het rookverbod weten we dat een gedragsverandering tijd nodig heeft. Als je echter eenmaal de norm stelt, zal het daadwerkelijk tot die verandering leiden. Dus de politie verwacht zelf dat de capaciteit in de beginjaren ongeveer op gelijke hoogte zal blijven. Maar zij verwachten een verschuiving van het pure lijfsbehoud en het handhaven van de openbare orde, en dat je verder niks kunt doen vanwege de chaos, naar meer overzicht en meer ruimte voor opsporing. Zo kunnen de raddraaiers daadwerkelijk worden aangepakt en kan er meer worden opgespoord. Dat is de verwachting van de politie.
De SGP-fractie vroeg van welke middelen en instrumenten de initiatiefnemers een averechtse uitwerking voorzien. Goed dat u daarop wijst. Het is van belang dat we zo snel mogelijk heldere communicatie hebben richting Nederland en dat iedereen weet waar hij aan toe is. Dat is een belangrijke voorwaarde om een averechts effect te voorkomen. Het kabinet heeft ieder jaar budget voor een communicatiecampagne. Die gaat eigenlijk altijd over een vuurwerkbril opdoen en alsjeblieft verstandig zijn met het vuurwerk dat je afsteekt. Dat budget kan worden ingezet om goed en helder te communiceren over de nieuwe regels. Ik zou ook zeer willen bepleiten dat we met elkaar duidelijk maken dat dit een belangrijke bijdrage is aan een veilige jaarwisseling voor de hulpverleners, maar ook voor mensen met longproblemen, zodat iedereen weer veilig over straat durft. Er zitten dus veel positieve kanten aan. Dat zullen we goed moeten communiceren.
De heer Rietkerk i (CDA):
Het gaat mij om het punt van de handhaving en om het feit dat het overzichtelijker wordt met het voorstel dat is toegelicht door de initiatiefnemers. Ik heb daar toch een vraag over, in het verlengde van de fractie van de ChristenUnie. Het gaat dan om de grenscontrolecapaciteit die nodig is maar die nu amper aan de orde is, om de aanpak van drugs en bovenmatig gebruik van alcohol, wat nu amper kan gebeuren zoals door diezelfde politie gemeld in de monitor, en straks om de handhaving van vuurwerkvrije zones, waar ook wat onzekerheid over is. Dat totaal zorgt ervoor dat er voor goede handhaving voldoende politiecapaciteit, boa's en handhavers nodig zijn. Dan heb ik het nog niet over de hulpverleners. Wat is dan de balans? Ik hoor vooral een accent op het wetsvoorstel. Dat kan ik me voorstellen, maar deze zaken zijn ook aan de orde als het gaat om het doel van dit wetsvoorstel om vooral een veilige jaarwisseling te krijgen.
Mevrouw Ouwehand:
Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, ben je af van de situatie met vuurwerkvrije zones. Dat gaat al veel schelen. Heel Nederland wordt een vuurwerkvrije zone, behalve daar waar professionals een vuurwerkshow organiseren of daar waar een ontheffing is gegeven aan een buurtvereniging, zoals in de wet is geamendeerd. Het gaat dan om de hele lappendeken waar de heer Klaver over sprak, waarbij het voor de politiediensten niet te doen was en het ontzettend veel capaciteit vroeg om te kijken wat er in een bepaald gebied precies mocht. Straks wordt het duidelijker en overzichtelijker.
Dat neemt niet weg, zoals ik zojuist heb geschetst, dat het belangrijk is om inzet te houden op de capaciteit voor het opsporen van illegaal vuurwerk in de grensregio's. Het zou sowieso een uitdaging en een opdracht zijn om te handhaven en het illegale vuurwerk aan te pakken, los van de vraag of onze wet nou wel of niet wordt aangenomen.
De politie verwacht dat onze wet ervoor zorgt dat het de eerste jaren op straat nog steeds zal zijn zoals we gewend zijn. Er is veel vuurwerk. Dit gaat er niet van het ene op het andere jaar voor zorgen dat er geen consumentenvuurwerk meer is, maar het gaat wel afnemen. Dat maakt het voor hen overzichtelijker en zorgt er voor hen op termijn voor dat zij minder genoodzaakt zijn om al die capaciteit tijdens de nieuwjaarsnacht in te zetten om de openbare orde te kunnen handhaven.
De heer Rietkerk (CDA):
Ik spits het dan even toe op de grenscontroles die nodig zijn voor een veilige jaarwisseling, het bovenmatig alcoholgebruik en drugs in combinatie met vuurwerk. Dat staat los van het feit dat de situatie overzichtelijker is. Heeft u van de politie het beeld gekregen dat er dan voldoende handhavingscapaciteit is om dat eindelijk ook eens aan te pakken? Want daarvoor is dit bouwsteentje ook van belang. Het gaat mij om de totale handhavings- en opsporingscapaciteit, ook van dat illegale gedoe met cobra's en noem maar op. Het is nodig om ook dat aan te pakken. Anders flipt dat nog steeds naar binnen en dan hebben we nog geen gezellige en veilige jaarwisseling.
Mevrouw Ouwehand:
Zeker. Maar dat is de staande aanpak. Daarvan zegt de politie, en ook het kabinet, als ik mij niet vergis — ik hoor het wel van de staatssecretaris als ik me verspreek — dat het een belangrijke opdracht is, waar sowieso een intensieve capaciteit op zit. We hebben ook de taskforce explosieven onder leiding van burgemeester Schouten. Het opsporen van illegaal vuurwerk — dan gaat het niet alleen maar om grenscontroles, maar ook om de uitwisseling van gegevens met onze buurlanden — is dus een belangrijke taak die door het kabinet heel serieus wordt genomen.
Daarnaast verwacht de politie via het uitdoven van de traditie in hun fasemodel dat je direct al een effect zal zien, omdat er geen consumentenvuurwerk meer verkocht wordt. Er zullen mensen zijn die zich niet aan de wet gaan houden, maar dat is naar verwachting niet meer dan 9%. De politie verwacht dus vrij direct al een iets rustiger beeld op straat. Naarmate we een aantal jaren verder zijn, zullen we er met elkaar aan gewend raken dat je niet meer zelf vuurwerk afsteekt, waardoor de situatie op straat overzichtelijker wordt. Dat gaat een besparing opleveren in termen van capaciteit. Maar dat gaat niet van het ene op het andere jaar.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Rietkerk.
De heer Rietkerk (CDA):
Ik wacht de antwoorden van de regering af op de vraag die ik gesteld heb. Op dat moment kom ik er wel op terug.
De voorzitter:
Dan de heer De Vries namens de SGP.
De heer De Vries i (SGP):
Ik wil even reageren op het antwoord van mevrouw Ouwehand op mijn vraag over de goede communicatie over de regels. Dat antwoord onderschrijf ik natuurlijk helemaal. Alleen ging mijn vraag iets meer over degenen die misschien nog wel bozer worden dan ze al waren als ze die regels horen. Dan zien ze wat hun allemaal aan moois is afgepakt. Onder hen zijn er ongetwijfeld die een kort lontje hebben, om even in de sfeer van het vuurwerk te blijven. Mijn suggestie was om er vooral ook over na te denken hoe je die mensen duidelijk kunt maken dat er alternatieven zijn die misschien wel even leuk zijn. Natuurlijk moeten de regels helder gemaakt worden, maar de strekking van mijn vraag was eerder: hoe kunnen we voorkomen dat mensen zo boos worden dat ze misschien juist nog excessiever geweld gaan plegen?
Mevrouw Ouwehand:
Ik begrijp de vraag. Belangrijk is dat het wetsvoorstel nadrukkelijk ruimte biedt voor alternatieven. Daar had ik het net al even over toen ik een vergelijking maakte met de coronajaren. Toen mocht er geen vuurwerk worden afgestoken en er was ook niet iets anders leuks te doen. Het eerste jaar ging dat nog redelijk, maar het tweede jaar waren mensen best boos. Dit wetsvoorstel heeft nadrukkelijk ruimte gelaten voor alternatieven, dus professionele vuurwerkshows, maar ook droneshows of lichtshows. Het is belangrijk — daar draagt het door de ChristenUnie, de SGP en het CDA ingediende amendement aan bij — dat er ook ruimte komt voor alternatieven. Daar voorziet de wet inderdaad in.
Opgemerkt is dat de handhaving van vuurwerkvrije zones lastig is. Dat klopt. Maar met onze wet verdwijnen die vuurwerkvrije zones. Die lappendeken verdwijnt dus.
Gedragsverandering kost tijd, merkte de CDA-fractie op. Daar zijn de initiatiefnemers het zeker mee eens. Daarom is het belangrijk om te schetsen dat onze wet naar onze stellige overtuiging gaat bijdragen aan een veiligere jaarwisseling op termijn, maar dat we de effecten even de tijd moeten geven.
De CDA-fractie vindt dat we door een roze vuurwerkbril kijken naar de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Ik hoop dat ik daar zojuist afdoende antwoord op heb gegeven. Ik heb nog nooit een roze bril opgehad. Misschien moet ik dat eens proberen. Het schijnt dat de wereld er dan veel leuker uitziet.
Als ik me niet vergis, heb ik daarmee de vragen van uw Kamer beantwoord.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
Staatssecretaris Aartsen i:
Dank, voorzitter. Het is bijzonder om hier vandaag te mogen staan, al helemaal op dit onderwerp. Drie weken geleden had ik dat nog niet voorzien. Desalniettemin heb ik er veel zin in om vandaag het gesprek met u aan te gaan. Mocht uw Kamer dit wetsvoorstel aannemen, dan zal het kabinet daar voortvarend en hard mee aan de slag gaan.
Laat ik beginnen met complimenten aan de indieners voor hun harde werk. Een aantal weken geleden mocht ik zelf nog lid van de Tweede Kamer zijn. Ook ik was initiatiefnemer van een wetsvoorstel. Mensen moeten niet onderschatten hoeveel werk dat is: het schrijven van de teksten, het beantwoorden van vragen, het in gesprek gaan met betrokkenen. Ik kan dan ook niet anders dan daar namens de regering veel lof voor uitspreken.
Het is vandaag inderdaad — een aantal leden van de senaat hebben dat ook benoemd — een sluitstuk van een parlementaire behandeling die bijna vijf jaar heeft geduurd. Maar het is ook een heel belangrijk maatschappelijk debat. Dat debat brengt mensen niet altijd bij elkaar, maar het gaat wel heel veel mensen op heel verschillende domeinen aan. Er is gerefereerd aan de politie, de boa's, de brandweer, en de ambulancemedewerkers die ieder jaar voor ons weer een stap vooruit doen en die in de frontlinie de meest verschrikkelijke dingen moeten meemaken. Die mensen verdienen dan ook volledig onze steun. Datzelfde geldt ook voor de zorgverleners die tijdens die nacht overuren moeten draaien om mensen die helaas letsel hebben opgelopen, op de spoedeisende hulp goed en liefdevol te verzorgen.
Maar het zijn ook de mensen die vuurwerk verkopen, de keurige ondernemers, zoals de heer Meijer terecht zei. Mensen die zich netjes aan de regels houden, alles zo goed als mogelijk willen doen en die al jaar in, jaar uit te maken krijgen met die discussie over het vuurwerkverbod. Of de liefhebbers van vuurwerk, die het gevoel hebben dat er alweer een traditie van hen wordt afgepakt. Daartegenover staan ook mensen die juist niet uitkijken naar de jaarwisseling en met heel veel zorgen de jaarwisseling tegemoetgaan, omdat ze angst en schrik hebben of omdat ze zorgen om naasten, om ouderen, hun vader en moeder of hun opa en oma hebben. En natuurlijk wil ik ook de dierenliefhebbers hier benoemen, die zich zorgen maken over hoe hun honden of katten oudjaar weer moeten doorkomen. Al met al is het een verhit debat en soms ook een polariserend debat. Mevrouw Thijssen zei al dat we terug moeten naar het jaar 1955 voor de oproep tot een verbod. Het is dan ook belangrijk dat we hier vandaag in de Eerste Kamer staan om een oordeel te vellen over dit wetsvoorstel, zodat al die mensen die ik net noemde, duidelijkheid krijgen over of het verbod er nou wel of niet zal gaan komen.
Voorzitter. Het kabinet heeft aangegeven dat het standpunt ten aanzien van het wetsvoorstel neutraal is, juist vanwege dat maatschappelijke debat. Mevrouw Thijssen zei het al: de maatschappij loopt voor op de politiek. Dat is wel vaker zo. Wetten volgen vaak ook het sentiment, het draagvlak, in de samenleving. Het zal u niet verbazen dat het mij, als liberaal, heel gezond lijkt dat de politiek de maatschappij volgt en niet andersom. Het kabinet heeft dan ook gezegd: dit is een wetsvoorstel van de volksvertegenwoordiging zelf. Wij staan daar neutraal tegenover. Waar mogelijk gaan wij proberen om dat goed vorm te geven en ook uitvoerbaar te maken. Het kabinet had wel een tweetal voorwaarden bij dat standpunt over neutraliteit: het moet uitvoerbaar zijn en er moet een financiële dekking voor zijn. Laat ik vooropstellen dat het kabinet, mits uw Kamer dit wetsvoorstel aanneemt, voortvarend aan de slag zal gaan met dit wetsvoorstel, maar die twee punten blijven wel lastig. Ik vind dat ik daarover in al mijn realisme met u dien te debatteren. De Tweede Kamer en ook de initiatiefnemers hebben niet voorzien in een dekkingsvoorstel als het gaat om de compensatieregeling. Ik zal daar straks wat meer over zeggen, maar dat maakt het voor de regering niet makkelijker om dit wetsvoorstel uit te voeren. Al helemaal vanwege het amendement-Bikker is de uitvoering van het wetsvoorstel complex.
Voorzitter. Naast deze twee voorwaarden vanuit het kabinet is er een drietal voorwaarden dat de Tweede Kamer heeft besloten aan het wetsvoorstel toe te voegen, met een zware voorhang in beide Kamers. Het amendement-Michon voorziet erin dat het kabinet voordat het wetsvoorstel in werking treedt moet voorzien in een AMvB waarin aan de ontheffingsmogelijkheid in het kader van het amendement-Bikker c.s. moet zijn toegekomen. Er dient een nette en eerlijke compensatieregeling te worden uitgewerkt namens de regering. Er moet ook een effectief handhavingsplan voor de jaarwisselingen komen.
Zoals gezegd, zullen wij als kabinet aan de slag gaan als uw senaat dit wetsvoorstel aanneemt, maar wij hebben echt nog wel een aantal hobbels met elkaar te nemen op de twee punten vanuit het kabinet en de drie punten vanuit de Kamer, die ik net noemde. Maar ik zeg altijd maar zo: wij worden er als kabinet voor ingehuurd om zo goed als mogelijk over die hobbels heen te stappen.
Voorzitter. Dat gezegd hebbende, kom ik bij mijn blokjes. Ik weet niet of het in de Eerste Kamer ook gebruikelijk is om met blokjes te werken. Ik zal beginnen met de uitvoerbaarheid van de ontheffingsmogelijkheid in de AMvB en het amendement-Bikker. Daarna zal ik iets zeggen over de compensatieregeling voor ondernemers en de financiële dekking daarvoor. Daarna zal ik, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, ingaan op de handhaving. Daarna zal ik, wat niet onbelangrijk is, iets zeggen over de inwerkingtredingsdatum en de planning daarvan. Uiteraard komt daarna het blokje overig.
De eerste voorwaarde die vanuit de Tweede Kamer is gesteld, is het nader uitwerken van de AMvB voor de ontheffing, zoals die is vormgegeven in het amendement-Bikker. Wij zijn op dit moment hard bezig om dat op een goede manier mogelijk te maken. Het ministerie haalt daarvoor bij zo veel mogelijk partijen informatie op: bij de politie, de gemeenten, de brandweer, de Inspectie Leefomgeving en Transport, het Openbaar Ministerie, de vuurwerkbranche met de importeurs en de detailhandelaren, professionele bezigers en natuurlijk bij buurtverenigingen en bij inwoners. Wij doen dat om ervoor te zorgen dat de uitwerking van de AMvB zo goed als mogelijk in de praktijk haalbaar is en dat die kan rekenen op het juiste draagvlak in de maatschappij en, niet te vergeten, in de politiek, aangezien dit nog terug dient te worden gelegd in beide Kamers.
Wat ons betreft is de leidraad daarbij dat de ontheffingsmogelijkheid veilig, uitvoerbaar en handhaafbaar dient te zijn. De ontheffing klinkt namelijk sympathiek, maar de uitvoering en de uitwerking ervan zijn zeker niet makkelijk. Dat is nog maar een understatement. In het algemeen maakt een uitzondering op een generiek verbod de uitvoering erg lastig. Maar er moet ook nog met tal van andere zaken rekening worden gehouden. Mijn voorganger heeft dat in de Tweede Kamer ook vermeld. Er moet worden gezorgd dat de opslag en het vervoer van het vuurwerk veilig kunnen plaatsvinden. Het vuurwerk moet immers wel ergens worden opgeslagen door de betreffende vereniging of de betreffende personen in de periode voorafgaand aan de jaarwisseling. Er moet worden nagedacht over op welke manier het vuurwerk veilig kan worden afgestoken. Dat betreft zowel de veiligheid van de afsteker als die van de omstanders. Er moet worden nagedacht over de vraag waar zo'n vereniging dat vuurwerk zou moeten kunnen kopen. Het is namelijk niet aannemelijk dat er dan nog hetzelfde aantal vuurwerkverkooppunten is als op dit moment. Er zal moeten worden nagedacht over de vereisten die aan de aanvrager van de ontheffing moeten worden gesteld en over de deskundigheid. Het amendement spreekt bewust van "personen zonder deskundigheid" en refereert aan de bestaande mogelijkheden.
Dat zijn allemaal vragen die op dit moment in overleg met allerlei partijen op tafel liggen. Ik ben die voortvarend aan het uitwerken. U heeft daarvan de tijdsplanning gezien. Het is een haalbare, maar wel zeer krappe tijdsplanning voor de uitwerking. Wij gaan daar hard mee aan de slag, maar ik moet wel realistisch zijn in dat er echt nog een aantal hobbels te nemen zijn, met al die partijen en met al die praktische vragen die hier op tafel komen.
Mevrouw Thijssen i (GroenLinks-PvdA):
Ik heb inderdaad een brief ontvangen waarin als deadline juli volgend jaar staat. Dan moet de AMvB klaar zijn. Duurt dat zo lang vanwege deze ontheffingsbevoegdheid die zo ingewikkeld is of zijn er ook andere redenen?
Staatssecretaris Aartsen:
De AMvB zelf is natuurlijk al eerder gereed, maar er dient nog een aantal stappen te worden gezet. De AMvB moet allereerst de uitvoeringstoetsen doorstaan: van de ILT, van de politie, van de VNG. Daarna moet het nog correct in internetconsultatie worden gebracht. Er moet een nahangprocedure volgen bij de Tweede Kamer. Dan moet het complete pakket, inclusief het handhavingsplan en de andere voorwaarden, de ontheffingsmogelijkheid en de nadeelcompensatie voor ondernemers, als een totaalpakket in zware voorhang neergelegd worden. Dat maakt inderdaad dat het realistisch maar wel zeer krap is om de inwerkingtredingsdatum te voorzien op 1 juli 2026.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Als ik goed luister naar het eerste blok, dan is het de ontheffingsmogelijkheid die het complex maakt. Die is volgens mij complexer dan de andere zaken die ook geregeld moeten worden. Begrijp ik het dan goed dat er ook een mogelijkheid is dat het door die ontheffingsmogelijkheid, die nog moet worden bedacht en uitgevoerd, zelfs nog veel langer kan gaan duren? Want het is "wind tegen".
Staatssecretaris Aartsen:
Dat zou zeer onwenselijk zijn. Dat is wat mij betreft echt onuitlegbaar richting politie en handhavers, laat ik dat vooropstellen. Maar ik moet ook realistisch zijn: het is niet uitgesloten. Ik zal zo wat uitgebreider stilstaan bij de tijdsplanning en ook de inwerkingtredingsdatum. Wij richten ons volledig op inwerkingtreding in '26/'27. Daar is alles op gericht. Nogmaals, het is wel een zeer krappe tijdsplanning voor een zeer complex geheel. Wij zullen alles op alles zetten om het te doen, maar ik vind ook dat het bij mijn taak hoort om daar wel realistisch over te zijn.
De voorzitter:
De heer Kemperman namens Fractie-Kemperman.
De heer Kemperman i (Fractie-Kemperman):
Ik hoor de staatssecretaris praten over de planning en de verwachtingen daarover. Nou weten we allemaal dat de oliebollen die we met oud en nieuw eten, nu al zo'n beetje in de grote bakkerijen worden voorbereid en gebakken. De branche is natuurlijk ook al … Als u in het midden van het jaar, eind juli, met duidelijkheid komt in 2026, dan hebben ze hun bestellingen al geplaatst. Gaat u daar ook rekening mee houden in de compensatie? Het is natuurlijk voor die mensen, die uiteindelijk nu detaillist zijn … De wet is er nog niet, het vuurwerkverbod gaat nog niet in, maar zij bestellen hun spullen een halfjaar, zo niet een jaar van tevoren in de internationale handel. Houdt u daar rekening mee?
Staatssecretaris Aartsen:
Daar houden we in die zin rekening mee, dat we als regering nu communiceren dat wat ons betreft de beoogde inwerkingtredingsdatum 1 juli 2026 is en dat het in dient te gaan op de jaarwisseling '26/'27. Dat is natuurlijk ook iets waar ondernemers op dienen te anticiperen. Het kan niet zo zijn dat je wacht tot 31 mei, of sorry, tot ergens in juni, tot je er een keer achter komt dat het verbod ingaat. Het is een wetsvoorstel dat al bijna vijf jaar in het parlement ligt. Er is veel over gesproken. Uw Kamer zal daar waarschijnlijk deze of volgende week over stemmen. Dan is het wetsvoorstel aangenomen door het parlement en dan is dat ook onherroepbaar. Daar dienen ondernemers dan ook rekening mee te houden, vind ik. Het betekent dus niet dat als het daadwerkelijke koninklijk besluit pas wordt geslagen op 1 juli 2026, je dan kan zeggen: ik heb net heel mijn voorraadruimte vol liggen. Dat hoort dan ook een beetje bij het ondernemersrisico. Daarin moeten we met elkaar wel de balans in gaan vinden.
Voorzitter. Er waren nog specifieke vragen over de AMvB. Mevrouw Thijssen en de heer Meijer vroegen: wordt de regelgeving met de AMvB niet te complex? Het antwoord is: het zal zeker complex worden. We gaan ons best doen om het zo uniform mogelijk te maken. Dat is juist de balans die we nu zoeken. Je wil al die zaken — veiligheid, opslag, vervoer, verkoop, afsteken — eigenlijk ook een beetje landelijk uniform hebben. Ik weet niet hoeveel we er exact hebben en ik kan er een gemeente naast zitten, maar je wilt niet dat we op 321 plekken allerlei andere regels hebben. Dat zou heel gek zijn. Je probeert dus aan de ene kant de positie van de burgemeester goed in stelling te brengen, maar het ook allemaal zo uniform mogelijk te houden. Dat is ook indachtig het idee dat de ontheffingsmogelijkheid natuurlijk niet een soort achterdeur is om het complete verbod teniet te doen. Die balans moeten we dus met elkaar gaan zoeken, waarbij we er echt naar moeten streven dat het voor iedereen behapbaar is en ook zeker niet complex.
Voorzitter. De heer Talsma van de ChristenUniefractie vroeg mij of dit wetsvoorstel met de AMvB wel deugdelijk en uitvoerbaar is. Ik heb daarover al het een en ander gezegd. Vooral belangrijk is dat de Eerste Kamer nu duidelijkheid biedt over of zij wel of niet instemt met dit wetsvoorstel. Ik denk dat dat op dit moment ook kan, gelet op de behandeling die er heeft plaatsgevonden. In de tussentijd zal de regering heel hard werken om die AMvB goed, deugdelijk en uitvoerbaar te maken, met de oplossing die ik zojuist heb geschetst.
De heer Talsma vroeg mij ook of de burgemeester wel de best aangewezene is om verantwoordelijk te zijn voor de ontheffingen. Dat is een vraag die primair thuishoort bij de initiatiefnemers, maar ik sluit mij gemakshalve wel aan bij wat zij daarover hebben gezegd. Het lijkt mij heel goed om het zo te doen. Wij spreken op dit moment met de burgemeesters en moeten dat ook in die balans doen. We moeten burgemeesters niet voor een onmogelijke taak stellen. Aan de ene kant dus landelijke uniformiteit, zo veel als mogelijk dezelfde regels, zodat mensen weten waar ze aan dienen te voldoen. Maar aan de andere kant ook de couleur locale als het gaat om bijvoorbeeld de locatie. Daarin moeten we met de gemeentes en de burgemeesters een goede lijn vinden.
De heer Rietkerk van de CDA-fractie vroeg mij of wij de signalen van de VNG serieus nemen ten aanzien van dit punt. Ja, vanzelfsprekend. Uiteindelijk komen de VNG maar zeker ook de burgemeesters hiervoor aan de lat te staan. Dat zullen we dus zeker serieus nemen. De VNG zit ook aan tafel bij beide departementen als het gaat om de uitvoering van dit wetsvoorstel.
De fractie van de BBB vroeg mij hoe het zit met vuurwerkshows en ontheffingsshows, hoe die georganiseerd dienen te worden. Ik denk dat het belangrijk is om te vermelden dat de bestaande professionele vuurwerkshows iets anders zijn dan wat in het amendement beoogd wordt. Ook de pyrodeskundigheid is echt van een andere categorie en het gaat ook om andere typen vuurwerk. Het amendement voorziet in F2-vuurwerk en niet in F3 en niet in F4. Daar horen dus ook andere regels bij. Tegelijkertijd moet je er ook goed over nadenken welke deskundigheid je dan wel vraagt van mensen die F2 afsteken voor hun buurtgenootschap. Ik had het net al over hoe we dat goed gaan organiseren, met alle aspecten van dien. Ik denk dat ook de uitvoeringstoetsen van met name de ILT en de VNG enorm gaan helpen bij dit vraagstuk.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl van de SP vroeg mij of het burgemeesters is toegestaan om een ontheffing te weigeren. Het technische antwoord daarop heeft de heer Klaver al gegeven: technisch is dat zo. Ik zeg daar wel bij dat we bij de uitwerking van de AMvB moeten voorkomen dat we weer een lappendeken van allerlei regels krijgen. Anders krijg je allerlei specifieke gemeentelijke regels voor wanneer iets wel mag en iets niet mag. Die balans moeten we met elkaar gaan houden bij het uitwerken van dit wetsvoorstel. Anders is iets misschien voor een burgemeester een aantrekkelijke optie, maar er zijn ook allerlei andere uitvoerders — de ILT, de politie en noem maar op — die het ook allemaal moeten kunnen handhaven en moeten kunnen behappen. Die balans moeten we dus wel met elkaar vinden.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
Dan toch ter verduidelijking. Ik begreep van de initiatiefnemers dat burgemeesters de ruimte hebben om nee te zeggen, mits er lokaal beleid is gemaakt. Dus eigenlijk heeft de gemeenteraad de ruimte om nee te zeggen, want als de gemeenteraad geen beleid heeft aangenomen, kan de burgemeester niet nee zeggen. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat eigenlijk best wel wordt ingeperkt wanneer een burgemeester al dan niet nee gaat zeggen. Als alle vinkjes zijn gezet en de vinkjes kloppen, dan moet je een ontheffing verlenen. Daar lijkt het op neer te komen. Dat is een beetje de tendens die ik nu beluister bij de staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Dat hangt af van hoe we die AMvB gaan vormgeven. Het ene uiterste is nul landelijk beleid en alle ruimte voor gemeentes om alles te bepalen en het andere uiterste is nul ruimte voor de gemeenteraad of de burgemeester en alles landelijk geregeld. Ik denk dat beide zeer onverstandig zijn. Ergens daarbinnen zal het moeten worden gevonden. Dus ja, er zal ruimte zijn voor lokaal beleid. De vraag is hoe ruim dat lokale beleid is en op welke aspecten dat ziet. Daar moeten we echt nog een ei over leggen met elkaar. Want nogmaals, als je alle ruimte geeft, dan staan we in de Tweede Kamer te debatteren omdat er op 321 plekken verschillend vuurwerkbeleid is ten aanzien van verkoop, opslag, de afstand tot de afsteekplek, een maximale verkoophoeveelheid en het al dan niet mogen opslaan in het tuinhuis of de zolderkamer. Dat soort vraagstukken komen hier allemaal achter vandaan. Ik denk dat enige mate van uniformiteit wel verstandig is voor de uitvoerbaarheid, ook voor uitvoeringsorganisaties.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
Ik hoor u zeggen dat u veiligheid en afstandseisen wilt uniformeren, maar over de politieke keuze of je het al dan niet wilt toestaan, zegt u dat u net als de heer Klaver vertrouwen hebt in de 342 burgemeesters die wij in Nederland hebben. Wanneer aan de afstandseisen is voldaan — die regelen wij altijd landelijk en niet lokaal — is het wat u betreft echt een lokale afweging. Klopt dat?
Staatssecretaris Aartsen:
Ik kan dan niet zo hard toezeggen hier. Dat hangt echt af van de gesprekken die wij op dit moment voeren met burgemeesters, met de VNG en met alle andere partijen. Als ik dat nu hier hard toezeg en ik op basis van de uitvoeringstoets bij de ILT of de politie het verzoek krijg "doe dat alsjeblieft niet, want dan wordt het voor ons onmogelijk", dan zit ik vast aan een toezegging aan uw Kamer. Dat lijkt mij onverstandig met het oog op de uitvoering. Ik kan dat simpelweg niet toezeggen. Dat zal echt afhangen van de uitwerking van de AMvB. Het voordeel daarvan is dat de AMvB nog bij u terugkomt. Die wordt sowieso openbaar gepubliceerd voor iedereen die daar iets van kan vinden. Die komt ook nog in zware voorhang bij beide Kamers terug. Dan kunnen we dit debat nog een keer voeren met elkaar. Ik snap uw zorgen wel, laat ik daar duidelijk over zijn. Ik probeer nu alleen een balans te vinden tussen uitvoerbaarheid en het lokale gezag.
Voorzitter. De heer Rietkerk vroeg: kan de regering ons nader informeren over de internationale afspraken, onder andere met Italië en België, voordat de AMvB's worden vastgesteld? Dat kunnen wij zeker. Op dit moment zijn wij druk bezig, vooral mijn collega, de minister van Justitie en Veiligheid, om te kijken hoe je ook internationaal ervoor kunt zorgen dat illegaal vuurwerk wordt tegengegaan; ik zal er zo nog wat over zeggen. We kunnen daar ook nog op terugkomen in de verzamelbrief Vuurwerk die wij nog graag in de zomer naar beide Kamers willen sturen.
Dit heb ik al besproken. Anders zou ik gaan herhalen; dat zou zonde zijn. Nee, dit was het blokje ontheffing AMvB.
Voorzitter. Dan de andere voorwaarde, in ieder geval vanuit de Tweede Kamer, namelijk het amendement-Michon over de compensatieregeling. Op dit moment voeren wij gesprekken met de vuurwerkbranche om te komen tot een beleidsregel nadeelcompensatie. Mede op verzoek van de Tweede Kamer met de motie-Van der Plas (35386, stuk nr. 27) is daar ook een onafhankelijke expert bij betrokken. Dit moeten we terug laten komen in de voorhang, zoals die is afgesproken. Dit zal dus ook daarvan een belangrijk onderdeel worden.
Ik moet daar wel bij zeggen dat de combinatie van voorwaarden mij in een ingewikkeld parket heeft gebracht. De heer Klaver zei: hoe moeilijk is zo'n nadeelcompensatie nou? Ik zeg daar toch bij dat het feit dat er geen dekking is geleverd, het voor mij wel lastig maakt, omdat het amendement simpelweg aangeeft dat er een deugdelijke dekking dient te worden gevonden op de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Dat staat letterlijk in het amendement en dat stelt mij voor een probleem, aangezien dat simpelweg niet mogelijk is. Het zou op drie plekken kunnen. De eerste twee zijn het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds. Als je dat doet, handel je in strijd met de Comptabiliteitswet. Het lijkt me onverstandig om als regering in strijd met de wet te gaan handelen. Ook wat de beleidsbegroting IenW betreft … Het is slechts een heel klein deel. Ik heb in de anderhalve week dat ik staatssecretaris ben, wel veel bloemen gekregen, maar helaas nog geen geldboom. Ook daar zie ik simpelweg dus geen beleidsruimte. Het grootste deel van mijn beleidsbegroting gaat op aan subsidies voor het openbaar vervoer in de grote steden. Daar is al veel discussie over, over de BDU-korting. Ik zie binnen mijn begroting dus simpelweg weinig ruimte of eigenlijk nul ruimte. Ik zeg dus diplomatiek dat wij er met elkaar het gesprek over moeten aangaan waar dat geld vandaan zal moeten komen, want dit betekent wel wat en heeft ook weer effect op allerlei andere zaken ten aanzien van hoe we dit proces goed gaan regelen. Daar moeten we dus goed naar kijken, maar dat begint bij de vraag hoe hoog dat bedrag is.
De heer Jaspers i (BBB):
Begrijp ik nu goed uit de woorden van de staatssecretaris dat de voorhang en de AMvB op dit moment eigenlijk bijna niet uitvoerbaar zijn en dat het wetsvoorstel straks eigenlijk vastloopt op het punt van uitvoerbaarheid?
Staatssecretaris Aartsen:
Nee, de woorden die nu worden gebruikt, zijn wat voorbarig. Ik zeg dat het kabinet voortvarend aan de slag gaat met de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel. Wij hebben zelf twee voorwaarden gesteld: financiële dekking — die is helaas niet geleverd — en het moet uitvoerbaar zijn. Dat moet nu blijken uit de uitvoeringstoetsen en ook uit de inrichting van die AMvB's. Uit die uitvoeringstoetsen kan blijken dat het totaal onuitvoerbaar is. Dat gebeurt niet zo heel vaak. Vaak zitten die in de meewerkstand in de zin van: als je het nou zo, zo en zo regelt, kunnen wij dat goed uitvoeren. Dat moeten we dan vervolgens laten landen in de AMvB. Dat hele gesprek vindt nu plaats en komt straks ook na de zomer terug. Dan leggen we dat terug bij u, maar ik ben hier dienend en realistisch tegelijk. Ja, we gaan dit wetsvoorstel voortvarend uitvoeren, want we hebben een belangrijke deadline te halen. Die is realistisch, maar wel krap.
De heer Jaspers (BBB):
Maar ik hoor u tegelijkertijd zeggen: ik heb geen budget en we gaan dit wetsvoorstel dus met een dichte beurs uitvoeren.
Staatssecretaris Aartsen:
Dat is wel een dilemma voor mij, want de Kamer heeft mij verzocht om een nette en eerlijke compensatieregeling te maken, zonder dat daar geld bij is gevoegd. Als je besluit om een bepaalde ingangsdatum te hanteren, horen daar ook euro's bij. Dat heeft effect op elkaar. Als we met elkaar willen dat dit wetsvoorstel ingaat per '26/'27, zal daar dus ook geld bij moeten worden gevonden. Dat is inderdaad incidenteel geld, maar dat moet wel gevonden worden. De dekking zoals die in het amendement-Michon staat, is niet deugdelijk; er staat: "zoeken naar een deugdelijke dekking". Dekking binnen de beleidsbegroting IenW is simpelweg niet mogelijk. Dat betekent dat we naar andere mogelijkheden moeten zoeken. Nogmaals, daarbij is de ingangsdatum '26/'27 het voorkeursscenario, maar dat wordt wel een puzzel. En ik zei het al: die puzzel gaan we wat mij betreft goed en voortvarend oppakken. Dat betekent dat wij nu verdergaan met die onafhankelijke expert als het gaat om het vormgeven van die compensatieregeling. Dat doen we samen met de branche en samen met de deskundige. Als we weten wat dat bedrag uiteindelijk zal worden, kunnen we daarvoor inderdaad het dekkingsvraagstuk gaan oplossen.
Even kijken ... Er zijn een aantal vragen gesteld, onder anderen van de heer Jaspers, die zien op datzelfde punt. We weten op dit moment nog niet wat de hoogte is, dus we kunnen op dit moment ook nog niet aangeven of het ons lukt om het volledige bedrag te compenseren. Ik moet daarbij zeggen dat het nadeelcompensatie betreft. Het betreft geen schadeloosstelling. Dus wij compenseren ondernemers die nadeel ondervinden van een wet die op een gegeven moment voorzien is. Nogmaals, dat is ook het standpunt van de landsadvocaat die ons heeft geholpen met de brief die wij op 27 maart naar de Tweede Kamer hebben gestuurd. Die heeft aangegeven: je dient ook rekening te houden met Europese regels rondom staatssteun, en daarin mag niet alles worden betrokken. De eerste grove schattingen — en nogmaals, we weten niet wat het is — komen bij een inwerkingtredingsdatum van '26-'27 uit op 50 miljoen euro eenmalig. Nou, de branche heeft daar een heel ander bedrag bij. We gaan samen met de onafhankelijke expert kijken of we dat bedrag bij elkaar kunnen brengen, en ook dat zal een puzzel worden.
De heer Meijer vroeg mij hoe het kan dat die twee dingen uit elkaar lopen. Dat heeft dus te maken met het verschil van inzicht als het gaat om compensatie versus schadeloosstelling. En de uitgangspunten van IenW zijn daarbij dus ook anders dan die door de branche weergegeven. Wij hopen daar gewoon in goede gesprekken met elkaar uit te komen, dus dat je dat op een goede manier kan doen. Dat is ook iets wat de Tweede Kamer heeft gevraagd. Ook dit zal weer een ingewikkelde puzzel gaan worden.
Voorzitter. De heer De Vries van de SGP vroeg op welke termijn we het voorstel kunnen verwachten van de compensatieregeling en het budget. Wij hopen dat voor het einde van het jaar naar buiten te kunnen brengen, zodat dit weer mee kan in het complete pakketje van de voorhang richting beide Kamers, want ook daar zal dit doorheen moeten. Met gezwinde spoed willen we die invoeringsdatum van 1 juli 2026 halen.
De heer De Vries vroeg mij ook of er een budget voorzien was voor de vuurwerkshows. Op dit moment is er geen budget vanuit de rijksoverheid voorzien voor vuurwerkshows.
Dat waren alle vragen ten aanzien van de compensatie, voorzitter.
Voorzitter. Ik heb de eer om anderhalve week staatssecretaris van IenW te mogen zijn. En ik heb nu al promotie gemaakt tot waarnemend minister van Justitie en Veiligheid, dus ik kijk uit naar de komende anderhalve week, naar hoe dat gaat. Maar ik kom nu graag bij het blokje handhaving en het handhavingsplan dat is toegezegd. We zien gewoon dat dit heel veel emoties oproept in de samenleving, vooral ook bij de politie, bij het OM, bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Die hebben aangegeven voorstander te zijn van het vuurwerkverbod en vragen dus snel duidelijkheid van het parlement, maar vervolgens ook snel duidelijkheid over de betreffende AMvB ten aanzien van het ontheffingsverbod, want op basis daarvan kunnen zij gaan kijken hoe de handhaving moet worden ingericht. Het amendement-Michon-Derkzen heeft ons gevraagd om een specifiek handhavingsplan te maken. Ook daarmee zijn we op dit moment hard bezig. De uitvoeringstoetsen van de ILT, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en ook van de politie vormen daarbij de basis voor ons. De minister van Justitie heeft op dit moment gesprekken met de VNG, de politie, het OM, de ILT, de brandweer, de Douane, de Koninklijke Marechaussee en de gemeenten om te kijken hoe ze alles in werking kunnen stellen. Dat doen ze eigenlijk langs drie verschillende lijnen. De eerste is: hoe zorgen we ervoor dat de jaarwisseling 2025-2026, die nog zal zijn onder de huidige wet- en regelgeving, goed en ordentelijk verloopt? Want inderdaad, ik denk dat dat een normale, of zo goed als normale, jaarwisseling zou moeten zijn. Laten we daar nou niet te veel reuring omheen maken. We moeten er echt de focus op hebben dat dat een reguliere jaarwisseling is, met een opmaat naar de jaarwisselingen daarop. Dat zijn dus de andere twee lijnen: de jaarwisseling vanaf '26-'27 en eventueel veel verder, en wanneer de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal zijn. En het derde spoor is de aanpak van de illegale handel en het misbruik van vuurwerk gedurende het hele jaar.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
U heeft de aanname dat het een gewone reguliere jaarwisseling is, zoals we die de afgelopen jaren ook hebben gehad. Volgens mij hebben we hier allemaal geconstateerd dat het niet heel erg regulier is hoe het tegenwoordig gaat. Dat was vijftien jaar geleden misschien anders. Maar waar baseert u dat precies op, vraag ik via de voorzitter. Ik vraag dat vooral ook, omdat ik twee citaten in mijn spreektekst had, namelijk eentje van Brandweer Nederland en eentje van de politievakbond. Daar doen we het natuurlijk allemaal voor, als ik goed luister naar iedereen. Hen proberen we te helpen. Zij willen dit heel erg graag. Vanwaar dan de aanname dat het het aankomende jaar niet een knalfeest, een laatste eindknaller wordt?
Staatssecretaris Aartsen:
Die wens spreekt het kabinet uit: dat we dat vooral niet doen en vooral een reguliere jaarwisseling hebben. Iedere keer als er zal worden gezegd "let's go out with a bang" of "nog één keer knallen" … Ik vind dat wij politici ook een verantwoordelijkheid hebben om dat sentiment zo veel als mogelijk terug te duwen. Iedere keer als iemand dat hier zegt, zal u in ieder geval vanuit het kabinet horen: nee, dat is niet zo. Het is niet de bedoeling, nadrukkelijk niet de bedoeling, dat dat de mentaliteit in Nederland wordt. Wij spreken dus nadrukkelijk de wens uit dat het "regulier" — ik zal dat tussen aanhalingstekens zetten — wordt, dat we zo veel als mogelijk binnen de bestaande regels blijven zoals we dat gewend waren te doen, en dat niet heel Nederland denkt: huppekee, we mogen nog een keer knallen. Dat zou ik echt onverantwoord vinden. De heer Klaver zei dat net volgens mij terecht. We hebben allemaal een eigen verantwoordelijkheid en dat geldt ook in dezen. Ik zou zo'n jubelstemming in Nederland echt willen voorkomen. Daarvoor staan we met elkaar aan de lat, volgens mij.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik snap dat zo'n moreel appel belangrijk is. Ik denk ook dat de politiek en het kabinet ook een norm kunnen stellen in dit land. Tegelijkertijd heeft u en hebben ook de indieners een bevoegdheid om iets te kunnen regelen, om iets niet alleen in woorden maar ook in daden te organiseren de aankomende jaarwisseling. Ik heb net een voorstel gedaan, namelijk om het op te knippen en om de ontheffingsbevoegdheid later in te voeren, zodat we toch al niet alleen in woorden maar ook in daden iets kunnen doen voor de aankomende jaarwisseling. Hoe kijkt u daarnaar?
Staatssecretaris Aartsen:
Met uw goedkeuren kom ik daar zo op terug bij het blokje inwerkingtreding en tijdsplanning. Dan kan ik dat wat verder uiteenzetten. Ik denk dat dat verstandig is. In het handhavingsplan is het in ieder geval de eerste lijn: hoe gaan we om met de jaarwisseling 2025-2026, de aanstaande jaarwisseling? Dan is het nogmaals — ik blijf het herhalen — nadrukkelijk het appel vanuit de regering om het sentiment dat misschien op gaat poppen van "let's go out with a bang", zo veel als mogelijk terug te duwen. Ik denk dat we daar met elkaar een belangrijke taak hebben.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Welke concrete plannen heeft de staatssecretaris om dat te doen?
Staatssecretaris Aartsen:
Dat komt in het handhavingsplan. Voor het einde van het jaar, ik denk zelfs al in de verzamelbrief Vuurwerk, zullen we daar al iets over kunnen zeggen. Dat zal deze zomer komen.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Kunt u misschien al een tipje van de sluier oplichten? Hoe gaat de regering een appel doen op de samenleving om met de laatste oud en nieuw waar men vuurwerk mag afsteken, daar niet veelvuldig gebruik van te maken?
Staatssecretaris Aartsen:
Vindt u het goed als ik daar in tweede termijn op terugkom? Nogmaals, ik zit nog in mijn inwerkperiode als staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat. Om er ook nog het inwerkdossier JenV bij te pakken is misschien wat overdreven voor de eerste termijn, maar in tweede termijn gaat me dat lukken. Dan kom ik daar, met uw goedkeuren, op terug.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Uiteraard.
Staatssecretaris Aartsen:
Dank daarvoor. Dan komen we daarop terug.
Nogmaals, dat zijn de drie sporen: de jaarwisseling '25/'26 zo goed en regulier mogelijk te laten verlopen en vervolgens de opmaat naar de inwerkingtreding en de aanpak van illegale handel. Dat is dan langs de lijnen preventie, opsporing en handhaving, aanpak in de grensregio's, zeg ik er ook maar even bij, en samenwerking met EU-lidstaten, want daar is wat dat betreft ook veel te halen. Op het moment dat onze voorstellen ten aanzien van het handhavingsplan gereed zijn, worden nog tijdens de zomer de uitvoeringstoetsen gestart en zullen we deze plannen waar nodig aanvullen. Wanneer zij gereed zijn, zullen zij ook in het pakketje van de zware voorhang naar de beide Kamers worden gestuurd.
De heer Talsma van de ChristenUnie-fractie vroeg mij of het klopt dat de politie verwacht dat zij straks meer tijd zullen hebben voor de opsporing van overtreders dan zij nu hebben. Het antwoord daarop is: ja, dat is inderdaad de verwachting van de politie. Zij hebben de overtuiging, waarvan ik denk dat die klopt, dat zo'n totaalverbod in de loop van de tijd gaat zorgen voor een rustiger verloop van de jaarwisseling, voor beheersbaardere situaties en minder onverwachte situaties, zodat zij ook beter kunnen anticiperen op zaken en ook de opsporing meer tijd en aandacht kunnen geven. Ook dit zal moeten blijken uit de uitvoeringstoets van de politie die deze zomer wordt uitgevraagd.
De heer Jaspers van de fractie van de BBB vroeg mij hoe de minister denkt dat de handhavers op straat in een fractie van een seconde kunnen beoordelen of iets F1- of F2-vuurwerk is. F1 en F2 zijn niet zo heel moeilijk om uit elkaar te houden. F1 zijn inderdaad knalerwten en die dingen waar je aan trekt en dan "poef" doen, op de kermis. F2 is het siervuurwerk. Ik denk dat de heer Jaspers bedoelde hoe we siervuurwerk, knalvuurwerk en illegaal vuurwerk uit elkaar kunnen houden. Die vraag lees ik zo. Ik denk dat dat nog steeds ingewikkeld zal worden. Tegelijkertijd kun je met dat totaalverbod en helemaal met die ontheffing, als je die goed organiseert, dat onderscheid natuurlijk wel een stuk eenvoudiger maken, omdat alles wat niet binnen die ontheffingslocatie valt in beginsel natuurlijk illegaal is. Dat uitgangspunt van de politie is volgens mij logisch. We moeten ook niet denken dat het van de ene op de andere dag makkelijker gaat worden voor iedereen, maar de politie verwacht wel een rustigere jaarwisseling op lange termijn en ook duidelijkheid over waar het naartoe zal gaan.
Dan vroeg de heer Jaspers mij nog hoe het zal zijn in de grensstreken en of er geen ongereguleerd gebruik van buitenlands vuurwerk zal komen. Het eerlijke antwoord is natuurlijk dat dat op dit moment ook al het geval is en dat we niet volledig kunnen voorkomen dat Nederlanders in het buitenland vuurwerk dat nu ook al illegaal is gaan kopen. Er worden op dit moment al steekproefsgewijs informatiegestuurde controles rondom de binnengrenzen gedaan gedurende en in aanloop naar de jaarwisseling. We zullen de grensregio's in het handhavingsplan meenemen. Ik denk dat dat ook een stukje erkenning is. Die grensregio's zijn echt specifieke gebieden. Ik woon zelf op fietsafstand van de Belgische grens. Daar is inderdaad een andere situatie dan in de binnenstad van Amsterdam, van Den Haag of in het gebied in Scheveningen. Daar zullen we dus heel bewust in de handhavingsplannen aandacht voor hebben.
Dan vroeg de heer Meijer aan de minister van Justitie en Veiligheid hoe die in het algemeen aankijkt tegen de bredere problematiek van geweld en het gezagsprobleem in de samenleving. Ik denk dat hier het eerlijke antwoord is dat dat inderdaad een groot, groot probleem is en dat we met een vuurwerkverbod niet alle problemen in de samenleving opgelost hebben. Wel zou het natuurlijk zo kunnen zijn dat het gezag weer aan sterkte kan winnen, omdat we nu zien dat allerlei burgemeesters proberen lokale verboden op te leggen en die massaal genegeerd worden. Dat doet natuurlijk ook iets met het gevoel van gezag en de vraag of dat nog een beetje body heeft. Dit zou er dus aan kunnen bijdragen, helemaal als er uiteindelijk een rustigere jaarwisseling zal komen met dit verbod.
De heer Meijer vroeg nog een algemene reflectie. Ik denk dat dit inderdaad in dat handhavingsplan terug zal moeten komen. Je zult op meerdere plekken tegelijk aan het werk moeten. Dat is uiteindelijk ook het achterliggende idee van dat handhavingsplan waar de Tweede Kamer om heeft gevraagd. Het gaat zich niet vanzelf in één keer goed oplossen. Daar moet echt hard aan gewerkt worden en dat gebeurt dan ook.
De heer Rietkerk vroeg mij of de regering van mening is dat de wet uitvoerbaar is zonder uitbreiding van politie, handhaving en toezicht. Het eerlijke antwoord is dat wij op dit moment geen reden zien om het niet uitvoerbaar en handhaafbaar te laten zijn. De politie en het OM zijn op dit moment al voorstander van het vuurwerkverbod en denken ook dat de ontheffingsmogelijkheid kan bijdragen aan die geleidelijkheid, aan dat draagvlak in de samenleving. Op dit moment is het beeld dus niet dat het onuitvoerbaar of niet handhaafbaar zou zijn. Dat moet ook blijken uit de uitvoeringstoetsen die deze zomer zullen worden aangevraagd op het handhavingsplan en op de AMvB's die worden ingediend.
De heer Rietkerk vroeg of toezicht en handhaving ook online zullen plaatsvinden. Jazeker. In het handhavingsplan zal niet alleen gefocust worden op fysieke handhaving, maar zullen we ook toezicht en handhaving online meenemen.
De heer Rietkerk vroeg wat de oplossing is voor de beperkte capaciteit van de grenscontroles. Op dit moment wordt de grenscontroles informatie gestuurd. In het handhavingsplan zit nadrukkelijk support ten aanzien van de grensregio's. Die hebben een goede aandacht. Maar 100% controle op alle wegen vanuit België en Duitsland is simpelweg niet mogelijk. Dat is een van de redenen waarom in het handhavingsplan van de minister van Justitie en Veiligheid het punt van de Europese aanpak, de bronaanpak, is opgenomen.
Dat is ook gelijk de andere vraag: hoe houden we illegaal vuurwerk tegen, moeten we dat niet aan de bron aanpakken? Het antwoord daarop is "ja". Nederland heeft samen met Frankrijk het initiatief genomen om een non-paper op te stellen om ervoor te zorgen dat we veel strenger kunnen handhaven en om de aanpak van professioneel zwaar vuurwerk, F4-vuurwerk, mogelijk te maken. De eerste uitkomsten daarvan verwachten wij dit najaar.
Wat betekent het voor de politie dat er verschillende regels voor vuurwerk gelden binnen verschillende gemeentes? Dat is een vraag van het CDA. Die refereert vooral aan de bestaande praktijk, waarin er verschillende vuurwerkvrije zones zijn en er gemeenten zijn die een totaal afsteekverbod hebben op gemeentelijk niveau. Dan heb je dus weer die lappendeken. Vanuit die lappendekengedachte hebben we in de AMvB als uitgangspunt voor de ontheffingsmogelijkheid opgenomen om zo veel mogelijk te streven naar nationale uniformiteit op zaken die noodzakelijk zijn, zodat je niet weer overal verschillende afstandsnormen, regels, kilo's et cetera gaat krijgen. Het moet voor de politie goed handhaafbaar zijn op nationaal niveau.
De heer Rietkerk vroeg of strenger straffen hier nog soelaas in zal bieden. De strafrechtelijke handhaving valt op dit moment onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie laat weten dat het geen directe aanleiding ziet om op dit moment de strafvorderingsrichtlijn aan te passen, omdat die in de praktijk goed wordt toegepast. Dat komt doordat het OM al hogere straffen eist, met een verhoging van 200% als uitgangspunt, op het moment dat er geweldsdelicten worden gepleegd tegen hulpverleners.
Mevrouw Van Aelst-Den Uijl vroeg of er nog extra geld beschikbaar komt voor de handhaving. Wij denken dat dit wetsvoorstel kan leiden tot een vereenvoudiging van de handhaving en tot meer rust en ruimte bij de handhaving. Uiteindelijk moet het geschieden vanuit de bestaande capaciteit. Het is aan de lokale driehoek om specifiek te kijken of extra inzet noodzakelijk is en waar die dan zou moeten komen.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):
In alle eerlijkheid verontrust deze reactie ons een klein beetje, ook gezien de brief die de politie op 18 juni heeft gestuurd over het feit dat zij nu 800 miljoen tekortkomt in haar capaciteit, door de inflatiecorrectie en dergelijke. U stelt dat het allemaal prima uit het huidige budget kan, maar dat idee hebben wij niet.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik denk dat dit een breder debat is dan over de politie- en de veiligheidsinzet. Ten aanzien van dit specifieke wetsvoorstel ziet het kabinet geen aanleiding om extra capaciteit uit te trekken, behalve natuurlijk de algemene lijn die de minister van Justitie en Veiligheid op dit dossier voert.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl vroeg mij nog hoe de veiligheid bij postbedrijven en hun medewerkers wordt gegarandeerd. De minister van Justitie en Veiligheid heeft begin dit jaar de Tweede Kamer geïnformeerd over een integrale aanpak ten aanzien van post- en koeriersbedrijven en het samen aanpakken van illegaal vuurwerk dat wordt verzonden via post. De verschillende post- en koeriersbedrijven zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid, ook richting hun medewerkers. Er wordt op dit moment veel gedaan om vuurwerk en pakketten met andere illegale inhoud te onderscheppen. Er wordt ingezet op samenwerking met politie, douane, de Inspectie voor de Leefomgeving en het Openbaar Ministerie.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl vroeg ook wat er overblijft van de handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid van de wet als er veel ontheffingen bestaan. Dat is precies de balans die we zo meteen proberen te vinden, tussen enerzijds de beleidsvrijheid van burgemeesters — want dit kan namelijk gaan over een beperking van het aantal beperkingen of juist het verlenen van heel veel ontheffingen — en anderzijds wat je op nationaal niveau moet organiseren in die AMvB. Zo willen we voorkomen dat het amendement zelf, met de ontheffingsmogelijkheid, destructief uitwerkt op het wetsvoorstel. Dat is ook de nadrukkelijke wens van de indieners van het wetsvoorstel. De regering zal zich daar ook toe moeten verhouden.
Tot slot op dit punt nog de vraag hoe we ervoor gaan zorgen dat we niet nog meer illegaal vuurwerk krijgen. Dit loopt langs meerdere sporen, te beginnen bij het internationale spoor en de grensregioaanpak. Uiteindelijk hebben we als samenleving ook zelf een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat dit wetsvoorstel niet juist leidt tot meer illegaal vuurwerk. Aan de ene kant ligt die verantwoordelijkheid bij ons, met het handhavingsplan, samenwerking en internationale afstemming, maar het is natuurlijk ook een verantwoordelijkheid van de samenleving.
Voorzitter. Dan het punt van de inwerkingtredingsdatum en de planning. Ik heb zojuist geschetst wat de hobbels en ingewikkeldheden zijn bij de drie voorwaarden die de Tweede Kamer heeft gesteld aan de regering, ten aanzien van de uitvoering van dit wetsvoorstel voordat deze in werking zou mogen treden. Ik heb ook aangegeven dat de regering zelf twee voorwaarden heeft geformuleerd ten aanzien van haar standpunt en dat het eerste onderdeel, de financiële dekking, nog niet is ingevuld. Desalniettemin zullen wij voortvarend aan de slag gaan met de uitvoering van dit wetsvoorstel. Wij streven ernaar, en zullen daarvoor alles op alles zetten, om de invoeringsdatum op 1 juli 2026 te laten uitkomen, zodat het wetsvoorstel in werking kan treden met de jaarwisseling 2026-2027. Daarvoor zetten we alles op alles, maar ik zeg er wel realistisch bij dat het krap is.
Ik denk dat er drie scenario's zijn te schetsen. Mevrouw Thijssen en de heer Van Meenen vroegen daar al naar. Het eerste scenario is een inwerkingtreding per direct, dus bij de jaarwisseling van 2025-2026. Dat is om een aantal redenen simpelweg niet mogelijk. Ten eerste vanwege een politieke reden: er ligt een uitspraak van de Tweede Kamer waartoe wij ons als regering dienen te verhouden. In die uitspraak staat dat het wetsvoorstel niet voor 2026 in werking mag treden. Daarnaast is er ook een amendement aangenomen dat ons vraagt om eerst de uitwerking van het amendement-Bikker vorm te geven, met de ontheffingen. Daarin wordt gevraagd om eerst de nadere compensatie vorm te geven en om het handhavingsplan op te stellen. Als beide zijn vormgegeven, moeten ze met zware voorhang worden teruggelegd bij beide Kamers. Dat kost tijd. We dienen zorgvuldige wetgeving te maken en in gesprek te gaan met alle partijen. Daar hebben we simpelweg een dik jaar voor nodig voordat we het wetsvoorstel in werking kunnen laten treden. Daarnaast is het zo dat door de branche op dit moment al is ingekocht voor het komende jaar. Dus als je nu zou besluiten om het wetsvoorstel al in 2025 te laten ingaan, dan is de benodigde compensatie aanzienlijk hoger dan wanneer je 2026-2027 kiest. Alles bij elkaar opgeteld lukt het dus niet om het wetsvoorstel nu al in werking te laten treden.
Voorzitter, als u het goedvindt, maak ik het punt nog even af. Een van de andere opties is — en dat is de voorkeursoptie van de regering en de wens van de Tweede Kamer — om dit wetsvoorstel op 1 juli 2026 in te laten gaan, voor de jaarwisseling van 2026-2027. Daarvoor zetten we alles op alles. Ook daar kan ik helaas geen garantie op geven, want de planning is zeer krap. Ik heb die planning ook met uw Kamer gedeeld. Er zijn ook echt nog een aantal hobbels te nemen, waaronder de financiële dekking van de compensatieregeling. We hebben dat aan de voorkant ook aangegeven. Maar dit is wel ons streven.
Een andere optie is dat het verbod pas bij de jaarwisseling '27/'28 zal ingaan. Die optie is wat ons betreft zeer, zeer, zeer onwenselijk. Ik kan het niet vaak genoeg benadrukken. Ik denk dat die niet uit te leggen is aan de politie-, brandweer- en ambulancemedewerkers en heel veel andere mensen. Nogmaals, die optie vind ik zeer onwenselijk. Tegelijkertijd kan ik geen garantie geven dat het gaat lukken om al die complexiteit vorm te geven. Laat ik maar nog maar eens helder zijn: ons streven als kabinet is om het wetsvoorstel te laten ingaan in 2026/2027. Daarbij gaan we ons uiterste best doen om alle voorwaarden die zijn gesteld door de Tweede Kamer, in zware voorhang hier, zo spoedig mogelijk terug te leggen.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Er is een optelsom aan redenen om toch voor volgend jaar te kiezen, terwijl de uitvoerende diensten er naar mijn idee naar snakken om het nu al te doen. Een van de redenen is politiek draagvlak. Er is echter ook een motie in de Tweede Kamer aangenomen, die juist opdraagt om zo spoedig mogelijk met de AMvB naar de Kamers te komen. Ik vraag toch nog een keer opnieuw: is het mogelijk dat er zo snel mogelijk een AMvB komt, zoals wordt gevraagd in de motie die in de Tweede Kamer is aangenomen. Dat is dan dus zonder die compensatieregeling erin en zonder de ontheffingsmogelijkheid. Ik hoor bij de redenen die worden aangedragen namelijk ook dat dit de twee bottlenecks zijn voor een snelle invoering. Is dat toch mogelijk? Want er is ook een politieke meerderheid die hierom vraagt.
Staatssecretaris Aartsen:
In onze ogen zijn die twee moties niet strijdig met elkaar, maar liggen ze in elkaars verlengde. De Tweede Kamer heeft gezegd dat ze niet wil dat het wetsvoorstel ingaat voor 2026. We willen tevens dat het wetsvoorstel daarna zo snel als mogelijk zal ingaan. Die twee verzoeken liggen in elkaars verlengde. Er is ook een meerderheid die een amendement heeft aangenomen waarin staat dat deze zaken niet alleen geregeld moeten zijn, voordat het koninklijk besluit wordt genomen om het wetsvoorstel te laten ingaan, maar dat het voorstel ook in zware voorhang terugkomt, zodat beide Kamers er nog positief over moeten stemmen. Niet in lichte voorhang dus, maar in zware voorhang. Dat is niet alleen iets waartoe wij ons moeten verhouden, maar het is gewoon onderdeel van de wet. Die optelsom, in combinatie met het feit dat er geen dekking is geregeld in het wetsvoorstel en in combinatie met het feit dat er op dit moment al vuurwerk is ingekocht, maakt het dat wij het niet mogelijk achten om het wetsvoorstel bij de komende jaarwisseling te laten ingaan.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik heb de heer Klaver horen zeggen dat het technisch wel mogelijk zou zijn om zo'n knip te maken. Is het mogelijk dat er een brief komt vanuit het ministerie, waarin wat meer uitleg wordt gegeven over hoe zo'n modulair systeem wel mogelijk zou zijn? Ik begrijp namelijk dat het technisch wel kan, dus ik zou het interessant vinden om het wel mee te nemen in zo'n handhavingsplan, zodat we bij de uitvoeringstoets horen hoe men daarop reflecteert.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik ben altijd bereid om dingen toe te zeggen, maar ik zou deze willen afhouden. Ik denk dat we dan echt valse verwachtingen gaan wekken. Ik heb mij als bewindspersoon voorgenomen om zo veel als mogelijk toe te zeggen en mee te bewegen, maar ik probeer altijd wel realistisch te zijn. De zaken die ik net noemde, nopen ertoe dat het simpelweg niet mogelijk is voor ons om het wetsvoorstel zo snel te laten ingaan. Het kan zijn dat de meerderheid van de Eerste Kamer dat wel zou willen. Nogmaals, dan hebben we te maken met het amendement en een uitspraak van de Tweede Kamer. Dat brengt de regering in een heel ingewikkelde positie. Vandaar dat wij op dit moment kiezen voor de meest realistische lijn. Dat is namelijk: zorgvuldige wetgeving, alles op alles zetten en een zeer krappe tijdsplanning. We gaan er echter vol voor om het wetsvoorstel te laten ingaan in 2026/2027.
De voorzitter:
Mevrouw Visseren-Hamakers namens de Partij voor de Dieren en 50PLUS.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik wil inzoomen op het laatste argument van de staatssecretaris voor de voorgestelde planning van '26/'27. Dat is dat de compensatie duurder zou uitpakken als het verbod dit jaar al zou ingaan. Kijk eens naar de optelsom van de kosten die worden gemaakt bij een "reguliere" jaarwisseling: de maatschappelijke kosten die worden gemaakt door ziekenhuizen, door de politie, door alle hulpverleners. Dan heb ik het nog niet eens over persoonlijk leed. Als je de maatschappelijke kosten optelt die worden gemaakt tijdens een "reguliere" jaarwisseling, dan kom je al snel uit op die 100 miljoen die het verschil is tussen de compensatieregeling in 2025 of 2026. Uiteindelijk is het eigenlijk goedkoper. Ik wil helemaal geen financiële argumenten gebruiken, maar de staatssecretaris gebruikte dit argument. Ik wil daarop terugkomen. Uiteindelijk is het dus voor de samenleving goedkoper om het vuurwerkverbod dit jaar te laten ingaan. Kan de staatssecretaris daarop reageren?
Staatssecretaris Aartsen:
Laat ik vooropstellen dat ik het ook heel vervelend zou vinden als financiële argumenten meewegen in wanneer het wetsvoorstel dient in te gaan. Maar ook ik moet me daartoe verhouden. Dat is denk ik terecht. Het geld zal ergens vandaan moeten komen. We kunnen geen verstoppertje met elkaar spelen en net doen of dat niet nodig is.
Een van de voorwaarden is een nette en eerlijke compensatiemogelijkheid. Ik vind het al vrij ingewikkeld dat een Tweede Kamermeerderheid tegen mij als staatssecretaris zegt: u moet een nette en eerlijke compensatieregeling instellen. Mijn voorganger heeft tot twee, drie, vier of vijf keer toe gezegd: dan dient u daar financiële dekking voor te vinden. We hebben daar een indicatie voor gegeven. De Tweede Kamer heeft besloten om daar geen financiële dekking bij te vinden, maar een dekking aan te wijzen die niet mogelijk is, namelijk een dekking via de begroting van IenW. Dat maakt het voor ons heel ingewikkeld. Nogmaals, dat is voor ons geen belemmering en ook niet het doorslaggevende argument, maar het is wel een argument en iets wat uiteindelijk ergens opgelost dient te worden. Het is een van de argumenten.
Een ander argument is de politieke uitspraak in de Tweede Kamer en de uitvoerbaarheid van de ontheffingsmogelijkheid. Ook burgemeesters en politie zeggen: wacht even, want we hebben tijd nodig om alles in te regelen en om goed te kijken hoe we dit doen. Het handhavingsplan is daar een onderdeel van. Het eerlijke antwoord is hier ook dat niet alle dingen tegelijkertijd zullen kunnen en dat we ergens een balanceeract met elkaar moeten uitvoeren. Dat is het pallet dat op mijn bord is gelegd. We gaan oprecht proberen ons best daarvoor te doen, maar wel op een realistische manier. U zou mij terecht kunnen vragen terug te komen naar deze Kamer als … O nee, volgens mij kan dat hier in de Eerste Kamer niet.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dat kan wel!
Staatssecretaris Aartsen:
O, kan het wel? Nu moet ik echt gaan oppassen. U zou mij terecht hier terugvragen op het moment dat ik hier zoete broodjes bak en het achteraf allemaal anders blijkt te zijn. Ik vind dat het mijn verantwoordelijkheid is, al is dat geen populaire boodschap, om hier realisme neer te zetten.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik ken nog wel een paar potjes op de rijksbegroting waar we dit uit zouden kunnen financieren, zoals reserveringen voor kernenergie of fossiele subsidies. Volgens mij zijn er zat potjes om hiervoor dekking te vinden.
Een andere vraag aan de staatssecretaris. Ik kan me niet voorstellen dat de collega's in de Tweede Kamer hebben bedoeld om het risico te nemen dat de aankomende jaarwisseling onveilig plaatsvindt. Ik zou me dus kunnen voorstellen dat de Tweede Kamer de staatssecretaris en de regering de ruimte biedt om een eigen verantwoordelijkheid te nemen om in de planning van de invoering van deze wet een eigen keuze te maken. Dat kan bijvoorbeeld door het voorstel van GroenLinks-PvdA uit te werken en te kijken of er een knip kan worden gemaakt tussen de invoering van de wet en de uitzonderingen voor gemeentes. Dat is een eigen verantwoordelijkheid van het kabinet, dat eigen politieke afwegingen kan maken. Is de staatssecretaris bereid om die afweging te heroverwegen en te kijken of het toch mogelijk is om de wet voor deze oud en nieuw te laten ingaan en de uitzonderingen voor een latere oud en nieuw vorm te geven?
Staatssecretaris Aartsen:
Nee, daar ben ik niet toe bereid. Ik denk oprecht dat ik dan de Tweede Kamer zou schofferen. Ja, technisch gezien is artikelsgewijze inwerkingtreding mogelijk. De kern van deze wet is het verbieden van consumentenvuurwerk. De senator zegt dat ze het zich niet kan voorstellen, maar toch heeft de Tweede Kamer dit gezegd: voordat u het koninklijk besluit slaat waarmee dit wetsvoorstel in werking treedt, dient u een drietal zaken te hebben geregeld. Dat zijn een eerlijke compensatiemogelijkheid, een handhavingsplan om de jaarwisseling goed en veilig te laten verlopen — waarin overigens ook de komende jaarwisseling is opgenomen — en een ontheffingsmogelijkheid, het amendement-Bikker. Die drie zaken moeten niet alleen geregeld worden, maar moeten ook nog een keer worden teruggelegd in beide Kamers. Beide Kamers moeten daar hun akkoord op geven. Dat is een vrij stevig signaal van de Tweede Kamer, waar ik als regering aan gebonden ben.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Visseren.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Hoe kijkt de staatssecretaris hier zelf naar? Hoe kijkt hij zelf naar de aankomende jaarwisseling, gelet op de planning voor deze wet?
Staatssecretaris Aartsen:
Nogmaals, het kabinet maakt zich daar inderdaad zorgen over. Daarom heeft de minister van Justitie ook gezegd dat hij op meerdere sporen tegelijk zal zorgen voor een goed handhavingsplan, zodat we ervoor zorgen dat de komende jaarwisseling goed verloopt. Intussen gaan we alles op alles zetten, in een zeer, zeer krappe tijdsplanning, om ervoor te zorgen dat een ingewikkeld wetsvoorstel in werking kan treden op 1 juli 2026. Daar is op dit moment alles voor in werking gezet. Dat moet lukken conform de planning, maar dan moet er niks tegenzitten. We gaan er echter onze uiterste best voor doen. Dat is, denk ik, wat haalbaar is. En het doet recht aan de zeer strikte voorwaarden die aan het kabinet zijn gesteld door de Tweede Kamer voordat wij het koninklijk besluit mogen slaan.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Dank, voorzitter. Mevrouw Thijssen en de heer Talsma vroegen mij met welke partijen wij in gesprek zijn over de AMvB. Dat zijn de VNG, de Inspectie Leefomgeving en Transport, de politie, het Openbaar Ministerie, de provincies, de gemeenten, de brandweer, het Genootschap van Burgemeesters, de vuurwerkbranche zelf en natuurlijk de buurtverenigingen. Dat gebeurt in brainstormsessies met individuele gesprekken, waarbij het net compleet wordt opgehaald. Wij streven ernaar om de concept-AMvB deze zomer aan te bieden voor de uitvoeringstoetsen, zodat we snel kunnen starten met de openbare internetconsultatie.
Mevrouw Thijssen vroeg wanneer we het handhavingsplan en de compensatieregeling kunnen verwachten. Wij hopen beide voor het einde van het jaar naar u toe te kunnen sturen, zodat ook daar duidelijkheid over is en ook die in het mandje van de zware voorhang terecht kunnen komen.
De heer Jaspers vroeg mij of er deze zomer nog uitvoeringstoetsen komen. Ja, die komen er. Die worden gedaan door de Inspectie Leefomgeving en Transport, de politie en de VNG.
Voorzitter. Dat was het blokje planning en tijdpad. Dan kom ik nu bij het blokje overig. Dat is altijd het leukste blokje, want dat betekent dat het einde van deze termijn van de zijde het kabinet in zicht is.
Mevrouw Visseren vroeg mij welke conclusie het kabinet trekt over de weinig succesvolle vuurwerkcampagnes van de afgelopen jaren en of wij jongeren weer gaan voorlichten over het dragen van een vuurwerkbril. De campagnes die wij voeren worden jaarlijks geëvalueerd. Hieruit komt naar voren dat de doelgroep die het betreft bereikt wordt. In het afgelopen jaar was er een lichte daling te zien van de letselschade, maar ook is gebleken dat nog onvoldoende mensen een vuurwerkbril dragen. Daarom zullen wij de campagne voor het dragen van een vuurwerkbril de komende tijd doorzetten.
Mevrouw Visseren vroeg mij ook welke maatregelen het kabinet neemt tegen vuurwerk dat niet voldoet aan de veiligheidseisen. Wij zien op dit moment toe op strenge kwaliteitseisen. De ILT voert testen uit om te kijken of het vuurwerk deugdelijk is. Wanneer het vuurwerk niet door de controle komt en wordt afgekeurd — de aantallen die we laatst hebben gezien vinden wij zorgelijk — moet dit op kosten van de vuurwerkbranche uit de markt worden gehaald en worden vernietigd. Daarnaast zet ik mij op internationaal niveau in om de conformiteitsprocedures beter te regelen, maar dat zal een langetermijntraject vergen.
De heer De Vries vroeg nog of een hogere leeftijdsgrens is gesteld. Volgens mij was dat een vraag aan de initiatiefnemers, maar hij heeft hem formeel ook aan mij gesteld, dus ik moet de vraag dan formeel verwijzen naar de initiatiefnemers. Hetzelfde geldt voor de vraag over het subsidiariteitsbeginsel. Daarmee heb ik deze vragen afgedaan.
De SP vroeg wat dit toevoegt aan het bestaande verbod. Is de samenleving hier wel klaar voor? Volgens mij hebben de initiatiefnemers hier ook al heel veel over gezegd. Uiteindelijk zal dit iets van gewenning in de samenleving zijn, waarbij we er wel voor moeten zorgen dat we dit goed organiseren en dat de uitvoering goed loopt. We kunnen dit maar één keer goed doen, dus daar moeten we echt ons best voor gaan doen.
De heer Talsma vroeg of de definitie van "gespecialiseerde kennis" op dit moment is opgenomen in het Vuurwerkbesluit. Deze definitie zal verdwijnen en worden vervangen door een EU-richtlijn. Hij vroeg ook of dat nog consequenties heeft. Ik kan u zeggen dat dat in beginsel geen verandering teweeg zal brengen. De heer Klaver heeft dat ook gezegd. Op dit moment worden personen met gespecialiseerde kennis al in het Vuurwerkbesluit aangewezen.
De voorzitter:
De heer Talsma namens de ChristenUnie.
De heer Talsma i (ChristenUnie):
Het is helemaal waar wat de staatssecretaris zegt, maar de vraag is of de personen die in het Vuurwerkbesluit zijn aangewezen, straks ook als personen met bijzondere, gespecialiseerde kennis zijn aangewezen. Kan de staatssecretaris bevestigen wat de verdediger, de heer Klaver, heeft gezegd, namelijk dat dat het geval zal zijn en dat in de nieuwe AMvB dezelfde categorieën als die in het Vuurwerkbesluit staan aangewezen, ook weer als personen met gespecialiseerde kennis zullen worden aangewezen?
Staatssecretaris Aartsen:
Deels. Dat het hetzelfde blijft, kan ik bevestigen. De AMvB op de ontheffingsmogelijkheid ziet nadrukkelijk — dat staat ook in het amendement-Bikker — op mensen die juist geen deskundige kennis hebben. Het gaat dan om F2-vuurwerk. Daar zal de AMvB over gaan. Maar wat betreft uw vraag over gespecialiseerde kennis, F4: daar gaan we niets aan veranderen. Ik volg dezelfde lijn als de heer Klaver.
De heer Talsma (ChristenUnie):
Ik houd me dan maar vast aan dat laatste, namelijk dat daar niks aan verandert. Maar het is niet zo dat de AMvB een ander punt is. Er staat namelijk in het wetsvoorstel dat personen met gespecialiseerde kennis zullen worden aangewezen bij AMvB. Of dat AMvB 1, 2 of 22 wordt, maakt mij niet zoveel uit, maar er komt op basis van dit wetsvoorstel een AMvB waarbij personen met gespecialiseerde kennis worden aangewezen. Ik begrijp de staatssecretaris dus goed dat iedereen die nu is aangewezen in het Vuurwerkbesluit, straks ook onderdeel zal uitmaken van die AMvB?
Staatssecretaris Aartsen:
Ja, daar kunt u van uitgaan. Ik maakte net alleen nog even het onderscheid met de ontheffingsmogelijkheid en F2, omdat dat echt iets anders is. Maar het loopt een beetje door elkaar heen. Vandaar dat ik voor mijzelf ook geprobeerd heb om dat onderscheid heel strak te houden.
De heer Jaspers vroeg of ik kan toezeggen dat carbidschieten buiten schot zal blijven bij dit vuurwerkverbod. Carbidschieten valt op dit moment niet onder de vuurwerkregeling en zal dan ook geen onderdeel uitmaken van dit vuurwerkverbod. Ik kan u tevens melden dat de regering ook niet werkt aan een carbidverbod. Als u een beetje googelt op deze staatssecretaris, dan zult u kunnen concluderen dat dat in de voorziene periode ook niet zal gaan gebeuren.
Dan over de communicatie en de vraag of het kabinet werkt aan eventuele alternatieven voor de invulling van de jaarwisseling. Ik denk dat dit bij uitstek iets is wat de samenleving zelf zal moeten organiseren. Het wordt heel ingewikkeld als wij vanuit de regering gaan voorschrijven wat mensen op oudejaarsavond met elkaar moeten gaan doen. Dat kunnen mensen prima zelf.
Mevrouw Van Aelst vroeg of er nog andere leuke dingen gedaan zouden kunnen worden in die periode. Ook met dit wetsvoorstel blijven professionele vuurwerkshows mogelijk. Door de ontheffingsmogelijkheid zet het wetsvoorstel ook in op lokale buurtverenigingen en de kracht die daarvan uitgaat.
Is het kabinet bereid om voor een nieuwe traditie wel geld ter beschikking te stellen? Ook daarvoor verwijs ik naar mijn eerdere antwoorden. Het is niet aan het kabinet om nieuwe tradities uit te vinden. Wij zullen daar ook geen geld voor uittrekken.
Dan de laatste vraag. Dat is de vraag van de heer Van Meenen, namelijk of knalerwten nog zouden mogen. De heer Klaver heeft daar een keurig antwoord op gegeven, ware het dat wij niet zeker weten of uw dochter — excuus, kleindochter — wel 12 jaar of ouder is. Ik wijs erop dat het afsteken van F1-vuurwerk is toegestaan vanaf een leeftijd van 12 jaar. U moet dus, voordat we definitief namens de regering kunnen bevestigen of uw kleindochter nog knalerwten mag afschieten, nog wel even duidelijk maken of zij boven de 12 jaar is.
De voorzitter:
De heer Talsma namens de ChristenUnie.
De heer Talsma (ChristenUnie):
Ik hoorde de staatssecretaris de laatste vraag beantwoorden, maar ik hoop dat hij in zijn mapje toch ook nog de vraag over de evaluatie heeft. Ik heb namelijk aan de staatssecretaris gevraagd: kunt u toezeggen dat deze wet geëvalueerd gaat worden? Dat is voor mijn fractie van groot belang, al was het maar omdat dat mij in tweede termijn misschien een motie bespaart.
Staatssecretaris Aartsen:
Het is inderdaad gebruikelijk om dat in een wetsvoorstel te regelen. Ik weet zelf ook — we zijn hier toch onder elkaar — dat het gebruikelijk is om dat vooral niet in het wetsvoorstel te regelen, zodat je in de onderhandelingen met de Tweede Kamer nog iets kunt weggeven als initiatiefnemers. Nou ja, de heer Klaver en mevrouw Ouwehand hebben volgens mij goed onderhandeld, want dit punt hebben ze niet weg hoeven geven in de Tweede Kamer. Maar bij dit type wetgeving, dat zo complex is, kan ik me heel goed voorstellen dat het zeer verstandig is om een evaluatie op te nemen. Ik kan u bij dezen toezeggen dat we dat doen. Wij zullen terugkomen op de vraag welk tijdpad daarvoor verstandig is; dat kan ik nu even niet bepalen. Daarop komen we in de verzamelbrief Vuurwerk nog even terug.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik wil nog één poging wagen wat betreft de ontheffing. Die zit ons eigenlijk in de weg voor een inwerkingtreding per aankomende oud en nieuw. Kan de staatssecretaris een AMvB verzinnen, ontwikkelen of voorstellen die nu, op de korte termijn, die ontheffing op een andere manier regelt dan op de langere termijn, zodat we voor de aankomende jaarwisseling de wet in werking kunnen laten treden? Kunnen we die AMvB op hoofdlijnen vormgeven, bijvoorbeeld op de korte termijn, zodat we voortgang kunnen boeken voor het einde van het jaar?
Staatssecretaris Aartsen:
Hoe graag ik het ook zou willen, ik moet helaas aangeven dat dat niet mogelijk is. Het is namelijk een zeer complex amendement dat echt heel veel voeten in de aarde heeft. Ik heb dat net in dat blokje proberen te schetsen. Je gaat een ontheffing geven aan mensen die vuurwerk mogen gaan afsteken in een periode waarin dat verboden is. Je moet dus zaken regelen wat betreft hoeveel vuurwerk er gekocht mag worden en door wie. Er moet worden geregeld dat dat niet wordt verhandeld in de tussenliggende periode waarin mensen in het bezit van dat vuurwerk zijn. Er zal natuurlijk een enorme druk ontstaan om bij die buurtverenigingen nog stiekem wat potten te kopen. We moeten de opslag goed organiseren. We moeten de afsteekprocedures goed organiseren. Dit vraagt om echt heel veel uitwerking. Dat gaat lukken, want we werken daarvoor met heel veel mensen samen. Burgemeesters hebben hun steun toegezegd. Gemeentes hebben hun steun toegezegd. Handhavende instanties hebben hun steun toegezegd. Maar we kunnen nu niet zeggen: laten we dat even op hoofdlijnen doen. Dat is de inhoudelijke route.
Wat betreft de puur procedurele route heeft de Tweede Kamer gezegd, ook per amendement: u mag dit wetsvoorstel niet eerder in werking laten treden dan wanneer u de complete AMvB heeft georganiseerd en zwaar heeft voorgehangen in beide Kamers. Ik kan er oprecht ook niet meer van maken dan dat.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Volgens mij zit er meer ruimte in de uitspraak van de Tweede Kamer dan de staatssecretaris nu schetst. Volgens mij zou er een mogelijkheid moeten zijn om op hoofdlijnen, op een andere manier of op een beperkte manier die uitzonderingen te regelen, om maar te regelen dat we deze jaarwisseling veilig kunnen doorbrengen. De brandweer en de politie, alle zorgverleners vragen dat van ons. Kan er op een creatieve manier uiting worden gegeven aan de uitspraken van de Tweede Kamer, zodat we én kunnen voldoen aan de vragen van de Tweede Kamer én kunnen voldoen aan de wensen vanuit de zorgverleners?
Staatssecretaris Aartsen:
Er wordt nu een beeld geschetst alsof de regering het niet zou willen. Er worden allerlei interpretaties gedaan van hetgeen de Tweede Kamer wil. Uiteindelijk is "de Tweede Kamer" een meerderheid van de Tweede Kamer. De meerderheid van de Tweede Kamer heeft een tweetal zaken heel duidelijk op papier uitgesproken. Ten eerste was dat: voordat u als kabinet het koninklijk besluit mag slaan, moet u deze drie zaken uitwerken en zwaar voorhangen in beide Kamers. Ze hebben ook de uitspraak gedaan dat ze niet willen dat dit wetsvoorstel voor 2026 zal ingaan. Dat zijn vrij duidelijke uitspraken van de Tweede Kamer. Daar kan ik heel moeilijk interpretaties aan gaan geven. 2026 is een jaartal. Ik kan moeilijk zeggen dat het jaar 2026 zal ingaan op 1 oktober 2025.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dat is op 1 januari 2026.
Staatssecretaris Aartsen:
Ja. Uiteindelijk betreft het ook een verkoop- en een bezitsverbod. Dat is best ingewikkeld om op 1 januari 2026 om 0.00 uur te laten ingaan.
De voorzitter:
Dank u wel, staatssecretaris. Dan zijn wij thans toe aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Thijssen namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Thijssen i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik had mij ingetekend voor vier minuten. Dat is wat lang. Ik had dat gedaan vanwege de motie die ik had voorbereid, met best wel een lap tekst, maar ik ga 'm niet indienen. Ik heb mijn zegeningen geteld; ik heb gepeild hoe de vlag erbij hangt. Ik heb gezien dat er geen welwillende oren waren bij het demissionaire kabinet voor zo'n gefaseerde aanpak. Ik zag ook nee-geknik van de VVD-fractie aan de overkant. Helaas.
Ik begon mijn inbreng met het feit dat actief burgerschap loont en dat het bundelen van maatschappelijke krachten er echt toe kan doen om verandering in de samenleving in gang te zetten. Deze wet is daar een heel mooi voorbeeld van. Misschien komt er dit jaar toch nog een laatste eindfeest, waar ik wel mijn hart voor vasthoud. Dat mag de pret niet drukken, want dit gaat er toch komen. Dat heb ik wel gezien in deze Kamer: er is waarschijnlijk een grote meerderheid voor deze wet. We hebben wat gedebatteerd over de inwerkingtreding, mede op mijn eigen initiatief. Maar we hebben ook erg lang stilgestaan bij de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Dat is natuurlijk ook precies waar wij in deze Kamer goed op moeten letten. Dat vind ik allemaal dikke winst.
Zoals ik al zei, helaas is er geen meerderheid voor een gefaseerde invoering. Daarmee is de zorg bij mij ook nog niet helemaal weggenomen, want mijn fractie is echt wel bang voor wat er nu dit jaar gaat gebeuren. En heel eerlijk: er is een zorg bijgekomen in het laatste staartje van dit debat. Dat is het feit dat de inwerkingtreding misschien nog wel veel later zou kunnen plaatsvinden, omdat de ontheffingsbevoegdheid toch een beetje het visgraatje in de keel is dat daarvoor zou kunnen zorgen. Daarom wil ik een laatste oproep doen. Ik snap dat het voor aankomend jaar niet lukt. Maar als het voor volgende jaar dreigt niet te lukken, doe ik de oproep om toch nog te kijken naar een gefaseerde invoering en dat mee te nemen in een uitvoeringstoets, in een handhavingsplan en in de gesprekken erover. Zodat we in ieder geval voorkomen dat het '27/'28 gaat worden. Dan kijk ik ook naar de tegenstanders van deze wet, aan beide kanten. Zowel bij de Fractie-Kemperman als bij de PVV ging het over een betrouwbare overheid. Ik denk dat een betrouwbare overheid er ook voor moet zorgen dat een idee waar een meerderheid voor is, niet op de lange baan wordt geschoven waardoor de uitvoerende diensten met de handen in het haar zitten. Ik kijk dus ook naar die flanken of er genoeg draagvlak is om het niet langdurig op de lange baan te schuiven.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Thijssen. Dan is het woord aan de heer Kemperman namens de Fractie-Kemperman.
De heer Kemperman i (Fractie-Kemperman):
Dank u wel, voorzitter. In mijn tweede termijn een korte analogie, een summiere reflectie en vragen naar aanleiding van de eerste termijn van de regering. Eerst wil ik iets rechtzetten. Er werd over de coronaperiode gesproken alsof dat een prettige periode was als het ging om vuurwerkoverlast. Ik heb even naar de vuurwerkbarometer gekeken van het Openbaar Ministerie. Daar zie je dat de hoeveelheid illegaal verboden vuurwerk dat in beslag is genomen door de opsporingsdiensten in de coronaperiode vervijfvoudigd is, van 122.000 kilo naar 685.000; vijf keer zo veel. De werkelijke hoeveelheid die in omloop was, is natuurlijk veel groter. Het leverde in het laatste coronajaar ook gewoon 800 vuurwerkslachtoffers op. Dat was dus in een jaar met een vuurwerkverbod. Dat wilde ik nog even zeggen.
De voorzitter:
Uw zin is af? Dan is het woord aan de heer Van Meenen namens D66.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Ja.
De heer Van Meenen i (D66):
Ik ben er niet helemaal zeker van, maar het lijkt mij dat die stijging heel goed te verklaren is door het feit dat ineens ál het vuurwerk illegaal was geworden. Zou dat kunnen, vraag ik aan de heer Kemperman.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Dat is een hele scherpe opmerking, zeg ik tegen de heer Van Meenen, via de voorzitter. En dat klopt dus niet. Het Openbaar Ministerie zegt: het is exclusief het reguliere consumentenvuurwerk dat ook nog in beslag is genomen. Dit gaat echt over zwaar illegaal vuurwerk, verboden vuurwerk: de cobra's, de vlinders en ga zo maar door.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Ik vervolg mijn betoog. In de eerste termijn hebben de fracties hun mening gegeven over het wetsvoorstel, en er zijn voor- en tegenstanders. Maar er is ook een zekere eensgezindheid in de Kamer als het gaat om de grote twijfel over de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Op de website lerenvoorveiligheid.nl is een uitgebreide analyse te vinden van ongevallen met bijvoorbeeld ladders en keukentrapjes. Als je het leest en er diep over nadenkt, kom je tot de conclusie dat een keukentrap een levensgevaarlijk ding is.
Ik heb, te uwer informatie, ook even opgezocht hoeveel ongelukken er zijn met elektrische fietsen. Schrik niet: 75.000 per jaar. Het aantal e-bikeslachtoffers steeg de laatste jaren met 92% en het waren grotendeels 55-plussers. Er is maar één politieke conclusie mogelijk: er moet een verkoopverbod komen voor e-bikes voor mensen boven de 55 jaar. Deze analogie en deze idiote vergelijking zijn natuurlijk ironisch bedoeld, maar het laat zich raden: je kunt niet alles verbieden. Een kachel is heet, een trap is steil en een fiets gaat hard, maar een kachel verwarmt ook, een trap is functioneel, net als een fiets. Een oudejaarsviering is leuk voor miljoenen mensen.
Voorzitter. Wij denken met deze wet onze jaarwisseling veiliger te maken en die aanname wordt gestut door cijfers en voorbeelden van misstanden met vuurwerk die niemand wil. Ik ook niet. Maar ik hoor hier eigenlijk ook al twee jaar dat we hier wetten toetsen op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, willen en kunnen dus, en deze wet is niet uitvoerbaar en niet handhaafbaar. Dat horen we toch ook in de antwoorden van de staatssecretaris terug. Hij gaat heel erg z'n best doen maar waarschuwt ook voor heel veel beren op de weg en een dekking die nog ontbreekt et cetera. In wat voor samenleving willen wij leven? Ik hoor het gelukkig ook de staatssecretaris bevestigen: wordt ons nu weer een traditie afgepakt?
Ik heb nog twee vragen. Mevrouw Ouwehand gaf aan dat alles al geprobeerd is. Dat lijkt mij niet, want volgens mij is er nog nooit gekeken naar een accijnsheffing of -verhoging op vuurwerk. Dat had voor dingen die wij willen verbieden toch ook een instrument geweest kunnen zijn, evenals het stellen van een maximum aan het aantal kilogram vuurwerk dat je legaal in bezit mag hebben. Je mag nu 25 kilogram vuurwerk in bezit hebben, legaal. Daar hadden we ook naar kunnen kijken, maar dat staat er dus niet in, dus uw bewering is niet helemaal juist.
Tweede vraag. Hebben de initiatiefnemers een uitgewerkt beeld van de administratieve en bureaucratische lastenverzwaring die de alternatieven gaan veroorzaken? Als derde punt zegt de staatssecretaris dat er nog veel moet worden uitgezocht en uitgedacht: de opslag, de kennis, het transport, de hoeveelheid, de AMvB, zware voorhang, de dekking wordt heel lastig. Het rammelt nog aan alle kanten. Mijn vraag is of dit wetsvoorstel nu wel af genoeg is om er een besluit over te kunnen nemen.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Talsma namens de ChristenUnie.
De heer Talsma i (ChristenUnie):
Dank u zeer, meneer de voorzitter. Dank ook aan de verdedigers en aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Die was wat mij betreft gepassioneerd en inhoudelijk. Kijkend naar de vuurwerkregelgeving zou ik zeggen: het was een beantwoording van categorie F3, namelijk bestemd voor gebruik buitenshuis, in een grote open ruimte, en waarvan het niveau, in het bijzonder het geluidsniveau, niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid. Dank dus voor uw beantwoording.
Tegelijkertijd is mijn fractie nog niet zonder zorgen waar het gaat om de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Heel veel gaat afhangen van de AMvB's en die verdienen dus niet alleen een hele gedegen voorbereiding door de regering, in het bijzonder door de staatssecretaris hier vanavond aanwezig, maar te zijner tijd ook een hele degelijke, kritische blik vanuit het parlement. Het is van groot belang om te blijven onderstrepen dat dit wetsvoorstel niet dé gouden sleutel is tot een veilige jaarwisseling voor iedereen. Maar wel heeft mijn fractie de oprechte wens en de hoop dat het voorstel eraan zal blijken bij te dragen. Of dat dan ook nog eens in voldoende mate het geval is, zal moeten blijken. Daarom is mijn fractie best bereid het voorstel die kans te geven, maar juist vanwege het voorgaande is een hele goede evaluatie onmisbaar, ook om de wet zo nodig aan te scherpen en te verbeteren op de punten van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.
Ik dank de staatssecretaris voor de ruimhartige toezegging op dit punt. Wat mijn fractie betreft zou die evaluatie behalve naar hele concrete verbeterpunten zoals ik ze noemde, in elk geval ook moeten kijken naar de effecten op indicatoren als het aantal vuurwerkslachtoffers, het geweld tegen politiemedewerkers en hulpverleners, het aantal incidenten dat gemeld wordt door de politie, de ontwikkelingen in de handel in illegaal vuurwerk, maar ook naar de effecten op de gezondheid van mensen en dieren, naar de hele milieu-impact.
Voorzitter, tot slot. De goede kanten wegen wat mijn fractie betreft zwaarder dan de aarzelingen die we nog altijd hebben. Mede op basis van dit debat, mede ook op basis van de beantwoording door de verdedigers en door de staatssecretaris zal ik mijn fractie adviseren om met het voorstel in te stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Talsma. Dan is het woord aan de heer Jaspers namens de BBB-fractie.
De heer Jaspers i (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de staatssecretaris en dank aan de initiatiefnemers voor de beantwoording van onze vragen. Ook dank aan de staatssecretaris voor de twee toezeggingen die hij heeft gedaan: over een evaluatiemoment en de toezegging dat de uitvoeringstoets naar deze Kamer komt met een zware voorhangprocedure.
Ik maak me ten aanzien van de handhaving en de uitvoering zorgen over het wensdenken dat er toch nog in zit: we hopen dat het allemaal goed gaat komen, maar zekerheid is er op dit moment zeker nog niet. Daar maakt de BBB-fractie zich grote zorgen over.
Nogmaals, het is betreurenswaardig dat er weinig vertrouwen is in onze handhavers en hulpverleners en dat er weinig respect is voor die mensen. Dat moet echt anders in de Nederlandse samenleving. Dat wil ik graag nog eens benadrukken.
Voorzitter. Ik heb nog een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het initiatiefvoorstel in de Tweede Kamer is gewijzigd door twee amendementen;
constaterende dat er een grote druk komt te liggen op de schouders van de burgemeesters;
constaterende dat er geen dekking is voor de kosten waarmee de invoering van het voorstel gepaard gaat;
constaterende dat we in de zomer onder andere een handreiking, een aantal uitvoeringstoetsen en een verzamelbrief Vuurwerk mogen verwachten, maar nu al besluiten over het voorstel;
overwegende dat er nog veel onduidelijkheden zijn over de effecten, de uitvoerbaarheid, de handhaafbaarheid en de kosten van het initiatiefvoorstel in de praktijk;
overwegende dat uit de beantwoording van onze vragen blijkt dat nog niet is voorzien in een invoeringstoets en monitoring;
overwegende dat het goed is om te monitoren of de wet effectief is en de invoering geen onvoorziene problemen met zich meebrengt;
verzoekt de regering ...
Nou heb ik de verkeerde motie. Sorry!
(Hilariteit)
De heer Jaspers (BBB):
De tijd is om, ja. Nee, ik heb nog een minuut. Dit is de goede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit de beantwoording van onze vragen blijkt dat er nog geen dekking is gezocht voor de kosten waarmee de invoering van het voorstel gepaard gaat;
constaterende dat de Eerste Kamer wordt geacht de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van voorstellen te beoordelen;
overwegende dat er nog veel onduidelijkheden zijn over de kosten van het initiatiefvoorstel, zowel voor het Rijk als voor de gemeenten als voor de hulpdiensten;
overwegende dat de begroting van het Rijk onder grote druk staat vanwege de stijgende kosten voor defensie;
overwegende dat de gemeenten voortdurend aangeven dat het Rijk extra taken voor de gemeente onvoldoende gepaard laat gaan met voldoende middelen;
overwegende dat er op het moment van besluitvorming nog onvoldoende zicht is op de kosten waarmee dit voorstel gepaard gaat;
verzoekt de regering om dit voorstel pas in te laten gaan als er een passende dekking is gevonden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jaspers.
Zij krijgt letter H (35386).
Dank u wel, meneer Jaspers. Dan geef ik het woord aan de heer Meijer namens de VVD-fractie.
De heer Meijer i (VVD):
Voorzitter. Dank voor de beantwoording, specifiek aan de staatssecretaris, die hier voor het eerst in die functie een debat doet, zelfs ook als waarnemer voor Justitie en Veiligheid. Complimenten daarvoor. De heer Klaver nam ons ook wat mee in zijn persoonlijke bewustwording van de vuurwerkproblematiek. Die liep voor een groot deel parallel aan mijn eigen bewustwording, want ik ben ook bestuurlijk actief geweest in Den Haag en heb daar jaren geleden weleens meegelopen, maar ik ben ook actief geweest in twee gemeenten in het oosten van het land. Er is geen essentieel verschil tussen Den Haag en het oosten van het land. Dat wist de gemeente Zwolle in 1955 al, is mij vandaag gebleken. Het was leuk om dat feitje te horen.
Ik heb het in de eerste termijn niet gedaan, maar omdat de naam van Jan Keunen twee keer genoemd is, moet ik hem in dit verband toch even noemen. Als je vier jaar met hem in de fractie zit, praat je ook weleens over vuurwerk. Dat heeft mijn urgentiegevoel in ieder geval ook aangewakkerd; dank daarvoor, Jan.
Dan de inwerkingtreding. In de eerste termijn kreeg ik allemaal interrupties met als-danargumenten. Die heb ik allemaal ongelofelijk behendig omzeild.
(Hilariteit)
De heer Meijer (VVD):
Vervolgens ben ik non-verbaal veel beter afleesbaar, want er worden conclusies getrokken over hoe ik nu in de wedstrijd zit. Ik zal me voortaan dus een beetje inhouden, maar ik zit inderdaad vrij dicht op de Tweede Kamerfractie, zeker bij dit onderwerp. Ik weet dat daar een amendement is gemaakt waar die drie onderdelen in zitten. De hele meerderheid in de Tweede Kamer gaat schuiven als wij hier nu iets anders gaan roepen. Dan zijn we weer maanden met elkaar bezig. Dat helpt de invoering en deze vrij complexe problematiek niet. Laten we nu dus gewoon naar '26/'27 streven. Dat is ingewikkeld genoeg en laten we er ook geen selffulfilling prophecy van maken dat de komende jaarwisseling nu rampzalig wordt. Als we dat maar vaak genoeg roepen, wordt dat wel zo. Daar houden we na vandaag dus een beetje mee op, maar het moet wel de aandacht hebben.
Het meest onrustig was ik bij de beantwoording over de financiële dekking van de nadeelcompensatie. Laten we twee dingen uit elkaar houden. Over nadeelcompensatie is er jurisprudentie. Daar wordt een beleidsregel voor gemaakt en daar komt een bedrag uit dat vervolgens gedekt moet worden. Dat is iets anders. "Stel je voor dat dit bij een ander ministerie had gelegen, waar wel geld was; dan waren de ondernemers er misschien beter van afgekomen." Die koppeling moeten we niet leggen. Ik ben het er, zoals ik in de eerste termijn al heb gezegd, graag mee eens dat de maatschappelijke kosten waarop bespaard wordt, heel groot zijn. Dat is een structurele besparing. Dit gaat om een incidenteel bedrag. Ik hoorde van u dat u voor de BDU voor openbaar vervoer deze zomer toch al naar minister Heinen wil. Dan hoef ik dat niet meer op een ander moment met u te delen. Dan kunt u ook dit aan het lijstje toevoegen: dit moet gewoon gedekt worden. Het kan niet zo zijn dat het om deze reden niet door zou gaan.
Het laatste punt is de evaluatiebepaling. Daar wil ik ook iets over zeggen. Ik denk dat weinig zaken zo vaak, zo veel en zo diep geëvalueerd worden als de jaarwisseling. Volgens mij is er elk jaar een Kamerdebat over, maar ik zou daar de komende jaren specifiek ook de wetgevingskant in meenemen.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer De Vries namens de SGP.
De heer De Vries i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de initiatiefnemers en de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ik denk dat we van dit debat overhouden dat dit wetsvoorstel niet alles op gaat lossen, niet de grote wereldproblemen en zelfs niet de problemen in de samenleving op het punt van erkenning van gezag en dergelijke. Maar we denken wel dat het een stap in de goede richting is. Ja, een hoop mensen zullen teleurgesteld zijn omdat ze het idee hebben dat ze nu iets niet meer mogen wat ze vroeger wel altijd mochten. Dat kan allemaal waar zijn, maar ik denk dat het algemene belang daarboven uitgaat. En ja, er zitten losse eindjes in, net op de twee punten die voor onze Kamer zo belangrijk zijn, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. Dat zal allemaal nog via algemene maatregelen van bestuur duidelijk moeten worden. Dus we hopen dat de staatssecretaris daar met grote voortvarendheid mee aan het werk zal gaan. Hij heeft nu in alle toonaarden benadrukt dat het huidige schema al krap is, dus des te meer reden om full speed te gaan, zou ik zeggen.
Ik zou nog van harte willen onderstrepen wat mevrouw Ouwehand zei, namelijk dat het meer is dan alleen maar die geweldplegingen, dat er ook nog al die mensen zijn die de straat niet meer op durven, al die huisdieren die een vreselijke nacht doormaken. En het milieu, niet te vergeten. Wat dat betreft denk ik dat we in die afweging mee moeten nemen dat het veel meer is dan alleen maar die geweldplegingen, hoe erg die ook zijn en hoe alleen die al reden zijn om dit wetsvoorstel aan te nemen.
Ik zou willen eindigen met dit te zeggen. Juist als het gaat om die dingen, de angst die leeft bij mensen en dat wij een verantwoordelijkheid hebben voor het milieu, zou ik nog twee christelijke noties willen inbrengen. Ik hoop dat de uitwerking van het wetsvoorstel en de uitvoering ook gepaard zullen gaan met een stukje naastenliefde. Dat mensen bereid zullen zijn om te zeggen: "Ja, ik kan nu even niet doen wat ik altijd graag zou willen, maar die ander is mij dat waard, als die daar bang van wordt of als diens gezondheid erop achteruitgaat." Of: "Het milieu is mij dat waard." Of: "Dieren zijn mij dat waard." Dat zou heel mooi zijn. Dus ik zal mijn fractie voorstellen om voor het wetsvoorstel te stemmen. Ik hoop dat het iets losmaakt van maatschappelijke waarden; niet alleen maar de uitvoering van regeltjes.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Vries. Dan is het woord aan de heer Van Kesteren, namens de PVV.
De heer Van Kesteren i (PVV):
Voorzitter. And now something completely different. Hartelijk dank voor de gepassioneerde en professionele verdediging van dit wetsvoorstel. Maar, voorzitter, nu een knallende motivering van de PVV-fractie tégen dit wetsvoorstel.
De PVV vindt dat de samenleving steeds meer geneugten worden afgepakt. Het besteedbaar inkomen slinkt vanwege de absurde prijsstijgingen voor levensonderhoud en zaken die het leven de moeite waard maken. Eén keer per jaar vuurwerk afsteken om het nieuwe jaar feestelijk in te luiden, wordt verboden omdat raddraaiers en criminelen zich niet aan de wet houden. Maar dankzij het bescheiden en familiaire cliëntelisme van de heer Van Meenen zijn de knalerwten gelukkig uitgezonderd van het voorliggende wetsvoorstel! Het gehele jaar door wordt door criminele organisaties zwaar vuurwerk afgestoken, wat veel ellende veroorzaakt in de samenleving. Het voorliggende wetsvoorstel zal dit fenomeen helaas niet stoppen.
Ook de purschuimcobra's met napalmeffect, waar de heer Klaver het over had, zullen niet verdwijnen, want dergelijk vuurwerk is bij het tuig en criminelen ruim voorhanden, ook in het geval van een algeheel vuurwerkverbod. Dit in tegenstelling tot wat de heer Klaver beweert. De al dan niet verenigde, zo u wilt, georganiseerde misdaad eigent zich alle ontheffingen toe, met of zonder AMvB of een veilige opslagruimte. De gevolgen zijn voor de goedwillende burgerij, inclusief de ondernemers die het gelag gaan betalen.
Eh, een moment, voorzitter ... Ja, ik heb gemaggeld. Evenementen geven jeu aan het leven. Evenementen brengen risico's met zich mee. Veiligheidsmaatregelen kunnen die risico's verminderen, dan wel tot aanvaardbare proporties terugbrengen. Politie, brandweer en overige hulpverleners moeten meer handhavingsmogelijkheden krijgen om de orde te handhaven. Actie en effectieve reactie, zonder schroom of terughoudendheid, dat zou de handhavers gegeven moeten worden om hun werk goed en vooral effectief te kunnen doen. Alle feestjes en geneugten in het leven worden verpest door onaangepaste activisten, onopgevoeden en criminelen. Voor deze lieden gelden geen door de overheid ingestelde verboden. De PVV wenst een betrouwbare overheid die de burger beschermt tegen hen die de feestjes en geneugten in het leven verpesten, waardoor deze feestjes en geneugten worden verboden. Dat is de rechtsstaat die de zwijgende meerderheid in onze samenleving zich wenst.
Dan heb ik nog een vraag, maar ook een hoop. Onlangs hebben we voor het stimuleren van meer vuurwerk voor defensie een behoorlijke lastenverhoging voor de burgers in het vooruitzicht gesteld. We mogen hopen — dat is de compensatie waarvoor nog geen dekking is — dat de burger daar niet weer het gelag voor zal moeten betalen. Dat zou ik toch als advies willen meegeven: dat dat niet gebeurt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kesteren. Dan is het woord aan de heer Van den Oetelaar namens Forum voor Democratie.
De heer Van den Oetelaar i (FVD):
Dank u, voorzitter. Ook dank aan de initiatiefnemers en de staatssecretaris voor de beantwoording.
Morgen stemmen we over een vuurwerkverbod dat op papier de overlast van één dag per jaar moet oplossen. Een "oorlogscarnaval", zoals voorstanders het noemen, zou hiermee verleden tijd zijn. Maar laten we eerlijk zijn: dit verbod pakt de kern van het probleem niet aan en zadelt de samenleving op met nieuwe problemen. De initiatiefnemers begonnen met een treffend voorbeeld: cobra's met purschuim gooien. Maar dit heeft niets te maken met vuurwerk afsteken. Dit is vandalisme, zelfs een vorm van geweld. En raad eens? Dat is nu al verboden. Toch gebeurt het. Een vuurwerkverbod gaat deze anekdotische waanzin niet stoppen, want de plegers lappen de bestaande wetten al aan hun laars. Dit verbod treft vooral de liefhebber, de ondernemer en de traditie, niet de raddraaier.
Onze fractie maakt ernstig bezwaar tegen de zelfgenoegzaamheid van deze maatregel. Een bureaucratisch verbod ontneemt de liefhebber een hobby, kost ondernemers cruciale omzet en sloopt een traditie die voor veel Nederlanders warmte en vreugde brengt. Dat terwijl de politie, die het zou moeten handhaven, structureel onderbemand en overbelast is. Hoe realistisch is het om te denken dat zij een landelijk vuurwerkverbod effectief kunnen uitvoeren? De vergelijking met het rookverbod, die hier een paar keer wordt gemaakt, gaat volledig mank. Roken is dagelijks zichtbaar gedrag met brede maatschappelijke steun voor beperking. Vuurwerk is een eenmalig traditioneel feestmoment, omringd door chaos en emotie, waar sociale controle veel minder grip op heeft. Deze twee zijn volstrekt onvergelijkbaar.
Zelden hebben wij in deze Kamer wetgeving gezien die zo onuitvoerbaar is. We vragen onze politie om zonder noemenswaardige versterking op te treden tegen zwaarbewapende raddraaiers die misbruik maken van vuurwerk. Dit verbod is een symboolmaatregel die de samenleving niet veiliger maakt, maar wel verdeelt.
Tot slot is het zojuist duidelijk geworden dat er totaal geen financiële dekking is voor de compensatie ten behoeve van de ondernemers. Met onder andere het stijgende defensiebudget van 22 miljard naar ruim 25 miljard lijkt het ons ook zeer onwaarschijnlijk dat deze gevonden gaat worden. Daarom roepen wij deze Kamer op: stem tegen dit initiatiefvoorstel. We vragen de Tweede Kamer en het kabinet om met serieuze, werkbare maatregelen te komen die echt bijdragen aan een veilige jaarwisseling. Investeer in handhaving, pak de echte overlast aan en laat tradities niet het slachtoffer worden van symboolpolitiek.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Rietkerk namens het CDA.
De heer Rietkerk i (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin ook met een woord van dank aan de initiatiefnemers, Klaver en Ouwehand, en aan de staatssecretaris, die ook sprak namens de minister van Justitie en namens de regering. Maar ik noem ook de ondersteuning, de ondersteuning door kwaliteitsrijke ambtenaren.
We hebben gesproken over het thema van de inwerkingtreding. Ik heb even gewacht op de antwoorden op de vragen van GroenLinks-PvdA van zowel de initiatiefnemers als de regering. Het zijn duidelijke antwoorden. Het antwoord is ook eerlijk vanuit de regering. Dat betekent dat wij als CDA-fractie het pakket in zijn totaliteit verder willen brengen. Daar past de ambitieuze planning bij die door de staatssecretaris is genoemd.
Dan het thema handhaving. Bij een effectief handhavingsplan worden de stakeholders betrokken. Dat is volgens mij ook in de beantwoording duidelijk geworden. Dat ging onder andere over politie, brandweer, VNG en de vuurwerkbranche. Dat zien wij als een toezegging, ook met de uitvoeringstoets daarbij.
Een tweede punt is dat bij het opstellen van de AMvB — daar hebben we ook naar gevraagd als CDA-fractie — de VNG, het Veiligheidsberaad en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters worden betrokken. Dat is ook een toezegging wat ons betreft.
Dan het volgende thema: de uitwerking van de AMvB, het betaalbaar zijn en het niet-leveren van het incidenteel betaalbaar zijn. Daar hebben wij een vraag over. Er is nog geen budget. Als dit voorstel wordt aangenomen, dan komt er wat ons betreft een budget. Ik wil de staatssecretaris vragen of dat in het proces van de begroting '26 bovenaan zijn agenda staat, even los van de problemen die er zijn. Het probleem ligt dan bij het kabinet.
De vragen met betrekking tot internationalisering of samenwerking zijn beantwoord door de initiatiefnemers en de staatssecretaris. Er werd gezegd dat de samenwerking op Europees niveau in de verzamelbrief Vuurwerk komt, een "vv'tje" zeiden Paul van Meenen en ik al tegen elkaar. Die komt deze zomer, maar dat is een heel rekbaar begrip in Den Haag. Die zomer begint vaak heel laat en eindigt ergens net voor of na de herfst. Wij willen graag een maand horen, een maand in 2025, waarin de verzamelbrief Vuurwerk komt met antwoorden op die vragen.
Tot slot nog een vraag. Betrekt de regering de ervaringen en geleerde lessen uit Kampen? Die mogen ook van andere gemeenten uit de regio zijn. Er zijn namelijk hele goede voorbeelden zonder papier en wetgeving. Betrek die ook bij de uitwerking van de AMvB's.
Tot slot: als de toezeggingen in deze termijn door mij goed geformuleerd zijn en de initiatiefnemers en/of de staatssecretaris bevestigen die in hun tweede termijn, dan zal ik mijn fractie positief adviseren.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Rietkerk. Dan is het woord aan mevrouw Van Aelst namens de SP-fractie.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
Dank, voorzitter. We hebben realiteitszin en passie bij de indieners gehoord. Dat helpt ons uiteindelijk morgen bij onze afweging wanneer wij fractieoverleg hebben, dus dank daarvoor. We hebben terughoudendheid, een dichte portemonnee en aarzeling gehoord bij het kabinet. Dat helpt ons niet bij onze afweging. Dat kwam het idee van uitvoerbaarheid ook niet per se ten goede. Dat de gemeentefinanciën en het bieden van een alternatief voor liefhebbers een grapje lijken te zijn voor de staatssecretaris helpen ons ook niet in onze afweging.
Voorzitter. Ik ga graag nog een aantal punten langs. We hebben in onze eerste termijn stevig de nadruk gelegd op het belang van voldoende handjes in de uitvoering. We hoorden al dat vier op de tien agenten met de jaarwisseling niet willen werken en dat vuurwerk iets doet met het moreel van agenten. De politie staat zwaar onder druk en we voelen eigenlijk nog weinig urgentie om die last bij de politie te verminderen aan de kant van het kabinet. Er wordt slechts van uitgegaan dat de handhaafbaarheid met hetzelfde aantal handjes beter zal worden met de invoering van deze wet. We zijn heel benieuwd hoe dat in het licht van de brief van de politie van 18 juni gezien moet worden, want als de politie nu al zware tekorten ziet, dan zien wij niet hoe dat met hetzelfde aantal handjes goed gaat komen.
Dan de handhaafbaarheid. Volgens de indieners wordt die heel veel beter met het volledig verbieden van vuurwerk, omdat je, even samengevat, dan op afstand kunt zien dat het allemaal illegaal is. We zijn wel blij dat de indieners duidelijk zijn, om in de Bijbelse sferen van de eerste termijn te blijven, dat dit niet de heilige graal zal zijn en dat het ook niet alles op zal lossen, maar dat het wel de situatie voor handhavers overzichtelijker zou moeten maken. We zien daarnaast dat er stappen worden gezet om de onveiligheid met jaarwisselingen onder de duim te krijgen en dat er ook stappen worden gezet aan de kant van het kabinet om illegaal vuurwerk dat het land binnenkomt tegen te gaan, hoewel we daar nog niet zo heel veel resultaat van zien op dit moment. Waar ik niet zo veel over heb gehoord is de Inspectie Leefomgeving en Transport, die net als de politie kampt met capaciteitsproblemen. De vraag is eigenlijk voor beide, zowel de politie als de Inspectie Leefomgeving en Transport: wat gaan zij dan straks niet doen om deze wet te kunnen handhaven? Want bij ILT lopen de taken en middelen nu al ver uit elkaar. We horen vanuit het kabinet niets om dat te mitigeren. We horen niet dat er extra middelen of extra handen voor beschikbaar komen.
Dan over de ontheffingen. We hebben er net al even bij interruptie over gesproken. Het beeld dat wij krijgen van de burgemeestersbevoegdheid, is dat het geen burgemeestersbevoegdheid is. Het beeld dat wij krijgen, is dat er in de AMvB heel veel vastgelegd gaat worden en dat daarna de burgemeester eigenlijk alleen maar als de gemeenteraad heeft gezegd wat het kader is, al dan niet een ontheffing kan verlenen. Dat is geen burgemeestersbevoegdheid. We horen graag in tweede termijn of dat daadwerkelijk zo is.
Wij zouden ook graag horen of het klopt dat het in de geest van dit wetsvoorstel is om misschien wel een maximaal aantal ontheffingen voor één gemeente vast te leggen, maar niet om een minimaal aantal ontheffingen per gemeente vast te leggen. Dit vraag ik ook in het licht van de burgemeesters die ik sprak, van wie er eentje zei: ik ben helemaal niet van plan om ontheffingen te gaan verlenen.
Dan over de verkooppunten. In eerste termijn werd ons niet helemaal duidelijk of de compensatie pas georganiseerd gaat worden als duidelijk is waar consumenten die een ontheffing krijgen, hun vuurwerk gaan kopen. Want als je eerst de vuurwerkverkopers gaat compenseren en vervolgens een aantal van hen alsnog aanwijst als aangewezen locatie om consumentenvuurwerk te kopen, is dat een beetje cru. We zijn ook benieuwd of de verkopers die op dit moment een vergunning hebben, straks een nieuwe vergunning moeten aanvragen. Of hebben alle verkopers die nu een vergunning hebben, straks ook nog een vergunning?
Dan werd er al één voorbeeld genoemd van een gemeente waar het nu al loopt zoals mogelijk volgens dit wetsvoorstel wordt voorgesteld. Ik heb in de pauze even gebeld met de burgemeester van Coevorden, die het eigenlijk op dit moment zo regelt als in dit wetsvoorstel wordt aangegeven, inclusief de lokale activiteiten en een gemeentelijke bijdrage daaraan. Dat is wellicht een voorbeeld om naar te kijken.
Een laatste punt dat wij willen benoemen, betreft de gemeentefinanciën. We hebben in eerste termijn aangegeven dat de krappe gemeentefinanciën een probleem zijn. De indieners zijn daarin meegegaan en zeiden: ja, dat wordt ontzettend lastig, want gemeenten hebben eigenlijk geen enkele rek meer. In de eerste termijn hebben wij het idee gekregen dat het bij de staatsecretaris vooral een grapje is dat gemeente geen aanvullende activiteiten zouden hoeven te organiseren of geen nieuwe tradities hoeven te scheppen en dat dat vooral bij inwoners ligt. Wij vinden het lastig dat dat de toon was.
Voorzitter. Wij nemen het morgen mee in ons fractieberaad, maar ik vrees dat ik er nu nog niet zo veel over kan zeggen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Meenen namens D66.
De heer Van Meenen i (D66):
Voorzitter. Laat ik beginnen met mijn complimenten aan de initiatiefnemers, mevrouw Ouwehand en de heer Klaver. Ik ken hen al heel lang en ze hebben me weer niet teleurgesteld. Het was glashelder en to the point. Ook gaven zij mede licht in de … Bij mij kwam het beeld op van de Tweede Kamer als orakel van Delphi, waar we allemaal een beetje naar rooksignalen uit een putje staan te kijken, en van de Eerste Kamer die probeert te interpreteren wat er allemaal precies bedoeld is. Des te mooier is het dat we aan het eind de conclusie kunnen trekken, met name op het meest spannende punt van de invoeringsdatum, dat het het beste is om allemaal vol te gaan voor '26/'27. Daar komt bij dat mijn kleindochter dan 12 is, maar dat even terzijde, zodat ze dan rustig met haar knalerwten aan de gang kan blijven.
Mijn complimenten ook aan de staatssecretaris. We hebben hem in deze rol natuurlijk nog niet eerder gezien, maar ik moet zeggen dat ik zeer van hem onder de indruk ben. Het was soepel en fair. Ik denk dat hij vanuit zijn achtergrond wellicht heel andere teksten had willen zeggen, maar dat heb ik geen seconde gezien. Integendeel, ik heb iemand gezien die vol aan de uitvoering van deze wet, die het hopelijk gaat halen, gaat werken. Ik heb daar echt vertrouwen in en zie dat met vertrouwen tegemoet.
Wat betreft de AMvB's die nog volgen, wil ik het volgende zeggen. Als het gaat om die ontheffing, laten we dan niet vergeten dat dit geen achterdeurtje mag worden om uiteindelijk niet bij de kern en het uitgangspunt van deze wet terecht te komen, namelijk de oorsprong van een vuurwerkverbod. Ik kan me voorstellen dat je een ontheffing verleent in bijzondere omstandigheden. Daar moet ook echt een zware, gemeentelijke voorhang voor gelden, om daar doorheen te komen. Het moet "nee, mits" zijn, in plaats van: "we zien eigenlijk het verschil niet, maar het gebeurt nu in verenigingsverband in plaats van individueel." Op zich is dat al een vooruitgang, maar ik denk dat mijn fractie het op die manier wil benaderen.
Ten slotte eindig ik toch opnieuw met de woorden van Jan Terlouw: alleen samen kun je vrij zijn. Dat is voor mijn gevoel de kern van dit verbod. Als u het mij toestaat, voorzitter; u staat het mij toe. We hebben eerder verboden gezien die ook veel maatschappelijke discussie met zich meebrachten: het rookverbod en het gebod om veiligheidsriemen te dragen. Ik ging vroeger vaak met mijn oom en tante in een Amerikaanse auto ergens in het oosten van het land wandelen. Ik zat dan gezellig tussen hen in.
De voorzitter:
Meneer Van Meenen, er is nog een gebod: het gebod van de tijd. U bent nu 50% over uw tijd heen.
De heer Van Meenen (D66):
Ik heb nog een minuut. O nee, het is een min. Heel even nog, want de mensen willen het graag horen.
In die auto zat een leren voorbank. Ik zat dan tussen mijn oom en tante in. Dat was ontzettend gezellig, maar er waren geen riemen. Hoewel er niet zo heel veel verkeer was, moest mijn oom af en toe toch eens remmen en dan lag ik ergens bij het gaspedaal. Maar goed, je was gelukkig. En toch vinden we het nu de normaalste zaak van de wereld dat we die riemen dragen. Ze hebben veel bijgedragen aan het voorkomen van slachtoffers. Met andere woorden: we hebben besloten ons tegen onszelf en elkaar te beschermen, en dat is een goede zaak. We doen dat hier ook. Mijn advies aan mijn fractie zal positief zijn. Ik hoop dat we morgen ook met z’n allen tot die conclusie komen.
Dank u wel voor uw begrip.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers namens de Partij voor de Dieren, en mede namens 50PLUS.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank aan de initiatiefnemers, aan de staatssecretaris en aan hun beleidsmedewerkers voor de uitgebreide antwoorden. Ik zal het kort houden. De meeste van mijn vragen betroffen de planning van de inwerkingtreding. We hebben het daar uitvoerig over gehad, dus ik kan snel afronden.
De fracties van de Partij voor de Dieren en 50PLUS zijn heel blij met deze wet. Dat was, denk ik, in de eerste termijn wel helder. Alle pogingen uit het verleden om iets te doen aan de veiligheid rond de jaarwisseling hebben niet gewerkt. We hebben deze wet dus keihard nodig om de veiligheid van burgers, politie, hulpverleners, dieren en natuur tijdens de jaarwisseling te waarborgen. Het is duidelijk dat ik me zorgen maak over de komende jaarwisseling, gezien de geplande inwerkingtreding in 2026-2027. Die zorg uitspreken betekent niet dat ik meewerk aan een selffulfilling prophecy — als je het maar vaak genoeg zegt, dan wordt het vanzelf waar — maar het is wel een heel belangrijk onderdeel van het debat over deze wet. Het gesprek hierover wordt dan ook terecht verder gevoerd. Als het goed is, gebeurt dat in de tweede termijn van de staatssecretaris. Hij had beloofd om dan met ons de plannen te delen voor hoe de aankomende jaarwisseling zo rustig mogelijk kan verlopen. Ook het handhavingsplan zal in deze Kamer worden besproken. Dat plan zal dan ook ingaan op de komende jaarwisseling. Ik hoop dat de gesprekken in de tweede termijn van de staatssecretaris, maar ook die over het handhavingsplan, mijn zorgen gedeeltelijk of geheel kunnen wegnemen. Maar zoals mijn collega Thijssen ook al memoreerde, ziet het ernaar uit dat zich ook in deze Kamer een meerderheid aftekent voor deze wet. Dat is een enorme sprong voorwaarts voor mens, dier en milieu. Mijn complimenten aan de initiatiefnemers en aan iedereen die zich al jarenlang inzet voor dit verbod.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Visseren-Hamakers. Wenst een van de leden in tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
Meneer Klaver, mevrouw Ouwehand en de staatssecretaris, ik begrijp dat u in de gelegenheid bent om direct te reageren op de vragen van de Kamer. Dat is het geval. Ik geef het woord aan de heer Klaver.
De heer Klaver:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst heel grote dank aan de Kamer, want u heeft het mogelijk gemaakt dat we dit wetsvoorstel nog voor de zomer konden behandelen. De termijnen om de schriftelijke behandeling te doen, waren allemaal krap. Het was krap en het was veel, maar u heeft het wel gedaan. Heel veel dank daarvoor. Ik weet dat u het niet zozeer voor ons als indieners heeft gedaan, maar voor de samenleving die behoefte heeft aan duidelijkheid. Dat is uiteindelijk waar het in een democratie om gaat. We hebben een stevig debat met elkaar, maar we laten het ook niet langer duren dan strikt noodzakelijk. En aan het einde van de dag tellen we de stemmen en gaan we weer door met elkaar. Ik denk dat de wijze waarop wij laten zien hoe we dat doen, van het allergrootste belang is, ook voor hoe we vinden dat de samenleving moet functioneren.
Ik dank de fracties voor hun inbreng, ook de fracties die volstrekt duidelijk zijn geweest dat ze dit een heel slecht idee vinden. Ook dat hoort bij democratie. Ik dank de fracties die onomwonden hun steun hebben uitgesproken voor dit wetsvoorstel, die op sommige punten nog verduidelijking willen, maar positief erin staan. Maar ik dank ook de fractie van de SP, die helder is over de worsteling en het morgen bespreekt in de fractievergadering. Zo hoort dat.
U heeft nog een aantal vragen gesteld. Het was niet helemaal duidelijk aan wie, maar als u mij toestaat ga ik toch nog iets zeggen over de financiën. Ik voel namelijk met u mee, zeker omdat u verwees naar de brief van 18 juni van de politie. Ik heb het vandaag zelf vaak gehad over het belang van onze hulpverleners en onze politieagenten. We kunnen niet negeren hoe de politieorganisatie onder druk staat. Er zijn steeds minder wijkagenten om in een vroegtijdig stadium te constateren dat er sprake is van radicalisering of dat er wellicht vuurwerkgeweld gaat plaatsvinden, om maar even in de traditie van dit wetsvoorstel te blijven. Het is in mijn ogen van het grootste belang dat er meer geïnvesteerd wordt in de politie. Ik denk dat dit voor heel veel mensen hier geldt. Vervolgens moeten we het nog eens worden over de vraag hoe we dat gaan betalen en hoe we dat gaan doen. Ik kan me voorstellen dat dit onderdeel zal zijn van de aankomende verkiezingscampagne en wellicht al van de begroting die met Prinsjesdag wordt gepresenteerd. Dat staat los van dit wetsvoorstel.
Dit wetsvoorstel probeert juist om de politie te helpen onder de moeilijke omstandigheden waarin ze werkt. Ik wil nogmaals in herinnering roepen dat we onder andere met dit wetsvoorstel komen omdat het een vraag is van de politie zelf. Ja, er is een probleem met de taken die de politie moet uitvoeren. Maar dit wetsvoorstel is een van de zaken waar ze om vraagt, om het überhaupt iets gemakkelijker voor ze te maken. Het is niet de oplossing voor alles. Dit is niet de oplossing voor de grote tekorten die er zijn. Zo wil ik het niet presenteren. Maar als u de afweging in uw fractie maakt, hoop ik dat u deze twee zaken op deze wijze zou willen wegen. Maar goed, dat is uiteraard helemaal aan u.
Tot slot sluit ik me aan bij complimenten die zijn gegeven aan de staatssecretaris. We zagen een echte dienaar van de Kroon. Ik had overigens niet anders verwacht van deze staatssecretaris. Hij was een uitstekend Kamerlid en nu een uitstekende staatssecretaris, althans zijn eerste anderhalve week. De rest gaan we nog zien. We moeten wel reëel blijven, dus de evaluatiebepaling in de wet, waarover u het had, zou ik ook voorstellen … Maar goed, ik sta nu aan deze kant. U had het kunnen doen. Misschien is het nog wat voor een interruptie.
Tot slot. Als indieners hebben wij complimenten van u ontvangen, waarvoor dank. Ik moet deze complimenten echt doorgeven aan de collega's achter de schermen, die hieraan hebben gewerkt. Dat zijn onze fractiemedewerkers, Tanja Meeuwsen van de Partij voor de Dieren en Peter van Dijk en Elisabeth Hengeveld van de fractie GroenLinks/PvdA. Zij hebben echt fantastisch werk geleverd de afgelopen jaren, en ook vanavond. Nadat jullie alle vragen stelden, hadden zij een uurtje de tijd om te zorgen dat de beantwoording op orde was. Dat hebben ze fantastisch gedaan. Ik wil hier ook Robbert van Baaren noemen. Dat is een ambtenaar van het ministerie van IenW. Het is gebruikelijk dat je als indiener van initiatiefwetsvoorstellen de beschikking krijgt over uitstekende ambtelijke ondersteuning. Echt niets dan lof voor de wijze waarop dat is gedaan. Dat geldt overigens ook voor alle andere informatieverzoeken die we aan het ministerie hebben gedaan. Daar is heel goed aan tegemoetgekomen. Heel veel dank dus.
Voor de fracties die nog een afweging moeten maken: veel succes met die afweging.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Klaver. Dan geef ik het woord aan mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand:
Dank u wel ook van mijn kant, in aanvulling op wat collega Klaver al heeft gezegd. Dank voor het mooie debat vanavond en voor de gedachtewisseling over hoe we moeten omgaan met zo'n dilemma in de samenleving. Je gunt graag iedereen de vrijheid om van alles te doen wat hij leuk vindt, maar als daar schade uit voortvloeit aan anderen, dan moeten we vroeg of laat een afweging met elkaar maken. Ik vond het mooi om te horen hoe uw Kamer dat vanavond heeft gedaan. Daarbij is ook gememoreerd dat dit echt een wet van de samenleving is, omdat oogartsen, longartsen, dierenbeschermers, milieuorganisaties, maar ook de politie en de hulpverleners al jarenlang gezamenlijk optrekken met een belangrijk verzoek aan zowel de Tweede als de Eerste Kamer om hun zorgen serieus te nemen. Dat we vanavond deze wetsbehandeling hier met elkaar mogen afronden, in deze goede sfeer, daar wil ik u zeer voor danken.
Dank ook aan de staatssecretaris, die ik ook ken in zijn rol als Kamerlid. Daar heb ik vanavond helemaal niks van gemerkt. Hij heeft zijn rol als dienaar van de Kroon voorbeeldig vervuld. Dank en complimenten daarvoor.
Er is aan mij nog een vraag gesteld. Eerlijk gezegd ben ik erop gewezen dat ik iets wat te stellig heb geponeerd. Ik heb gezegd dat alles, anders dan een vuurwerkverbod, al is geprobeerd. Wat ik natuurlijk bedoelde te zeggen is dat zo goed als alles is geprobeerd. We hebben wel zo ongeveer alles besproken. Er is wel degelijk in de Tweede Kamer gesproken over hoeveel kilogram vuurwerk je als consument mag bezitten en wat daarin wijsheid is, en zeker ook over de accijnsverhoging. Daar moet ik de fractie van de SGP een compliment over geven. De SGP-fractie heeft dat jaren geleden al voorgesteld. Ook dat leidde tot de conclusie dat het deze problemen niet gaat oplossen.
Dus zo ongeveer alles is geprobeerd, en in elk geval is alles verkend. Uiteindelijk zijn we met elkaar tot de conclusie gekomen dat een verbod op consumentenvuurwerk de beste garantie is om de jaarwisseling weer fijn en veilig voor iedereen te maken. Daarbij erkennen we dat dit een teleurstelling is voor mensen die het echt jammer gaan vinden dat ze zelf geen vuurwerk meer mogen afsteken. Daar gaan we niet aan voorbij.
Dank voor de mooie behandeling, schriftelijk en vanavond.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
Staatssecretaris Aartsen i:
Dank, voorzitter. Dank voor de goede wisseling in deze Kamer. Ik denk dat ik moet beginnen met oprecht gemeende excuses richting de SP-fractie. Misschien was ik wat luchtig over uw punten in de beantwoording. Het waren heel veel vragen. Dat was absoluut niet mijn bedoeling. Laat ik proberen dat hier even recht te zetten. Ik heb proberen aan te geven dat ons standpunt is dat het organiseren van nieuwe tradities en activiteiten in de ogen van de regering niet iets is wat wij vanuit Den Haag van bovenaf kunnen neerzetten. Daarom is dat in onze opvatting ook geen overheidstaak. Als ik dat iets te luchtig heb gebracht, dan nogmaals mijn oprechte excuses daarvoor.
Ook wat betreft de kwalificaties over terughoudendheid en een gesloten portemonnee heb ik geprobeerd om dienend maar wel realistisch te zijn over de situatie die voorligt. Terughoudend is dit kabinet zeker niet. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen denk ik dat het in ieders belang is om te streven naar een zo goed als mogelijk uitgevoerde wet en om het zo keurig mogelijk te doen, of je nou voor- of tegenstander bent in die enorm gepolariseerde discussie. Ik vond het mijn verantwoordelijkheid om hier wel met realisme te schetsen dat dit geen soepele rit zal zijn en dat er zeker nog wel een aantal hobbels te nemen is.
De SP-fractie vroeg heel bewust, ook in de tweede termijn, naar de capaciteitsproblemen bij de ILT en de politie. Zij geven zelf aan dat de regelgeving niet meer wordt of ingewikkelder wordt. Op dit moment hebben wij geen signalen dat daar capaciteitsproblemen zullen ontstaan. Om die reden hebben we bewust gezegd: op het moment dat we de AMvB vormgegeven hebben, gaan we die netjes onderwerpen aan die uitvoeringstoetsen. Dat is een van de redenen waarom we helaas die periode nodig hebben. Je wil die organisaties een nette uitvoeringstoets laten maken, om goed in beeld te krijgen of de AMvB effect heeft, onder andere ook op de capaciteit. Als dat wel zo is, komt dat ook uit die uitvoeringstoetsen naar voren en moeten wij ons daartoe verhouden.
De SP-fractie vroeg mij ook hoe de burgemeestersbevoegdheid is opgenomen. Laat ik proberen dat nog iets duidelijker aan te geven. De burgemeester heeft geen verplichting om een ontheffing te verlenen. Dit wetsvoorstel regelt slechts de mogelijkheid daartoe. Wel probeer ik aan te geven dat we niet moeten willen dat er op 321 plekken allerlei verschillende beleidsplannen worden gerealiseerd, want daarmee krijg je weer een enorme lappendeken. Als we dit ook weer uitvoerbaar willen maken voor de eerdergenoemde twee organisaties, de ILT en de politie, is nationale uniformiteit wel het streven wat ons betreft.
Gevraagd is of vuurwerkverkopers een nieuwe vergunning moeten aanvragen. Nee, daarin voorziet het wetsvoorstel niet. Dat is belangrijk om te zeggen. Een terecht punt is wel dat de verkooppunten, op het moment dat de ontheffing wordt ingeregeld, hun vuurwerk ergens zullen moeten kopen. Het is dan niet onlogisch dat dit bij de bestaande vuurwerkpunten of een selectie van de bestaande vuurwerkpunten zal zijn. Dit betekent dus dat de nadeelcompensatie niet voor 100% zal wegvallen. Het ligt eraan of je het positief of negatief wil bekijken, maar in ieder geval zal het betekenen dat er een lagere nadeelcompensatie nodig zal zijn op het moment dat er nog mogelijkheden zijn om vuurwerk te kunnen verkopen. Nogmaals, het is geen schadeloosstelling, maar uiteindelijk een nadeelcompensatiebeleidsregel. Het heeft dus zeker effect. Om die reden kunnen we op dit moment nog geen concreet bedrag noemen. We hebben gezegd: eerst moeten we de ontheffingsmogelijkheid regelen. Dan weten we ook hoe we het gaan organiseren en wat voor effect dat heeft op de nadeelcompensatie.
Dan zijn er nog een aantal andere vragen gesteld in de tweede termijn, onder andere over de gefaseerde invoering op het moment dat de invoering verschuift naar de jaarwisseling '27/'28. Ik blijf benadrukken dat we dat zeer onwenselijk vinden, maar dat we dat niet kunnen uitsluiten. Dat is dan een dusdanige wijziging van het hier door mij geschetste tijdpad, dat dit ongetwijfeld terugkomt in de beide Kamers. Dan zullen we moeten kijken hoe we dat doen, want dat betekent dat er een enorme kink in de kabel zit op het vlak van de uitvoering. Dan moet gekeken worden hoe groot die kink is en of we die kunnen oplossen, dan wel dat we het op een andere manier zullen moeten vormgeven. Uiteraard leggen wij dat dan terug.
De heer Kemperman vroeg mij of dit wetsvoorstel geschikt is om er op dit moment over te beslissen. Alles overziend is mijn antwoord daarop: ja. Ik denk zelfs dat het verstandig is dat het parlement zich nu uitspreekt over de wenselijkheid of onwenselijkheid van een nationaal verbod op consumentenvuurwerk. Ik heb vanuit de regering aangegeven waar de knelpunten zitten op het vlak van de uitvoering en de financiën. Dat zijn natuurlijk knelpunten die op zichzelf op te lossen zijn. Of dat wenselijk zal zijn, is natuurlijk een tweede, maar we kunnen dat uitvoeringstechnisch mogelijk maken. De vraag is alleen of het wetsvoorstel dan nog voldoet aan de wens van de Tweede en Eerste Kamer zoals we die bedacht hadden in de amendementen. Maar ons streven is wel dat het in beginsel uitvoerbaar is. Of ons dat vervolgens lukt, is vers twee. Maar dat is de verdeling van teleurstelling en schaarste die bij ons vak hoort.
De heer Kemperman i (Fractie-Kemperman):
Dank u, staatssecretaris, voor uw antwoord. U zegt: de wet is nu goed genoeg, maar er moet nog heel veel gebeuren. Dat heeft u ook geregeld toegelicht.
Ik heb nog een andere vraag gesteld, die u gedeeltelijk beantwoord heeft. Dat antwoord ging meer over de bovenkant. Mijn vraag was: hebben jullie, regering en initiatiefnemers, een uitgewerkt beeld van de administratieve lasten — ik heb dat bureaucratische lasten genoemd — die het wetsvoorstel veroorzaakt, met name als het gaat om de alternatieven? Voor een alternatief in de vorm van een vuurwerkshow in een dorp moet een vergunning komen, er moet inspraak geregeld worden, de omgevingsdiensten moeten erbij betrokken zijn en transport, opslag en dergelijke moeten geregeld worden. Met name op die administratieve lasten, die maatschappelijke lasten, zou ik bijna een kosten-batenanalysevariantje los willen laten. Hebben jullie daar een beeld van?
De voorzitter:
Toch één punt. We tutoyeren hier de mensen achter de regeringstafel niet. Het meervoud van "u" is "u". Gaat uw gang, staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Nee, op dit moment hebben we daar geen concreet beeld bij, maar het hangt af van de invulling van de AMvB. Het doel van de regering is niet om zo veel mogelijk administratieve lasten te veroorzaken, al helemaal niet voor individuele burgers die zo'n ontheffing willen aanvragen. Dat is ook de reden waarom we zo'n doenvermogentoets doen. Overigens is het geen vergunning, maar een ontheffing die wordt aangevraagd. Dus nee, dat hebben we op dit moment niet, maar we streven ernaar om dat zo eenvoudig en uniform mogelijk te maken. Vandaar dat mijn antwoord ook was om te kiezen voor zo veel mogelijk nationale uniformiteit bij de invulling van die ontheffing, want als we dat allemaal op elkaar gaan stapelen, wordt het niet beter.
De heer Kemperman (Fractie-Kemperman):
Sorry, voorzitter, het is de familiaire sfeer aan het eind van de avond waardoor ik mij even vergaloppeerde.
Het is wel relevant, want we kunnen de gemeentelijke apparaten en alles en iedereen die ermee bezig is, zomaar weer opzadelen met allerlei extra lasten omdat we alternatieven willen gaan organiseren. U heeft het zelf genoemd. Er zijn nog heel veel vragen over transport, opslag, vergunningverlening en toetsing. Kunt u daar dan in ieder geval aandacht aan besteden in het vervolgwetstraject? Als daar niet serieus naar gekeken wordt, hebben we daar een probleem georganiseerd.
Staatssecretaris Aartsen:
Zeker, absoluut. Ik wijs er ook nog eens op dat alle zaken die ik zonet benoemde, op dit moment niet zijn geregeld. Er vindt op dit moment geen controle plaats van waar ik mijn vuurwerk opsla als ik die op 29 december heb gekocht. Of ik dat nu op zolder doe of in mijn tuinhuisje, daar vindt op dit moment geen controle op plaats. Zo reëel moeten we ook zijn. We proberen dat zo goed als mogelijk te doen, met ook een stuk vertrouwen in de samenleving. Dat zal niet allemaal goed gaan, zeg ik er gelijk maar even bij. Het zal ongetwijfeld tijd nodig hebben om in te regelen, maar dat geldt natuurlijk breed voor het hele verbod. Dat is ook de reden waarom we heel zorgvuldig die stappen met elkaar doorlopen.
De motie van de BBB-fractie kunnen we aan het oordeel van de Kamer laten. Ik had alleen gehoopt dat er nog een richting zou worden gezegd voor waar we dat zouden kunnen vinden, maar helaas. Dat is overigens ook de vraag van de heer Rietkerk, en ook van de heer Meijer. Ja, dit zullen we mee terug moeten nemen naar het kabinet en in het kabinet moeten bespreken. De eerste logische stap is de ontwerpbegroting 2026, die ook hier voor zal komen te liggen. Maar ik wijs er ook op dat als nog niet duidelijk is wat die regeling dan zal zijn of als er onvoldoende richting voor is, we dat op een ander moment ook nog kunnen organiseren. Ik vraag even de ruimte om goed in het kabinet te bespreken wat dat gaat zijn. Maar dat er dekking zal moeten komen, staat onomstotelijk vast. De heer Meijer heeft ook terecht gezegd dat het losstaat van de inhoud van de regeling. In het amendement stond: zoek dekking in de begroting van IenW. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dat onmogelijk gaat zijn. Daar moeten we dus iets anders voor gaan verzinnen.
Dan vroeg de heer Rietkerk wanneer wij de verzamelbrief Vuurwerk kunnen sturen, omdat "de zomer" een rekkelijk begrip is. Dat kunnen wij waarschijnlijk in juli 2025 doen.
Dan had ik aan de fracties van GroenLinks-Partij van de Arbeid en de SP toegezegd om aan te geven hoe het kabinet denkt de komende jaarwisseling te kunnen voorkomen dat we "go out with a bang". Sorry, de fractie van de Partij voor de Dieren, excuus. Ik haal nu dingen door elkaar heen. Dat zal heel prominent als een van de drie sporen in het handhavingsplan worden opgenomen. Op dit moment wordt met relevante partijen overlegd om initiatieven en best practices te bundelen, waarbij we kijken naar nieuwe instrumenten, maar ook naar bestaande instrumenten, zoals verschillende preventiemaatregelen, gerichte voorlichting aan jongeren en het voorkomen van misbruik. Verder worden er voorlichtingscampagnes opgezet, zal er een lespakket richting basisschoolleerlingen worden aangeboden over het veilig afsteken van vuurwerk en de nodige wet- en regelgeving. Ook de politie zal in aanloop naar de jaarwisseling actief in gesprek gaan met jongeren. Vanuit gemeenten zijn er op dit moment al initiatieven om verschillende activiteiten voor meer bewustwording en alternatieve besteding, zoals vuurwerkshows, aan te bieden. Ook worden straatcoaches en buurtvaders ingezet. Tot slot neemt de VNG het initiatief om de best practices zoals eerder genoemd, te verzamelen en breed onder de verschillende gemeenten te verspreiden, zodat iedereen in zijn of haar gemeente daar ook weer uit kan putten. De uitkomsten van dat hele proces zullen ook een plek hebben in het handhavingsplan dat de minister van Justitie en Veiligheid heeft toegezegd.
Tot zover, voorzitter. Ik dank de Eerste Kamer voor mijn eerste debat. Het was een aangenaam en vooral inhoudelijk goed debat. Ik wens u veel wijsheid toe in het besluit over het voorliggende wetsvoorstel, dat wij als kabinet ter hand zullen nemen en goed zullen uitvoeren.
De heer Rietkerk i (CDA):
Kortheidshalve vraag ik of ik de staatssecretaris expliciet heb horen zeggen dat hij de VNG, het Veiligheidsberaad en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters betrekt bij de uitwerking van de AMvB.
Staatssecretaris Aartsen:
Ja.
De heer Rietkerk (CDA):
Dan mijn tweede vraag. Coevorden is genoemd. Kampen is genoemd. Er zijn nog meer gemeenten. Betrekt u die best practices ook bij de uitwerking van de AMvB's?
Staatssecretaris Aartsen:
Ja. Dat geldt in ieder geval voor deze. Er zijn nog een hoop andere organisaties, maar het antwoord is: ja.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan sluit ik de beraadslaging en kom ik tot afhandeling van het wetsvoorstel. Ik dank alle leden, de Tweede Kamerleden Klaver en Ouwehand, de staatssecretaris en de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Zoals te doen gebruikelijk vindt besluitvorming over initiatiefwetsvoorstellen plaats op de dinsdagmiddag. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor om morgen, op 1 juli, te stemmen over het wetsvoorstel. Kan de Kamer zich daarin vinden? Dat is dus morgen. Dat is het geval. Ik stel ook voor om dan over de ingediende moties te stemmen. Is dat akkoord met de Kamer? Is niemand tegen? Aldus is besloten.
Dan zal de vergadering morgenochtend worden voortgezet met de eerste termijn van het beleidsdebat over de Voorjaarsnota. Ik schors de vergadering tot dinsdagochtend 1 juli om 9.30 uur. Ik wens u allen wel thuis.