Parlementair jaar 2025/2026, 08e vergadering
Aanvang: 09.30 uur
Status: deelverslag
Een verslag met de status "deelverslag" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Voorzitter: Talsma
Tegenwoordig zijn 69 leden, te weten:
Van Aelst-den Uijl, Aerdts, Van Apeldoorn, Bakker-Klein, Van Ballekom, Baumgarten, Beukering, Bezaan, Van Bijsterveld, Bovens, Croll, Crone, Dessing, Doornhof, Fiers, Goossen, Van der Goot, Griffioen, Van Gurp, Hartog, Van Hattem, Holterhues, Huizinga-Heringa, Janssen, Janssen-van Helvoort, Jaspers, Kaljouw, Kanis, Kemperman, Van Kesteren, Klip-Martin, Kluit, Van Knapen, Koffeman, Lagas, Van Langen-Visbeek, Lievense, Van der Linden, Marquart Scholtz, Martens, Van Meenen, Meijer, Moonen, Musa, Nicolaï, Van den Oetelaar, Oplaat, Panman, Perin-Gopie, Petersen, Prins, Ramsodit, Rietkerk, Van Rooijen, Roovers, Rosenmöller, Van de Sanden, Schalk, Straus, Van Strien, Talsma, Thijssen, Veldhoen, Visseren-Hamakers, Vogels, Vos, De Vries, Walenkamp en Van Wijk,
en de heer Heijnen, staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, en de heer Heinen, minister van Financiën.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op dinsdag 18 november 2025. Ik heet de leden, de medewerkers en iedereen die deze vergadering op de publieke tribune of via de livestream volgt van harte welkom.
De voorzitter:
Ingekomen zijn berichten van verhindering van de leden:
Kroon, wegens deelname aan de Parlementaire Assemblee van de NAVO;
Dittrich, Van Gasteren en Van Toorenburg, wegens deelname aan de Parlementaire Assemblee van de OVSE.
Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde zijn de Algemene Financiële Beschouwingen,
en de behandeling van:
-
-de Nota over de toestand van 's Rijks financiën (36800).
De voorzitter:
Aan de orde zijn de Algemene Financiële Beschouwingen, in het bijzonder de Miljoenennota 2026. Ik heet de minister van Financiën en de staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane van harte welkom in de Eerste Kamer. Aan de orde is de eerste termijn van de kant van de Kamer.
Voordat ik het woord geef aan de eerste spreker, de heer Crone, wil ik de woordvoerders die in meer of mindere mate blijk hebben gegeven van zelfbeperking bij het intekenen van hun spreektijd voor dit debat, hartelijk danken. Zoals afgesproken in het College van fractievoorzitters zal ik, en zullen ook de anderen die hier het voorzitterschap vervullen, vandaag alle ruimte geven voor debat. Tegelijkertijd zullen we ook de klok scherp in de gaten houden. Voor de eerste en de tweede termijn gelden de ingetekende spreektijden, dus op is op. Houdt u dat zelf ook in de gaten. Als u alles heeft benut in de eerste termijn, gaan we u in de tweede termijn vermoedelijk niet meer terughoren. Verder wil ik alle woordvoerders vragen om alleen dan te interrumperen als het nodig is en dan vooral ook — daar zal ik de hand aan houden — kort en bondig, in het kader van de tegeltjeswijsheid dat interrupties aan kracht winnen wanneer ze verliezen aan tijd. Ik wens u met elkaar een vruchtbaar debat.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef graag in de eerste termijn het woord aan de heer Crone.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Welkom aan beide bewindslieden. Eerst even over die spreektijden. Ik ben teruggegaan naar 15 minuten, dus ga ik nog sneller dan normaal praten en daar nog meer onzin in verstoppen, maar het is wel bizar dat een fractie van bijvoorbeeld drie personen in het oorspronkelijke voorstel een spreektijd kreeg van twee keer 11 minuten. Dat is meer tijd, 22 minuten, dan mijn fractie, met veel meer leden, zou hebben. Ik hoop dus dat het Presidium hierover een wijs besluit neemt.
Voorzitter. Ik sta hier geloof ik al zes jaar, maar ik geloof dat ik te maken heb met de zesde staatssecretaris van Financiën. Van de minister van Financiën zijn we misschien ook nog niet af, want zijn partij is de tweede geworden en de tweede partij levert vaak de minister van Financiën. Het lijkt me wel heel leuk, want hij is een vakman. Voor de rest ben ik zo meteen natuurlijk ook wel wat kritisch, maar vakmensen onder elkaar: dat hoort in de Financiële Beschouwingen. Ik denk dat collega's vaak denken: waar hebben ze het nou weer over? Dat moeten we ook zo houden. Ik moet wel zeggen: werken deze heren ook goed samen? Ik heb de tekst over ontwikkelingssamenwerking in de Voorjaarsnota nog eens teruggelezen. De heer Heinen, de minister in dit geval — ik moet steeds opletten — zei "de heer Den Hartog" tegen de heer Hartog. Vervolgens zei hij: "O excuus, voorzitter. Ik moet beter aantekeningen maken. Het is bijna reces, kan ik erbij zeggen. Excuus aan iedereen, want ik weet hoe ongelofelijk irritant het is als je naam verkeerd wordt uitgesproken. Zo wordt mijn naam altijd geschreven met een lange ij." Ik weet ook hoe ernstig dat is, want ik word vaak Fred genoemd en "Krone", dus met een k. Wij hebben dus een trauma. Maar hij loste dat niet zo handig op, want hij zei: "Zo wordt mijn naam altijd geschreven met een lange ij. Dat stelt mij dan in staat om te zeggen: ik weet niet wie dat is, die Heijnen, maar dat schijnt een vrij akelige vent te zijn."
(Hilariteit)
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Dit staat in de Handelingen. Ik citeer meestal de inhoudelijke thema's, om goed voorbereid te zijn, maar ik zou u willen vragen: werkt u goed samen, nu een aantal weken? Laten we in deze tijd ook met enige ernstige ondertoon spreken. We ergeren ons natuurlijk allemaal aan hoe het is gegaan de afgelopen twee jaar: mensen werkten vaak niet op inhoud samen, maar maakten persoonlijk ruzie. Maar ik deel de trauma's van misschien wel beide heren, want de naam van de staatssecretaris wordt natuurlijk vaak met een korte ei geschreven.
Voorzitter. De verkiezingsuitslag was verrassend, dus het zou zomaar kunnen dat deze minister nog terugkomt. Ik zei het al, los van mijn politieke appreciatie: goede debatten hebben we wel met hem gevoerd. Dank daarvoor. Ik heb geen politiek oordeel over hoe de formatie gaat aflopen. Ik vind het wel heel jammer dat dit kabinet, en ook deze minister als boegbeeld daarvan, niet actief heeft bijgedragen aan de vernieuwing van onze economie en het in stand houden van de verzorgingsstaat. Onze basisvoorzieningen, bijvoorbeeld onderwijs, zijn niet meer op orde. Of denk aan woningbouw. Als minister van Financiën ben je toch een sleutelspeler. We hebben dat allemaal meegemaakt: ministers van Financiën zijn altijd sleutelspelers. Hij is niet gaan samenwerken, maar is vooral een neezegger. Hoe vaak heeft hij hier niet gezegd — ik heb het ook vaak teruggezien in de Tweede Kamer: geen lastenverhoging, geen staatsschuldverhoging, geen eurobonds. Ja, en wat dan wel? Dan zegt hij: wilt u wat? Daar kijkt hij dan ook heel veel vrolijk bij, zoals nu. Dat klopt. Dan zegt hij heel vrolijk: als u wat nieuws wilt, best, maar waar bezuinigen we dan op? Hij zit trots te knikken. Wat jammer nou toch, want dat is toch geen effectieve sterke overheid vormgeven?
Ik ga een paar punten langs: de actieve groene industriepolitiek, de financiële ruimte die we hebben, de eurobonds — daar wil ik uitvoerig op ingaan — het belastingstelsel en ten slotte de middelen die er zijn voor gemeenten en ontwikkelingssamenwerking.
Voorzitter. Dit kabinet heeft een heel beperkte economische visie, als je het al een visie mag noemen. Die is eigenlijk namelijk: generiek beleid en de markt kan alleen maar floreren bij een kleine overheid. Maar iedere moderne econoom, theorie, en ook iedere moderne politicus in de wereld weet dat je een effectieve sterke overheid nodig hebt die blokkades opruimt, die visie geeft, die een kapitaalmarkt organiseert die effectief is en die leidinggeeft door een stip aan de horizon te zetten. Hoe vaak hebben wij het hier niet gehoord, twee jaar lang, maar ook in de periode daarvoor, toen we ook een premier hadden die geen visie had? Een moderne overheid heeft zelfs actieve investeringsmogelijkheden en moet die ook benutten. Dat gaat niet alleen om onderwijs, maar ook om het wegnemen van de problemen rond de energieprijzen en het stroomnet en veel dingen daaromheen. Zelfs Trump voert een zeer actieve en zelfs agressieve industriepolitiek, om over de opkomst van China maar te zwijgen. Draghi zegt het en ook de door het kabinet aangestelde Peter Wennink zegt: de Nederlandse economie verkruimelt, bedrijven vertrekken en komen niet terug.
We kunnen niet langer wachten, maar dit kabinet laat ons al twee jaar wachten. Wat dit kabinet doet is niet regeren, maar wel ageren. Ageren tegen alles wat het lastig vindt en met name wat de oude economie lastig vindt. Dus het pamperen van de oude economie plaats van die uitdagen en zo geen nieuwe economie creëren. En dat is het helaas voor VVD en BBB als overblijvende regeringspartijen: niet regeren, maar ageren. Ageren tegen scherpe normen. Het gevolg is dat de koplopers, die wel vooroplopen, in de kou worden gezet. De verduurzaming van de economie is gelukkig zo krachtig dat die doorzet. Zelfs in het Amerika van Trump zijn de aandelen van duurzame bedrijven harder gestegen dan de aandelen van de traditionele bedrijven en de grote Bidenimpuls voor duurzaam is onder Trump overeind gebleven. Zo slim is Trump ook wel weer. Hij weet dat die investeringen moeten. Een schone economie, elektrificatie is echt wat nodig is.
Voorzitter. Hoe denkt de minister met deze extreem zuinige begrotingsaanpak het bedrijfsleven te kunnen bijstaan? Iedereen zegt het: de Raad van State, de SER en VNO-NCW. U kent mijn achterban. Zij vragen om een kompas. Er zijn enkele uitzonderingen, zoals veel geld voor de Brainport Eindhoven. Maar ja, dat gebeurde pas na een dreigement om te vertrekken. Er is ook een uitzondering. Deze minister wil nota bene de markt passeren door een nutsbedrijf op te richten voor kernenergie. Daar zijn zo veel subsidies en garanties voor nodig. Kernenergie is gewoon absoluut niet rendabel, in geen enkel opzicht, en dan gaat hij een nutsbedrijf oprichten. Het zou voor mij geen belediging zijn, maar hij lijkt wel een echte socialist.
Voorzitter. We zijn teleurgesteld. Wat wel geprobeerd is, is om de markt te verleiden via fondsen. Maar eigenlijk is dat ook niet gelukt. We hebben het Groeifonds, het stikstoffonds — wat hebben we allemaal niet? — maar geen maatwerkafspraken. Die zijn er niet gekomen. Dat was de bedoeling en daar staan we ook achter. Sterker nog, deze minister heeft toegestaan dat het Klimaatfonds en het Groeifonds zijn benut voor consumptieve uitgaven. Het meest voorop staan natuurlijk die accijnzen voor fossiele brandstoffen. Dat gaat nota bene in tegen de hoofddoelen van het klimaatbeleid en het zijn ook nog verkiezingscadeautjes waar de minister van Financiën trots mee naar buiten kwam ver voor de publicatiedatum van de stukken. Kan de minister dat nog eens uitleggen? Hoe kan hij nu als bewaker van de fondsen toestaan dat iets gebeurt wat zo flagrant tegen de doelen van het fonds zelf ingaat? Is het juist, zo vraag ik de minister, dat ze zelfs de boetes die kunnen ontstaan voor achterblijvend klimaatbeleid betalen uit het Klimaatfonds? Dat las ik in Trouw een paar weken geleden. Ik hoop dat dat niet zo is en dat hij hier kan zeggen dat dat absoluut niet gebeurt, want dan ga je de vervuiler betalen in plaats van dat die betaalt.
Voorzitter. We zijn wel erg voor die fondsen, maar ze moeten niet misbruikt worden. Een land als Duitsland investeert bijvoorbeeld 500 miljard in de vernieuwing van de economie. Deze minister is natuurlijk ook chef van de fondsen in algemene zin, dus we willen — anderen zullen er ook op ingaan, zoals de afgelopen jaren — een volstrekt transparante presentatie van die fondsen. Dat moet zo blijven, inclusief de garanties. Ook de Raad van State zegt: moet je dan niet een paar maatregelen nemen, bijvoorbeeld de fondsen acht jaar apart zetten zodat je over regeringsperiode heen stabiliteit creëert? Ook vraagt de Raad van State trouwens om voor de hele begroting per post te laten zien wat consumptieve uitgaven zijn en wat investeringen zijn. We weten allemaal hoe moeilijk dat is, maar zou de minister beide adviezen van de Raad van State willen overnemen?
Behalve subsidies vraagt het bedrijfsleven bovenal om stabiliteit. Dit kabinet is van het go-stopbeleid. Dat geldt voor de saldering — die is weg, dan weer niet, dan weer wel — voor de voorschriften voor warmtepompen, voor elektrisch rijden, maar ook voor heel veel investeringen van bedrijven. Ze hebben liever stabiliteit, zodat de koplopers weten: we investeren goed. De achterblijvers hebben dan pech, maar die kunnen we helpen met de transitie. Welke lessen trekt de minister uit dit go-stopbeleid? Is hij bereid om dat als een soort schatkistbewaarder te voorkomen?
Voorzitter. Dan de financiële ruimte. Jaren achtereen heb ik gekscherend gezegd: we krijgen de staatsschuld maar niet boven de 60%, boven de 50%, boven de 44%. Zelfs als we nu naar rato van Duitsland 100 miljard zouden investeren in economische vernieuwing, zou de staatsschuld nog steeds onder de 50% blijven. Maar Dagobert Duck-gierigheid breekt ons hier op. Ik zou tegen de minister willen zeggen: dan is het beleid toch mislukt? Want in feite heeft u als erfenis hogere lasten voor 2026, tot 2030 een hogere staatsschuld en een financieringstekort dat ook niet oké is. De Rekenkamer en de Raad van State waarschuwen er net als de afgelopen jaren voor dat u er met onrealistische bezuinigingen niet komt. Is mijn stelling dan ook juist dat u zo strak in de wedstrijd zit en dat niks mag? Dan begrijp ik ook wel dat de fractievoorzitters die bij de Voorjaarsnota de basis voor deze Miljoenennota hebben gelegd, zeggen: we gaan wel apart zitten, want van die minister mag niks. Heeft hij ze wel voldoende ruimte gegeven? Ik wil toch wel horen wat hij daarvan heeft geleerd. Hij moet daar wat minder ideologisch en wat flexibeler mee omgaan, zoals zijn voorganger altijd heel veel toestond als men binnen de gestelde norm bleef. Ik zou dus zeggen: ageren of meedoen.
Dat geldt ook voor de eurobonds. Europa heeft echt behoefte aan één grote kapitaalmarkt. Dat vindt de minister ook. Nu zijn beleggers en investeerders gedwongen om in 27 kapitaalmarkten tegelijk te werken. Dat kan natuurlijk niet. Dat betekent verspilling, onzekerheid en daardoor ook een hogere rente. Daarbij hebben de Verenigde Staten natuurlijk een enorme voorsprong met innovaties en investeringen. Maar het belangrijkste is dat die eurobonds daarbij horen. Je kunt de markt niet eensgezind of eenvormig maken zonder eurobonds. Wil hij anders eens uitleggen hoe dat wél kan zonder eurobonds? Natuurlijk hoeven eurobonds niet de begrotingsdiscipline te ondermijnen. Landen kunnen namelijk wel meeliften op eurobonds, maar ze moeten die eurobonds natuurlijk ook nog aflossen. Bovendien kun je tegen landen die een potentieel gevaar zijn voor de lange termijn, zeggen: je krijgt een korter durende eurobond van de Europese Commissie of de ECB. Je kunt ook zeggen: we doen het alleen voor gemeenschappelijke uitgaven, zoals klimaat en defensie. Je kunt ook zeggen: u krijgt een hogere rente. Daardoor word je geprikkeld om eerder af te lossen. Eurobonds mogen dus geen voordeel zijn, alleen maar om de begrotingsdiscipline te ontduiken. Ik wil graag een reactie daarop, want het mes snijdt aan twee kanten. De eurobonds geven een lage rente, maar ook een extra hefboom om landen die dat nodig hebben, verder te disciplineren. Ik snap niet waarom de minister nu als enige in Europa nog tegen is. Zelfs Denemarken en Finland kiezen nu deze lijn. Nederland denkt nu steeds dat we het knapste jongetje van de klas zijn, maar dat zijn we dus niet. U kunt beter niet ageren tegen de eurobonds, maar meedoen. Noem het desnoods "meestribbelen". Het liefst doet u enthousiast mee, want dan kunt u ook voorwaarden stellen.
Gaat dat dadelijk ook zo lopen met het middelenbesluit? Als we daarover in de krant lezen, wordt er net gedaan alsof Nederland heel veel extra geld moet gaan betalen, terwijl het gewoon relatief normaal is in de ramingen. Gaat de minister daarover ook weer roepen dat hij niet wil? Tegelijkertijd voldoen wij ook niet aan de eisen van Europa voor structurele hervormingen, die we aan onszelf hebben opgelegd. We krijgen dus niet ons geld, 2 miljard, uit het coronafonds. Kan de minister het volgende nog eens uitleggen? Als hij dadelijk in Brussel roept "ik ben overal tegen; ik ben tegen eurobonds en tegen middelenvergroting, maar ik houd mezelf niet aan de structurele hervormingen", dan is hij dus 2 miljard kwijt. Ik hoor steeds meer van collega's in andere landen dat Nederland niet meer serieus wordt genomen omdat we alleen maar nee zeggen. Ik zou zeggen: niet ageren, maar meebewegen. Dan kun je eisen stellen. Of gaan we er weer met gestrekt been in?
Voorzitter. De kosten gaan voor de baten uit. Ik spreek zelf heel veel ondernemers die zeggen: ik wil best hogere belasting betalen. Dat is niet het doel, maar er zijn zo veel ondoelmatige belastingen en zij snappen dat de overheid moet investeren en geld nodig heeft. Als we onze belastingen op macroniveau met 1 procentpunt verhogen, dan hebben we al 10 miljard per jaar en blijven we nog steeds ver onder het Europees gemiddelde. Natuurlijk hoeven we daarvoor niet eens de tarieven te verhogen als we de aftrekposten verlagen. Dan heb ik het niet alleen over de hypotheekrente, maar ook over talloze ondoelmatige aftrekposten. Dus waarom zo krampachtig over die lastendruk?
Daar komt nog bij dat we dat natuurlijk niet op arbeid moeten doen, maar juist op vermogen. Nederland is het enige land in Europa — ik geloof zelfs wereldwijd — waarin macro de vermogens niet worden belast, maar worden gesubsidieerd. Ik heb altijd het Blauwe Boekje bij me, met de studies van Laura van Geest en anderen. Iedereen toont het aan: wij subsidiëren macro de vermogens. Hádden we maar een procent of een halve procent heffing.
Voorzitter. Mag ik nog iets vragen? In box 2 is dat natuurlijk het meest evident. In box 2 kun je makkelijk al je belastingen ontduiken. Een fiscalist zei: als je in box 3 zit, dan heb je een slechte fiscalist, want als je vermogen hebt, dan zit je in box 2; dan wordt je belastingheffing uitgesteld. Dat uitgespaard beleggen is zelfs een enorme hefboom waardoor je nog weer meer geld kunt verzamelen, niet alleen voor je eigen huis. Vindt de minister — dit is echt een serieuze vraag — dan ook dat de hardwerkende Nederlander zijn loonbelasting niet hoeft te betalen, dat die tegen zijn werkgever en de Belastingdienst mag zeggen "ik ga nu even drie jaar lang mijn loonbelasting inhouden, want dan kan ik een tijd beleggen of zelfs constructief besteden, en ik betaal het later wel weer terug"? Waar is de gelijke behandeling tussen de ondernemer en de werknemer?
Voorzitter. Ik vraag dan ook aan u … Dat mag ik niet zeggen. Ik vraag het via de voorzitter, ook aan de staatssecretaris. Hij gaf een mooi interview aan Het Financieele Dagblad. Hij zegt: box 3 is nog niet het eindstation. Moeten we niet ophouden met box 2, en ook box 3, en één generieke heffing invoeren, samen met box 1, een echte vermogensheffing? Dan kun je nog praten over een platte heffing of een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting, maar dan is er ook geen box-hoppen meer nodig.
Nu doen we alleen maar aan pleisters plakken. Je kunt bijvoorbeeld in box 2 een huis hebben, een tweede, derde, vierde huis, voor het pensioen; niks mis mee. Daar stop je je huis in. Maar als je je huis verkoopt, moet je in box 2 opeens gaan afrekenen, want dan heb je winst. Wat doen ondernemers dus? Die laten hun huis leegstaan. Je hebt heel veel leegstand in Nederland, omdat het voor beleggers aantrekkelijker is om een huis leeg te laten staan. Dan heb je automatisch waardestijging in de markt. Als je je huis verkoopt, moet je winst aftikken. Dus ik vraag het aan beide bewindslieden. We gaan als politiek pleisters plakken met een leegstandsheffing. Wat een bureaucratie! Zorg gewoon voor een stelsel waarin het niet aantrekkelijk is om te boxhoppen en zorg voor een eerlijke belasting van de waarde van het huis en eventuele huuropbrengsten. En natuurlijk: doe dat met grote vrijstellingen voor burgers en bedrijven, voor mijn part van drie, vier ton, zodat je pas daarboven gaat betalen.
Voorzitter. Dan nog twee korte opmerkingen. Eén gaat over de gemeentelijke begroting. Het kabinet heeft zijn best gedaan met een eenmalige bijdrage, maar het ravijnjaar komt er nog aan. Dus we willen echt vragen: ligt alles klaar, in ieder geval met het oog op de medebewindstaken, waar nu de tekorten op komen? Gemeenten hebben daar geen keuze in. Die moeten ze betalen. Die vallen tegen. Dan moeten ze bezuinigen op hun eigen taken. Kan het kabinet een garantie geven en al voorbereiden voor de formatie dat dat anders wordt?
Voorzitter, mijn laatste punt. Dat kan nog in één minuut. De ontwikkelingssamenwerking. Ik citeerde net al een stukje over de heren Heinen en Heijnen en het debat over ontwikkelingssamenwerking. We hebben hier met twee keer een meerderheid gepoogd om terug te gaan naar 0,7% van het nationaal inkomen. De minister heeft uitgelegd dat hij dat gewoon niet wil, ook politiek niet. Het was: 0,44% en verder indexeren. Mag ik hem wat vragen? Natuurlijk verander je zo'n norm niet meer in de laatste dagen van dit kabinet. Maar zou het niet een goed idee zijn als we het volgende zeggen? Nederland loopt nu echt achter, ook in zijn positie ten opzichte van andere westerse landen, in het mee-investeren in ontwikkelingslanden, in het zuiden in het algemeen. In dat gat daar springen vooral Rusland en China, en trouwens ook Arabische landen. Dus wij lopen een enorme achterstand op die we in jaren niet meer inhalen. Kunnen we niet bij eventuele meevallers bij de Najaarsnota zeggen: daarvan reserveren we een deel? Ik zou zeggen de helft, maar daar kunnen we over onderhandelen. Dan zeggen we: met de helft van de meevallers blijven we investeren in het klimaat en andere investeringen in het zuiden, zodat we laten zien: put your money where your mouth is. Ik heb een tijdje dat diplomatieke werk gedaan als klimaatdiplomaat, wat ik ooit geweest ben. Dan zeggen de landen: ja, jullie mogen eisen aan ons stellen, want jullie helpen ons tenminste. Dat lijkt me een goede afsluiting van de periode van deze minister: iets moois bijdragen aan de ontwikkelingssamenwerking.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Crone. Een interruptie van de heer Kemperman.
De heer Kemperman i (FVD):
Ik zal het kort houden. Ik hoor de heer Crone eigenlijk de twee klassieke economen tegenover elkaar zetten en in kleur echt een sociaaldemocratisch economisch verhaal neerzetten tegenover het beleid van dit kabinet: hogere belastingen, box 3 weg, vermogen belasten. Maar we hebben recent in deze Kamer natuurlijk gezien wat overheidsingrijpen doet op een particuliere markt. Ik doel dan op de huurmarkt en het ingrijpen van de overheid daarop. Wij hebben toen gewaarschuwd voor het weglopen van particuliere investeerders van die markt, waarop ze zo noodzakelijk zijn. Dat is niet opgevolgd, maar wel gebeurd. Hoe kijkt u, horende uw verhaal dat u zojuist gehouden heeft, nou bijvoorbeeld heel concreet naar een van de belangrijkste maatschappelijke vraagstukken? We pleiten er allemaal voor dat die woningnood moet worden opgelost.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Om te beginnen, heb ik daar wel iets over gezegd. Door die boxensystematiek is het aantrekkelijk om als je een huis hebt, voor je pensioen of anderszins, dat leeg te laten staan. Mijn buurhuis heeft twintig jaar leeggestaan. Ik zei weleens tegen die man: waarom ga je het niet verkopen of verhuren? Hij zei: "Dat kost me alleen maar geld. Zolang het huis daar leegstaat, stijgt de waarde ieder jaar" — de huizenprijzen stijgen natuurlijk — "en hoef ik niet af te tikken bij de Belastingdienst enzovoort." Overdragen aan zijn kinderen lukte ook niet. Dat is dus een fout van het belastingstelsel. Daarom gaan wij nu een leegstandsheffing invoeren. De gemeente gaat dan besluiten dat mijn buurhuis bewoond moet gaan worden. Dat is natuurlijk allemaal dramatisch en bureaucratisch. Een sterkere overheid zorgt dus voor een beter belastingstelsel. In de woningmarkt is de fout natuurlijk … Iedere liberale econoom zal zeggen: de markt is krap, dus de prijzen zijn hoog. Nou, de markt hoort dan meer huizen te bouwen, maar dat kan nu niet zomaar in een klein land. Het duurt lang en er zijn ook weer kosten aan verbonden. Dat dilemma moet worden opgelost. Dat doen wij dus via de investeringsimpuls voor woningcorporaties en op andere manieren.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag van de heer Kemperman.
De heer Kemperman (FVD):
Zeker. We hebben dus inderdaad een overheid die verkeerd ingrijpt in die woningmarkt via het boxensysteem in het belastingstelsel. Het gaat dan om bezit. Tegelijkertijd hebben we een overheid die niet in staat is om woningen te bouwen. Maar ik heb u net ook de link horen leggen met duurzaamheidseisen. Is daar geen causaal verband tussen, vraag ik u, via de voorzitter.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik zou zeker vasthouden aan duurzaamheidseisen, want je weet dat een huis per sprongetje in de energielabels ongeveer 8% tot 10% meer waard wordt. Iedere burger wil zelf isoleren, want zijn huis wordt daardoor meer waard. Marktconform moet je dus nooit zeggen: ik doe een lage isolatienorm. Als burger moet je het later dan namelijk inhalen. Neem het in de stichtingskosten mee; zo simpel is het. Inderdaad grijpt de overheid nu in op de huurmarkt omdat de fiscale systemen niet kloppen. Dat noemde ik ook pleisters plakken.
De voorzitter:
Meneer Crone, dank voor uw bijdrage. Ik geef het woord aan de heer Griffioen. Hij spreekt namens de fractie van BBB.
De heer Griffioen i (BBB):
Voorzitter, dank. Ik zal wat korter stilstaan bij de introductie ten opzichte van de heer Crone. Ik zeg: excellenties Hei(j)nen; welkom.
Ik ga acht korte onderwerpen even benoemen. Ik begin met het weer. Er is sprake van een gure economische tegenwind. De oorlog in Oekraïne heeft Europa wakker geschud, waardoor structureel veel meer besteed gaat worden aan defensie-uitgaven. Er zijn economische uitdagingen als gevolg van de grillige en wisselende besluiten van Amerika inzake importheffingen, terwijl de economische macht van China fors toeneemt.
Dan alvast twee vragen aan het kabinet. Hoe weerbaar is de begroting? Kan de regering snel en efficiënt reageren op onvoorziene behoeften, incidenten en crises? Welke maatregelen heeft het kabinet genomen om voedselzekerheid voor de burgers veilig te stellen?
Voorzitter. Dan complexe opgaven versus het demissionaire kabinet. Het kabinet heeft een beleidsarme begroting opgesteld, terwijl de onzekerheid in de wereld vraagt om belangrijke keuzes voor de financiële stabiliteit van Nederland. Er zijn complexe opgaven. Er is schaarste in beschikbaarheid op het energienetwerk. Er is schaarste aan mensen die het gespecialiseerde werk moeten doen. Er is een relatief hoge inflatie. Er is een groot tekort aan woningen, gekoppeld aan lange vergunningprocedures en instandhoudingsdoelen voor de natuur. De BBB kan het demissionaire kabinet prijzen: Nederland voldoet voor 2026 aan het Europese Stabiliteits- en Groeipact. Een nieuwe regering heeft daarmee een goed uitgangspunt.
BBB vindt de noodklok luiden voor mogelijke tekorten bij ongewijzigd beleid, zoals de Raad van State deed in zijn advies, dan ook wat vreemd en prematuur. In de afgelopen jaren zijn de tekorten steeds lager geweest dan verwacht en gevreesd werd. Daardoor heeft Nederland onvoldoende geïnvesteerd in de toekomst. Dat is wel een punt. Laten we die fout niet opnieuw maken en ons niet laten leiden door vrees. Er is voldoende tijd om bij te sturen en om ervoor te zorgen dat het publieke en het private deel van onze economie met elkaar in balans blijven. Bezuinig dit land dus niet kapot.
Voorzitter. De macro-economische context is de vraag hoe mensen en middelen in tijden van schaarste zo efficiënt en effectief mogelijk kunnen worden ingezet, in samenhang met alle maatschappelijke opgaven, en dit tegen de achtergrond van de gewenste brede welvaart, de klimaat- en energieopgaven en de oplopende kosten van defensie en collectieve voorzieningen. De Raad van State heeft in zijn advies over de Miljoenennota enkele overwegingen aan de regering gegeven. De BBB kan zich redelijk vinden in deze overwegingen, maar zou ze graag wat concreter maken en een aantal accenten plaatsen. Waar schalen we op en waar schalen we af? Het overheidsapparaat groeit al decennialang. Te veel mensen worden ingezet op beleid, terwijl er vaak onvoldoende uitvoeringscapaciteit is om dit beleid te flankeren. Dit zou volgens BBB een van de belangrijkste opgaven moeten zijn. Er moeten harde afspraken gemaakt worden over hoe de capaciteit van het ambtelijk apparaat over beleid en uitvoering wordt verdeeld.
Hoe zorgen we ervoor dat er meer wordt geïnvesteerd in plaats van geconsumeerd? GroenLinks-Partij van de Arbeid zei dat net ook al even: meer investeren. BBB ziet mogelijkheden in het versoepelen van wet- en regelgeving om investeringen te stimuleren en het vestigingsklimaat voor ondernemingen weer aantrekkelijker te maken. Maar hoe wordt bepaald welke consumptie omlaaggaat en hoe kan de overheid daarop sturen? De BBB zou het accent graag minder willen leggen op ideologisch klimaatbeleid en meer willen focussen op betaalbare energie, strategische autonomie en het behoud van de maakindustrie. Forse investeringen in defensie mogen niet ten koste gaan van AOW en de zorg. De BBB wil dat minimaal 50% van het defensiematerieel in Nederland wordt gekocht.
Voorzitter. De Raad van State is in zijn advies vriendelijk voor de regering. Er zijn geen opmerkingen als "scherp aan de wind zeilen" of "dicht op de vangrails rijden" over de regering geplaatst. BBB kan zich vinden in deze vriendelijke toon, maar is desondanks van mening dat het kabinet niet achterover kan leunen. De vraag is dan ook of de regering kan reflecteren op de keuzes die in de Miljoenennota 2026 zijn gemaakt die voorsorteren op de grote uitdagingen waar Nederland voor staat.
Voorzitter. In het voorwoord van de Miljoenennota schrijft de minister dat "waar democratie, vrijhandel en internationale samenwerking ons veel hebben gebracht, steeds vaker het recht van de sterkste geldt." En: "Waar Nederland de bakermat was voor veel topbedrijven, dreigen we die positie te verliezen." CEO's van grote ondernemingen en ondernemingen in het mkb zijn heel kritisch en hebben al meer dan eens de noodklok geluid over en gewezen op het in snel tempo afnemen van het verdienmodel van Nederland. In Rotterdam zijn twee chemiefabrieken gesloten. Shell en BP hebben hun plannen om een biobrandstoffabriek te bouwen laten varen. Dat is een gemiste kans voor verduurzaming. Op het Chemelot-terrein in Geleen stopt Fibrant drie fabrieken. Door regeldruk en oplopende kosten dreigen mkb-ondernemers failliet te gaan, terwijl veel ondernemers en investeerders uit Nederland vertrekken. Centraal staat dat energiekosten in Nederland te hoog zijn ten opzichte van andere Europese landen om internationaal concurrerend te kunnen blijven. De industrie roept de regering op om samen tot toekomstbestendige oplossingen te komen. Als het gaat om de energietransitie zullen de planningshorizon van de energiesector en die van de regering meer op elkaar moeten worden afgestemd. Het kabinet zal regie moeten voeren om langdurige strategische afspraken te maken vanuit de overheid om de welvaart veilig te stellen.
Via de voorzitter stel ik enkele vragen. Ziet de regering het belang van een meer intensieve samenwerking met de industrie om gemeenschappelijke doelen te formuleren? En, zo ja, wat gaat de regering doen om de planningshorizon meer in lijn te brengen met die van de industrie? Hoe gaat het kabinet invulling geven aan de wens van het bedrijfsleven om te komen tot stabiliteit, continuïteit, duidelijkheid en voorspelbaarheid? Welke uitbreiding en verdieping van strategische partnerschappen ziet de regering om invulling te geven aan wederzijdse langetermijnbelangen? Heeft het kabinet exact in beeld welke heffingen, belastingen en regels zorgen voor een ongelijk speelveld voor onze industrie? Wat is het kabinet bereid te doen aan dit ongelijke speelveld? En voorziet de Miljoenennota in mogelijkheden voor maatregelen op korte termijn? Wat kan de regering doen om de kosten voor levensonderhoud voor de burger structureel te verlagen?
Voorzitter. De productiviteitsgroei in Nederland is een grote zorg. Het IMF stelde in zijn landenrapport 2025 dat de productiviteitsgroei in Nederland laag is. In de Verenigde Staten is de productiviteitsgroei dit jaar al gemiddeld 3% en in Nederland 0,3%.
Mijn vragen. In welke mate is de productiviteit negatief beïnvloed door een te grote overheid en te hoge beleids- en regeldruk? Wat kan de regering doen om ernst te maken met het terugdringen van het aantal ambtenaren en de inhuur door de overheid, ook om daarmee de personeelskosten van het bedrijfsleven te kunnen verminderen? Denkt de regering daarbij aan de bekende kaasschaafmethode of aan meer weloverwogen uitgangspunten en, zo ja, welke? Hoe waarborgt het kabinet dat de uitstroom van het bedrijfsleven stopt en nieuwe industrieën zich in Nederland vestigen, daar waar nu de industrie ons land verlaat? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de infrastructuur rond de belangrijke economische regio's haar waarde niet alleen behoudt, maar ook in waarde toeneemt? Wat kan dit kabinet doen om minder zinnige overheidsuitgaven te voorkomen en om onderbesteding en onderuitputting verder terug te dringen om daarmee de belastingdruk voor boeren, burgers en bedrijven te helpen verminderen? Onderschrijft de regering naast het belang van het Project Beethoven in de regio Eindhoven ten behoeve van de technologiesector, ook het belang van de basisindustrie, de landbouw, de visserij en de veeteelt voor de Nederlandse samenleving? Ziet het kabinet, naar voorbeeld van de regio Eindhoven, de mogelijkheid om dit concept ook toe te passen op de haven van Rotterdam, de chemiesector en bijvoorbeeld de staalindustrie? Erkent de regering dat innovatie op het gebied van landbouw en veeteelt niet alleen in grote mate bijdraagt aan de voedselzekerheid en het behoud van strategische onafhankelijkheid, maar ook aan het kunnen halen van klimaatdoelen?
Voorzitter. Eind '23 is in deze Kamer een BBB-motie aangenomen voor het oprichten van een nationale investeringsbank. Tijdens de bespreking in de Kamer van de Voorjaarsnota heeft deze demissionaire minister het belang van een nationale investeringsbank onderschreven. Die kan een katalysator zijn voor de investeringsbereidheid van de overheid en de Nederlandse pensioenfondsen om in hechte samenwerking met de Nederlandse industrie een lans te breken voor financiering van projecten die bijdragen aan een structureel economisch verdienmodel. Kan de regering aangeven welke prioriteit dit heeft en wat de geplande datum is om daadwerkelijk een nationale investeringsbank op te richten?
Voorzitter. Netbeheerders investeren steeds meer in de uitbreiding van het elektriciteitsnet en het gasnet. Deze investeringen blijven exceptioneel groeien. Tegelijkertijd loopt bijna de helft van de 900 grote projecten steeds meer vertraging op door gebrek aan ruimte, tekort aan technici en jarenlange vergunningsprocedures. Dit kan oplopen tot tien jaar: acht jaar voor voorbereiding en het verkrijgen van de benodigde vergunningen en twee jaar voor de bouw van nieuwe hoogspanningsstations en transformatorstations. Het slagen van de energietransitie is essentieel voor het bouwen van woonwijken en de groeiende energiebehoefte van bedrijven die zouden willen uitbreiden of zich zouden willen vestigen. Dit vraagt om acute regie van de regering. Bij de behandeling van de Miljoenennota in de Tweede Kamer heeft BBB bovendien nog gewezen op het belang van betaalbare energie. Recent riep de burgemeester van Eindhoven het kabinet op om de verwachte winst van de verkoop van het Nederlandse belang in TenneT te investeren ten behoeve van het oplossen van de netcongestie.
Mijn vragen. Kan de regering reflecteren op deze oproep? Welke middelen en maatregelen heeft het kabinet paraat om alle urgente en van belang zijnde aspecten van de netcongestie versneld en in samenhang structureel op te lossen? Welke oplossingsrichting ziet de regering om de kosten van energieverbruik voor burgers en bedrijven echt betaalbaar te maken in relatie tot de energiekosten in andere Europese landen? Welke rol kunnen zonnepanelen op daken van huizen en bedrijven spelen als deze bijdragen aan een vorm van zelfvoorziening? Is het kabinet bereid om het plaatsen zonnepanelen opnieuw te stimuleren? Ziet de regering het belang van bijvoorbeeld actieve samenwerking met Alliander en TenneT gevestigd op de Electricity Campus in Arnhem in combinatie met het initiatief van de provincie Gelderland om een netcongestiecentrum op te richten en, zo ja, is het kabinet bereid om hier financieel aan bij te dragen?
Voorzitter. Investeringen in defensie en de strategische industrie, inclusief de voedselproductie, zijn cruciaal voor ons land, ook om ons land veilig en weerbaar te houden. Het innovatieve mkb is daarbij een cruciale toeleverancier en draagt in belangrijke mate bij aan onze autonomie en veiligheid en het toekomstige verdienmodel van Nederland. Mijn vragen. Ziet de regering de toegevoegde waarde van het mkb in de regio voor ontwikkeling van dual-usetechnologieën? Onderschrijft het kabinet dat Defensie juist door de samenwerking met kleine bedrijven wendbaarder en efficiënter kan zijn? Is de regering het met BBB eens dat verantwoord begroten noodzakelijk is om op langere termijn een structureel sterke economie te kunnen waarborgen, zodat voorkomen kan worden dat de gemiddelde belastingdruk voor burgers en bedrijven zal stijgen? En, zo ja, ziet de regering dan ook de mogelijkheid om noodzakelijke investeringen publiek-privaat te financieren, met aanvullende financiële instrumenten?
Voorzitter, tot slot. Nederland is een mooi land. Elk jaar de begroting rondkrijgen is complex. Toch doen we het goed. In de Belgische krant De Standaard schreef hoogleraar Ive Marx onlangs het volgende: "Sluit uw ogen en beeld u het volgende in. Een begrotingstekort van slechts 2%, de economie groeit en bloeit, Standard & Poor's geeft een AAA-rating, maar als ze konden, zouden ze er allicht nog een A bij zetten. Zo'n land bestaat echt, en ze spreken er zelfs onze taal." BBB ziet uit naar de beantwoording van onze vragen door de minister en de staatssecretaris.
Voorzitter, dank.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Griffioen. De volgende spreker van de kant van de Kamer is de heer Bovens. Hij spreekt namens het CDA. Ik geef hem graag het woord.
De heer Bovens i (CDA):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Toen ik de Miljoenennota 2026, de tweede van het kabinet-Schoof, gelezen had, schreef ik drie woorden in de kantlijn: optimistisch, realistisch en pessimistisch. Dat zijn drie termen, drie wereldbeelden die eigenlijk lastig samen kunnen gaan, maar blijkbaar in de boezem van dit demissionaire kabinet wel tot een soort van geheel zijn samengebracht. Dat is op zichzelf al een prestatie. Voor die prestatie verdient de minister van Financiën onze waardering. Namens mijn fractie welkom aan minister Heinen en tegelijk welkom aan staatssecretaris Heijnen, die de overstap van de bankjes hier links naar de stoelen heeft gemaakt. Hij verdedigt vandaag mede een Miljoenennota, een belastingplan, waar hij als senator ongetwijfeld nog wel wat kritische kanttekeningen bij zou hebben gemaakt. De woordspeling over het feit dat twee bewindslieden E. Hei(j)nen heten, zal ik vandaag achterwege laten, al was het maar om het niveau van het senaatsdebat hoog te houden.
(Hilariteit)
De heer Bovens (CDA):
Ik volsta met de blik op de heiligenkalender, waarbij mij opviel dat de heilige Henricus, waar toch de naam Hein van is afgeleid, ooit door paus Eugenius, of Eugène, III werd heiligverklaard. Maar nu de paradox van die drie woorden. Optimistisch slaat op de inleiding van de Miljoenennota, waarin het kabinet beschrijft hoe wij ervoor staan. Er waren nog nooit zo veel mensen aan het werk. Er is sprake van een historisch lage staatsschuld, verbeterde koopkracht en dalende armoede. Het realistische beeld betreft de toekomst bij ongewijzigd beleid: een iets hogere inflatie, de niet meer dalende werkloosheid, de hogere uitgaven voor asiel enzovoort. Het pessimistische deel betreft wat daar nog bovenop komt. De ene donkere wolk na de andere verschijnt aan de horizon: de geopolitieke situatie, de oorlog in Oekraïne, het vestigingsklimaat, de achterblijvende klimaatdoelen, de stikstofstilstand en de oplopende staatsschuld. Maar de inleiding eindigt met het optimisme van de minister als hij schrijft dat we weliswaar onvoldoende beseffen wat er op ons afkomt, maar tegelijk onvoldoende beseffen dat we het tij best wel kunnen keren.
U begrijpt dat mijn fractie als club rechtgeaarde christendemocraten positief en dus optimistisch naar de toekomst kijkt. Het kan echt anders, luidde bijvoorbeeld de titel van een boek van 300 pagina's dik van mijn collega-fractieleider in de Tweede Kamer, Henri Bontenbal. Informateur Sybrand Buma schreef ooit een boek met als titel Samen kunnen we meer. Ik ben even vergeten wat de titel van het boek van D66-voorman Jetten was. Hoe heette dat?
Mevrouw Aerdts i (D66):
Het kan wél.
De heer Bovens (CDA):
Het kan wél, inderdaad. Ongetwijfeld geeft dat ook ruimte voor optimisme, maar dan moet er dus wel wat anders gedaan worden dan nu. We kunnen dus best de realistische kant van deze Miljoenennota accepteren, mits er voldoende basis voor aanpassing en verbetering kan worden gevonden. Voor mijn CDA-fractie zou die ruimte moeten worden gevonden in vier samenhangende velden: meer ruimte voor de samenleving, meer ruimte voor de medeoverheden, meer ruimte voor ondernemerschap en investeringen en ten slotte meer ruimte voor veiligheid, vrede en een rechtvaardigere wereld. Het kabinet schrijft in de inleiding van de Miljoenennota terecht dat Nederland op een keerpunt staat. Dat vergt het maken van keuzes, ook en zelfs als die pijn doen of als die niet passen in een populistisch maakbaarheidsdenken, maar wel een appel doen op mensen, bedrijven en organisaties om hun bijdrage aan het algemeen belang van Nederland en de wereld daarbuiten te leveren.
Meer ruimte voor de samenleving. Investeren in die samenleving betekent voor het CDA dat er vanuit de overheid vertrouwen moet zijn in de kracht van burgers, van gezinnen, van verenigingen, van het maatschappelijk middenveld. Dit kabinet legt zwaar de nadruk op stabiele overheidsfinanciën, degelijk monetair beleid en een matiging van de belastingdruk. Daar is zeer veel voor te zeggen. Graag wijst mijn fractie op het advies van de Raad van State met betrekking tot de waarde en die noodzaak van dat degelijk financieel beleid.
Groeiende uitgaven zijn in het verleden gedekt door hogere opbrengsten vanwege extra economische groei. De Miljoenennota schrijft terecht dat een groot deel van die economische groei komt door verhoging van de arbeidsparticipatie, stijgende handel en de interne Europese markt. Maar onze economische groei zou toch ook terug te vinden moeten zijn in een verbetering van wat wij "brede welvaart" zijn gaan noemen. Dat is niet echt meetbaar het geval. Ik zie dat tenminste niet terug in de visualisatie in de Miljoenennota. Dat vergt namelijk een groei van de kwaliteit van samenleven, van gezondheid, van huisvesting, van leefomgeving, van zelfontplooiing, lees: onderwijs en cultuur. Daarbij is toch echt de burger of de samenleving zelf in de lead, mits daartoe door de overheid in positie gebracht. Voor de Algemene Financiële Beschouwingen levert dat vragen op als: wordt er nu echt werk gemaakt van het rapporteren van en het sturen op brede welvaart? Wordt er in de verbouwing van ons belastingstelsel ruimte geboden aan burgers die zorgen voor elkaar, die mantelzorger zijn, aan het stimuleren van het schenken aan goede doelen tot en met het bevorderen van maatschappelijk initiatief? Dat vraag ik aan het kabinet.
Dat is niet alleen een vraag aan de rijksoverheid, maar ook aan onze medeoverheden, hetgeen mij brengt tot meer ruimte voor die medeoverheden. Want onze verhouding tot onze collega-overheden is er te vaak eentje van de hogere overheid tot de lagere overheid. De ouderwetse opvatting dat het huis van Thorbecke verdiepingen telt, is allang geëvolueerd tot het huis van Thorbecke als een bungalow met gelijkvloerse kamers en meerdere ingangen, waarbij de provincies vaak de functie van de hal vervullen, zoals ik het als oud-IPO-voorzitter graag mocht duiden. De medeoverheden zijn nu nog te vaak gewoon een post op de rijksbegroting, die kan groeien en die kan krimpen. Nu wordt het accres wederom wat afgerond. De discussie over het zogenaamde ravijnjaar heeft velen de ogen geopend. Het onvoldoende ophogen van het Gemeentefonds en het Provinciefonds zal leiden tot bezuinigingen op lokaal en regionaal niveau. Die bezuinigingen kunnen weer leiden tot bijvoorbeeld minder zwembaden, een slechter rioolstelsel of minder muziekonderwijs. Dat brengt weer de nationale doelstellingen rond gezondheid, bodemkwaliteit en cultuur in gevaar.
Wellicht zijn de ontwikkelingen rond de financiering en uitvoering van de jeugdzorg wel het meest duidelijke voorbeeld. De inhoudelijke problemen, de organisatorische inrichting en de budgettaire mogelijkheden maken dat dossier immers zeer complex. Verbetering moet komen van én meer ruimte én een betere organisatie, maar ook van meer geld, zoals ook de commissie-Van Ark constateerde. Mijn vraag aan de regering: is er van dit demissionaire kabinet nog iets te verwachten voor de hoogte en de verdelingssystematiek van het Gemeentefonds en het Provinciefonds of laat men dat over aan een nieuw kabinet? Met welke bedrag aan claims van de medeoverheden houdt de minister rekening in het overdrachtsdossier voor zijn opvolger? Oftewel: hoe groot is het resterend ravijn?
Meer ruimte voor medeoverheden betekent voor het CDA ook volop voortgaan op de weg van Elke regio telt! We hebben dat laten zien bij de bezuinigingen op het hoger onderwijs. Juist de disproportionele effecten op bepaalde met name te noemen regio's worden mede de aanleiding om hier in de Kamer waarschuwingen te geven over de uitvoerbaarheid van de begrotingswet Onderwijs. De rest is geschiedenis. Graag hoor ik de minister reflecteren op dat spanningsveld. Ziet hij ook de noodzaak voor veel fundamenteler kijken naar de financiële verhoudingen met de medeoverheden en in het land?
Meer ruimte voor ondernemerschap en investeringen. Op dit punt denk ik dat de mening van mijn fractie niet veel zal afwijken van die van het kabinet, in elk geval niet qua doelen. Want ook hier speelt het realisme ons wellicht parten. Je wilt het bedrijfsleven ruimte geven, ondernemerschap laten lonen, investeringen bevorderen, maar tegelijkertijd neemt de belastingdruk toe, lijkt het vestigingsklimaat te verslechteren en is de ruimte voor lastenverlichting gering. Maar ook de ruimte voor lastenverzwaring is gering. Ik heb te doen met onze nieuwe staatssecretaris, die aan de ene kant aan de vernieuwing van ons belastingstelsel werkt op de middellange termijn. Hij moet de gevolgen van de box 3-discussie nog verwerken. En in de btw-portefeuille heeft hij nog dezelfde uitdagingen als zijn twee voorgangers. Je zou onze samenleving en ons bedrijfsleven bijna de rust gunnen van een rustige en kalme behandeling van het Belastingplan 2026. Wat verwacht of hoopt de staatssecretaris van die behandeling van dat Belastingplan in deze Kamer?
Tegelijkertijd vragen zaken onze aandacht, soms met weinig en soms met meer budgettaire consequenties. Mijn collega Van der Goot van OPNL zal ongetwijfeld ingaan op de positie van grenswerkers, een probleem dat goed is voor onze arbeidsparticipatie en meer om wil dan om geld vraagt. Wat de landsgrenzen betreft, blijft mijn fractie kritisch op btw- en accijnsverhogingen die de fiscale verschillen met België en Duitsland vergroten. Dit jaar was er bijvoorbeeld de btw-verhoging op logies, waardoor de toeristische sector in de grensstreken onevenredig wordt geraakt. De economische schade loopt in alleen al de provincie Limburg op naar wellicht 500 miljoen euro.
Het antwoord van de regering op vragen uit deze Kamer is: we kunnen binnen Nederland nu eenmaal niet differentiëren wat betreft de btw. Maar de Koninklijke Horeca Nederland heeft het laten onderzoeken en daaruit blijkt dat de verhoging de Staat zelfs meer kost dan oplevert. Mijn vraag aan deze staatssecretaris, die zelf in de grensstreek woont, is of hij een oplossing weet voor de extra negatieve effecten in de grensstreek. Ook vraag ik de reactie van de regering op het onderzoek van de Koninklijke Horeca Nederland.
Ruimte voor investeren slaat eveneens op de noodzaak om Nederland van het slot te halen. Het tempo in het bouwen van woningen moet omhoog. Regels die dat verhinderen, moeten we saneren. Het CDA heeft de plannen van LTO, VNG, IPO, Bouwend Nederland en andere partijen positief ontvangen. Onze fractie heeft in het voorjaar voor het eerst sinds het bestaan van het CDA tegen een begroting gestemd, namelijk die van Landbouw voor 2025. Doelen en middelen lagen voor ons namelijk veel te ver uit elkaar. Deze Miljoenennota verandert niet veel aan die argumenten. Kan de minister aangeven of hij vindt dat deze begroting op uitvoerbaarheid beter scoort dan die van 2025? Hoe apprecieert de minister vanuit zijn financiële verantwoordelijkheid de plannen van LTO cum suis? Kan hij reflecteren op het niet realiseren van de doelen met betrekking tot de woningbouw? Ligt het programma STOER nu eindelijk op schema?
Ten slotte: meer ruimte voor veiligheid, vrede en een rechtvaardigere wereld. Dit demissionaire kabinet sorteert namelijk terecht voor op de noodzaak om meer te investeren in onze defensie en weerbaarheid. Hier balanceert de Miljoenennota op de breuklijn van pessimisme en optimisme. De opgave is immers enorm, en de hoge bedragen die ermee gemoeid zijn, kunnen op andere terreinen tot grote problemen leiden.
Toch zijn er kansen en laten de meeste partijprogramma's zien dat doelen realistisch kunnen zijn, mits er slim wordt geïnvesteerd en er goed Europees wordt samengewerkt. Slim investeren betekent voor het CDA mede dat je investeert in de dingen waar we goed in zijn, bijvoorbeeld daar waar we een industriële sector van betekenis hebben. Dan snijdt het mes namelijk aan meerdere kanten. Europees samenwerken betekent meer aandacht voor onze interne markt. Daar hadden we toch onze economische groei aan te danken, nietwaar? Combinaties maken met andere landen, maar die andere landen ook wat gunnen, hoort daar ook bij.
Met meer investeren in defensie en de 3,5% aan militaire uitgaven, zijn we er niet. Is de wereld veiliger als we goed bewapend zijn of is er meer nodig? De oorlog in Oekraïne leert ons ook iets over het thema weerbaarheid. Ook de Baltische landen en landen als Finland en Zweden laten zien dat een weerbare bevolking minstens zo belangrijk is. Investeren in onderwijs, in het waarderen van vrijheid, democratie en de rechtsorde; het hoort er allemaal bij. Voordat we de 1,5% boven op de 3,5% al gaan uitgeven aan het versterken van autowegen en bruggen, pleit mijn fractie voor een bredere discussie over hoe je de samenleving in Nederland alsmede de wereld daarbuiten met dat investeringsgeld echt sterker maakt. Een ministerie van defensie, weerbaarheid en vredesbevordering zou een mooie vertaling van die gedachte zijn.
Het afgelopen jaar heeft mijn fractie, maar ook die van collega's, zoals die van de ChristenUnie, gepleit voor het in stand houden van het budget voor ontwikkelingssamenwerking conform de OESO-norm. Deze regering voert de hier aangenomen Kamermotie echter niet uit. Ik heb eerder het balletje opgegooid om te kijken naar de relatie tussen de 1,2% groei Defensie budgettair non-militair en het ODA-budget of, wellicht beter, tussen de gelden voor militaire uitgaven en die voor uitgaven die de oorzaken van oorlog aanpakken, zoals ongelijkheid, klimaat, economische achterstand en dictatuur.
De voorzitter:
De heer Schalk wil graag een interruptie zetten.
De heer Schalk i (SGP):
Ik ben het zeer eens met de laatste opmerking over het buitenland, over onze verre naasten, maar ik ga nog even terug naar het binnenland, met name rondom het thema van defensie, die 3,5% en die 1,5%. Het blijkt dat het heel ingewikkeld is om in ieder geval op korte termijn voldoende gelden erin te kunnen stoppen. De heer Bovens heeft het zojuist gehad over die weerbaarheid van de bevolking. Je zou kunnen denken dat dat altijd onder die 3,5% valt, maar staat hij er ook voor open dat je dat juist bij die 1,5% stopt?
De heer Bovens (CDA):
Dat is volstrekt terecht. Dat is exact wat ik bedoel. Die weerbaarheidsuitgaven en die uitgaven voor een veiligere wereld kunnen in die 1,5%, want ik denk dat die 1,5% anders wordt besteed aan het versterken van autowegen en bruggen. Dat is ook nuttig overigens — daar gaat het even niet om — maar ik zou een deel van die 1,5% willen besteden aan de weerbaarheid van de bevolking.
De heer Schalk (SGP):
Prachtig. Dan hoop ik dat zo meteen een helder antwoord komt op de vraag of die mogelijkheid inderdaad bestaat. Dat is vanuit het ministerie van Defensie, maar de minister van Financiën weet alles, hè.
De heer Bovens (CDA):
De minister van Financiën weet alles en mijn oproep zou zijn om in ieder geval de discussie wat breder te trekken dan die op dit moment gaat.
De voorzitter:
Meneer Bovens, zet u uw betoog voort.
De heer Bovens (CDA):
Ik had het over de relatie tussen ODA-uitgaven en defensie-uitgaven. Mijn collega van de ChristenUnie zal daar zeker nog een aantal stichtelijke woorden aan wijden. Ik ben dus benieuwd naar de opinie van de minister hierover.
Voorzitter. Ik rond af. Het kan gelukkig ook anders, degelijk en optimistisch. Onze samenleving snakt daarnaar en welke minister van Financiën zou daar niet graag deel van uitmaken? Ik zie uit naar de reactie op onze overwegingen en onze vragen.
Dank u.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Bovens. In de eerste termijn geef ik vervolgens graag het woord aan de heer Van Ballekom en hij spreekt namens de fractie van de VVD.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vreemd. We bespreken vandaag niet, zoals gebruikelijk, de concrete plannen van de regering voor het volgende begrotingsjaar zoals opgenomen in de Miljoenennota, want naar alle waarschijnlijkheid zullen er nog tal van wijzigingen volgen die worden gepresenteerd tijdens de Voorjaarsnota en zullen leiden tot suppletoire begrotingen. Althans, dat is de hoop en verwachting van mijn partij. We moeten zo snel mogelijk beschikken over een missionair kabinet met eigen plannen en eigen oplossingen voor specifieke problemen. We hebben de afgelopen jaren al voldoende demissionaire perioden gekend.
Dit neemt niet weg dat ik namens de VVD wat kanttekeningen wil plaatsen bij wat nu ter tafel ligt. Laten we beginnen met de positieve opmerkingen, want liberalen staan nu eenmaal positief in het leven. In de Miljoenennota wordt aandacht besteed aan het begrip "brede welvaart". Dat was vorig jaar ook een onderwerp van discussie. Onlangs heeft het CBS daar wederom onderzoek naar gedaan. En wat blijkt? De bevolking heeft meer vertrouwen in ambtenaren, meer vertrouwen in de gemeenteraden, meer vertrouwen in de rechterlijke macht en zelfs in de Europese Unie en de leden van de Tweede Kamer dan in voorafgaande jaren. Ongeveer 80% van de bevolking is tevreden tot zeer tevreden. Gezien het chagrijn dat ik soms proef in onze samenleving had ik eerlijk gezegd andere uitkomsten verwacht. Tel daarbij op dat Nederland een hoogproductieve markteconomie kent met de hoogste arbeidsproductiviteit in Europa, van maar liefst 73%, een begrotingstekort van ruim onder de 3%, een schuld van onder de 60% en een handelsoverschot van wel 9,5% voor goederen en diensten.
Ja, collega Crone, ik weet wat u nu gaat beweren, maar laten we die discussie aan de bar voeren en niet hier in de Kamer.
Nederland staat in de rapporten, onlangs nog uitgebracht, van het Global Wealth Report altijd bij de eerste tien. In het genoemde rapport van afgelopen jaar is Nederland zelfs opgeschoven van de achtste naar de zesde plaats. Nu weet ik wel dat je natuurlijk alleen maar de statistieken moet geloven die je zelf vervalst hebt, zoals Winston Churchill zou zeggen, maar het is toch altijd leuk om te lezen dat het in jouw land over het algemeen goed toeven is. Kortom, ondanks alle problemen en uitdagingen — en er zijn er veel; daarover geen enkel misverstand — gaat het door de bank genomen niet slecht met Nederland, en dat mag weleens gezegd worden.
Dat geldt overigens ook voor de armoedecijfers, meneer Van Apeldoorn. Natuurlijk zijn er altijd schrijnende gevallen. Daar moet als het kan wat aan gedaan worden. Daar ligt ook een taak voor lokale overheden. Maar ook dit jaar is wederom sprake van dalende armoedecijfers ten aanzien van personen en kinderen. In 2026 gaat het naar zo'n 2,6%. In 2018 was dat nog 7% tot 9%. Nu is het 3,5%. De prognoses geven aan dat het daalt naar 2,6%. Dat is geen slechte trend. Ook de vermogensposities, waarbij eigen woningen en pensioenen niet worden meegerekend, zijn vrijwel constant.
De voorzitter:
Een volstrekt uitgelokte interruptie door de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
U kon erop wachten! Dat is inderdaad een goede trend; dat ben ik met de heer Van Ballekom eens.
De heer Van Ballekom (VVD):
Gelukkig.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik was wel verbaasd om in de doorrekening van het verkiezingsprogramma van de VVD te lezen dat die trend weer omhooggaat. Die gaat dus niet de goede kant op, niet verder naar beneden; de armoede zal stijgen. Ik ben benieuwd wat de reflecties van de VVD-fractie daarop zijn. Maar ik heb misschien nog een andere vraag: in hoeverre schrijft de heer Van Ballekom deze dalende trend van de armoede, die vooral een trend is geweest van de jaren hiervoor, toe aan dit kabinet?
De heer Van Ballekom (VVD):
Het recept van de VVD voor armoedebestrijding is altijd inzetten op economische groei. Dat is het beste recept om dat te kunnen financieren. Ik denk dat uit ons programma blijkt dat dat haalbaar is. Maar we zullen zien wat er uiteindelijk uit komt als compromis in de formatie.
De voorzitter:
De heer Van Apeldoorn, een vervolgvraag.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dat was eigenlijk niet mijn vraag, dus ik moet die nu nog een keer herhalen. Mijn vraag was in hoeverre de dalende trend van de armoede, waar de heer Van Ballekom naar verwijst, het gevolg is van het beleid van dit kabinet. Laat ik er dan maar meteen aan toevoegen wat volgens mij het geval is. De armoede is inderdaad gedaald onder het vorige kabinet, mede onder aansporing van deze Kamer. Er zijn meerdere moties aangenomen, ook ingediend door mijn fractie, om met name de kinderarmoede verder terug te brengen. Maar dit kabinet heeft zich tevredengesteld met het handhaven van de armoede op het niveau van 2024. Er zijn nog altijd rond de 100.000 kinderen die in armoede opgroeien, ook volgens de nieuwe definitie. Dat gaat volgend jaar ietsje naar beneden, niet als gevolg van het beleid van dit kabinet, maar als gevolg van de ontwikkelingen van de conjunctuur. In hoeverre kan de heer Van Ballekom van de VVD-fractie daar dan tevreden mee zijn?
De heer Van Ballekom (VVD):
Dit kabinet heeft in ieder geval in de Miljoenennota neer kunnen leggen dat er sprake is van een dalende trend van 3,5% naar 2,6%. Ik denk dat dat geen slecht cijfer is. We kunnen er nog over van gedachten wisselen of dat komt door specifieke maatregelen of dat de inflatie wellicht ook nog een rol speelt, maar de trend is in ieder geval goed. Die is al sinds 2018 goed. Vandaar dat ik dat even noem. Ik denk dat we daar trots op mogen zijn. Dat wil niet zeggen dat elk kind in armoede er niet één te veel is. Daarom zeg ik ook dat daar wat aan moet gebeuren en dat er ook een taak ligt voor de lokale overheden.
De voorzitter:
Tot slot en kort, de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot dan. Ik vraag me af wat er dan aan moet gebeuren. De heer Van Ballekom heeft het erover dat er natuurlijk schrijnende gevallen zijn. Ik zou zeggen dat 100.000 kinderen die in armoede opgroeien niet "een aantal" schrijnende gevallen zijn; dat zijn er veel te veel. Dat is een hele grote stad bij elkaar. Welke maatregelen zouden er nog genomen moeten worden? Overigens wat betreft die 3,5%: volgens mij zat het al op een lager niveau toen dit kabinet met de eerste Miljoenennota kwam en gaat de armoede onder kinderen nu met twee tiende procentpunt achteruit of naar beneden. Een hele significante daling is dat dus niet, maar ik ben vooral benieuwd wat de heer Van Ballekom dan voorstelt om die trend nog verder naar beneden te buigen, want daar hoor ik de VVD eigenlijk helemaal niet over.
De heer Van Ballekom (VVD):
Zoals gezegd, zet mijn partij altijd in op economische groei als de beste bestrijding van armoe.
Concluderend, voorzitter. Ik heb die positieve noot alleen maar genoemd om te zeggen dat er geen enkele reden is om de aandacht te laten afleiden van wat echt noodzakelijk is, namelijk het verbeteren van het investeringsklimaat en werk maken van de Investeringsagenda om de prangende problemen op te lossen.
Ik zet even de feiten op een rij. Het EMU-saldo is 2,9% in 2026. Dat was 2,1% in 2025 en 0,9% in 2024. De staatsschuld is licht stijgende bij een redelijk goed draaiende economie, maar met een relatief hoge inflatie. De inflatie van 3,1% daalt te langzaam en wordt in 2026 op 2,3% geschat, hoewel dat cijfer, als ik me niet vergis, onlangs weer naar boven is bijgesteld. Ik kijk de minister dan even aan, want hij weet wat de exacte cijfers op dit ogenblik zijn. Dat zijn pijnpunten, ook als je rekening houdt met de incidentele stijging van het tekort in 2026 vanwege de Defensiepensioenen. Met inachtneming van de uitdagingen waar we voor staan, en tegen de achtergrond van de voortschrijdende vergrijzing, zullen we bij ongewijzigd beleid op niet al te lange termijn de referentiewaarden overschrijden. Er zijn dus substantiële aanvullende preventieve maatregelen nodig. De vele cijfers over de relatieve schuld in vergelijking met andere landen en de tekortcijfers, zoals uitgebreid geëtaleerd in de Miljoenennota, wekten bij mij persoonlijk de indruk dat we dit jaar toegeven: het had beter gekund en het had beter gemoeten. Dat vinden de Raad van State en de Rekenkamer eigenlijk ook. Maar de andere landen doen het vele malen slechter, dus het kan altijd nog erger. Dat klopt: het kan altijd nog erger. Maar ik wil niet dat we ons verschuilen achter de slechtere cijfers van andere lidstaten. Nee, de VVD wil dat de Europese Commissie strenger optreedt om lidstaten te bewegen werk te maken van gezonde overheidsfinanciën. Er zijn namelijk terechte zorgen over de schuldhoudbaarheid, en niet alleen in Frankrijk. Dat kan economische consequenties hebben waar wij ons maar beter op kunnen voorbereiden. Ik las vanochtend in de Volkskrant dat de president van De Nederlandse Bank het had over "code oranje".
Het zijn economische consequenties die overigens ook nog versterkt kunnen worden door het grillige, louter op machtspolitiek gebaseerde handelsbeleid. Er hoeft maar een filmpje te worden uitgezonden bij een of andere omroep dat door de heer Trump niet wordt gewaardeerd en voor je het weet worden de importtarieven verhoogd. Als handelsland zijn we daar bijzonder gevoelig voor. We zijn bijzonder gevoelig voor wisselkoersschommelingen en handelsbelemmeringen.
Dat gezegd hebbende. De VVD duidt het de demissionaire minister niet euvel dat hij in deze begroting geen voorstellen doet in preventieve zin, want dat is toch een beetje over je graf heen regeren. Ik vind het ook begrijpelijk dat het tekort enigszins oploopt; we zaten nu eenmaal in verkiezingstijd. Maar gelukkig zijn de kaders gehandhaafd en dat is belangrijk.
Voorzitter, ik heb wel een puntje van kritiek: het bezuinigen via het inhouden van de prijsbijstelling of het niet doorvoeren van de reguliere inflatiecorrectie. In mijn tijd maakte je dan in ieder geval geen promotie bij de Inspectie der Rijksfinanciën. Dat viel in de categorie "slappe hap". "Had u niet wat beters kunnen verzinnen?" hoor ik Onno Ruding nog zeggen. Mevrouw Moonen zal dat bevestigen en de heer Van Rooijen zal het met me eens zijn: de nieuwe regering zal fors aan de bak moeten met gerichte beleidsmatregelen, en niet met zaken als de prijsbijstelling en de inflatiecorrectie. Dat is niet alleen zo omdat er noodzakelijk extra uitgaven gedaan moeten worden in de defensiesector, ter stimulering van de woningbouw of voor het oplossen van de stikstofproblemen of de netcongestie — dat wordt alleen al geschat op 200 miljard op de komende jaren. Er is ook meer geld nodig voor research, development, innovatie en onderwijs. Het zijn slechts enkele voorbeelden. We hebben te maken met een gematigde groei van de arbeidsproductiviteit. De Nederlandse uitgaven aan innovatie liggen weliswaar rondom het Europese gemiddelde, maar ze lopen achter in vergelijking met die van de Verenigde Staten en China. Dat is dan vooral in de private sector. De publieke investeringen in innovatie vallen nog mee, maar vooral in de private sector lopen we achter.
Innoveren is nu eenmaal de enige manier om de noodzakelijke productiviteitsgroei, die achterblijft, te bevorderen. In alle adviezen, of het nu de artikel 4-adviezen van het IMF zijn, de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie of adviezen van de Nederlandse maatschappelijke organisaties en adviesorganen van de regering, lees je: er dient een omslag gemaakt te worden van consumptieve uitgaven naar investeringsuitgaven of kapitaaluitgaven om de Nederlandse economie toekomstbestendig te maken. In de wetenschap dat meer dan 50% van de uitgaven opgaat aan zorg en sociale uitgaven — dat is zo'n 240 miljard — wordt dat een hele klus. De VVD hoopt van harte dat de lasten voor burgers en bedrijven daarbij niet worden verhoogd. De lastendruk in Nederland is al relatief hoog en het bevordert onze concurrentiekracht niet, noch de goesting van burgers om harder te gaan werken, noch die van bedrijven om in te zetten op meer investeringen.
Voorzitter. Meer investeren en harder werken is het enige realistische vooruitzicht. De pogingen en discussies om oplossingen te vinden door een verandering van het kasstelsel in een baten-lastenstelsel of het invoeren van een gulden financieringsregeling, waaraan aandacht wordt besteed in de Miljoenennota, zijn louter semantisch en lossen de problemen niet op. Gelukkig lezen we dat de Wet houdbare overheidsfinanciën het uitgangspunt blijft en het trendmatige begrotingsbeleid met inachtneming van de Europese referentiewaarden leidend is. Dat mag wat de VVD betreft, meneer Heinen, best in een overgangsdossier, als dat overgangsdossier noodzakelijk is; dat weet je maar nooit. Het zou maar zo kunnen dat dat niet hoeft.
Ten slotte een verzoek aan de minister, feitelijk een verzoek om een toezegging. Enige jaren geleden heeft de Kamer gevraagd een bijlage op te nemen in de Miljoenennota met een overzicht van alle fondsen. Dat heeft uw ambtsvoorganger destijds gepresenteerd. De illusie bestond dat de informatie zou worden vervolmaakt. Jammer genoeg werd niet altijd duidelijk aangegeven wat de effecten van een fonds waren, wat de toegevoegde waarde was, of die fondsen anders besteed werden dan oorspronkelijk de bedoeling was, wat er nog beschikbaar is, enzovoorts. Het is allemaal terug te lezen. Maar wat bleek? De bijlage werd maar eenmalig toegevoegd aan de Miljoenennota. Daar werd vorig jaar door mij een opmerking over gemaakt. Dat heeft geresulteerd in bijlage 14 van deze Miljoenennota, waarvoor dank. Maar dat is slechts een overzicht van 66 fondsen. Een paar heb ik opgezocht in de begroting van het ministerie dat daarvoor verantwoordelijk is. Daar wordt een omschrijving gegeven van het fonds, full stop. Nou, dat wist ik wel, waar het fonds voor bedoeld was. Wat ik eigenlijk wil weten, is wat ermee bereikt is. Dat stond er weer niet.
Dus ja, we zijn weer terug bij af, volgens mij. Vandaar het herhaalde verzoek om op basis van het overzicht van drie jaar geleden de verstrekte informatie aan te vullen. Die informatie is beschikbaar. Het zou ons senatoren helpen het overzichtelijk op een rijtje te krijgen. Om het beeld van het financiële wel en wee van het Rijk te completeren is ook verzocht om een opsplitsing te presenteren van de 645 miljard aan uitstaande garanties en een overzicht van de staatsdeelnemingen. Het is wat veel gevraagd, minister, maar het helpt ons bij de uitoefening van onze taak. Het is mij bij toeval bekend dat die informatie op het departement aanwezig is. Kortom, het kost niet veel moeite om dat te presenteren. De miljoenennota wordt wat dikker, maar dat is meestal digitaal, dus wat dat betreft valt het wel mee.
Nog wel een puntje van kritiek, minister. Voor het eerst is volgens mij het befaamde Blauwe Boekje, altijd handig voor een debat als dit, over het wel en wee van de Nederlandse economie en de overheidsfinanciën alleen via een app te downloaden. Dat is vervelend, zeker omdat wij hier in de Kamer niet beschikken over de snelste verbindingen. Kan het volgend jaar niet weer in dat handige, handzame formaat worden verspreid? Dat formaat. Ik weet dat ik namens vele collega's spreek als ik vraag om dat in ere te herstellen.
Voorzitter. Weinig concrete vragen, maar ik ben altijd benieuwd naar de reactie van de minister. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Van Ballekom. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Aerdts. Zij spreekt namens de fractie van D66.
Mevrouw Aerdts i (D66):
Voorzitter. Terwijl in Brazilië op dit moment duizenden wetenschappers, jongeren en wereldleiders bijeen zijn voor de klimaattop van de Verenigde Naties, wordt opnieuw pijnlijk duidelijk hoe groot de kloof is tussen wat er nodig is en wat veel landen, inclusief Nederland, daadwerkelijk doen. Deze top draait om niets minder dan de leefbaarheid van de aarde en de veiligheid van toekomstige generaties en precies dat raakt de kern van waarover wij hier vandaag spreken. Begroten gaat niet alleen over de cijfers van dit jaar, maar ook over het vormgeven van de toekomst van ons land. Begrotingsbeleid is nooit waardevrij. Het vertelt welke toekomst wij voor ogen hebben en welke verantwoordelijkheden we nemen ten opzichte van de generaties die nu nog klein zijn of niet eens geboren. Mijn fractie ziet het dan ook als onze verantwoordelijkheid om verder te kijken dan de cijfers onder de streep. Begroten is richting geven. Het betekent keuzes maken die de brede welvaart van vandaag en morgen raken, hier en elders.
Voor de D66-fractie is het van groot belang dat deze Kamer oog heeft voor de zorgen van mensen vandaag, maar net zo nadrukkelijk voor de jongeren van nu en voor de toekomstige generaties. Wij vinden het onze verantwoordelijkheid om steeds te beoordelen welke effecten ons beleid heeft op de brede welvaart in Nederland en op de wereld om ons heen. Juist daarom hechten wij eraan dat brede welvaart een van de leidende principes is bij het opstellen van de rijksbegroting. Dat is in deze Kamer al vaker besproken. De heer Bovens refereerde er ook al aan. Echter, de stappen, als we het al stappen mogen noemen, die door dit kabinet zijn gezet, zijn klein en hebben te weinig impact. Ook de Algemene Rekenkamer is hier opnieuw kritisch over. Zij onderstreept het belang van het ontwikkelen van een kernset indicatoren voor sturing op de lange termijn, zoals voorgesteld door de 18e Stuurgroep Begrotingsruimte. Dit klinkt nu misschien wat technisch, maar we hebben het gewoon over hoeveel geld mensen overhouden om boodschappen te kunnen doen, over hoe gezond mensen in Nederland zijn, over of er genoeg schone lucht en schoon drinkwater is en over of ze een goed en betaalbaar dak boven hun hoofd hebben. De schriftelijke beantwoording van onze vragen hierover was opmerkelijk kort en bood weinig inhoudelijke reflectie. De minister gaat nauwelijks in op de verantwoordelijkheid van het kabinet zelf. Daarom vraag ik hem opnieuw waarom hij brede welvaart niet leidend maakt in het begrotingsproces en waarom hij zijn collega's in het kabinet hier niet op aanspreekt.
Voorzitter. Brede welvaart gaat niet alleen over het hier en nu. Het gaat over de impact van ons beleid op toekomstige generaties. Voor de D66-fractie is dat een vaste toetssteen bij alle wetgeving die deze Kamer passeert. In de schriftelijke ronde vroegen wij daarom ook waarom voor deze begroting opnieuw geen generatietoets is opgesteld. Het antwoord dat we ontvingen was technisch van aard, maar gaf geen overtuigende verklaring. Daarom vraag ik aan de minister waarom die toets nou niet wordt ingezet om de effecten van het beleid in kaart te brengen. Het instrument ligt klaar. Waarom gebruiken we het dan niet?
Voorzitter. Nederland staat voor grote opgaven. Klimaatverandering, woningnood, geopolitieke onzekerheid en technologische ontwikkelingen vragen om een samenhangende toekomstgerichte visie. Dat deze begroting beleidsarm is begrijpt mijn fractie, maar beleidsarm hoeft niet richtingloos te betekenen. Er ontbreekt een duidelijke koers die laat zien hoe wij als land de uitdagingen van morgen willen aanpakken. Het besef ontbreekt dat veiligheid elders voorwaarde is voor veiligheid hier. De campagne Denk vooruit om de maatschappelijke weerbaarheid te vergroten — ik heb het pinnetje vandaag op — is in volle gang. Het niet halen van de klimaatdoelen leidt tot economische schade en geopolitieke instabiliteit. Europa kan geen strategische autonomie bereiken zonder stevige investeringen in onderwijs, wetenschap en innovatie en economische groei is slechts mogelijk als de energie-infrastructuur van morgen daadwerkelijk beschikbaar is. Een van de economen die ik sprak te voorbereiding op dit debat zei heel treffend: de stekkers moeten wel in het stopcontact kunnen.
Zonder samenhang, toekomstvisie of duidelijke prioritering blijft deze begroting gevangen in de logica van gisteren en dat leidt ons direct naar een van de belangrijkste fundamenten voor onze toekomst: kennis en innovatie. De heer Van Ballekom ging er ook al op in.
Nergens wordt gebrek aan toekomstgerichtheid zo duidelijk zichtbaar als wanneer het gaat om onderwijs en onderzoek. Als de eerder aangekondigde bezuinigingen worden doorgezet, zoals nu het plan is, wordt de ambitie onhaalbaar om in 2030 3% van het bruto binnenlands product te investeren in R&D. Maar het raakt meer dan dat. Het raakt onze economie, de haalbaarheid van de klimaatdoelen, ons verdienvermogen en vooral de jongeren van nu in hun toekomst. Wat de D66-fractie betreft zijn deze bezuinigingen op onderwijs buitengewoon onwenselijk. De PISA-scores van de Nederlandse kinderen blijven nog steeds achter bij het Europese gemiddelde. Universiteiten en hogescholen komen steeds meer klem te zitten. Onderzoek dat nodig is voor klimaat, gezondheid en veiligheid vertraagt of wordt niet opgestart. En dat terwijl kennis en innovatie juist de brandstof zijn voor de economie van de toekomst en de welvaart van morgen.
In dat licht vragen wij de minister hoe hij waarborgt dat deze druk niet leidt tot grote verschillen tussen instellingen, oplopende werkdruk of kwaliteitsverlies. Welke maatregelen overweegt hij om de toegankelijkheid en kwaliteit van hoger onderwijs te behouden, ondanks de bezuinigingen? Maakt de regering scenarioanalyses die de economische schade en de impact van deze bezuinigingen op de lange termijn in kaart brengen, zoals recente studies suggereren?
Vorig jaar waarschuwde het Planbureau voor de Leefomgeving dat de klimaatdoelen uit zicht raken. Investeringen worden doorgeschoven, subsidies onvoldoende effectief ingezet en maatwerkafspraken blijven achter. Ondertussen wil de minister de CO2-heffing voor bedrijven opschorten, een maatregel die juist bedoeld was om vervuiling eerlijker te beprijzen en de concurrentiepositie van duurzame bedrijven te verbeteren. Het gaat niet alleen om duurzaamheid, maar ook om onze economie. Nederland wil verdienen aan groene transities. Dat vraagt om nu duidelijke keuzes te maken en om stabiel beleid, waaronder stabiele financiering. We moeten vandaag de juiste investeringen doen om morgen economisch voordeel te behalen en groene werkgelegenheid te creëren. Daarom vraagt mijn fractie aan de minister hoe hij deze ontwikkelingen duidt in het kader van duurzaam begroten, intergenerationele rechtvaardigheid en het investeringsklimaat in Nederland.
Onze keuzes rond onderwijs, innovatie en klimaat hebben bovendien een internationale dimensie. Nederland kan niet geïsoleerd handelen. Onze welvaart, veiligheid en duurzaamheid hangen samen met hoe we samenwerken met andere landen en internationale verplichtingen nakomen. Dat brengt ons bij een ander domein waar toekomstvisie cruciaal is: ontwikkelingssamenwerking; de heer Crone sprak er al even over. Hier ontbreekt ook een consistente, toekomstgerichte aanpak. Twee aangenomen moties van de heer Holterhues over het herstel van de koppeling met de 0,7% van het bni — volledig in lijn met internationale afspraken — zijn terzijde geschoven. Sterker nog, het ODA-budget zakt vanaf 2027 nog verder onder de norm. Door deze keuzes verwaarloost de regering niet alleen Kameruitspraken, maar ook internationale verplichtingen, die juist in deze geopolitieke tijd essentieel zijn. Net als bij onderwijs, innovatie en klimaat ontbreekt hier een samenhangende visie die ons als Nederland weerbaar, innovatief en verantwoordelijk maakt voor de generaties die na ons komen. De heer Holterhues zal hier waarschijnlijk ook nog vragen over stellen, maar ik wil de minister vragen hoe hij deze koers verdedigt. Welke maatregelen neemt hij om alsnog te waarborgen dat Nederland zijn verplichtingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking nakomt?
Los van het gebrek aan langetermijnvisie en ambitie op een aantal grote dossiers, vragen wij ons ook af hoe realistisch deze begroting is. Onder de streep lijkt de begroting op het eerste gezicht redelijk op orde. Maar wie dieper kijkt, ziet forse risico's. Er zijn geen extra defensie-uitgaven opgenomen, terwijl iedereen weet dat ze wel komen. Er zijn risicovolle kortingen ingeboekt op de EU-afdracht. Kosten voor asielopvang lijken opnieuw te worden onderschat. De Rekenkamer is uiterst kritisch als het gaat over de haalbaarheid en de realiteitswaarde van de begroting. Wat mijn fractie betreft komt het gebrek aan realisme het meest naar voren als het gaat om asiel. Nota bene een motie van mijn collega Boris Dittrich, breed in deze Kamer aangenomen, roept expliciet op tot betrouwbaar begroten op de lange termijn ten aanzien van IND en COA. Deze motie is echter niet opgevolgd. Sterker nog, het budget voor asielopvang neemt de komende jaren sterk af: van 4 miljard in 2026 naar 1 miljard in 2027. Daarbij zijn de langetermijninvesteringen niet meegenomen en wordt ervan uitgegaan dat de kosten voor asielopvang vanzelf dalen. Dat is problematisch, want we hebben nog geen plannen gezien die structurele veranderingen laten zien, bijvoorbeeld als het gaat om de instroom en de doorstroom. Dat wordt ook geconstateerd door de Rekenkamer en het Centraal Planbureau. Zonder zulke plannen is het niet realistisch om van een daling van de kosten uit te gaan. Het lijkt te gaan om wensdenken, en dat maakt deze begroting op het punt van asielopvang dan ook niet realistisch. Vanzelfsprekend zal mijn fractie dit punt ook maken bij de behandeling van de begroting van IenA, maar tegelijkertijd wil ik de minister nu al om een reactie vragen: met respect voor deze Kamer, hoe verhoudt het feit dat de motie met zo'n ruime meerderheid wordt aangenomen, zich tot het gegeven dat het kabinet de motie zo gemakkelijk naast zich neerlegt?
Eerder in het debat spraken we al even over het budgetrecht, de Staat van de rijksverantwoording 2024 en de reactie van de Rekenkamer op begrotingen. Graag wil ik dit punt inkleuren door in te gaan op de financiële stand van zaken van gemeenten en provinciën. De heer Crone ging hier ook al eventjes op in. Als ik spreek met wethouders en met leden van de Provinciale Staten, dan hoor ik ook nog iets anders. Iedereen doet zijn stinkende best om een sluitende begroting op te stellen, maar het heeft behoorlijk wat consequenties. Om dit te kunnen doen, nemen zij namelijk noodzakelijke investeringen en uitgaven simpelweg niet altijd meer op in hun begroting. Dat doen ze niet omdat de voorzieningen onbelangrijk zijn — het gaat tenslotte om investeringen in lokale infrastructuur, bibliotheken, stadsvernieuwing en voorzieningen die bijdragen aan de veiligheid en het welzijn van kinderen als zwembaden en zwemles — maar omdat het opnemen ervan in de begroting de begroting zou laten ontsporen. Deze onzekerheid wordt vooral veroorzaakt door de onzekere inkomsten in de komende jaren, bijvoorbeeld door de nieuwe systematiek voor uitkering van het Gemeentefonds. Zo zou 2026 het ravijnjaar zijn, waarin veel gemeenten geen sluitende begrotingen meer zouden kunnen presenteren. Afgelopen april is echter bekendgemaakt dat dit wordt uitgesteld tot 2028. Maar het is uitstel, geen structurele oplossing. Eerder werden deze noodzakelijke investeringen wel opgenomen. Dat leidde dan tot begrotingen met rode cijfers. Om aan de eis van een sluitende begroting te voldoen, hebben decentrale overheden hun strategie aangepast en deze investeringen op een soort langetermijnverlanglijstjes geplaatst. Het gevolg daarvan is echter dat het zicht op deze cruciale voorzieningen verdwijnt. Ze verdwijnen uit beeld, terwijl ze juist zo essentieel zijn voor sociale cohesie, veiligheid en leefbaarheid van dorpen en steden. Door het wegvallen van deze uitgaven uit de begroting dreigt een vertekend beeld van de werkelijkheid te ontstaan, waardoor we pas te laat beseffen dat belangrijke voorzieningen ontbreken of onvoldoende worden onderhouden.
Daarnaast wil ik expliciet wijzen op de recent breed aangenomen motie van mijn collega Carla Moonen over structurele financiering van het jeugdfonds. Dit past perfect bij het betoog over het Gemeentefonds: structurele financiering van belangrijke voorzieningen voor jongeren mag nooit uit het zicht raken en moet een zekerheid zijn in begrotingen van gemeenten. Hoe duidt de minister deze trend? Welke verantwoordelijkheid neemt het Rijk om te voorkomen dat die cruciale lokale voorzieningen verdwijnen, zonder dat het nog zichtbaar is op de begrotingen?
Voorzitter, ik rond af. Terwijl de wereld in Brazilië spreekt over de toekomst van onze planeet, spreken wij hier vandaag over de toekomst van het land. Deze Miljoenennota mag dan beleidsarm zijn, de uitdagingen voor de Nederlandse Staat zijn dat allerminst. Begroten is sturen. Sturen betekent verantwoordelijkheid nemen, niet alleen voor vandaag, maar juist ook voor morgen, hier en elders in de wereld. Vorig jaar begon ik mijn bijdrage op deze plek met de Internationale Dag van de Rechten van het Kind. Overmorgen is het weer zover. Daarom noem ik hem vandaag aan het einde van mijn betoog. De kern blijft namelijk dat kinderen helaas geen stem hebben in de besluiten die wij nemen, terwijl ze wel de gevolgen ervan dragen. Dat besef zou leidend moeten zijn in de keuzes die wij maken en in elke begroting die wij vaststellen.
Voorzitter. De vraag die vandaag voorligt heeft niet alleen te maken met of de begroting sluit, maar vooral met wat de visie voor het Nederland van morgen is.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u zeer, mevrouw Aerdts, voor uw bijdrage. De volgende spreker van de kant van de Kamer is de heer Van Strien. Hij spreekt namens de fractie van de PVV.
De heer Van Strien i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag hebben we de behandeling van de begroting van ons land voor 2026 door een demissionair kabinet. Die is besproken door de Tweede Kamer, die inmiddels een nieuwe samenstelling heeft. Dat betekent dat deze begroting een beleidsarme begroting ofwel een compromisbegroting is, met meer compromis dan beleid. Er is rekening gehouden met diverse gevoeligheden. Wij kunnen hier als Eerste Kamer überhaupt al weinig aan verbouwen, hoewel dat het afgelopen jaar, tegen de zin van mijn fractie in, via een omweg toch gelukt is. Maar nu moeten we natuurlijk voorzichtig zijn. Dat neemt niet weg dat ik toch wel een aantal vragen heb en een aantal punten kritisch onder de loep zou willen nemen.
Ik begin met de teruggedraaide btw-verhoging op kunst en cultuur. Ik merk op dat deze extra subsidie — anders kun je het namelijk niet noemen — vooral naar de hogere inkomens gaat, en dan ook nog vooral naar die in de Randstad. Juist de grote slok met cultuursubsidies gaat nu al naar de grote en landelijk belangrijke instellingen zoals rijksmusea, Nationale Opera & Ballet, het Nationale Theater en de grote symfonieorkesten. Waar zitten die? In de Randstad, en in het bijzonder in Amsterdam. Het was nu eenmaal een wens van links om dit subsidiegeld van de lagere inkomens naar de hogere inkomens over te hevelen, van de lagere inkomens naar de grachtengordel. Om te benadrukken dat het alleen hier om te doen is, gaat de opheffing van het verlaagde btw-tarief van 9% op logies, zoals hotels, vakantieparken, pensions en dergelijke, per 1 januari 2026 weer wél door. Mijn fractie vindt dit onbegrijpelijk. Ik zou de minister willen vragen uit te leggen waarom hij, als hij dan toch wat moest doen — en dat was gezien de linkse meerderheid in deze Kamer onvermijdelijk — deze keuze ten voordele van de grachtengordel en ten nadele van de ondernemers in de hotel- en accommodatiesector en de Nederlanders die graag in eigen land op vakantie willen, heeft genomen. Het had namelijk ook andersom gekund. Dat was goedkoper geweest en beter voor de economie.
Voorzitter. Mijn fractie is blij met de verlenging van de korting op de brandstofaccijns, maar maakt zich tegelijk zorgen over de enorme verschillen in brandstofprijzen die er nu al zijn en de verschillen in prijzen van alcohol en tabak vergeleken met onze buren Duitsland en België. Dat zijn verschillen die er nu al zijn door de ongehoorde accijnsverhogingen van de laatste jaren. Kan de minister of de staatssecretaris aangeven wat de Nederlandse ondernemers in de grensgebieden in de komende tijd nog van dit kabinet te verwachten hebben?
Voorzitter. In de concept-Macro Economische Verkenning lees ik in hoofdstuk 3 inzake de risico's en onzekerheid dat de instabiele situatie in de Verenigde Staten en andere geopolitieke spanningen het grootste risico voor de Nederlandse economie vormen. Ik zou het echter willen hebben over de Europese staatsschulden. Wij staan inmiddels garant voor 71 miljard via ESM en EFSF. Voor NextGenerationEU komt er nog eens een keer 30 miljard bij. Dan zitten we op ruim 100 miljard. Mijn fractie heeft op dit onderwerp een duidelijke vraag gesteld aan de minister. Daarop is een zeer formalistisch antwoord gekomen. Mijn vraag is of de minister nog eens wat uitgebreider kan reflecteren op de risico's die wij lopen door de oplopende tekorten in Europa en in het bijzonder door de steeds maar oplopende Franse staatsschuld.
Voorzitter. Wij hebben een technische briefing gehad over het nieuwe Europese MFK. Dat was zonder meer een angstaanjagende presentatie, die ook nog eens een keer slecht was voor mijn nachtrust. In de gebruikelijke orwelliaanse newspeak wordt daar uitgelegd dat er vereenvoudigd en gemoderniseerd moet worden en dat er meer flexibiliteit moet komen. Geheel in de lijn van George Orwell betekent dit taalgebruik dat Brussel zoekt naar meer geld, zowel rechtstreeks van de lidstaten als via belastingheffing bij bedrijven, die natuurlijk niet zo genoemd wordt, en meer macht om die middelen naar eigen inzicht van de Commissie in te zetten. Een eerste inschatting is dat er 4,5 tot 5,4 miljard extra afdracht voor Nederland geraamd wordt. Mijn vraag aan de minister is hoe zich dit verhoudt tot onze eigen meerjarenbegroting en of er al overleg met gelijkgestemde landen plaatsvindt om dit hele MFK naar de prullenmand te verwijzen.
Voorzitter. In de Macro Economische Verkenning staat ook dat klimaatverandering en onzekerheid omtrent beleid een bedreiging vormen. Ik vind dat een wat cryptische formulering. Niet zozeer de klimaatverandering zelf vormt een bedreiging, maar het absurde, totaal ongecoördineerde en vooral ondoordachte beleid dat de afgelopen vijftien jaar op nationaal en Europees niveau werd uitgerold, met het oogmerk die klimaatverandering tegen te gaan, is een bedreiging voor ons land. Miljarden aan subsidiegeld zijn besteed aan de elektrificering van het autopark, aan warmtepompen, windmolens en zonneparken, met het gevolg dat het fantastische elektriciteitsnet dat we ooit hadden nu een totale ramp vormt voor huishoudens en de industrie. Voor die gratis wind van de Noordzee blijkt er zo'n 100 miljard nodig te zijn om die gratis energie aan land gedistribueerd te krijgen. Ondertussen kunnen duizenden ondernemingen en woningen niet worden aangesloten op het net. Sommige proberen het met een dieselgenerator. Samen met de verzonnen stikstofcrisis komt het land totaal tot stilstand. Mijn vraag aan de minister is of we met deze Afrikaanse toestanden ontwikkelingshulp niet in Nederland zouden moeten besteden, dus bijvoorbeeld in plaats van aan waterputten in Afrika aan dieselgeneratoren in Nederland. Of gaat het besteden van ontwikkelingshulp dermate inefficiënt dat we daar ook niets mee opschieten?
De overhaaste verduurzaming heeft het Nederlandse bedrijfsleven al tientallen miljarden gekost en daarmee ook miljarden aan belastinginkomsten voor de Staat. Een jaar of tien geleden gaf ik op deze plaats al aan dat ik in die zomer op een Franse camping stond waar om zeven uur 's avonds de stroom uitviel omdat iedereen tegelijkertijd na het eten koffie ging zetten. Ik vroeg me toen af hoe dat moest als iedereen een elektrische auto had die men tegelijkertijd ging opladen. Dat veel mensen toen lachten, komt waarschijnlijk door het profiel van deze Kamer. Ik vond dat bevestigd in een recente publicatie van het Parlementair Documentatie Centrum van het Montesquieu Instituut, reeks nummer 25. U kunt het nazien. Die gaat over de achtergrond van Kamerleden. Er wordt in die publicatie geconstateerd dat het aandeel van Kamerleden met een bèta-achtergrond veel lager is dan het gemiddelde in de maatschappij. Er wordt zelfs gesproken van een gammademocratie. En nu komt het. Ik citeer: "Als we kijken naar het lage aantal bèta's vallen de progressieve partijen op." De bèta's zitten vaker aan de rechterkant. En ik citeer weer: "Dat is opvallend omdat juist linkse partijen de nadruk leggen op wat uiteindelijk natuurwetenschappelijke processen zijn (klimaatverandering en stikstofvervuiling) en rechtse partijen deze problemen minder groot achten." Voor alle duidelijkheid: op dit punt uiteraard geen verwijt aan de regering natuurlijk.
Het linkse Europese beleid dat heeft gezorgd voor een verbod op nieuwe auto's met een verbrandingsmotor vanaf 2035, heeft inmiddels geleid tot ernstige problemen in de Duitse, Italiaanse en Franse auto-industrie. Ik merk op dat Nederlandse toeleveranciers een breed scala aan producten aan vooral de Duitse en de Franse auto-industrie leveren, zodat deze problemen ook op Nederland een grote impact hebben. Mijn concrete vraag is: staat de minister achter de ideeën in Duitsland, Frankrijk en Italië om het verbod op verbrandingsmotoren op te schorten? Ik verwijs in dit verband naar de motie die de Tweede Kamer onlangs heeft aangenomen waarin het kabinet wordt opgeroepen zich te verzetten tegen het Europese verbod op nieuwe auto's met een verbrandingsmotor vanaf 2035?
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Crone.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Mijn eerste vraag is of ik mee mag doen aan het debat, want ik ben econometrist. Dan ben je een halve bèta en een halve … Mag ik meedoen?
De voorzitter:
Ik stel het op prijs dat u die vraag stelt, meneer Crone. Het antwoord is ja, waarbij u natuurlijk geacht wordt uw interruptie bondig te houden. Gaat uw gang.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik ben blij dat de voorzitter ervoor zorgt dat we hier goed met elkaar omgaan. Dank u, voorzitter.
Ik wilde vragen aan de heer Van Strien of hij weet dat juist de Duitse auto-industrie gigantisch investeert en auto's verkoopt in China, veel meer elektrisch dan ze voor Europa maken. Want ze hebben goed door dat elektrische auto's de toekomst zijn, omdat die veel efficiënter zijn met energie. Dat is een bèta-opmerking. Energetisch zijn elektrische auto's veel beter. Het is natuurlijk een defensieve strijd om hier nog wat overeind te houden. Ik ben daar gevoelig voor, want je moet een goede transitie doen, maar een beetje bèta weet dat elektrisch rijden superieur is in alle opzichten.
De heer Van Strien (PVV):
Dat elektrisch rijden superieur is in alle opzichten, is sowieso al totale onzin. Maar los daarvan denk ik het jaartal, 2035, om verbrandingsmotoren te verbieden totale onzin is en dat veel te ver gegaan is door Europa en dat dat veel te ver is opgevolgd door Nederland. Ik denk dat dat buitengewoon kwalijke gevolgen heeft voor zowel de Europese auto-industrie als ook voor de aanleverende industrie in dat opzicht binnen Nederland.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Van Strien.
De heer Van Strien (PVV):
Het is niet alleen het verbod op verbrandingsmotoren dat onze welvaart bedreigt. Ook op energiegebied zijn vergelijkbare besluiten genomen die onze economie en welvaart bedreigen. Ik denk aan de besluiten van de voorgaande kabinetten-Rutte om onze kolencentrales uiterlijk in 2030 te sluiten en Nederland gasvrij te maken. De onbetaalbare en onbetrouwbare huidige alternatieven voor energieopwekking leveren een groot gevaar op voor het vestigingsklimaat, de belastinginkomsten, de huishoudportemonnee van gezinnen, de energieonafhankelijkheid en dus de welvaart en de veiligheid in ons land. Mijn vraag is hoe de minister staat tegenover een koppeling van het gereedkomen van nieuwe kerncentrales aan het sluiten van kolencentrales. Dus geen kolencentrales meer sluiten voordat er veilige en stabiele alternatieven zoals kerncentrales zijn.
Voorzitter. Nog iets over box 3. We komen daar bij het Belastingplan natuurlijk nog op terug, maar ik vraag me toch af waarom, gezien de ellende die de kabinetten van de afgelopen tien tot vijftien jaar zich op de hals gehaald hebben met het voortdurend verhogen van tarieven en forfaits, nu wederom het forfait voor overige bezittingen in box 3 verhoogd moest worden. Ik denk daarbij met name aan de particuliere verhuurders, die juist wat zouden kunnen betekenen voor het investeren in de woningvoorraad en die nu extra ontmoedigd worden om te investeren.
Voorzitter. Waar iedereen in dit huis het wel over eens is, is de te hoge regeldruk in dit land. Het is vandaag de vijftiende keer dat ik aan de Algemene Financiële Beschouwingen en het Belastingplan mag meedoen en geen enkele keer is dit punt niet aan de orde geweest en heeft de regering niet beloofd dat het het volgende jaar beter zou gaan. In dezelfde periode is het aantal rijksambtenaren met circa 50.000 toegenomen, tot 160.000, waarbij de stijging vanaf 2018 zelfs explosief is geweest. Erkent de minister het verband tussen het aantal ambtenaren en de regeldruk? Als dat zo is, lijkt de oplossing voor de regeldruk voor de hand te liggen, namelijk: rücksichtslos beleidsambtenaren en voorlichters ontslaan. Kan de minister deze conclusie delen?
Voorzitter. Tot slot nog een paar opmerkingen over de woningnood en de asielcrisis. De afgelopen vijftien jaar is de bevolking met 1,5 miljoen gegroeid door immigratie. De statistieken van het CBS laten zien dat de groei van de autochtone bevolking nul is. Dat wordt overigens steeds moeilijker te zien, want de linkse wereldverbeteraars van de afdeling bevolkingsstatistieken gebruiken de woorden "autochtoon" en "allochtoon" niet meer; dat zou maar discriminatie in de hand werken. Die woorden passen dus niet meer in de "newspeak", zoals George Orwell die nieuwe taal noemde. In die vijftien jaar heeft het CBS de bevolkingsgroei geen enkele keer juist ingeschat en steeds, vermoedelijk uit politieke motieven, systematisch zwaar onderschat. Voor de goede orde: dit is de enige afdeling van het CBS die voorspellingen doet. Dus als u nog wat ambtenaren zou willen ontslaan: ik zou zeggen de hele afdeling bevolkingsstatistieken van het CBS. In Nederland wonen gemiddeld 2,1 personen in een woning, dus voor de massa-immigratie zouden in de periode die ik net noemde ruim 700.000 extra woningen nodig zijn geweest. Dat klopt echter niet helemaal, want niet-westerse allochtonen hebben grotere gezinnen. Als we rekening houden met die grotere gezinsgrootte van 2,5, komen we op 600.000 extra woningen die in die periode nodig waren. En hoeveel bedroeg het tekort ook alweer? 400.000.
Voorzitter. Ik wil het daar in eerste termijn even bij laten. Ik zie uit naar de reactie van de minister en de staatssecretaris. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Van Strien, voor uw bijdrage, inclusief een creatieve analyse van de samenstelling van deze Kamer. Ik geef graag het woord aan de volgende spreker van de kant van de Kamer, de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Voorzitter. Dit wordt vermoedelijk — laten we het hopen — de laatste begroting van deze minister, althans als lid van dit mislukte kabinet. Het is overigens de eerste van de staatssecretaris, die ik in zijn nieuwe rol van harte welkom terug heet in de senaat. Maar het is een goed moment om de balans op te maken.
Wat de SP betreft is de leidende vraag of dit kabinet erin geslaagd is het land wat socialer te maken. Het antwoord is helaas nee. Bestaanszekerheid zou een van de speerpunten worden van het kabinetsbeleid. Weinigen hadden toen nog maar door dat het gevoerde beleid vooral zou neerkomen op het verbeteren van de winstzekerheid van grote bedrijven en hun aandeelhouders. Met alsmaar stijgende prijzen voor boodschappen en voor energie wordt het dagelijks leven voor veel mensen steeds onbetaalbaarder. Voor een belangrijk deel van de werkende klasse is de bestaansonzekerheid nog altijd groot. Het eigen risico, de boete op ziek zijn, is niet gehalveerd. Dit kabinet kiest ervoor om de WW-duur te verkorten. We hadden het er net al over dat de armoede licht is gedaald, maar dit kabinet weigert om ook maar iets extra's te doen om de armoede echt flink verder naar beneden te krijgen. Terwijl het kabinet niets extra's heeft willen doen voor het bestrijden van kinderarmoede, heeft het wel 3,4 miljard extra vrijgemaakt voor Defensie. Er is wel 1,3 miljard bezuinigd op onderwijs en wetenschap, waarmee een flinke wissel is getrokken op de toekomst van onze economie.
Met deze Miljoenennota is onder grote maatschappelijke en politieke druk de voorgenomen afschaffing van de onderwijskansenregeling voor de meest kwetsbare leerlingen gelukkig weer teruggedraaid. Alle andere recordonderwijsbezuinigingen blijven gewoon staan in deze begroting. Terwijl iedereen, ook dit kabinet, het heeft over de noodzaak om te investeren en over het belang van innovatie, worden het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek getroffen door keiharde bezuinigingen — dom en kortzichtig. Ook in de Miljoenennota besteedt de minister zelf ruim aandacht aan het belang van publieke investeringen voor het toekomstig verdienvermogen van onze economie. Hoe rijmt de minister dat erkende belang met deze keiharde bezuiniging op onderwijs en wetenschappelijk onderzoek?
Dom en kortzichtig zijn ook de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking. Ik sluit me hierbij aan bij eerdere opmerkingen van collega's Crone, Bovens en Aerdts.
Voorzitter. De begroting langs onze sociale meetlat leggend, wil ik in de rest van mijn betoog graag nader ingaan op een paar belangrijke punten voor mijn fractie. Ten eerste de onwil van dit kabinet om het armoedevraagstuk in ons land echt aan te pakken en met name de onwil om extra maatregelen te nemen om de kinderarmoede vergaand terug te dringen. Twee. De onwil van dit kabinet om de levenskosten voor mensen naar beneden te brengen en een einde te maken aan de betaalbaarheidscrisis die heel veel Nederlanders treft. Drie. De onwil van dit kabinet om de groeiende ongelijkheid tussen kapitaalbezitters en de werkende klasse aan te pakken. Sterker nog, dit kabinet blijft het kapitaal structureel bevoordelen ten opzichte van mensen die voor hun inkomen afhankelijk zijn van werk of een uitkering.
Ten eerste de armoede. Die daalt licht dankzij het economisch herstel en een licht dalende inflatie, of in ieder geval meer dan voorspeld, na de coronacrisis en energiecrisis. Of die daling doorzet, zal ook van het volgend kabinet afhangen. Hopelijk krijgt de partij van de minister het daarin niet voor het zeggen, want die kiest er juist voor de armoede weer verder te laten stijgen. Nog altijd zijn er naar schatting 520.000 armen in ons rijke land, onder wie 90.000 kinderen, zeg ik tegen de heer Van Ballekom. Bovendien is de armoede-intensiteit — dat wil zeggen: de mate waarin mensen een inkomenstekort hebben — ook onder dit kabinet juist toegenomen. Uitgedrukt als het procentuele verschil tussen besteedbaar inkomen en de armoedegrens stijgt met de voorliggende Miljoenennota de mediane armoede-intensiteit volgens het CPB van 18,4% dit jaar naar 20,4% komend jaar. In 2021 bedroeg de armoede-intensiteit nog 9,8%. We hebben hier dus te maken met meer dan een verdubbeling in vijf jaar tijd. Er zijn dus weliswaar minder armen, maar gemiddeld genomen zijn die wel een stuk armer. De groep van de allerarmsten, de groep die wel 30% onder de armoedegrens zit, daalt helemaal niet in omvang.
De vraag aan de minister is wat hij vindt van deze cijfers. Stelt hij zich hiermee tevreden? Is hij het met de SP-fractie eens dat de toenemende armoede-intensiteit een zorgwekkende ontwikkeling is en, zo ja, welke maatregelen denkt hij dat een volgend kabinet moet nemen om hier wat aan te doen? Waarom heeft het kabinet deze maatregelen niet zelf genomen? Is de minister het met mij eens dat deze cijfers andermaal onderstrepen dat het sociaal minimum in Nederland te laag ligt, zoals ook vastgesteld door de door het vorige kabinet ingestelde Commissie sociaal minimum? Kan de minister uitleggen waarom de regering de conclusies van deze commissie weigert te onderschrijven en haar aanbevelingen naast zich neergelegd heeft?
Voorzitter. Voor de zomer is hier een motie van mij aangenomen om het kabinet te vragen om meer aan het terugdringen van kinderarmoede te doen. Het dictum van deze motie luidde: "verzoekt de regering om in de komende Miljoenennota" — dat is die van dit jaar — "gerichte maatregelen op te nemen met als doel de kinderarmoede in 2026 en in de jaren daarna alsnog significant te verminderen onder het nu door het CPB voorspelde niveau". Erkent de minister dat de regering deze motie niet heeft uitgevoerd, net als de vorige hier breed aangenomen SP-motie over kinderarmoede? Kan de minister uitleggen waarom dit nota bene dubbeldemissionaire kabinet, dat niet alleen rust op slechts 26 zetels in de Tweede Kamer, maar ook hier op slechts 22 zetels kan rekenen, blijft weigeren moties uit te voeren? Mijn fractie vindt het eerlijk gezegd beschamend en buitengewoon te betreuren. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Dan de betaalbaarheidscrisis. Het zijn niet alleen mensen wier inkomen onder de armoedegrens zit die met grote bestaansonzekerheid te kampen hebben. Dit geldt zeker ook voor een grotere groep die net boven de grens zit. Dat geldt voor grote delen van de middenklasse. Belangrijke oorzaken van de bestaansonzekerheid zijn de hardnekkige inflatie en de onwil van dit kabinet om iets aan de hoge prijzen te doen. De boodschappen bij de supermarkt worden nog steeds elke maand duurder. De inflatie voor voedingsmiddelen bedroeg afgelopen maand maar liefst 3,8%. De huren zijn opnieuw tot recordhoogte gestegen. De energierekening blijft voor veel mensen veel te hoog. Dit kabinet doet er weinig tot niets aan. De prijzen in Nederland stijgen al veel langer dan in de rest van Europa, terwijl de winsten van het bedrijfsleven heel hoog blijven: rond de 400 miljard per jaar. Waarom doet het kabinet niets om deze winst-prijsspiraal te doorbreken? Waarom wordt er geen poging ondernomen de prijzen te controleren en te reguleren, bijvoorbeeld door de Autoriteit Consument & Markt, conform de door de Tweede Kamer aangenomen motie van de SP?
Natuurlijk zou het ook enorm helpen als je de btw op boodschappen flink zou verlagen. Wat de SP betreft gaat de btw op gezond eten helemaal naar nul. We hopen dat een volgend kabinet hier serieus naar zal kijken, want ook hier heeft dit kabinet niet geleverd. Is de minister het met mij eens dat ook het in onze Grondwet verankerde recht op bestaanszekerheid direct samenhangt met de betaalbaarheid van het dagelijks leven en dat het dus ook een taak van de overheid is om voor die betaalbaarheid zorg te dragen, zodat mensen gewoon hun huur, boodschappen en energie kunnen betalen? Het zou toch normaal moeten zijn dat het leven betaalbaar is in een rijk land als het onze? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Dan het derde en laatste punt: de groeiende kloof tussen arbeid en kapitaal en hoe dit kabinet daaraan bijgedragen heeft. Terwijl het kabinet niet geleverd heeft op bestaanszekerheid, heeft het wel geleverd voor het grote bedrijfsleven en de grote vermogens. Ik noem nog maar weer eens — de staatssecretaris heeft ongetwijfeld een actieve herinnering aan hoe dit tot stand gekomen is — het terugdraaien van de dividendbelasting op de inkoop van eigen aandelen en het terugdraaien van de verhoging van het tarief in box 2 door dit kabinet. Miljarden zijn er zo naar het bedrijfsleven en naar de vermogenden gegaan.
Helaas is dit al vele jaren structureel beleid: kapitaal wordt minder belast dan arbeid. Dit kabinet heeft niets aan deze fiscale ongelijkheid en aan ons degressieve belastingstelsel willen doen. Ik kom hier nog op terug bij het Belastingplan, maar graag vandaag een reflectie van beide bewindslieden. Als zij ook vinden dat werken moet lonen, waarom wordt de belasting op arbeid dan niet verlaagd in plaats van die op kapitaal? Er is in Nederland geen vermogensbelasting, maar er zijn wel heel veel belastingvoordelen en -trucs voor de allerrijksten. De winstbelasting, de vpb, is de afgelopen decennia gedaald van 47% in de jaren tachtig tot 25,8% nu. Maar die 25,8% wordt bij lange na niet opgehaald, feitelijk niet meer dan de helft daarvan, omdat de belastbare winst veel lager ligt. De SP-fractie vindt dat gat erg groot. In de beantwoording van onze schriftelijke vragen lezen we dat het kabinet zelf ook onderzoek doet naar dit verschil en dat het onderzoek dit najaar naar deze Kamer wordt gestuurd. Nu duurt het najaar nog minder dan twee weken, dus stel ik aan de minister dan wel aan de staatssecretaris de vraag hoe het ermee staat.
De koek wordt in onze economie ook structureel ongelijk verdeeld tussen arbeid en kapitaal. De arbeidsinkomensquote, de aiq, daalt al structureel sinds de jaren negentig. Volgens de SP-fractie is het geen toeval dat dit samenvalt met de periode waarin het neoliberalisme in de Nederlandse politiek is gaan heersen.
Overigens dank aan de minister voor het gestand doen van zijn toezegging van vorig jaar aan mij om in de Miljoenennota aandacht te geven aan de dalende aiq. Maar het is belangrijker om beleid te voeren om er iets aan te doen. Dit kan wel degelijk. Dit kan in de eerste plaats door de positie van werknemers ten opzichte van werkgevers te versterken, door onze economie te democratiseren, door zeggenschap, en door de flexibilisering van arbeid verder terug te dringen. Daar gaat dit kabinet allemaal niet meer aan werken. Maar ik hoop wel dat we aandacht blijven besteden aan de aiq en de zorgwekkende langjarige dalende trend. De minister schrijft namelijk in de Miljoenennota dat het niet de enige indicator is en kan zijn om naar te kijken. Dat is natuurlijk een open deur. Is de minister het met mij eens dat het wel een van de indicatoren zou moeten zijn, een belangrijk onderdeel van het dashboard dat ontwikkeling van onze brede welvaart aangeeft? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter, ik rond af. Dit kabinet heeft niet geleverd als het gaat om bestaanszekerheid, wel als het ging om cadeautjes aan het grootkapitaal op basis van een initiatief van — helaas — deze Kamer. Ik kijk nog maar eens in de richting van de staatssecretaris. Deze begroting is verder vooral een begroting van de status quo. Dat is begrijpelijk gezien de dubbeldemissionaire status van het kabinet, maar het is wel een status quo die treurig stemt. Desalniettemin ziet mijn fractie uit naar de beantwoording van onze vragen.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Van Apeldoorn, voor uw bijdrage. Ik geef graag het woord aan de heer Holterhues. Hij voert het woord namens de fractie van de ChristenUnie.
De heer Holterhues i (ChristenUnie):
Dank u, voorzitter. Het is vandaag 18 november en dat blijkt een belangrijke datum te zijn in de wereldgeschiedenis. Op deze dag in 1811 voerde Napoleon de burgerlijke stand in, een systeem dat tot op de dag van vandaag onze samenleving ordent. Op deze dag in 1903 tekenden de Verenigde Staten en Panama het verdrag dat de opmaat was tot het Panamakanaal, een strategische infrastructuur die de wereldhandel decennialang vormgaf. Zelfs de Elisabethsvloed van 18 november 1421 leidde tot blijvende veranderingen in ons landschap. Vandaag, 18 november, laat zien: echte vooruitgang ontstaat wanneer we verder kijken dan het nu. Het is een dag waarop de geschiedenis ons iets leert over de kracht van structuur en visie.
Voorzitter. We zien helaas een ander beeld bij de Miljoenennota die we vandaag behandelen. Wellicht dat de minister een beroep doet op de demissionaire status van het kabinet, maar mijn fractie ziet dezelfde tendens bij de Voorjaarsnota en bij de Miljoenennota van vorig jaar. Dit kabinet schuift constant de echte grote beslissingen voor zich uit. Het geeft kortetermijncadeautjes, maar de echte grote vraagstukken schuift het voor zich uit. In het FD van 1 november jongstleden roept Peter Wennink, die in opdracht van dit demissionaire kabinet werkt aan een rapport over het Nederlandse investeringsklimaat, op om met spoed in actie te komen tegen een dreigende stilstand van de economie. Ons land is nu nog gezond, maar we kunnen niet langer wachten; als we niets doen, worden zorg, veiligheid en sociale zekerheid onbetaalbaar, zo zegt hij.
De Raad van State waarschuwt in zijn advies dat Nederland voor complexe maatschappelijke opgaven staat en dat het begrotingsbeleid koersvastheid mist. Hij pleit voor een verschuiving van consumptieve uitgaven naar publieke investeringen en voor een samenhangend analysekader waarin brede welvaart, weerbaarheid en productiviteit centraal staan.
Voorzitter. Mijn fractie deelt deze analyses en maakt zich daarnaast grote zorgen over de gevolgen van de vergrijzing. Die heeft impact op alles: voldoende personeel in de zorg, in het onderwijs, voor het onderhoud van de infrastructuur en in de woningbouw. De vergrijzing zorgt door de afnemende beroepsbevolking tevens voor een daling van de inkomsten uit de inkomstenbelasting, een toename van de zorgkosten en oplopende kosten voor de AOW. Mijn fractie snapt de verleiding om te kijken naar de korte termijn, zoals koopkrachtplaatjes en dergelijke, maar mist de urgentie en de focus van dit kabinet op de langere termijn. Bovendien, het CPB en het Nibud constateren dat de koopkracht in 2026 weliswaar gemiddeld met 1,3% stijgt, mede door de lage inflatie en de loonontwikkeling, maar deze stijging verhult structurele kwetsbaarheden van huishoudens, zoals problemen op de woningmarkt en een complex toeslagenstelsel. Dat betekent dat niet alle huishoudens profiteren en dat sommige financieel kwetsbaar blijven. Dit kabinet mag dan demissionair zijn, de uitdagingen en problemen waar ons land voor staat, zijn dat niet. Kan de minister reflecteren op zijn visie voor de langere termijn?
Een van de incidentele maatregelen die zijn genomen, is het per 1 januari 2026 verlengen van de korting op de brandstofaccijns met een aanvullend jaar, een maatregel die de schatkist 1,6 miljard kost. Met deze 1,6 miljard zou structureel goed geïnvesteerd kunnen worden. Kan de minister nog eens toelichten waarom het kabinet hiervoor kiest?
Voorzitter. Een van de vraagstukken op de lange termijn wordt het inpassen van de defensie-uitgaven van 5% in de begroting. Mijn fractie is nadrukkelijk voor verhoging van de defensie-uitgaven, maar het zal nog een hele opgave worden om dit in te passen in het nu al krappe overheidsbudget. Naar het oordeel van mijn fractie is er veel voor te zeggen daar volgend jaar al mee te beginnen. De Algemene Rekenkamer stelt terecht dat deze extra uitgaven niet zijn opgenomen in de begroting, ondanks internationale afspraken. Kan de minister toelichten waarom de verhoging van de NAVO-norm van 2% naar 5% nog niet is meegenomen in de Miljoenennota 2026? Welke overwegingen geeft de minister aan een volgend kabinet mee om op termijn 5% in te passen?
Dit kabinet kiest ervoor om kortetermijnuitgaven mogelijk te maken door een forse greep van maar liefst 3,9 miljard investeringsruimte te doen uit fondsen, zoals het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds, namelijk door het inhouden van de prijsbijstelling. Mijn fractie is daar uiterst kritisch over. Dit betekent dat noodzakelijke investeringen in infrastructuur daaronder lijden, hetgeen een negatieve impact heeft op de Nederlandse economie. Dit in een context dat de Algemene Rekenkamer in 2024 al vaststelde dat er, kijkend naar de IenW-begroting, een tekort is van maar liefst 34,5 miljard tussen wat Rijkswaterstaat zegt nodig te hebben en wat IenW beschikbaar stelt voor de instandhouding van de infrastructuur. Mijn fractie vindt het tevens zorgelijk dat er op deze wijze ook geld is gehaald uit het Deltafonds, in een tijd waarin de gevolgen van klimaatverandering meer en meer zichtbaar worden, zoals heftigere weersverschijnselen en een stijgende zeespiegel. Het FD van afgelopen zaterdag sprak daar ook over. Nederland, dat grotendeels onder de zeespiegel ligt, moet juist niet bezuinigen op infrastructuur die erop gericht is ons land structureel te beschermen en door te geven aan toekomstige generaties.
De Rekenkamer waarschuwt dat kasschuiven de begroting mooier maken dan ze is, maar toekomstige kabinetten opzadelen met de rekening. In de schriftelijke ronde heeft mijn fractie hier al een aantal vragen over gesteld, die ons inziens niet helemaal naar tevredenheid zijn toegelicht. Kan de minister toelichten waarom het kabinet ervoor kiest om op deze wijze de fondsen te gebruiken om rijksbrede problematiek te dekken, wetende dat toekomstige projecten erdoor in het geding kunnen komen? Zoals eerder gezegd, is er volgens de Algemene Rekenkamer een verschil van 34,5 miljard tussen wat er beschikbaar is en wat Rijkswaterstaat zegt nodig te hebben voor alleen al het onderhoud van de infrastructuur. Wat is de visie van dit kabinet hierop?
Voorzitter. Wat mijn fractie betreft is investeren in ontwikkelingssamenwerking — niet in ontwikkelingshulp, maar ontwikkelingssamenwerking — ook investeren in de lange termijn. Het is investeren in soft power, naar de mening van mijn fractie uiterst belangrijk in de huidige onzekere geopolitieke context. In de Miljoenennota wordt echter helaas de gebruikelijke systematiek achter de koppeling tussen het bruto nationaal inkomen en het ODA-budget niet hersteld, dit ondanks het draagvlak in beide Kamers voor herstel. De collega's Van Apeldoorn, Bovens, Crone en Aerdts wezen daar al op. Dit leidt tot een aanvullende bezuiniging van 2,6 miljard in 2029. Wat is de visie van dit kabinet op ontwikkelingssamenwerking? Is het kabinet het met mijn fractie eens dat ontwikkelingssamenwerking belangrijk is als soft power in de wereld? Waarom heeft, in het licht van de huidige geopolitieke context, het kabinet besloten om de versoberde koppeling zoals gewijzigd in de Voorjaarsnota 2025, in stand te houden in de Miljoenennota?
Voorzitter. Dit kabinet kijkt niet alleen naar de korte termijn, maar neemt ook een hypotheek op de middellange termijn. Zo is er een grote afname te zien van het budget voor het ministerie van Asiel en Migratie. Dit gaat van 8,9 miljard in 2026 naar 5,2 miljard in 2027. Kennelijk is men heel optimistisch over het terugdringen van de achterstand in asielaanvragen; mevrouw Aerdts wees daar ook al op. De Rekenkamer noemt de bezuinigingen op asielopvang onrealistisch en onvoldoende onderbouwd. Kan de minister inzichtelijk maken hoe de aanname tot stand is gekomen dat het budget zo sterk gereduceerd kan worden? Kan de minister toelichten wat de consequenties zijn van de onduidelijkheid over langjarige financiering voor de continuïteit en slagkracht van IND en COA?
Voorzitter. De Algemene Rekenkamer heeft in een brief aan de Tweede Kamer zijn zorgen geuit over de langeretermijnramingen in de begroting 2026 van het ministerie van Asiel en Migratie: "Door de afname van het opvangbudget in 2027 betwijfelen we of het COA wel langetermijninvesteringen kan doen ten behoeve van reguliere opvang. Dit zou als gevolg hebben dat het COA kortetermijncontracten moet afsluiten." Mijn fractie deelt deze zorg, te meer daar kortetermijncontracten per opvangplek volgens de Algemene Rekenkamer twee keer zo duur zijn als de langeretermijncontracten. Als het doel van de regering is om de asielopvang goedkoper te maken, waarom wordt het COA dan niet in de begroting in staat gesteld om goedkopere langeretermijncontracten af te sluiten? Dergelijke contracten kunnen immers ten opzichte van noodopvang een substantiële bezuiniging realiseren.
Voorzitter. Mijn fractie ziet vooral een kortetermijnbenadering van dit kabinet, met weinig aandacht voor de uitdagingen op de langere termijn. Wij maken ons daar zorgen over, want er zijn belangrijke uitdagingen voor Nederland. Wij zien uit naar de beantwoording van de vragen door onze minister.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage, meneer Holterhues. Ik geef graag het woord aan de heer Kemperman, de volgende spreker van de kant van de Kamer. Hij voert het woord namens de fractie van Forum voor Democratie.
De heer Kemperman i (FVD):
Maar niet met een spreektijd van 2 minuten en 33 seconden.
De voorzitter:
Ach, meneer Kemperman, geeft u mij toch de gelegenheid om even te knutselen met de spreektijden. Gaat u intussen vooral van start.
De heer Kemperman (FVD):
Voorzitter. Wij hebben op 16 september jongstleden naar de Troonrede geluisterd en de Miljoenennota ontvangen. Op 19 oktober jongstleden stemde Nederland opnieuw. En opnieuw kreeg de politiek een donkergele kaart van de kiezers, een proteststem van de kiezer. Sinds de eclatante overwinning van destijds Pim Fortuyn in maart 2002 bij de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam spraken de kiezers regelmatig massaal hun steun uit voor nieuwe partijen zoals de LPF, Forum voor Democratie, BBB, PVV en NSC, en recent iets minder voor JA21. Toch bestaat de vrees dat deze proteststem van de kiezer — dit is de meest democratische afspiegeling van wat Nederland wil — opnieuw wordt gesmoord door compromissen, door handjeklap van een handvol mensen achter gesloten deuren. Zo doen we dat nu eenmaal in de politiek. We halen ervaren staatslieden van stal, gestolde exponenten van een oude bestuurscultuur, die in hun wijsheid gaan bedenken wat de kiezer nu eenmaal bedoeld heeft.
Voorzitter. Afgelopen donderdag nam onze fractievoorzitter in de Tweede Kamer de proef op de som door, steunend op de verkiezingsprogramma's van alle partijen, de Tweede Kamer per thema — ik noem: immigratie, kernenergie, eigen risico zorgpremie, behoud hypotheekrenteaftrek, lastenverlichting en het reduceren van de overheidsuitgaven — om steun te vragen en hiervoor expliciet moties in te dienen. Op grond van de belofte aan de kiezers in de programma's en de debatten zou ieder van deze thema's op een flinke meerderheid van de Kamer mogen rekenen. Maar u raadt het al: geen van de voorstellen kreeg een meerderheid van de Tweede Kamer. Dat is geen democratie, dat is kiezersbedrog. Ik overweeg deze democratische lakmoesproef ook in de tweede termijn aan deze Kamer voor te leggen.
Ik vrees dat de partijpolitiek de hartenkreet, de noodkreet van onze samenleving, opnieuw zal doen verstommen. Er is nooit spontaan één milligram teleurstelling, boosheid en verdriet verdwenen, in geen enkele relatie, ook niet in die tussen de leiders van een land en zijn bevolking. In een tijd van oplopende maatschappelijke spanningen is het dan ook noodzakelijk om juist niet weg te kijken, maar om de zoveelste cri de coeur van onze bevolking ter harte te nemen en bevlogen leiderschap te tonen, in plaats van elitaire politiek te bedrijven. Een kabinet dat straks niet de verkiezingsuitslag reflecteert maar het resultaat is van meerderheidsdenken en uitruil van standpunten, is als het plakken van een zegel in het spaarboekje van onvrede in onze samenleving. Straks is het boekje vol.
In onze geschiedenis werden wel eerder volle spaarboekjes van onvrede ingeleverd, die niet zelden tot ingrijpende veranderingen leidden. Ik noem hier bijvoorbeeld het Plakkaat van Verlatinghe uit 1581, de Declaration of Independence in Amerika van 1776, of recent de Brexit in onze Europese geschiedenis. Dit zijn voorbeelden waarbij de elitaire kop en de populistische romp zich scheidden. In Frankrijk nam de bevolking dat op 14 juli 1789 overigens uiterst letterlijk. Forum voor Democratie pleit als sinds zijn oprichting voor bindende referenda. Het miskennen van de uitslag van een van onze laatste referenda door de regering was overigens de reden dat Forum voor Democratie werd opgericht als politieke partij, maar dat terzijde.
Slechts tien regels in de troonrede die de groeiende maatschappelijke onvrede adresseren, zijn volstrekt onvoldoende om het geschonden en historisch lage vertrouwen in de politiek te herwinnen. Dat geschonden vertrouwen kan en zal volgens Forum voor Democratie alleen herstellen wanneer we weer durven kiezen voor Nederland en de Nederlanders. Voor de gewone, hardwerkende man of vrouw die in de verkiezingsdebatten zo vaak wordt opgevoerd, haast misbruikt wordt, maar die zich, na de verdeling van de macht, opnieuw niet zal herkennen in het gedrag van de politieke leiders, die braaf binnen de lijntjes van hun compromissen gaan kleuren. Een onsje meer, een onsje minder. Leiders die wel de wereld en het klimaat willen redden, maar hun eigen burgers negeren. Leiders die de nationale economie en welvaart, gecreëerd door met name de ondernemers en het mkb, meedogenloos opofferen aan de zelfgecreëerde klimaatangst, massamigratie of oorlogszucht. Politici die Europa boven Nederland willen stellen, die drukker waren met de NAVO-top dan met het onrecht van de toeslagenaffaire of de splijtende gevolgen van de covidcrisis. Dit zijn enkele voorbeelden van grote maatschappelijke vraagstukken waar te lang en te vaak verkeerde keuzes in zijn gemaakt. We dienen snel rechtsomkeert te maken op deze bewezen doodlopende weg. Het kan wel. Ik zal zo een positiever, inspirerender beeld schetsen.
Als het gaat om de grote vraagstukken die de inzet waren voor onze verkiezingen, kunnen we concluderen dat een stevige meerderheid in ons land kiest voor rechts beleid. Een ruime meerderheid van onze nieuwgekozen Tweede Kamer is inmiddels doordrongen van het feit dat we de uit de hand gelopen massa-immigratie een halt moeten toeroepen. "Wir haben es nicht geschafft", beseffen ook onze oosterburen. Net is ook al de auto-industrie en de economie aan de Duitse kant aangehaald. Waar de wereld de klimaatangst steeds meer in twijfel trekt en ook de grootste landen, ook democratieën, hierbij afhaken en steeds meer wetenschappers een ander geluid durven te laten horen, wil Nederland in haar eentje de planeet redden. Wij zijn daarbij bereid om onze complete welvaart hieraan op te offeren. Wij zijn in het sprookje van Hansje Brinker gaan geloven. Voor alle duidelijkheid: Forum voor Democratie betwist niet dat het klimaat verandert; dat doet het namelijk al duizenden jaren. Wat wij wel betwisten, is de aanname dat dit het gevolg is van menselijke activiteiten. Áls dit hypothetisch zo zou zijn, dan is de invloed van Nederland hierop verwaarloosbaar klein. Dat zijn de gevolgen van de klima-angst en de zelfopgelegde stikstofterreur helaas niet. Ons land zwicht onder het beleid dat ondernemers massaal wegjaagt, dat boeren kapotmaakt en dat ervoor zorgt dat 50% van onze jeugd overweegt een toekomst buiten Nederland te zoeken. De mentale gezondheid en weerbaarheid van onze jongeren is broos en zorgelijk.
Voorzitter. Forum ziet een ander Nederland in de toekomst. Ooit zagen wij een land, waar anderen water zagen. Wij dreven handel, waar anderen grenzen zagen. Vooruitgang in plaats van stilstand. We moeten onze kracht en mogelijkheden benutten, in plaats van een samenleving gijzelen die juridisch houdbaar moet zijn. Ik moet nu even denken aan het bericht van gisteren van het Delftse offshorebedrijf Allseas, dat zelf small modular reactors in haar zeevloot aan het ontwikkelen is, waarmee zij in 2035 verwachten te kunnen varen. In 2050 verwachten zij dat 700 zeeschepen met SMR-reactoren voortgedreven worden. Dát is durf, dát is visie. Dat deden ze al toen ze, voor eigen rekening en risico, durfden te investeren in de Pioneering Spirit, de grootste offshorewerkboot ter wereld. Deze visie missen wij in het beleid van de partijen en kabinetten van de afgelopen tien, vijftien jaar en ook weer in deze Miljoenennota. Boekhouden, waar een inspirerende visie en moreel leiderschap gewenst is en het verdedigen van onze nationale belangen noodzakelijk is. Maar helaas, Europees belang boven Nederlands belang. Vanuit een morele superioriteit, dat opkomen voor de belangen van ontevreden Nederlanders slechts populisme of onderbuik is. Forum stelt dat het anders moet en kan. Ik zal nu vier specifieke onderwerpen aanhalen die haaks staan op het overheidsboekhouden en waarbij we niet focussen op het uitgeven van geld, maar op het verdienen van geld. Elke ondernemer zal dit herkennen.
Punt één. Investeer in de toekomst van Nederland. De aanleg van Maasvlakte 2 kostte destijds 2,8 miljard. Het aanleggen van een nationale luchthaven in de Noordzee wordt geraamd — dat was de raming 2019 — op 40 miljard, waarvan naar schatting 13 tot 17 miljard kan worden terugverdiend door de businesscase van 200.000 woningen op de oude locatie van de huidige luchthaven. In 2030 kunnen we de hyperloop testen, met passagiers nog wel. De geraamde kosten zijn even hoog als die voor de aanleg van de hogesnelheidslijnen.
Voorzitter. Dát is lef tonen, dát is investeren in de toekomst van ons land. Maar wat doen we? We investeren ieder jaar tussen de 33 en 55 miljard in massa-immigratie, klimaatangst en oorlog en we discussiëren ons suf over een stikstofnorm van 0,005 mol per hectare en of die naar 1 mol mag. We zijn zuiniger op heideplantjes dan op onze ondernemers, op onze jeugd en op de kwetsbaren in onze samenleving. We debatteren dag en nacht of we wel of niet boetevrij mogen schenken aan iemand op bijstandsniveau en of dat verschil een paar honderd euro meer of minder mag zijn.
Punt twee. Ambitie moet weer lonen. Forum voor Democratie wil meer ruimte voor ondernemerschap. Dat zien we niet in de voorliggende stukken, waarover we vandaag debatteren. De belastingen moeten omlaag, structureel en grondig. Extra inspanning moet direct voelbaar worden in onze portemonnee: vrij van hoge belastingen en verstikkende regels. Bezit en vermogen zijn heilig. We beschermen ons koophuis, het spaargeld en de erfenis tegen onrechtvaardige belastingen en geven zekerheid en waardigheid terug aan families en bieden ruimte voor dromen.
Punt drie. Forum voor Democratie wil een grondige vereenvoudiging van het belasting-, toeslagen- en premiestelsel. We willen geen wirwar van ingewikkelde schijven, maar één helder en gelijk tarief voor iedereen. Hiermee, en met een belastingvrije voet van €30.000, maken we het systeem overzichtelijk en rechtvaardig. Werken en sparen maken we weer aantrekkelijk. Vraag aan de staatssecretaris: zou het interessant zijn om zo'n gedachte eens uit te werken en door te rekenen? Waar zijn we bang voor als het onhaalbaar is? Wat vrezen we als er wellicht een kern in zit om het realistisch te krijgen? We streven naar een kleinere en efficiëntere overheid, die minder geld opeist van burgers en van ondernemers. Belastingen dienen enkel om een goed functionerende slanke overheid en specifieke taken te financieren, niet om inkomens of vermogens kunstmatig gelijk te trekken. Stel dat het ons lukt om 10% op onze overheidsuitgaven te reduceren, dan levert dat ruim 15 miljard per jaar op. We moeten ondernemen, investeren en sparen stimuleren in plaats van ontmoedigen.
Dan ga ik naar mijn vierde punt: het mkb en de zzp'ers. Forum voor Democratie kiest onvoorwaardelijk voor de ruim 400.000 mkb-bedrijven en de ruim 1,2 miljoen zelfstandigen. Zij vormen het fundament van onze economie. Deze ondernemers zorgen niet alleen voor 70% van de banen, maar ook voor innovatie, voor lokale verbondenheid, voor stageplekken en sociaal vlechtwerk. Desondanks worden ze inmiddels geteisterd door stapels regels, hoge lasten en een overheid die vooral naar multinationals luistert. Wij willen dat mkb'ers en zzp'ers niet worden gezien als een probleem dat gereguleerd moet worden, maar als de motor van onze samenleving, die juist gestimuleerd hoort te worden. Wat gaat dit kabinet daaraan doen?
Ten slotte het pensioen en de AOW. De AOW en het pensioenstelsel zijn fundamenten van onze welvaartsstaat, maar de afgelopen jaren zijn deze voorzieningen stelselmatig uitgehold door de verhoging van de AOW-leeftijd en het jarenlang niet-indexeren van de pensioenen. Forum voor Democratie wil dit herstellen. Iedereen moet recht hebben op AOW na 40 jaar zwaar werk. De algemene AOW-leeftijd moet weer terug naar 66 jaar. Doorwerken na het bereiken van die leeftijd moet natuurlijk kunnen, want individuele vrijheid van keuze hoort juist in deze levensfase centraal te staan. De pensioenvermogens van 1.500 miljard moeten weer solide en eerlijk worden beheerd, tegen lage kosten en transparant, en de pensioenen moeten structureel worden geïndexeerd. Politieke hobby's, zoals groene beleggingen, mogen geen rol meer spelen. Het rendement moet leidend zijn. En ten slotte moet wat ons betreft de nieuwe pensioenwet worden ingetrokken, omdat de solidariteit daarmee wordt uitgehold en die de deelnemers opzadelt met onzekerheid en risico's.
Voorzitter. Ik overweeg zoals gezegd een aantal moties in te dienen in de tweede termijn, maar daar heb ik straks nog mooi een ruime minuut voor.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Kemperman. U ziet, het is met die volle dertien minuten toch nog goed gekomen. Met genoegen geef ik nu het woord aan de heer Baumgarten. Hij spreekt namens de fractie van JA21.
De heer Baumgarten i (JA21):
Voorzitter, dank u wel. Voor ons ligt een beleidsarme Miljoennota. Deze nota doet zijn naam letterlijk eer aan. Immers, daadwerkelijk beleid ontbreekt en Nederland loopt de kans op termijn te verarmen. Ik zal deze stelling toelichten. Wat we in de nota namelijk zien, is dat de collectieve sector jaar op jaar sneller groeit dan de economie die haar moet dragen. Ambtenaren, coördinatoren, diversity en inclusion officers en peperdure externe consultants: het aantal groeit, maar hun toegevoegde waarde voor de welvaart van Nederland blijft onduidelijk. De overheid investeert steeds minder in de burger en steeds meer in zichzelf. Daar staat tegenover dat de werkende Nederlander, de ondernemer, de middenstander, het gevoel heeft dat hij steeds minder overhoudt. De Nederlandse belastingbetaler betaalt de prijs van een overheid die weigert om in eigen vlees te snijden. Hij betaalt meer btw op logies, meer accijns op benzine, meer belasting op energie en straks zelfs meer belasting om zijn kinderen één keer per jaar mee op vakantie te nemen. De Nederlandse burger zal zich terecht blijven afvragen: waar gaat dat belastinggeld eigenlijk naartoe?
Voorzitter. Laat ik beginnen bij die dagelijkse kosten: de boodschappen en de brandstof. In Duitsland betaalt men minder btw op levensmiddelen, 7% tegenover 9% in Nederland, en in België bedraagt dat percentage zelfs 6. En dan hebben we het nog niet over de accijnzen op brandstof. Nederland heeft inmiddels de hoogste benzineprijzen van de Europese Unie. In Duitsland is een liter Euro 95 gemiddeld €0,30 goedkoper en in België €0,40. Voor veel gezinnen aan de grens is tanken over de grens de normaalste zaak van de wereld geworden. Dit is een politieke keuze, geen natuurverschijnsel. Want Nederland had kunnen besluiten om accijnzen te bevriezen of, beter nog, te verlagen. Dat zou directe verlichting betekenen voor gezinnen en bijvoorbeeld transporteurs. In plaats daarvan koos dit kabinet voor het tegenovergestelde: hogere lasten op mobiliteit, hogere energieheffingen en een tijdelijke accijnsverlaging die telkens net op tijd weer wordt verlengd. Alles voor de dekking van de uitdijende overheidsuitgaven. De gevolgen zijn voorspelbaar: Nederlandse tankstations verliezen klanten, transporteurs wijken uit naar Duitsland om te tanken en busreizen voor shoppen in Duitsland zijn inmiddels gemeengoed geworden. En zo sijpelt het geld van de Nederlandse burger langzaam weg. Niet door inflatie, die de overheid overigens zelfs aanjaagt, maar door slecht beleid.
Voorzitter. Dan het bredere plaatje. Het Centraal Planbureau voorspelde al dat de collectieve uitgaven als percentage van het bruto binnenlands product de komende jaren verder stijgen terwijl de structurele groei van de economie stagneert. Volgens het CBS groeide de economie in 2024 slechts met circa 1% terwijl de overheidsuitgaven zijn opgelopen van 42% van het bbp in 2019 tot 44,4% in 2024. En waar stroomt dat geld dan naartoe? We geven inmiddels 3,75 miljard uit aan ontwikkelingshulp en in de Miljoennota wordt 8,9 miljard gereserveerd voor asielmigratie. Dit zijn significante uitgaven, uitgaven die ook kunnen worden geïnvesteerd in veiligheid, woningbouw, het stimuleren van werken en het vestigingsklimaat in het algemeen. Het ambtenarenapparaat groeit eveneens. In het tweede kwartaal van 2025 werken er ruim 161.000 fte's aan rijksambtenaren tegenover ruim 113.000 fte's in 2018, een toename van maar liefst 41,8% in zeven jaar tijd. Het hoofdlijnenakkoord legt een taakstelling van 22% op de apparaatsuitgaven vast en spreekt van het terugdraaien van de groei, maar stelt helaas geen kwantitatieve reductienorm voor het aantal fte's op. De invulling gebeurt per ministerie. Centrale reductienormen ontbreken en zonder duidelijke norm blijft een doelstelling weinig meer dan een lege huls. Dat brengt mij tot de volgende vragen. Kan de minister toelichten hoe het kabinet van plan is om de voorgenomen taakstelling van 22% apparaatsuitgaven te realiseren? Twee. Hoe leidt die dan tot minder ambtenaren? Drie. Zijn er binnen de regering afspraken gemaakt tussen de ministers over de richtlijnen die daarvoor binnen de verschillende departementen worden gehanteerd? Vier. Hoe zorgt de regering ervoor dat in 2026 niet opnieuw een aanzienlijke groei van het ambtenarenapparaat ontstaat, zoals we die ook zagen in alleen al de eerste helft van 2025 vergeleken met 2024?
Voorzitter. Waar bedrijven wordt gevraagd om te innoveren en efficiënter te werken, wordt binnen de overheid ieder jaar opnieuw een groei van loonkosten en van het personeelsbestand als vanzelfsprekend gezien. Uitvoeringsinstanties klagen over capaciteit, gemeenten over een personeelstekort en ministeries over coördinatiedruk, maar niemand stelt meer de vraag of al die taken en instanties werkelijk nodig zijn. De burger ziet daar helaas weinig positiefs van terug, integendeel. Voor wie in de zorg werkt, wordt de regeldruk groter. Voor wie in het onderwijs werkt, stapelen de rapportages zich op. En wie een vergunning aanvraagt, wordt van loket naar loket gestuurd terwijl de overheid zichzelf op de borst klopt over digitalisering en dienstverlening.
Helaas stelt de overheid nog meer bestraffing in het vooruitzicht, want in de Miljoenennota kondigt het kabinet aan een nieuwe vliegbelasting te heffen waarvan de hoogte afhangt van de afstand tot de eindbestemming. Daarmee worden langere vliegreizen vanaf 2027 duurder voor de passagier. Nederland, dat al de hoogste vliegbelasting in Europa kent, kiest er dus bewust voor om de eigen luchtvaartsector verder te belasten. Dat is geen beleid voor verduurzaming. Dat is symboolpolitiek, met een prijskaartje. De maatregel treft niet de veelvlieger of de zakenreiziger, maar de gewone Nederlander die één keer per jaar met zijn gezin op vakantie gaat of familie bezoekt in Toronto of Suriname. Voor een gezin van vier personen betekent de nieuwe vliegbelasting tot €280 extra boven op de ticketprijs. Voor zulke reizigers is er geen alternatief vervoer: geen keuze, alleen een hogere rekening. En dat alles terwijl het kabinet erkent dat het effect op het reisgedrag en de CO2-reductie verwaarloosbaar is. CE Delft berekende dat het aantal vliegbewegingen nauwelijks verandert. De belastingopbrengst daarentegen wordt geraamd op honderden miljoenen euro's. Het kabinet ontmoedigt dus niet het vliegen, maar het vliegen vanaf Nederland. Het enige wat echt verandert, is dat reizigers massaal uitwijken naar luchthavens in Brussel en Düsseldorf, zeker nu Duitsland heeft aangekondigd de verhoogde vliegbelasting weer terug te draaien. Dit maakt vliegen vanuit Nederland evident onaantrekkelijker. Is de minister dit met mij eens?
KLM, waarvan de overheid via de holding nota bene aandeelhouder is vanuit strategisch belang, wordt onevenredig zwaar getroffen door exploderende havengelden, waar de overheid dan weer de revenuen van plukt via het dividend van Schiphol, en de vliegtaks komt daar dan nog eens bij. Onze nationale carrier zal vroeg of laat gedwongen worden te snijden in het netwerk, hetgeen dan weer repercussies heeft op het vestigingsklimaat in Nederland. Ziehier een voorbeeld van ondoordacht beleid. De rode draad: Nederland maakt zichzelf onnodig duur en ondermijnt zijn eigen welvaart, terwijl die juist weer nodig is om de gekoesterde verzorgingsstaat enigszins op peil te houden.
Neem daarnaast de btw-verhoging op logies. Het is al aangehaald. Uit een impactanalyse van Significant APE blijkt dat de maatregel leidt tot een daling van de vraag naar overnachtingen en dus tot omzetverlies, vooral in de grensregio's. Toch weigert de staatssecretaris de maatregel te heroverwegen. In de beantwoording van onze schriftelijke vragen antwoordt de staatssecretaris bovendien dat het kabinet verwacht dat Nederland een aantrekkelijke vakantiebestemming blijft. Ondernemers in Limburg en Zeeland moeten toezien hoe toeristen kiezen voor hotels in Aken of Antwerpen, waar de btw op logies respectievelijk 7% en 6% bedraagt. Hoe zorgt de regering ervoor dat hotelondernemers in grensregio's niet onevenredig worden benadeeld door die btw-verhoging, doordat toeristen Nederland wel bezoeken, maar hun overnachting voortaan boeken in Duitsland of België? De staatssecretaris zegt de maatregel doelmatig is, maar doelmatig voor wie? Niet voor de ondernemer die zijn personeel moet ontslaan en niet voor de toerist die Nederlandse overnachtingen te duur vindt. En zeker niet voor de schatkist, want volgens ABN AMRO leidt de btw-verhoging tot minder overnachtingen, lagere winsten en dus lagere opbrengsten uit winstbelasting. Nederland prijst zichzelf uit de markt, maar het kabinet noemt het "fiscale rechtvaardigheid". Dat is precies het probleem van dit begrotingsbeleid: op de korte termijn lijken alle parameters wel te kloppen, maar het verdienvermogen van Nederland wordt structureel ondermijnd. Die rekening gaan we gepresenteerd krijgen. Dit is geen onheilsprofetie, maar gewoon logisch verstand.
Voorzitter. JA21 wil een ander pad. Een pad waarbij economische groei en koopkracht niet worden gezien als bijzaak, maar als voorwaarde voor een gezonde samenleving. Een pad waarbij we stoppen met straffen en beginnen met stimuleren, waarbij we niet langer de hardwerkende burger opzadelen met hogere lasten om een uitdijende overheid te voeden. Een pad zonder nationale koppen op EU-beleid; niet meer EU, maar minder. Een pad met grip op migratie, beperking van ontwikkelingshulp en bovenal het stimuleren van werken. Daar past een belastingstelsel bij dat niet primair ingericht is op de groei van de collectieve sector accommoderen, maar dat gericht is op de groei van het land als geheel, zowel van het individu als van de bedrijven. Daar wordt immers het geld verdiend.
Dat betekent een lagere accijns op brandstof, lagere btw op primaire levensmiddelen en afschaffing van symboolbelastingen zoals de vliegbelasting. Het betekent ook een herbezinning op de rol van de overheid zelf: niet meer taken, maar een betere uitvoering van de kerntaken. Het betekent ook het daadwerkelijk stimuleren van het vestigingsklimaat. Er zijn te veel bedrijven en ondernemers die het vestigingsklimaat in Nederland te knellend vinden. Ze worden voortdurend overvallen met eindeloze regel- en vergunningendruk, torenhoge energieprijzen en een wachttijd van jaren voordat men op het stroomnet kan worden aangesloten. Dit vraagt toch eerder om een terugtrekkende dan een uitdijende overheid. JA21 kiest voor een overheid die weer dienend is, niet overheersend.
Voorzitter, ik rond af. Het is tijd dat de Financiële Beschouwingen weer gaan over de financiële werkelijkheid, niet over papieren stabiliteit, maar over echte welvaart op de langere termijn.
Voorzitter. Ik zie uit naar de antwoorden van de regering.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Baumgarten. De volgende spreker van de kant van de Kamer is de heer Schalk. Hij spreekt namens de fractie van de SGP.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Dit jaar geen Algemene Politieke Beschouwingen, maar wel Algemene Financiële Beschouwingen. Blijkbaar speelt geld een centrale rol. Dat vraagt ook om een normatief kader, wat mij betreft zelfs een Bijbels kader, en wel dat van rechtvaardigheid en barmhartigheid. Dat geldt zowel voor het binnenhalen van gelden als voor het uitgeven daarvan: rechtvaardig en barmhartig.
Voorzitter. Het demissionaire kabinet moet werken met een beleidsarme begroting in het besef dat er geen enkel zicht is op de looptijd van die begroting. Immers, zodra er een nieuw kabinet op het bordes staat, zullen de gewijzigde begrotingsstaten hier wel binnenstromen. Maar we moeten nu eenmaal verder in de tussentijd. Vandaar dat ik een paar thema's behandel. Wat mij betreft zijn dat vooral het gezinsbeleid en -inkomen en de marginale druk, en de financiën voor onze veiligheid, asiel, migratie en voor de verre naasten.
Eerst maar dat gezin, want dat komt er toch weer bekaaid af in de Miljoenennota. Dat begint trouwens al als kinderen geboren worden. Zeker bij kwetsbare gezinnen is dat een punt van zorg. In de Tweede Kamer heeft mijn collega Stoffer een motie ingediend met het verzoek om scenario's en financiële effecten in kaart te brengen voor het afschaffen van de eigen bijdrage voor de kraamzorg en poliklinische bevalling, omdat elke moeder en elk kind gelijke toegang zou moeten hebben tot de allerbeste kraamzorg. Deze motie is met algemene stemmen aangenomen in de Tweede Kamer bij de Financiële Beschouwingen. Er is wel haast bij, zeg ik tegen de bewindslieden, nu juist de afgelopen week uit onderzoek van Nieuwsuur bleek dat de 24 uurskraamzorg onder druk staat.
Het is trouwens mooi dat het naar buiten kwam in de Week van het Leven. Tijdens die week werd stilgestaan bij de 40.000 abortussen die we jaarlijks te betreuren hebben. Een deel daarvan vindt ook plaats omdat mensen onvoldoende ondersteuning krijgen. Dus goed gepland van Nieuwsuur, zullen we maar zeggen. Uit hun onderzoek blijkt dat zorgorganisaties niet de moeilijke postcodes willen doen uit angst voor hogere personeelskosten vanwege verzuim en door lagere winsten. Maar er is een correlatie vastgesteld tussen goede kraamzorg en minder medische problemen. Dat betekent dat nu investeren in goede kraamzorg hogere zorgkosten in de toekomst zou voorkomen. Is de minister bekend met deze situatie en welke maatregelen treft hij om die tegen te gaan?
Als die kinderen opgroeien, krijgen de gezinnen te maken met drie verschillende kindregelingen: de kinderbijslag, het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag. De SGP is er voorstander van dat gezinnen te maken krijgen met eenvoudige regelingen waarmee ze de maximale vrijheid krijgen om hun kinderen op te voeden zoals ze willen. Daarom zou een eenvoudige regeling met een inkomensonafhankelijke en een inkomensafhankelijke component beter zijn. Ik weet dat een en ander ook wordt benoemd in het Eindrapport toekomst toeslagenstelsel. Oplossingsrichting 14, één nieuwe kindregeling met basisbedrag en inkomensafhankelijk bedrag, geeft een goede aanzet, met name in de tweede variant. Mijn vraag aan de minister is of het ook mogelijk is om daar ook de kinderopvangtoeslag bij te betrekken, zodat er een eerlijker beeld ontstaat.
Voorzitter. Ik ben nog niet helemaal klaar met dat gezin, want er is een onderwerp dat als een graat in de keel van de SGP steekt: de onuitlegbare kloof die is ontstaan tussen gezinnen van eenverdieners ten opzichte van tweeverdieners. Nog altijd betalen die eenverdieners tot ongeveer acht keer zo veel belasting. Natuurlijk kom ik daar nog op terug bij de behandeling van het Belastingplan, maar nu vraag ik beide bewindslieden om hierop in algemene zin te reflecteren. Wat is uw oordeel over deze ongelijkheid? Of, als u geen oordeel wilt geven, hoe lost u dit op? Welke plannen liggen er daarvoor?
Eenverdieners komen er ook weer bekaaid af als het gaat om de marginale druk. Dat bleek uit de tabellen met de marginale druk voor verschillende typen huishoudens, die we sinds een toezegging aan mij jaarlijks krijgen; dank daarvoor. Maar deze keer heb ik speciaal gekeken naar het modale inkomen. Trouwens, toen ik in 2015 voor het eerst mocht meedoen aan de Algemene Financiële Beschouwingen, was het modale inkomen €33.000. Nu, tien jaar later, is het modale inkomen fors gestegen, naar €47.000 per jaar. Opvallend is dat de marginale druk voor eenverdieners met een modaal inkomen het hoogste is van iedereen. Die komt uit op 94%. Oftewel: van elke euro die je meer verdient, houd je maar zes centjes over. Mijn vraag aan de minister is om hierop te reflecteren. Aan de staatssecretaris vraag ik in aanloop naar de behandeling van het Belastingplan op 15 en 16 december welke structurele maatregelen worden verkend om die marginale druk op eenverdieners te verminderen. Wanneer kunnen we de uitkomsten van dergelijke verkenningen verwachten?
Voorzitter. Nogmaals: we houden dit jaar geen APB. Maar vorig jaar kreeg ik de toezegging van de minister-president dat er een brief zou komen met een uitleg over de wijze waarop het kabinet bestaanszekerheid voor eenverdieners gaat creëren. Mijn dringende vraag is wat nu de status is van deze toezegging, vanuit de regering gezien. Dat is toezegging 3931, zeg ik even voor de volledigheid.
Voorzitter, dan iets over de financiële huishouding. Aan het einde van zo'n lange gang op het ministerie van Financiën staat symbolisch zo'n enorme schatkist. Als het goed is, loopt die vol via de inkomsten en leeg via de uitgaven. Maar een kabinet dat niet levert, laat geld liggen. Dat blijkt nu verscheidene investeringen niet zijn gerealiseerd, waardoor er sprake is van onderschrijding. Logischerwijze resulteren onderschrijding en uitstel meestal in hogere kosten in de toekomst vanwege de inflatie. Hoewel er van tevoren nooit met volle zekerheid kan worden voorspeld welke ambities er kunnen worden gerealiseerd, is een dergelijke boeggolf wel onwenselijk. Wat is het oordeel van de minister over deze boeggolf?
Er is ook de tegenovergestelde kant: niet uitgestelde wetgeving, maar juist te ver vooruit geplande doelen in wetgeving door percentages in de wet te zetten. Dat is vragen om moeilijkheden. Neem de percentages van CO2 in 2030 of de stikstofpercentages voor 2035. Het risico dat we die niet halen is levensgroot. Het zal ongelofelijk veel geld kosten om die weer los te trekken. Niemand gelooft immers meer dat het haalbaar is. Maar we doen er niets aan. Straks wordt Nederland stilgelegd door de eerste de beste jurist die aantoont dat we het percentage niet hebben gehaald. Oftewel: Urgenda 2.0 is absoluut niet ondenkbaar. Wat is de visie van de minister hierop? Wat zou dit kabinet, of een nieuw kabinet, moeten doen om hier tijdig op in te kunnen spelen?
Voorzitter. Een percentage dat wel haalbaar is, mag natuurlijk wel in wetgeving terechtkomen, zoals de 2% van ons bruto binnenlands product voor defensie. De bittere werkelijkheid van de barbaarse oorlog in Oekraïne heeft er mede voor gezorgd dat ook de Nederlandse politiek wakker is geworden. Zelfs de Partij voor de Dieren is uit haar winterslaap gewekt. We gaan voor een percentage van 5%, waarvan 3,5% voor directe Defensie-uitgaven zoals personeel, materieel en trainingen bedoeld is, en 1,5% voor de bredere weerbaarheid. Dat laatste zou ik heel graag bevestigd zien. Een dergelijke uitbreiding vraagt ook om zorgvuldige en adequate begeleiding, want anders dreigt ook hier onderbesteding. Wat is de stand van zaken op dit moment voor de uitvoering van de 3,5% en de 1,5%?
Voorzitter. Een heikel thema is asiel en migratie. Het is bekend dat de SGP staat voor rechtvaardig en barmhartig beleid. Dat vraagt om stevige maatregelen. Maar er is niet geleverd op dit punt. Intussen blijkt er een tegenvaller van 350 miljoen te zijn bij het COA. De SGP heeft hier al vaker aandacht voor gevraagd. Er worden grote besparingen ingeboekt vanwege een ongefundeerd optimisme over de effecten van de asielmaatregelen. Het gevolg is dat de asielketen niet kan investeren in een krachtige, robuuste keten en steeds last minute dure noodoplossingen moet realiseren. Op welke manier kan de demissionaire minister hier nog invloed op uitoefenen?
Voorzitter. Zoals ik aan het begin al zei, probeer ik bij dit soort onderwerpen de Bijbelse lijn vast te houden en te kijken wat rechtvaardig en barmhartig is. Oog voor de verre naasten hoort daar ook bij. Het feit dat het inmiddels demissionaire kabinet ervoor gekozen heeft om van ontwikkelingssamenwerking naar ontwikkelingshulp te gaan, is een heel slecht signaal. Het is eigenlijk een schande dat de koppeling met het bruto nationaal inkomen is losgelaten. De vraag is: ziet de minister nog mogelijkheden voor de toekomst om terug te groeien richting die 0,7% van het bni? Ik denk aan de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Hij betaalde voor die gewonde man en beloofde bij te betalen als er een tekort zou zijn. Daar kunnen wij nog wat van leren.
Voorzitter. Ik zie uit naar de reactie van de bewindspersonen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Schalk. Ik geef het woord aan de heer Hartog, die spreekt namens de fractie van Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Dank u, voorzitter, ook voor het uitspreken van mijn naam in correcte zin. De Voltfractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de financiële plannen van de regering voor de komende vijf jaar via de Miljoenennota. In deze Algemene Financiële Beschouwingen wil mijn fractie vier thema's aan de orde stellen. Het eerste thema is de inschatting van de minister over de omgevingsrisicofactoren. Verder zal mijn fractie een aantal vragen stellen over het tweede thema, de structurele herziening van de inkomstenkant van de begroting. Daarna hebben wij een aantal vragen over de lopende discussie over het Meerjarig Financieel Kader van de EU, het derde thema. Tot slot zal mijn fractie de minister vragen te breken met een aantal uitwassen van de vorige regering, het vierde thema.
Voorzitter. Ook andere fracties hebben al gesproken over de context waarin wij de komende jaren moeten begroten. Dat is een context van toenemende onzekerheid. Waar wij een aantal jaren geleden nog zeker konden zijn van een bloeiende wereldhandel, zien wij nu een economisch onzinnige ophoging van barrières. Binnen de eurozone zijn er grote zorgen over oplopende tekorten van de overheidsbegroting. Denk daarbij bijvoorbeeld aan landen als Frankrijk en België. Lidstaten houden een vervolmaking van de interne markt van de EU tegen. Al deze ontwikkelingen brengen risico's met zich mee. De vraag aan de minister is of de Miljoenennota ons hierop voldoende voorbereidt. Welke buffers heeft Nederland als het in Frankrijk uit de hand loopt? Zouden wij niet voorzichtiger moeten zijn met het laten oplopen van de Nederlandse staatsschuld? Zijn onze banken voldoende gewapend tegen nieuwe crises op de financiële markten? Ziet de minister een noodzaak en een mogelijkheid om de bank- en kapitaalmarkt van de EU sneller te vervolmaken?
Voorzitter. Het tweede thema: mijn fractie wil verder kijken naar de noodzaak om het stelsel van inkomstenbelasting en toeslagen fundamenteel te herzien. Ook vandaag hebben wij weer discussies over marginale aanpassingen van het belastingstelsel. Een aanpassing van box 3 hier en een correctie op de marginale druk daar: wat mijn fractie betreft zet dat geen zoden aan de dijk. Volt heeft een aantal concrete voorstellen gedaan in het verkiezingsprogramma om structurele wijzigingen door te voeren. Voor vandaag zou een inhoudelijke discussie hierover te ver voeren met een demissionair kabinet. Mijn fractie wil de staatssecretaris wel vragen wat de plannen zijn om voortgang te houden in de reflectie op de stelselherziening. Mogen wij komend jaar een document verwachten met technische opties voor een nieuw belastingstelsel? Hoe zit dat met de fiscale regelingen? Wat mijn fractie betreft gooien we nog steeds ieder jaar tientallen miljarden over de balk aan niet-doelmatige en niet-doeltreffende regelingen. Incrementele aanpassingen van fiscale regelingen zijn moeilijk vanwege allerlei deelbelangen. Echter, staatssecretaris Van Rij beloofde al om fundamentele aanpassingen te doen. Hoe ziet het tijdpad van deze staatssecretaris eruit? Ziet hij mogelijkheden om op z'n minst de ruim 30 miljard aan regelingen af te schaffen die door zijn ambtenaren zijn voorgesteld in het rapport Kansen voor lagere tarieven en beter beleid? Hoe is de stelpost van 250 miljoen aan afbouw van de regelingen voor dit jaar ingevuld? Wat zijn de plannen voor 2026?
Voorzitter. Ik herhaal: mijn fractie vraagt de regering niet om de uiteindelijke keuzes te maken, althans, niet vandaag. Dat is aan een volgende regering. Bij de lopende zaken hoort in onze ogen wel het animeren van het debat hierover. Iedere maand vertraging is verloren tijd.
Dat brengt mijn fractie op een ander onderdeel van de structuur van de Nederlandse financiën, als derde thema. Wij geven op verschillende niveaus belastinggeld uit, van Europees tot gemeentelijk niveau. Dat zijn communicerende vaten. Als parlement moeten we zoeken naar een zo groot mogelijke efficiency. Moeten we streven naar synergie in de uitgaven en ze naar een hoger bestuursniveau tillen of moeten we juist uitgaven op een lager bestuurlijk niveau leggen, omdat de besteding daar beter gericht kan worden? We hebben het in eerdere Algemene Financiële Beschouwingen al gehad over de te beperkte middelen op gemeentelijk niveau. Dat blijft voor mijn fractie een punt van aandacht.
Maar vandaag wil ik de uitgaven op Europees niveau aan de orde stellen. De discussie in de EU over een nieuw Meerjarig Financieel Kader is net begonnen. Dat is een belangrijke discussie, niet alleen vanwege het budget zelf, maar ook omdat dit een graadmeter is van het ambitieniveau dat wij ons als Europese Unie stellen. Het is deze Kamer bekend dat de Voltfractie het ambitieniveau dat door de Europese Commissie gekozen is, te laag vindt. Daar kunnen we discussie over voeren, maar bij de Algemene Europese Beschouwingen is al gebleken dat een meerderheid van deze Kamer niet de consequentie wil trekken uit de noodzaak de institutionele structuur van de EU fundamenteel te herzien. Wat de Voltfractie betreft zou een begroting van 5% van het bnp op Europees niveau effectief meer waar voor ons geld geven, en dus een bezuiniging zijn. Laat hem even inwerken. Daarvoor zouden we niet op een aansporing van een buitenlandse president hoeven te wachten.
Mijn vragen aan de minister gaan vandaag over de analyses die zijn gedaan of op een andere manier beschikbaar zijn, om te bepalen wat het adequate uitgavenniveau zou zijn voor de EU. Is er bijvoorbeeld al een zekere voorzichtige beweging in de richting van de gezamenlijke aankoop van defensiematerieel? Daar gaan we af op het boerenverstand dat het waarschijnlijk goedkoper is om als EU-landen hetzelfde materieel gezamenlijk in te kopen.
Voorzitter. Wat de Voltfractie betreft geldt dit ook op andere beleidsterreinen. Te vaak wordt via een simpele begrotingspost gesproken over de Europese financiën. Mij valt in deze debatten een aantal dingen op. Allereerst weten we helemaal niet welke bedragen vanuit de Europese Unie weer terug naar Nederland komen. Mijn fractie heeft hier al aan verschillende ministers vragen over gesteld, maar het eerlijke antwoord is dat we het gewoonweg niet weten. Er is ook een hallucinante discussie over eigen middelen versus nationale bijdragen. Ik hoor sommige fracties in deze Kamer zeggen dat ze eigenlijk het liefst de Europese begroting voeden via nationale bijdragen. Maar in dezelfde paragraaf klagen ze dan dat het Nederlandse aandeel te groot is. Bij directe eigen middelen voor de EU valt dit allemaal weg, en dus begrijp ik deze posities niet helemaal, of helemaal niet.
Mijn vragen hierover aan de minister zijn de volgende. Wordt er door de regering een analyse gemaakt over op welk niveau middelen het beste kunnen worden uitgegeven? Ik sprak al over defensiematerieel, maar je zou ook kunnen analyseren op welk bestuurlijk niveau bijvoorbeeld innovatie, de bescherming van de EU-buitengrenzen, het afhandelen van asielaanvragen en het daaraan verbonden uitzetbeleid zouden moeten worden gefinancierd. Je kunt voorts denken aan gezamenlijke infrastructuur, bijvoorbeeld hogesnelheidstreinen. Als de minister deze analyse niet zelf heeft gemaakt, is hij dan wel op de hoogte van wetenschappelijke studies op dit vlak?
Voorzitter. Als laatste thema wil mijn fractie de uitgaven voor 2026 en daaropvolgende jaren aan de orde stellen. We hebben als Kamer de noodzaak gezien om in het afgelopen jaar substantieel meer begrotingen te behandelen dan te doen gebruikelijk. Dat komt gedeeltelijk door de vaak bizarre en tegenstrijdige amendementen van de Tweede Kamer. Het komt echter ook door de politieke keuzes die door de toenmalige regering zijn gemaakt in het hoofdlijnenakkoord. Mijn fractie hecht eraan het politieke primaat van deze keuzes bij de Tweede Kamer te laten. Bij de vorige begroting zaten echter zo veel gekkigheden dat onze Kamer zich geroepen voelde om in te grijpen.
Ik wil hiervan één specifiek voorbeeld aan de orde stellen. Een van de symboolmaatregelen van het lopende begrotingsjaar was de invoering van controles aan de Nederlandse grens met Duitsland en België. Met alle respect voor de Koninklijke Marechaussee zeg ik dat de regering daarmee zo'n 200 miljoen euro over de balk gooide. In feite werd hiermee gekozen voor het in beslag nemen van wat vuurwerk en het geven van taxiritjes naar Ter Apel aan asielzoekenden die via deze landen Nederland binnenkwamen. Zou het niet beter zijn, zo vraagt mijn fractie de minister, om de 200 miljoen extra die hiervoor is uitgetrokken, te besteden aan echte criminaliteitsbestrijding via de nationale politie? Zou het niet beter zijn om dat geld te besteden aan de verdragsrechtelijke verplichting waar Nederland aan moet voldoen om vrouwen die moeten vluchten uit situaties van huiselijk geweld behoorlijk op te vangen? Kan de minister hierop een toezegging doen?
Mijn fractie heeft daarnaast vorig jaar ook gewezen op de in onze ogen onterechte bezuinigingen op de Onderwijsbegroting en de begroting van Ontwikkelingssamenwerking. Dat is ook al aan de orde gesteld. Ziet de minister ruimte om hier nog aanpassingen aan te doen? Bij de bespreking van de Voorjaarsnota heeft mijn fractie de minister al gevraagd om te anticiperen op de verkiezingsuitslag. Nederland heeft nu weer zicht op een regering die zich met echte problemen wil bezighouden. Een begroting die doorkabbelt op onzinnigheden past daar niet bij. De Voltfractie vraagt de minister derhalve of hij bereid is om met de nieuwe Tweede Kamer het gesprek aan te gaan op bovengenoemde punten. Het zou nú het juiste moment zijn om in beide Kamers een breed draagvlak te genereren.
Voorzitter. Mijn fractie kijkt uit naar de antwoorden van de regering.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Hartog. De volgende spreker namens de Kamer is de heer Van Rooijen. Hij spreekt namens de fractie van 50PLUS. Ik geef de heer Van Rooijen graag het woord.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. De 50PLUS-fractie heet de nieuwe staatssecretaris voor belastingen hartelijk welkom.
Voor mijn partij zijn de volgende punten van groot belang. Eén. Er moet een einde worden gemaakt aan de decennialange ondermijning van de solidariteit van ons fiscale systeem met inkomensafhankelijke heffingskortingen. Twee. Het is belangrijk dat de AOW onder alle omstandigheden gekoppeld blijft aan het wettelijk minimumloon en dat AOW'ers niet 18% AOW-premie gaan betalen. De AOW is een volksverzekering, waarbij je AOW-premie betaalt tot de AOW-uitkering begint, net als bij een lijfrenteverzekering. De AOW is heel goed betaalbaar, zoals econoom Han de Jong onlangs nog schreef. Het echte probleem is dat werkenden bijna geen AOW-premie meer betalen door de enorme fiscale heffingskortingen van maximaal €9.000. Ten slotte is het van belang dat de Nederlandse pensioenen volop mogen meeprofiteren van het feit dat wij op afstand de grootste pensioenreserves ter wereld hebben opgebouwd. Het is vanuit Nederland met 160% van het nationaal product aan pensioenreserves onbestaanbaar om te moeten aanzien dat ongedekte Franse, Italiaanse en Spaanse pensioenen bijna elk jaar keurig zijn geïndexeerd, terwijl onze wél gedekte pensioenen jarenlang zelfs niet werden verhoogd, op basis van keiharde rendementen die toen jarenlang 7% waren en die op dat vermogen werden behaald.
Ik zeg "werden", want Nederland heeft met het nieuwe pensioenstelsel voor de oudere leeftijdscohorten de keuze gemaakt om risico en rendement in te ruilen voor schijnzekerheden door deze cohorten staatsobligaties in de maag te splitsen met de daaraan verbonden casino-rentederivaten.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Over de pensioenen en de reserves gesproken: het is het een of het ander. Of we hebben enorme reserves — die hebben we, zoals u zelf zei — of we hadden de afgelopen tien, vijftien jaar 2% per jaar moeten indexeren, wat minstens 15% tot 20% van de reserves af had gehaald. En dan hadden we al die reserves niet meer. U moet dus kiezen: óf indexeren, óf reserves aanhouden.
De voorzitter:
En uw vraag aan de heer Van Rooijen is: wat kiest u?
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ja.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik kan hier geen antwoord op geven, want ik begrijp de vraag helemaal niet.
Voorzitter. Ik ga door.
De voorzitter:
Wilt u uw vraag verduidelijken, meneer Crone?
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dit niet zo erg respectvol. De kern van ons stelsel is dat we hoge reserves hebben om in de toekomst te kunnen betalen. Maar als je de laatste vijftien jaar geïndexeerd had, iets wat u stelselmatig bepleit heeft, en ik een heel voorzichtige indexatie van 2% per jaar aanhoud, dan waren de reserves nu 30% tot 40% lager geweest — vijftien jaar 2% is 30%, hoewel je eigenlijk rente op rente moet doen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
"Het was de rekenrente, stupid", zeg ik hier al jaren. Ik heb die discussie ook gevoerd met een collega bij de behandeling van de Wtp. Legt u aan uw kiezers nog maar eens uit waarom de afgelopen vijftien jaar de pensioenen niet zijn verhoogd; dank u wel.
Voorzitter …
De voorzitter:
Tot slot, meneer Crone.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Een laatste vraag. We hadden kunnen indexeren conform plan-Van Rooijen, maar dan hadden we nu niet meer die hoge reserves gehad van 1.500 miljard, maar minder dan 1.000 miljard. Dat kan ik die kiezers uitleggen en daarom steunen zij het nieuwe stelsel, en dat zeg ik u ook eerlijk.
De voorzitter:
De heer Van Rooijen vervolgt zijn betoog.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Ik sprak over de casino-rentederivaten. Die zullen zowel voor ons land als voor onze gepensioneerden nog veel pijn gaan opleveren. Het FNV-sprookje van de heer Crone, "u gaat er allemaal op vooruit", is een fata morgana. Wij vrezen na het invaren een koopkrachtdaling voor gepensioneerden. De pensioenramp komt eraan en de gepensioneerden hebben er niets over te vertellen.
De gevolgen van de drie grote thema's die ik noemde, werden kortgeleden nog treffend geïllustreerd door bijdragen van Han de Jong op BNR. Eerst: inkomenspositie ouderen krijgt klap op klap. En daarna, onder de kop "schrijnend beeld": gepensioneerden zien inkomen al jaren achterblijven ten opzichte van anderen. Dat laat de voormalig hoofdeconoom van ABN AMRO op basis van harde cijfers van het CBS zien. We zien dat gepensioneerden al sinds 2012 structureel achterblijven ten opzichte van werknemers en zelfstandigen. De Jong toont ons een gapend gat. Hij spreekt van een "nog schokkender beeld" dan hij al vermoedde. In de periode 2012-2024 steeg de koopkracht van werknemers cumulatief met 33%, die van zelfstandigen met 22% en die van mensen in de bijstand met 13%. Gepensioneerden kregen een grote klap. Hun koopkracht daalde in die periode cumulatief met 3%. Werknemers plus 33%. Gepensioneerden min 3%.
Voorzitter. Dat is Nederland. Kan de regering bevestigen dat dit inderdaad de harde werkelijkheid is die volgt uit de data van het CBS? Is dit dan het evenwichtige inkomensbeleid waarover ministers plechtig spraken? Ze zeiden dat ze zich er tot het uiterste voor in zouden spannen. Is dit waar de middenpolitiek in Nederland voor staat? Dat kan toch niet waar zijn? 50PLUS wil dat dit vandaag helder wordt uitgesproken door deze minister.
Voorzitter. Eurobonds. Landen zonder reserves willen ongegeneerd praten over het delen van schulden via eurobonds. Met gezamenlijke schulden wordt geen extra begrotingsruimte vrijgespeeld, zeg ik tegen de minister. Met gezamenlijke schulden wordt enkel de kredietwaardigheid van Nederland overgedragen aan de usual suspects — ik zie de minister knikken — te weten: Frankrijk, Italië, Spanje en nog een paar. Mijn fractie is dan ook zeer verheugd met de woorden van onze nieuwe president van de centrale bank, Olaf Sleijpen. Hij snapt de rol die Nederland in dezen moet spelen veel beter dan zijn voorganger. Hij deelt dat begrip met de minister van Financiën. Kan mijn fractie rekenen op een minister van Financiën en een bankpresident die, in elk geval de komende maanden, samen onverwijld vasthouden aan de rode lijn in het zand met betrekking tot de eurobonds, of zou er al sprake kunnen zijn van verschil van inzicht met Sleijpen? Mijn fractie is er in elk geval niet gerust op. Is er wel besef van wat er hier allemaal voor ons land op het spel staat?
Behalve mogelijke eurobonds kunnen we ook een flinke rekening verwachten bij het Meerjarig Financieel Kader van de Unie. Het is welhaast onvermijdelijk dat we ofwel door eurobonds ofwel bij het MFK weer een grote scheut water bij de wijn moeten doen. Hoe kijkt de minister daartegen aan? Deelt de minister dit met ons en, zo ja, waar ligt voor Nederland dan een aanvaardbaar compromis?
De rentederivaten. Over de afgelopen jaren is er een totaal verlies geleden van 100 miljard op rentederivaten bij de pensioenen. Dat blijkt uit antwoorden van minister Paul op schriftelijke vragen van de 50PLUS-fractie. 100 miljard! Mijn voorspellingen van jaren geleden zijn daarmee volledig uitgekomen. Ik vind het onbestaanbaar en pijnlijk om dit te moeten meemaken. Deelt de minister mijn verdriet over het verlies van 91 miljard verdampt pensioenvermogen? De Nederlandsche Bank draagt hier de grootste verantwoordelijkheid voor. De Nederlandsche Bank wilde dat pensioenfondsen het neerwaartse renterisico afdekten omdat we nu eenmaal moeten rekenen met die stupide variabele rekenrente in plaats van met de oude vaste van 4%. Verkeerd gegokt: de rente steeg en op de derivaten wordt bijna 100 miljard verloren. Wat vindt de minister van zo'n dramatisch verlies van 100 miljard? DNB is zelfs gestopt de waarde van derivaten te publiceren. U snapt het wel, zogenaamd in het kader van "wat minder regeltjes".
De Europese Rekenkamer velt een ongekend hard oordeel over het Europese Herstelfonds dat regeringsleiders in 2020 uit de grond stampten om een recessie na de coronapandemie te voorkomen. Het fonds van 750 miljard is te duur, te traag en levert vooralsnog slechts de helft van de verwachte resultaten op. Dat stemt ons ook niet bepaald mild ten aanzien van nieuwe Europese fondsen en plannen. Hoe is het eerste gesprek gisteren in Brussel over het MFK verlopen?
Voorzitter. Het binnenland. De Wet betaalbare huur gemixt met een knotsgek fictief rendement van 8% in box 3: dat is het recept waarmee het vorige kabinet de woningmarkt in beweging heeft proberen te krijgen. Geen enkele les uit het verleden is serieus genomen. In plaats van het aantrekkelijk te maken om panden te kopen, bezitten en verhuren, heeft men alweer het tegenovergestelde gedaan, namelijk beperking van het aanbod. Want huurders zijn zielig en verhuurders zijn zogenaamd vrijwel allemaal oplichters. Gezonde middenpartijen hadden dit heilloze pad moeten voorkomen. Goede intenties plaveien de weg naar de hel. Dat is wat hier is gebeurd en mijn partij wenst dat de Wet betaalbare huur, evenals het knotsgekke box 3-tarief in het regeerakkoord worden geschrapt. Ga dat maar eens gauw regelen, zeg ik tegen deze minister. Wie weet. Graag een reactie.
Mijn fractie ziet bij het dossier erfenisbelasting en vermogensbelasting hetzelfde gebeuren als bij de Wet betaalbare huur. Er wordt gewaarschuwd en er wordt gewezen op de slechte resultaten uit het verleden. Vriend en vijand weten wat de gevolgen zijn. De academische wereld kan de schade zelfs berekenen, maar toch gaan wij verder op dat kansloze pad, wachtend totdat berichten over kapitaalvlucht en bedrijfssluitingen de overhand krijgen. Ik vraag deze regering: zeg ons dat het niet waar is! Deze minister ziet toch ook dat de grenzen van wat mensen met vermogen accepteren reeds in zicht zijn en dat zij alternatieven hebben die de schatkist bakken met geld kunnen kosten als zij dat doorzetten? Nederland gaat penny wise, pound foolish om met vermogenden, maar nog erger, ook met de mensen die wel een mooie spaarpot hebben maar nog lang niet in de Quote 500 staan. Het zijn spaarzame mensen die altijd de klos zijn, zowel bij box 3 als bij de erfbelasting, de villabelasting en de afschaffing van de wet-Hillen. Dat ziet de minister toch ook? Mensen vertrekken naar het buitenland of verkopen hier panden en kopen in het buitenland nieuwe panden.
Voorzitter. De grootste hobby van gevestigde partijen in de afgelopen twintig jaar is de arbeidskorting. Ik zal u mijn mening daarover vandaag besparen, want die is genoegzaam bekend: weg ermee, verlaag alle tarieven met 7% voor iedereen, jong en oud, en handhaaf de volledige inflatiecorrectie.
Hervorming van het belastingstelsel. Mijn fractie vond en vindt dat er een externe adviescommissie moet komen die de hoofdlijnen schetst voor de broodnodige hervorming van ons krakkemikkige belastingstelsel. Drie topexperts — zo zei ik eerder al — kunnen binnen drie tot zes maanden dat advies uitbrengen met een helikopterview. Graag een duidelijke reactie van de bewindslieden. Mijn fractie overweegt een motie in tweede termijn.
Voorzitter, tot slot. Op mijn verzoek heeft de minister van Financiën aan onze Kamer een overzicht gezonden van alle sinds 2018 genomen goedkeurende besluiten. En dat waren dan alleen nog maar die in de fiscale wetgeving. Ik ben daar heel erg van geschrokken. Er zijn tot nu toe, blijkens dat overzicht, in de periode vanaf 2018, 29 maal goedkeurende fiscale beleidsbesluiten genomen. De vraag die ik aan de minister heb, is of hij bereid is een wettelijke regeling altijd met spoed tot stand te brengen in een apart wetsvoorstel, zodat beide Kamers volledig vrij zijn in de uitoefening van hun medewetgevende taak en bevoegdheid. Kan de minister dat toezeggen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Van Rooijen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Goot. Hij spreekt namens de fractie van OPNL.
De heer Van der Goot i (OPNL):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst natuurlijk een woord van welkom aan beide bewindspersonen van het ministerie van Financiën in dit huis.
Voorzitter. "Het gaat pas goed in Nederland als het overal in het land goed gaat. Dat is helaas niet het geval." Met deze zinnen opende in 2023 het kabinet zijn reactie op het rapport Elke regio telt! Vanuit deze kernboodschap wil ik het vandaag tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen hebben over twee onderwerpen. Ten eerste de regioparagraaf als onderdeel van de Voorjaarsnota, een onderwerp dat de minister raakt. En ik ga in op een onderwerp dat met name van belang is voor onze grensregio's: flexwerken of gedeeltelijk thuiswerken van grenspendelaars, iets wat hoort bij de portefeuille van de staatssecretaris.
Voorzitter. Het adagium "elke regio telt" zal niemand zijn ontgaan. Maar de destijds veelbelovende boodschap lijkt inmiddels toch wat te zijn ondergesneeuwd in een veelheid aan plannen, programma's en losse potjes. Dat is jammer, want ondertussen wachten de regio's buiten de economische kerngebieden nog altijd op echte, structurele investeringen, en andere investeringslogica die het Rijk een paar jaar geleden in de kabinetsreactie aankondigde, weliswaar met de waarschuwing dat een dergelijke koersverandering enige tijd zou kosten. Juist daarom is het naar het oordeel van mijn fractie van belang om duidelijk te maken wanneer welke stappen worden gezet. Anders gezegd: de regio's moeten kunnen zien dat het kabinet zijn eigen ambities en toezeggingen ook daadwerkelijk in gang zet.
Voorzitter. Dat is precies waarom de kabinetsreactie zo nadrukkelijk spreekt over de noodzaak om de beleids- en investeringslogica van het Rijk te herijken. De afgelopen decennia was de systematiek met name gericht op rendement en groei, zoals theoretisch onderbouwd met de denkbeelden uit het New Public Management. Daarmee werd, aldus het kabinet, te weinig rekening gehouden met de regionale verschillen in brede welvaart. Voortaan, zo kondigde het kabinet aan, zou de investeringsbeslissing van het Rijk niet langer slechts dienen af te gaan op de economische efficiency. Er zou breder gekeken moeten worden naar leefbaarheid, bereikbaarheid en maatschappelijke meerwaarde in alle delen van Nederland, inclusief een zichtbare en betrokken aanwezigheid van het Rijk zelf. Het kabinet constateerde in zijn reactie op Elke regio telt! dat de terugtrekkende beweging van het Rijk uit de regio, met als gevolg een verschraling van voorzieningen, de legitimiteit van het Rijk onder druk zet. Daarom moesten we naar een nieuwe manier van investeren, een die recht doet aan de kracht en aan de behoeften van de verschillende regio's. Dat kost tijd, maar er moeten nu wel stappen worden gezet om tot die omslag te komen, zo kondigde het kabinet aan.
Voorzitter. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen van 2023 diende ik een motie in om een regioparagraaf op te nemen in de voorjaarsnota, zodat parlement en regio's inzicht zouden kunnen krijgen in hoe deze nieuwe investeringslogica zich ontwikkelt en het niet slechts bij mooie woorden blijft. Die motie werd bijna Kamerbreed ondersteund. Wat is tot nu toe het resultaat van de motie? In 2024 bevatte de Voorjaarsnota technisch gezien wel een regioparagraaf, maar de Eerste Kamer stelde vervolgens vast dat met die eerste regioparagraaf de motie uit 2023 slechts ten dele was uitgevoerd. In 2025, dit voorjaar dus, verscheen de regioparagraaf niet gelijktijdig met de Voorjaarsnota, maar pas enkele maanden later naar aanleiding van schriftelijke vragen. Wat ons betreft geldt voor de Voorjaarsnota 2026: nieuwe ronde, nieuwe kansen. Idealiter zou de nieuwe regioparagraaf inzichtelijk dienen te maken of in het afgelopen jaar concrete stappen zijn gezet in de aankondigde herijking van de investeringslogica en, zo ja, welke en welke resultaten de komende jaren worden nagestreefd. Elke concrete stap in de herijking van die investeringslogica die nu wordt gezet en vastgelegd is immers winst. En dan nu mijn vraag aan de minister. Wil de minister in het licht van de in 2023 breed aangenomen motie toezeggen dat volgend voorjaar de motie zodanig wordt uitgevoerd dat de volgende regioparagraaf gelijktijdig en als onderdeel van de Voorjaarsnota 2026 naar beide Kamers zal worden verstuurd en dat de volgende regioparagraaf concreet en inhoudelijk zichtbaar maakt of en, zo ja, hoe de investeringslogica van het Rijk wordt toegepast, in lijn met de kabinetsreactie op Elke regio telt! Mijn fractie overweegt een motie in tweede termijn.
Voorzitter. Dan kom ik nu aan bij mijn tweede onderwerp, namelijk het grensoverschrijdend telewerken in de Benelux-landen. Mijn collega Van Bovens van het CDA heeft daar ook al aan gerefereerd en aangekondigd dat dit terug zou komen in deze bijdrage. Sinds de coronaperiode is niet alleen in Nederland, maar ook in de andere Benelux-landen thuiswerken veel normaler geworden. In de coronaperiode was het uitgangspunt dat mensen thuis moesten werken tenzij. Dat gold natuurlijk ook voor grenswerkers. Alle destijds geldende regels voor belastingen en sociale zekerheid werden tijdelijk aan de kant geschoven, maar na de coronaperiode werden de tijdelijke regels na nog een overgangsperiode per 1 juli 2023 weer afgeschaft. Voor grenswerkers die aan de ene kant van de grens wonen en aan de andere kant van de grens werken, maakt het fiscaal gezien plotseling weer een wereld van verschil of ze een of meer dagen thuiswerkten, ook al werkten ze alle dagen voor dezelfde werkgever. Dat is slecht voor het functioneren van de regionale arbeidsmarkt aan weerskanten van de landsgrens, laten bijvoorbeeld de werkgevers in Zuid-Limburg weten. Zowel werkgevers als werknemers dringen al jaren aan op aanpassing van de regels zodat binnen een zekere bandbreedte van gemiddeld een of twee dagen per week flexwerken wordt toegestaan zonder consequenties voor de fiscale behandeling.
Het Benelux-parlement heeft tijdens de plenaire zitting in maart 2025 een aanbeveling aangenomen om de fiscale regels van flexwerken of telewerken aan te passen en waar mogelijk gelijk te trekken met de sinds 1 juli 2023 geldende regels voor de sociale zekerheid. Dat vraagt onder meer nadere afstemming of synchronisatie van de definities tussen deze rechtsgebieden. Tot nog toe heeft het Comité van Ministers van de Benelux nog niet op de aanbeveling gereageerd. Omdat Nederland in 2026 voorzitter wordt van het Comité van Ministers van de Benelux-unie dringt mijn fractie erop aan dat Nederland in zijn rol als voorzitter van het Comité van Ministers zich ten eerste ervoor zal inspannen dat de Benelux-landen voor 1 juni 2026 zullen komen met een inhoudelijke reactie op de aanbevelingen van het Benelux-parlement inzake grensoverschrijdend telewerken. Ten tweede dringt mijn fractie erop aan dat het kabinet bereid is deze aanbevelingen in 2026 actief aan te pakken, bijvoorbeeld met het instellen van een Benelux-brede en multilaterale werkgroep zoals voorgesteld in de aanbevelingen. Ik hoor graag of de staatssecretaris dit kan toezeggen. In tweede termijn overwegen mijn collega Bovens van het CDA en ik hierover een motie in te dienen.
Voorzitter. Dan rest mij nog een kort uitstapje naar een derde onderwerp. In april heeft deze Kamer een motie aangenomen over het Gemeentefonds. Door verschillende sprekers is hieraan in eerdere bijdragen al gerefereerd. Een van de moties betrof de inflatiecorrectie binnen het Gemeentefonds. Die motie is beantwoord in de Miljoenennota; op pagina 107, voor de fijnproevers. Bij dezen wil ik aangeven dat ik daarop op een later moment terugkom.
Voorzitter. Mijn fractie ziet uit naar de beantwoording van onze vragen door de minister en de staatssecretaris.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Van der Goot. U zag mij een beetje zorgelijk kijken, want ik zit te kijken naar de klok. Wij zouden eigenlijk schorsen van 12.30 uur tot 13.30 uur. Dat heeft ook te maken met het College van fractievoorzitters. Zij beginnen hun vergadering om 12.45 uur. Vijf van de woordvoerders zullen daar ook aan deelnemen. Ik heb van de heer Walenkamp begrepen dat hij maximaal tien minuten spreekt in de eerste termijn. Ik kijk nog eventjes in zijn richting. Als dat inderdaad het geval is, stel ik aan de leden voor dat we doorgaan en dat we dan direct na de bijdrage van de heer Walenkamp schorsen. Iedereen kan dan lunchen en de collegevergadering volgen die hij of zij al dan niet geacht wordt te volgen. We gaan het zo doen.
Ik geef het woord aan de heer Walenkamp. Hij spreekt namens de Fractie-Walenkamp.
De heer Walenkamp i (Fractie-Walenkamp):
Een begroting is vertaald beleid. Het is tijd voor een ander beleid, voor een dienende overheid. Het is een beleidsarme Miljoenennota. De collectieve sector groeit, met ruim 40% meer ambtenaren dan zes jaar geleden. Nederland heeft inmiddels de hoogste benzineprijzen van Europa. De dagelijkse zorgen van mensen over werk, wijk en woning kennen geen pauzeknop. Vindt u werkelijk, geachte minister en staatssecretaris, dat de regering nu voldoende doet om dit in beeld te brengen en dit te waarborgen?
Twee. Terecht werd in de troonrede gezegd dat het verdienvermogen in Nederland afneemt. Ten tweede staat in regel 117 en regel 118 dat de verlaging van de regeldruk zeer dringend noodzakelijk blijft.
Drie. Laat ik beginnen dit duo Heinen en Heijnen een compliment te geven. De Belastingdienst blijft als uitgangspunt houden, ook gezien de huidige media-uitingen, om de pensioenuitvoering vrij te blijven stellen, en terecht. Nederlanders die veertig, vijftig jaar hard hebben gewerkt, verdienen rust en zekerheid.
Over eurobonds zijn wij uitermate kritisch. Ongegeneerd schulden delen, moeten we niet doen. Heeft u de gevaren volledig in beeld? Wij vragen ons dat af.
Punt vijf. Er ligt komend jaar 301 miljard euro aan inkomsten te wachten die de Belastingdienst, zo lijkt het, niet goed verantwoordt. Dat blijkt in ieder geval uit het keiharde rapport van de Algemene Rekenkamer. De Kamer heeft onvoldoende mogelijkheden de belastinginkomsten van de overheid adequaat te controleren, zo stelde de Rekenkamer. Dat blijkt ook uit het rapport dat ik gelezen heb. Ziet de staatssecretaris, en zeker de minister, dit anders? Dit is toch ongelofelijk? Is de Belastingdienst wel rechtvaardig en correct bezig? Wat is de nominale som en het percentage dat geheven wordt op diverse maatschappelijke sectoren als het mkb, multinationals en zzp'ers? De energieaccijnzen voor consumenten verschillen zeer van die voor de multinationals. In hoeverre acht u dit rechtvaardig? Moeten we die voor de consumenten niet ook verlagen? Die zijn in Nederland namelijk al veel hoger dan in het buitenland, in de ons omringende landen. Het beeld ontstaat dat de Belastingdienst niet zo rechtvaardig functioneert. Graag uw reactie hierop.
Erfbelasting, de meest gehate vorm van belasting. In heel veel Europese landen — ik denk aan Luxemburg — bestaat die in het geheel niet. Beneden de €26.000 wordt in Nederland het kindsdeel met 0% belast, tot €154.000 is het 10% belast en daarboven 20%. Hier is al belasting over betaald. Ik kan het niet anders formuleren dan als belasting op reeds betaalde belasting van mensen die overlijden. Geef onze inwoners de kans om die som waar al belasting over betaald is te investeren in de samenleving. Het modaal inkomen ligt nu op ruim €70.000 per jaar per werknemer. Bent u bereid om daarom het onderste deel te verhogen naar €50.000 per kind in plaats van €70.000? Je moet al belasting betalen voordat je het binnen hebt. Zo help je mensen in de problemen. Er is een gemiddelde tijd tussen het overlijden van meneer X of mevrouw Y en het bedrag dat aan de nabestaanden wordt uitgekeerd. Dat is al snel vier jaar. Toch moeten mensen daar in die periode al belasting over betalen. Is dit nou werkelijk rechtvaardig? Mijn fractie denkt van niet. Hoe kunnen we die periode versnellen? Dit geldt voor bijna heel Nederland, dus bent u als staatssecretaris of minister bereid om deze mensen hierin tegemoet te komen, en in ieder geval geen belasting te heffen in de periode, van drie à vier jaar — dat is toch heel redelijk? — dat men het geld gewoon nog niet heeft? Ik vind het echt een vorm van onrecht.
Grip op je dip, grip op migratie is hard nodig. Dat is mijn negende punt. Nederland is een van dichtst bevolkte landen van Europa. Kunt u het totale kostenplaatje in beeld brengen van naar schatting 45.000 asielzoekers in 2026? Hoe kunnen we dit beter beheersbaar houden, juist om de echte asielzoeker — die is er ook, de echte asielzoeker — te blijven opvangen? Dat wil ik blijven benadrukken.
Ben je voor een goed milieu, dan ben je voor kernenergie. Thorium als mogelijke krachtbron. Aardwarmte, in Den Haag en het Westland werkt het. Daar zijn ze hier in de regio buitengewoon positief over. Doen wij wel genoeg aan ander bronnen, aan realistische bronnen? Hebben wij ons academisch klimaat, ons onderzoeksklimaat hiervoor ook op orde? Als ik zie wat er allemaal beknibbeld wordt op onderwijs, vraag ik het me zeer af. Hebben wij ons investeringsklimaat op orde? Als ik het zo beschouw: kil. Er is veel talent in Nederland. Dat moeten we beter benutten. Denk aan de parabel van de talenten in het evangelie. Liever de warmte van een baan dan de kilte van een uitkering. Doet de regering voldoende om deze in beeld te brengen?
De herijking van de Wet normering topinkomens — dat is punt tien — is wat ons betreft hard nodig. €226.000 euro per jaar is de huidige balkenendenorm. Mensen die werken bij de overheid en semioverheid moeten wat ons betreft niet meer verdienen dan dit bedrag en wat ons betreft wordt dit bedrag naar beneden — dat is een heel links punt — bijgesteld. Een gewone schooldirecteur verdient niet meer dan €100.000 per jaar. Waarom kunnen we die Wet normering topinkomens niet naar beneden bijstellen? Waarom moet iemand die bij de omroep werkt of bij een culturele instelling meer verdienen dan een schooldirecteur? Als die dat in het bedrijfsleven verdient prima, uitstekend, maar 1 miljard naar de omroep terwijl daar echt tientallen mensen meer dan €100.000 per jaar verdienen en meer dan de balkenendenorm, dat vinden we echt idioot. Is de regering bereid hier werk van te maken en ervoor te zorgen dat er strenger gecontroleerd wordt? Er zijn nu namelijk allerlei presentatoren en ook leden van de raad van bestuur die zich bijvoorbeeld bij de culturele instellingen en omroepen laten lease-backen. Via inhuurconstructies zorgen ze er dus voor dat ze alsnog meer kunnen verdienen. Dan denk ik ook aan extra emolumenten, tantièmes en uitkeringen. Dat zijn dus allerlei omwegen die ervoor zorgen dat iemand meer verdient dan volgens de Wet normering topinkomens. Dat vinden wij onrechtvaardig, juist omdat een heleboel mensen aan de onderkant zitten. Ik denk bijvoorbeeld aan heel veel eenvoudige kunstenaars.
Voedingsbodem voor een nieuwe oorlog. Russische tegoeden op Europese banken zijn 145 miljard euro groot. Dat bevriezen — dat is nu de lijn van dit kabinet — bevriest de betrekkingen, gevaarlijke betrekkingen. Sterker nog, dit uitgeven als beheerder, zijnde niet de eigenaar, zal als een vorm van diefstal beschouwd kúnnen worden. Na de Eerste Wereldoorlog heeft Duitsland zeer zware herstelbetalingen moeten doen. Het land werd zwaar werd beknot in economische mogelijkheden. Dit was de belangrijkste voedingsbodem voor de voedingsbodem voor de crisis in de jaren dertig en de enorme ellende van de Tweede Wereldoorlog. Bent u het hiermee eens? Zo nee, hoe gaat u dan toch proberen die dreigingen te voorkomen? Welke actie kunnen wij van u verwachten?
Wat Nederland nu nodig heeft, is ten eerste snel een stabiele regering én realisme. Realisme is een deugd. Een goede oplossing voor de stikstofcrisis. Waarom kan dit probleem niet opgelost worden, net zoals in andere landen? We hebben in Nederland de neiging roomser te zijn dan de paus. Ik zeg u: de paus zegt wijze dingen. Maar moeten wij hier ook niet realistisch blijven?
Toekomstvisie. Een sterker Nederland dankzij en niet ondanks Europa. Ondernemers klagen en gaan naar andere landen. Shell is naar Londen vertrokken; eeuwig zonde.
Ik wens u zegen en wijsheid over uw werk. Ik dank u voor uw aandacht.
De voorzitter:
Dank u zeer, meneer Walenkamp. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering tot 13.30 uur.
De vergadering wordt van 12.41 uur tot 13.32 uur geschorst.
Voorzitter: Vos
Aan de orde is de beëdiging en installatie van de toegelaten leden Beukering en Kanis.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de installatie van de heer Beukering en de heer Kanis.
Ik deel aan de Kamer mede dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer de heer Beukering en de heer Kanis: de heer Van der Goot (OPNL), voorzitter, de heer Griffioen (BBB), lid, en mevrouw Bakker-Klein (CDA), lid.
Ik deel aan de Kamer mede dat de ingekomen missives van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrieven van de heer A.J.A. Beukering en de heer A. Kanis in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven.
Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef derhalve het woord aan de heer Van der Goot, voorzitter van de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven van de heer Beukering en de heer Kanis, voor het uitbrengen van rapport.
De heer Van der Goot i (voorzitter van de commissie):
Dank u wel, voorzitter. De commissie welke de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer, de heren A.J.A. Beukering, en A. Kanis, heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden. Het rapport van de commissie is neergelegd ter Griffie ter inzage voor de leden. De commissie adviseert de Kamer de heren Beukering en Kanis als lid van de Kamer toe te laten.
De voorzitter:
Ik dank de heer Van der Goot voor het uitbrengen van rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor het advies van de commissie te volgen en het volledige rapport in de Handelingen te doen opnemen. Kan de Kamer zich daarmee verenigen? Dat is het geval.
Daartoe wordt besloten.
(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)
De voorzitter:
Ik verzoek de Griffier de heer Beukering en de heer Kanis binnen te leiden en ik verzoek alle leden te gaan staan.
(De heer Beukering en de heer Kanis worden binnengeleid door de Griffier.)
De voorzitter:
Dan gaan we allereerst over tot het afleggen van de eed door de heer Beukering. Ik lees daartoe het formulier voor.
"Ik zweer dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.
Ik zweer dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen."
U steekt de twee voorste vingers van uw rechterhand aaneengesloten op en zegt daarop: zo waarlijk helpe mij God almachtig.
De heer Beukering i (Fractie-Beukering):
Zo waarlijk helpe mij God almachtig.
De voorzitter:
Dan gaan we over tot het afleggen van de belofte door de heer Kanis.
Meneer Kanis, ik verzoek u de volgende belofte af te leggen. Ik lees daartoe allereerst het formulier voor.
"Ik verklaar dat ik, om tot lid der Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik verklaar en beloof dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik beloof trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.
Ik beloof dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen."
De heer Kanis i (D66):
Dat verklaar en beloof ik.
De voorzitter:
Ik wens u beiden van harte geluk met uw benoeming en installatie en ik verzoek u de presentielijst te tekenen. Ik schors de vergadering voor een kort ogenblik, zodat de collega's u kunnen feliciteren, maar niet voordat ik u als eerste heb gefeliciteerd. Ik verzoek u zich op te stellen voor het rostrum. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik sloeg zonet de kop van de voorzittershamer eraf. Dit is uiteraard geen voorbode voor de twintigste fractie!
Ik deel de Kamer mee dat ik op 11 november jongstleden bericht heb ontvangen van de heer Beukering dat hij geen deel zal uitmaken van de fractie JA21, en verdergaat als de Fractie-Beukering.
Aan de orde is de herdenking naar aanleiding van het overlijden van het oud-Eerste Kamerlid de heer drs. R.P.H. Oudenhoven i.
De voorzitter:
Aan de orde is de herdenking van de heer drs. Oudenhoven. Ik verzoek de leden en alle overige aanwezigen in de zaal en op de publieke tribune die daartoe in de gelegenheid zijn, te gaan staan.
Collega's. We hebben de goede gewoonte om de oud-leden die ons zijn ontvallen hier te herdenken. Vandaag gedenken wij Ruud Oudenhoven, die op 31 juli op 85-jarige leeftijd is overleden. Hij was ruim vier jaar lid van de Eerste Kamer, eerst namens de KVP en later namens het CDA, van 20 september 1977 tot 16 januari 1982.
Rudolf Petrus Henricus Oudenhoven werd op 22 april 1940 geboren in Pematang Siantar in Nederlands-Indië. Hij studeerde sociologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Nadat hij in 1969 cum laude afstudeerde, werd hij wetenschappelijk medewerker aan het Sociologisch Instituut van dezelfde universiteit. Na vijf jaar maakte hij de overstap naar de gemeente Almelo, waar hij directeur hoofdgroep Onderwijs en Welzijn werd. Het bleek het begin van een lange loopbaan in gemeenteland, eerst zeven jaar als ambtenaar en van 1980 tot 2001 als lokale bestuurder. Van Oudenhoven was acht jaar burgemeester van Diepenveen en vervolgens dertien jaar burgemeester van Zevenaar. In Diepenveen wist hij de dreigende opheffing van de gemeente af te wentelen en ontwikkelde de gemeente zich onder zijn leiding tot een modern dorp. Toen er in 1994 een aanmeldcentrum van de IND opende in Zevenaar, onderhandelde hij met succes met het ministerie van Binnenlandse Zaken over de uitbreiding van het politiekorps vanwege de openbare orde.
In 1977 — hij was toen nog ambtenaar in Almelo — werd Ruud Oudenhoven lid van de Eerste Kamer. Hier werd hij onderwijswoordvoerder. Zijn maidenspeech hield hij bij een wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs. De wet ging onder andere over een wijziging van het vergoedingssysteem, met vastgestelde percentages per school, per klas en per leerling. Hij maakte bezwaar tegen het in zijn ogen te gemakkelijke gebruik van de formule "wanneer de budgettaire positie dat toelaat". Hij betoogde dat die formule volkomen misplaatst was. Het is van tweeën één, vond hij: óf de uitgaven zijn niet gedaan, óf ze zijn wel gedaan. In het ene geval, zo zei hij, kunnen ze niet meegenomen worden in de vergoedingen, en in het andere geval wel. Het is een wettelijke verplichting en het lijkt mij dat die moet worden nagekomen, aldus Oudenhoven. Dit zal de deelnemers aan het debat van vandaag als muziek in de oren klinken.
Uiteindelijk moest hij tegen zijn zin het lidmaatschap van de Eerste Kamer opgeven, omdat de statuten van het CDA de combinatie van senator en burgemeester niet toestonden. Ruud Oudenhoven stond bekend als een toegankelijke bestuurder en een betrokken politicus. Dat ons respect voor zijn persoon en zijn verdiensten voor de samenleving en de Nederlandse parlementaire democratie tot steun mogen zijn voor zijn familie en vrienden.
Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.
(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)
De voorzitter:
Dank u wel.
De voorzitter:
De vastgestelde notulen van de plenaire vergadering van 11 november 2025 liggen ter inzage bij de Griffie. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich hiermee heeft verenigd.
Daarnaast ligt een lijst bij de Griffie ter inzage met door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstellen en de commissies waaraan ik deze wetsvoorstellen heb toegewezen.
Op verzoek van de D66-fractie heb ik op grond van artikel 30 van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer het lid Aerdts aangewezen als lid van:
-
-de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp (BDO);
-
-de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).
Het lid Kanis heb ik aangewezen als lid van:
-
-de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in plaats van het lid Aerdts;
-
-de commissie voor Europese Zaken (EUZA) in plaats van het lid Aerdts;
-
-de commissie Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) in plaats van het lid Van Meenen.
Op verzoek van de JA21-fractie heb ik op grond van artikel 30 van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer het lid Van Bijsterveld aangewezen als lid van:
-
-de commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ);
-
-de commissie voor Europese Zaken (EUZA);
-
-de commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA).
En het lid Baumgarten heb ik aangewezen als lid van:
-
-de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW);
-
-de commissie voor Digitalisering (DIGI);
-
-de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO).
Op verzoek van de Fractie-Beukering heb ik op grond van artikel 30 van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer het lid Beukering aangewezen als lid van alle vaste Kamercommissies met uitzondering van de commissie voor de Verzoekschriften.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het regelen van regie op kwaliteitsregistraties in de zorg en grondslagen om ten behoeve van die kwaliteitsregistraties bijzondere persoonsgegevens te kunnen verwerken (Wet kwaliteitsregistraties zorg) (36278).
Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en zonder stemming aanvaard.
De voorzitter:
Verlangt iemand aantekening? Dat is niet het geval.
Stemming Implementatie herziene Europese tolheffingsregels
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet vrachtwagenheffing in verband met de implementatie van de herziene Europese tolheffingsregels (36626).
De voorzitter:
Dan zijn nu aan de orde de stemmingen. Ik heet de staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, die namens de regering bij de stemmingen aanwezig is, nogmaals van harte welkom.
Hebben voldoende leden de presentielijst ondertekend? Dat is het geval.
Dan stemmen wij allereerst over het wetsvoorstel 36626, Wijziging van de Wet vrachtwagenheffing in verband met de implementatie van de herziene Europese tolheffingsregels. Wenst een van de leden een stemverklaring af te leggen? Dat is het geval. Mevrouw Van Langen van de BBB.
Mevrouw Van Langen-Visbeek i (BBB):
Dank u wel, voorzitter. De fractie van de BBB zal tegen de implementatie van de herziene Europese tolheffing stemmen. Dit treft de transportsector met ruim 66.000 bedrijven, waarin meer dan 600.000 mensen werken. De belangrijkste bezwaren van de BBB-fractie zijn de volgende. Eén: er komt een dubbele belasting. Door deze maatregel samen met ETS2 worden Nederlandse transportondernemers vanaf 1 januari 2027 dubbel belast.
Ten tweede noem ik de uitsluiting van biobrandstoffen bij de terugsluis van de belasting naar de sector. Ten derde gaat het om de keuze van de regering om de optionele externekostenheffingen voor CO2-emissies en geluidshinder op te nemen als een nationale kop. Ten slotte betreurt de BBB-fractie de introductie van een kilometerbeprijzing. De BBB-fractie vreest dat vrachtwagenchauffeurs rijkswegen gaan mijden om de tolheffing te ontlopen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel.
Wij stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdA, de SGP, D66, het CDA, Volt, de SP, de PvdD, de VVD, JA21, de ChristenUnie, 50PLUS, Fractie-Walenkamp en Fractie-Visseren-Hamakers voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV, FVD, BBB en Fractie-Beukering ertegen, zodat het is aanvaard.
Stemmingen moties Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten),
te weten:
-
-de motie-Ramsodit c.s. over tijdig signaleren van misbruik en schijnconstructies (36446, letter K);
-
-de motie-Van Apeldoorn c.s. over uitspreken dat alle aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten zo snel mogelijk uitgevoerd dienen te worden (36446, letter L);
-
-de motie-Bezaan c.s. over het jaarlijks toesturen van een tussentijdse voortgangsrapportage (36446, letter M);
-
-de motie-Bezaan c.s. over een KPI-besluit met een stoplichtsysteem (36446, letter N).
(Zie vergadering van 11 november 2025.)
De voorzitter:
Dan stemmen wij vervolgens over de moties die vorige week tijdens het debat over de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten zijn ingediend. Voor de goede orde meld ik u conform artikel 66, zevende lid van het Reglement van Orde dat er dadelijk wordt gestemd over een gewijzigde motie, die u bij de agenda heeft aangetroffen. Dat gaat over de gewijzigde motie van het lid Ramsodit c.s. over het tijdig signaleren van misbruik en schijnconstructies, motie 36446, letter O.
De motie-Ramsodit c.s. (36446, letter K) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gefaseerde implementatie van de Wtta risicovol is, omdat het malafide partijen de ruimte geeft om de toelatingsplicht te omzeilen;
constaterende dat de uitzonderingen bij wet en bij AMvB een potentiële achterdeur zijn voor schijnconstructies;
verzoekt de regering de Arbeidsinspectie, de Belastingdienst en de NAU als stelselpartijen regulier aan de minister te laten rapporteren op basis van monitoring van signalen over (nieuwe) constructies om de Wtta te omzeilen, vanaf het moment dat de wet is aangenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter O, was letter K (36446).
Dan stemmen wij allereerst over de motie 36446, letter L, de motie van het lid Van Apeldoorn c.s. over het uitspreken dat alle aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten zo snel mogelijk uitgevoerd dienen te worden. Wenst een van de leden een stemverklaring over een motie af te leggen? Dat is het geval. De heer Van de Sanden.
De heer Van de Sanden i (Fractie-Van de Sanden):
Dank, voorzitter. Vorige week heb ik tegen wetsvoorstel 36446 gestemd, omdat ik zorgen had en heb over de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van deze wet en de risico's van onnodige bureaucratie. Tegelijkertijd vind ik het vanuit de liberale kernwaarden vrijheid, verantwoordelijkheid, verdraagzaamheid, sociale rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid, en het belang van de rechtstaat essentieel dat waarborgen tegen misstanden in de uitzendsector zo effectief mogelijk worden ingericht, vooral waar arbeidsmigranten kwetsbaar zijn.
Met uw welnemen zal ik meteen alle vier de moties bij deze stemverklaring betrekken. De vier voorliggende moties dragen elk op hun eigen manier bij aan een betere bescherming van arbeidskrachten, meer transparantie en versterking van het toezicht.
Motie L ondersteunt de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten en dat bevordert de sociale rechtvaardigheid en beschermt mensen die in een kwetsbare positie verkeren.
Motie M vraagt om jaarlijkse voortgangsrapportages. Dat versterkt de verantwoordelijkheid, de controle en de transparantie. Dit zijn kernwaarden van een goed functionerende rechtstaat.
Motie N, over een KPI-systeem met het stoplichtmodel, kan helpen om inzichtelijk te maken waar het stelsel wel en waar het niet werkt. Ik zal dan ook scherp toezien op een zorgvuldige uitwerking om onnodige bureaucratie te voorkomen.
Tot slot motie O. Deze zorgt voor tijdige signalering van misbruik en schijnconstructies, in lijn met gelijkwaardigheid en bescherming van individuele rechten.
Omdat deze moties afzonderlijk en gezamenlijk bijdragen aan een betere uitvoering, een betere bescherming en een sterker stelsel zal ik voor alle vier de moties stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Een stemverklaring kan in het vervolg iets korter.
Wij stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-Van Apeldoorn c.s. (36446, letter L).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdA, de SGP, D66, het CDA, Volt, de SP, de PvdD, de VVD, de ChristenUnie, 50PLUS, Fractie-Van de Sanden en Fractie-Visseren-Hamakers voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV, FVD, JA21, BBB, Fractie-Walenkamp en Fractie-Beukering ertegen, zodat zij is aanvaard.
Dan stemmen wij over motie 36446, letter M, de motie van het lid Bezaan c.s. over het jaarlijks toesturen van een tussentijdse voortgangsrapportage. Wenst een van de leden een stemverklaring over de motie af te leggen? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-Bezaan c.s. (36446, letter M).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de PVV, FVD, de VVD, 50PLUS, Fractie-Walenkamp, Fractie-Van de Sanden en Fractie-Beukering voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdA, D66, het CDA, Volt, de SP, de PvdD, JA21, de ChristenUnie, BBB en Fractie-Visseren-Hamakers ertegen, zodat zij is verworpen.
Dan stemmen wij over de motie 36446, letter N, van het lid Bezaan cum suis, over een KPI-besluit met een stoplichtsysteem. Wenst een van de leden een stemverklaring over de motie af te leggen? Dat is niet het geval. Deze motie hebben we net al gehad. O nee, toch niet. We zijn wel bij de motie van mevrouw Bezaan.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-Bezaan c.s. (36446, letter N).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV, FVD, Fractie-Walenkamp, Fractie-Van de Sanden en Fractie-Beukering voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdA, de SGP, D66, het CDA, Volt, de SP, de PvdD, de VVD, JA21, de ChristenUnie, BBB, 50PLUS en Fractie-Visseren-Hamakers ertegen, zodat zij is verworpen.
Dan stemmen wij over de gewijzigde motie van het lid Ramsodit cum suis, 36446, letter O, over het tijdig signaleren van misbruik en schijnconstructies. Wenst een van de leden een stemverklaring over de motie af te leggen? Dat is niet het geval.
Wij stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt de gewijzigde motie-Ramsodit c.s. (36446, letter O, was letter K).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdA, de SGP, D66, het CDA, Volt, de SP, de PvdD, de VVD, de ChristenUnie, BBB, 50PLUS, Fractie-Van de Sanden, Fractie-Visseren-Hamakers en Fractie-Beukering voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV, FVD, JA21 en Fractie-Walenkamp ertegen, zodat zij is aanvaard.
Hiermee zijn we aan het einde gekomen van deze stemmingen. Ik schors de vergadering voor een kort ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Financiële Beschouwingen,
en de behandeling van:
-
-de Nota over de toestand van 's Rijks financiën (36800).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Financiële Beschouwingen. Wij zijn nu toe aan het antwoord van de regering in de eerste termijn. Ik geef het woord aan de minister van Financiën.
Minister Heinen i:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin gelijk met een verontschuldiging. Ik heb namelijk een dubbele pet op vandaag. Ik moet ergens deze middag naar een stemming in de Tweede Kamer om een voorzitter in de Tweede Kamer te kiezen, als u mij dat toestaat. Ik zal de blokjes straks goed opnoemen en zal proberen het tempo hoog te houden, met respect voor alle vragen natuurlijk, in de hoop net voor die stemming mijn termijn af te kunnen ronden. Dan kan het mooi in elkaar overgaan.
Allereerst dank voor alle inbreng van alle leden. De Financiële Beschouwingen zijn de mooiste die er zijn. Ik kijk er altijd zeer naar uit, en al helemaal in de Eerste Kamer, omdat het hier natuurlijk altijd meer over de inhoud gaat dan elders. Uw Kamer speelt ook een belangrijke rol in de totstandkoming van wetgeving, en daarmee ook in de totstandkoming van de begroting, wat natuurlijk de basis is van al het beleid hier in Den Haag.
Ik sta hier wel namens een demissionair kabinet. Twee coalitiepartners zijn opgestapt. Er zijn inmiddels verkiezingen geweest en er worden zelfs al eerste formatiegesprekken gevoerd; geheel in de traditie van het kabinet gebeurt dit door twee partijen die samen geen meerderheid hebben. Ik blijf natuurlijk wel een grote verantwoordelijkheid voelen om financieel verstandig beleid te blijven voeren en de stabiliteit te bewaken, in ieder geval totdat er een nieuw kabinet zit.
Dit demissionaire kabinet kiest met deze Miljoenennota voor een verantwoorde begroting. Het is een begroting die geen grote beleidswijzigingen bevat — daar werd hier al een aantal keer aan gerefereerd — uiteraard vanwege de demissionaire staat van het kabinet. Maar we hebben wel een aantal acute problemen aangepakt in deze Miljoenennota waar ook de Tweede Kamer mij toe heeft opgeroepen.
Nederland staat echt voor grote uitdagingen. Ik schreef daar ook al over in de Miljoenennota. Er zijn echt aanzienlijke geopolitieke verschuivingen gaande. Er is oorlog op ons continent — nog steeds, moet ik erbij zeggen. Economische onzekerheid binnen en buiten Europa neemt toe. De Nederlandse economie staat er nu goed voor. Dat weten we en kunnen we ook zien, maar onze welvaart en veiligheid staan onder druk; we kunnen dat niet onderschatten. Het kabinet investeert daarom ook fors in veiligheid en in defensie. Er zijn moeilijke keuzes nodig om onze welvaart te behouden en te versterken, ook richting de toekomst.
Bovenal zullen we moeten samenwerken. Dat moeten we in de politiek doen, in het land en in Europa. Dat is cruciaal. Als minister van Financiën voel ik daar een grote verantwoordelijkheid voor. Ik doe met deze begroting daarom een voorstel tot een gedekte begroting binnen de gestelde kaders. Ik blijf mij inzetten voor begrotingsdiscipline en het trendmatig begrotingsbeleid. Het uitgavenkader en het lastenkader sluiten binnen de begrotingshorizon. De begroting is ook in een realistischer ritme gezet. We schuiven geen rekeningen door, en dat bij een groeiende economie, dalende armoede en stijgende koopkracht.
Voorzitter. Tegen die achtergrond heeft u een aantal vragen aan mij gesteld. Ik zal die via een zestal thema's langslopen. Ik begin bij de overheidsfinanciën. Daarna zal ik ingaan op de vragen die zijn gesteld in het licht van de economie. Ten derde ga ik naar alle vragen die gaan over de uitgaven van de rijksbegroting. Ten vierde: de koopkracht en de inkomsten. Vijf: EU en internationaal. Zes: overig.
Voorzitter. Met uw goedkeuren ga ik dan naar het eerste thema: de overheidsfinanciën. Daar zijn een aantal vragen over gesteld. Allereerst vroeg de heer Crone of ik inzicht kan bieden in het aandeel consumptieve investeringen in de overheidsuitgaven in de toekomsten. Dit is een debat dat we ook veelvuldig hebben gevoerd in de Tweede Kamer. Ik ben blij dat dit thema nu steeds prominenter op de agenda komt te staan; daarom begin ik hier ook mee. Dat gaat namelijk over de consumptieve uitgaven die we doen versus de investeringen. We weten allemaal dat investeringen nodig zijn om toekomstige welvaart te kunnen voorzien, terwijl we de consumptieve uitgaven natuurlijk ook zeer waarderen met elkaar. Die zien op de sociale zekerheid en de zorg, en ook het onderwijs valt in die categorie.
Tegelijkertijd zien we allemaal dat die consumptieve uitgaven fors stijgen en de investeringen achterblijven, wat ons verdienvermogen onder druk zet. Daarom snap ik deze vraag ook goed. Ik ben het ook eens met het principe dat de begroting zich meer moet richten op investeringen en minder op consumptie. De keuzes die daar echter achter liggen, zijn natuurlijk moeilijk, en daar worden we het niet altijd over eens met elkaar. De definitie, moet ik erbij zeggen, is niet altijd heel scherp te maken. Ditzelfde debat heb ik in de Tweede Kamer gevoerd. Ik refereerde er al aan dat de kosten voor onderwijs voornamelijk uit lonen bestaan. Lonen worden gezien als een consumptieve uitgave, terwijl we allemaal de waarde van onderwijs zien. We weten dat het, als we investeren in onderwijs, ten goede kan komen aan onze verdiencapaciteit.
Het CPB publiceert met het Centraal Economisch Plan de consumptieve uitgaven en de investeringen vijf jaar vooruit. De Miljoenennota bevat ook een investeringsmonitor. Deze biedt een overzicht van de uitgaven in de begrotingsfondsen — daar werd al aan gerefereerd in een bijlage — voor de komende jaren, zoals het Mobiliteitsfonds, het Deltafonds en het Defensiematerieelfonds. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Tweede Kamer naar aanleiding van dezelfde discussie heb ik een toezegging gedaan aan de heer Vijlbrief om binnenkort in een Kamerbrief nader in te gaan op de vraag hoe we dit met elkaar beter scherp kunnen krijgen, zodat we de discussie kunnen voeren over hoe we de schaarse middelen die we hebben het beste kunnen inzetten.
Ik zeg erbij dat de discussie in deze zin makkelijk met elkaar te voeren is, maar dat de keuzes erachter natuurlijk heel moeilijke zijn. Als je minder consumptieve uitgaven wil doen en meer wil investeren, betekent dat ook dat je moeilijke ombuigingen moet doen. Nogmaals, het begint met het voeren van de goede discussie, dus dank voor deze vraag. Ik hoop dat u tevreden bent met het antwoord.
Dan ga ik verder met vragen over de investeringen. Een vraag van de heer Crone heb ik net beantwoord. Die heb ik dubbel, of zelfs drie keer, in mijn papieren. Zo belangrijk vonden we hem. Drie ijverige ambtenaren hebben aan hetzelfde antwoord gewerkt.
De heer Van Apeldoorn had ook vragen over investeringen. Hij vraagt in het verlengde van deze discussie naar een reactie op het belang van publieke investeringen en het toekomstig verdienvermogen in de economie. Het is belangrijk om goede voorzieningen te realiseren voor burgers en bedrijven, nu en in de toekomst. In de Miljoenennota hebben wij er als kabinet nu voor gekozen om voornamelijk te investeren in veiligheid en ruimte voor ondernemerschap. Daarbij kijken we ook naar marktwerking. Ik benadruk dit met het oog op de vragensteller, omdat ik denk dat weleens wordt vergeten dat het bij het verdienvermogen belangrijk is om de marktkrachten hun gang te laten gaan. Daar wordt weleens negatief over gesproken, maar we weten dat uit het samenspel van vraag en aanbod, met natuurlijk een sterke marktmeester die toeziet op excessen, innovatie voortkomt. Dat laat bedrijven namelijk het zweet op het voorhoofd staan om de beste producten tegen de scherpste prijs in een zo groot mogelijke hoeveelheid te produceren. Dat is een kracht die ons al honderden jaren voortstuwt en ons steeds welvarender maakt. Daarom vind ik het zo belangrijk om daar bij stil te staan. Dat doen we te weinig in Den Haag.
Uiteraard kijken we ook naar het beperken van de groei van de overheidsuitgaven, omdat we ook zien dat de publieke uitgaven, naarmate die groter worden, de private uitgaven verdringen. Die publieke uitgaven moeten uiteraard betaald worden door hogere belastingen. Dan krijg je een uitdijende publieke sector die de private sector verkleint. In het licht van mijn vorige antwoord beperkt dat dus ook het groeivermogen van de economie.
Ik kijk met een schuin oog naar de interruptiemicrofoon, want ik vermoed dat mijn antwoord een interruptie uitlokt.
De voorzitter:
Dat klopt. De heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Over marktwerking kunnen we een lang debat voeren. Dan mist de minister misschien de stemming in de Tweede Kamer. Dat wil ik hem niet aandoen. Ik constateer nog wel even dat de afgelopen decennia de verschillende kabinetten, eigenlijk vanaf de jaren negentig, de Paarse kabinetten, ruimschoots hebben ingezet op meer marktwerking en dat we in die periode minder economische groei hebben gehad dan in de decennia daarvoor. Maar mijn vraag ging specifiek over publieke investeringen in hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Daar bezuinigt dit kabinet namelijk wel degelijk 1,3 miljard op. Dan kan de minister zeggen dat dat deels consumptieve uitgaven zijn, maar het financieren van onderzoekers die dan onderzoeken kunnen doen en startersbeurzen krijgen et cetera is natuurlijk wel degelijk een directe investering in wetenschappelijk onderzoek. Daarmee is het ook een bijdrage aan innovatie en het toekomstig verdienvermogen van onze economie.
De voorzitter:
Uw vraag.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik wilde graag aan de minister vragen of hij daar nog een reflectie op kan geven. Hoe verhoudt dat zich tot het commitment richting meer publieke investeringen om juist het verdienvermogen te versterken?
Minister Heinen:
Dank u wel voor deze vraag. Ik wilde hier nog nader op ingaan in het blokje uitgaven. Ik snap heel goed dat mijn antwoord deze interruptie uitlokt. Ik geef langs twee lijnen een antwoord. Allereerst zal ik de mythe dat de publieke investeringen in bijvoorbeeld R&D achterlopen in mijn volgende blokje doorbreken. Nederland loopt daarmee keurig in de pas met andere landen. Wat vooral achterblijft, zijn de private investeringen in R&D. We moeten ons afvragen hoe dat komt. En dan moet je ook kijken naar de marktwerking, de belastingdruk en het vestigingsklimaat in Nederland. Nogmaals, daarover komen we zo te spreken. De ombuigingen waar dit kabinet in het hoofdlijnenakkoord voor heeft gekozen, komen ook voort uit het kijken in de achteruitkijkspiegel. We moeten niet alleen vooruitkijken vanuit de vraag wat we moeten doen, maar ook kijken naar wat in het verleden is gebeurd. Als ik dan naar de onderwijsuitgaven kijk, zie ik dat in de periode Rutte III zo'n 1,5 miljard extra in het onderwijs is geïnvesteerd en in de periode Rutte IV zo'n 5 miljard. Onderaan de streep zien we 6,5 miljard extra aan onderwijsuitgaven. Dit kabinet heeft gezegd een deel van die uitgaven weer om te buigen, zo'n 1 tot 1,5 miljard. Dan is er nog steeds netto meer dan 5 miljard naar onderwijs gegaan. We moeten ons dan de fundamentele vraag stellen: als zo veel miljarden extra naar het onderwijs zijn gegaan en we de kwaliteit niet zien verbeteren, is dan wellicht de stellingname dat meer geld altijd beter is niet de juiste? We moeten dan gaan kijken wat we met het geld doen. Ik moet hier wel een punt zetten, want ik begeef me anders op het terrein van een collega-minister in het kabinet, die over de onderwijsuitgaven gaat. Als de heer Van Apeldoorn mij om een reflectie vraagt, zou het deze zijn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Het is een bijzondere rekensom die de minister hier maakt. Het is waar dat private investeringen vergelijkenderwijs nog meer achterblijven. Over de oplossing kunnen we het lang hebben. Het is wel zo dat met deze megabezuiniging op het onderwijs de publieke investeringen ook verder naar beneden dreigen te zakken en dat we daardoor opnieuw niet aan de Europese norm van 3% komen. Het klopt dat het vorige kabinet eindelijk in onderwijs geïnvesteerd heeft, want daarvoor is jarenlang massaal op het hoger onderwijs en de wetenschap bezuinigd. De financiering per student is teruggelopen, de werkdruk is toegenomen, en het onderzoek en de kwaliteit van het onderwijs in het hoger onderwijs hebben onder druk gestaan. Het vorige kabinet heeft daarin enige reparatie aangebracht en dat draait dit kabinet deels terug. De minister zegt dat 5 miljard is geïnvesteerd. Dat is een heel nodige inhaalslag waar dit kabinet weer een flinke hap uit heeft gehaald. Bij die rekensom valt in ieder geval een kanttekening te plaatsen.
Minister Heinen:
Elk beleid is een reactie op het voorgaande beleid. Dat geef ik toe. Tegelijkertijd vraagt u mij de uitgaven te verantwoorden die nu voorliggen. Die komen voort uit de analyse die ik u net heb gegeven.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, "de analyse die ik net heb gegeven". Feit blijft dat dit kabinet zegt dat innovatie en publieke investeringen in onderzoek en wetenschap heel belangrijk zijn en dat er vervolgens keihard op wordt bezuinigd. De minister vertelt geen ander verhaal dan dat er keuzes gemaakt moeten worden, er nu eenmaal meer naar defensie moet gaan en dat de begroting sluitend gemaakt moet worden. Dat is niet een heel sterk verhaal als je veel waarde hecht aan het verdienvermogen van onze economie en aan de toekomst van onze economie en onze samenleving.
Minister Heinen:
Het belang van ons groeivermogen, ook naar de toekomst toe, delen we. De vraag is alleen waar het vandaan moet komen. En dan wijs ik erop dat investeringen, bijvoorbeeld in innovatie en in alle zaken waar de heer Van Apeldoorn op wijst, vooral in de private sector achterblijven. Daarom kiest dit kabinet ervoor om het vestigingsklimaat te versterken en hamer ik elke keer op goed functionerende, financiële, markten en de beschikbaarheid van kapitaal. Over dit laatste komen we straks in dit debat nader te spreken. Ook zijn we aan het kijken naar de oprichting van een investeringsfonds en ben ik internationaal bezig om die kapitaalmarktunie verder te brengen. Als die beter functioneert dan die nu doet, zal je zien dat ook de investering in bijvoorbeeld technologie en innovatie zal toenemen.
Mevrouw Aerdts i (D66):
Naar aanleiding van de interruptie van de heer Van Apeldoorn heb ik een kleine toevoeging. Ik vind het wel heel makkelijk om te zeggen dat de investeringen die zijn gedaan misschien niet zo snel effect hebben gehad en dat ze daarom teruggedraaid worden. Die voelt voor mij heel erg snel. Vandaar dat wij vragen naar de impact van zowel de investeringen als de bezuiniging. Ik hou me er verre van dat investeringen die misschien in de laatste een, twee jaar zijn gedaan, niet effectief zouden zijn. Soms heb je juist langer nodig om bepaalde reparaties te verrichten, zeg ik in aanvulling op de heer Van Apeldoorn.
Minister Heinen:
Daar kan ik het niet meer dan mee eens zijn. Soms heb je tijd nodig voordat beleid zich materialiseert en je effecten ziet. Ik denk wel dat in het licht van onderwijs we te makkelijk zeggen dat extra geld altijd de oplossing is. Ook vanuit mijn rol als minister van Financiën roep ik sterk op te kijken naar wat met het geld wordt gedaan en of het geld effectiever kan worden ingezet, gerichter ook op programma's die de kwaliteit verbeteren. Daar is niet altijd geld voor nodig. Kwaliteit heeft ook te maken met eisen die worden gesteld aan diploma's en aan docenten voor de klas. Nogmaals, ik sta hier als minister van Financiën en niet als minister van Onderwijs, dus ik probeer hier terughoudend in te zijn.
Dan waren er ook vragen van de heer Den Hartog. Hij vroeg of ik bereid ben om het gesprek aan te gaan met de nieuwe Tweede Kamer over bezuinigingen op onderwijs en ontwikkelingshulp en of ik nog aanpassingen kan doen in de begroting. Ik spreek de Kamer veelvuldig, maar ik verdedig natuurlijk met vuur de plannen die ik heb gepresenteerd. Het kabinet heeft uiteindelijk een integrale afweging gemaakt over de uitgaven in de begroting. Ik wijs ook op het terugdraaien van de bezuinigingen op de onderwijskansenregeling en op het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Bij de Voorjaarsnota hebben we de keuze gemaakt om daar extra budget voor beschikbaar te stellen. In de Voorjaarsnota heeft er dus in ieder geval wel een koppeling plaatsgevonden. Maar ik constateer ook dat dat in onvoldoende mate was ten opzichte van de wens van de Tweede Kamer. Wij moeten helaas kiezen uit schaarse middelen en daar zijn deze keuzes uit voortgekomen.
Dan was er een vraag over de brede welvaart, onder andere van de leden Bovens en Aerdts. Zij vroegen in hun analyse waarom brede welvaart niet leidend is in het begrotingsproces en of hier werk van gemaakt kan worden bij het rapporteren en sturen hierop. Laat ik beginnen met te zeggen dat het goed is dat we in Nederland kijken naar brede welvaart. We definiëren welvaart niet alleen als "hoe hoog staat de beursindex?", maar we kijken ook hoe de welvaart wordt verdeeld en hoe we dat inzichtelijk kunnen maken met verschillende monitoren. Dat doen we niet alleen in het heden, maar ook naar de toekomst toe of elders op de wereld, het hier en nu en het elders zoals dat heet, met hele indicatoren.
Ik ben daar zelf matig enthousiast over. Ik vind het goed dat we dat hebben, maar ik wil er tegelijkertijd voor waken dat we doorschieten naar een technocratie en alleen op indicatoren sturen. Ik gebruik vaak het voorbeeld van een indicator voor het aantal contactmomenten met je buren. Er zijn ook mensen die zeggen: ik heb voor mijn brede welvaart wel graag wat minder contact met mensen. Ik behoor gelukkig tot de categorie die hele leuke buren heeft en ik vind het erg leuk om contact met hen te hebben. Het kan een inzicht geven in brede welvaart, maar als je er echt op gaat sturen, kun je rare uitkomsten krijgen. Ik vind het goed dat we die monitoren hebben, maar laten we voorkomen dat die te leidend worden in het begrotingsproces. Daarom zijn voor mij de basis gezonde overheidsfinanciën en andere doelen die je met elkaar wilt bereiken op het gebied van sociale zekerheid, zorg et cetera.
Ik kan er wel bij zeggen dat in het financieel jaarverslag van het Rijk er extra nadruk wordt gelegd op de ontwikkeling van de brede welvaart. We publiceren een monitor en factsheet brede welvaart. Dat doen we bij Verantwoordingsdag. Dat wordt onder andere gepresenteerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Mocht ik er dan nog in demissionaire staat zijn, dan kunnen we de degens kruisen over de vraag in hoeverre het de brede welvaart verbetert of niet.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Ik zal mijn interruptie kort houden. De Raad van State vraagt om een klimaatbewuste begroting. Dat laat onverlet welke politieke keuzes daarna gemaakt worden. U heeft dat dit jaar niet gedaan. Is daar een reden voor en komt het hier terug?
Minister Heinen:
Het is een advies en niet elk advies volg ik op.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Maar vorig jaar was het de bedoeling dat het zou gebeuren. Vindt u het niet relevant? Een van de grootste opgaven voor de toekomst is een klimaatrelevante economie.
Minister Heinen:
Dat hangt af van de politieke visie waarmee je de samenleving beziet. Ik denk dat andere partijen andere prioriteiten zullen stellen. Dat mag ook. We proberen daar een balans in te brengen. We rapporteren ook over de klimaatdoelen en rekenen dat uitgebreid door. Het Planbureau voor de Leefomgeving laat zien of we voor- of achterlopen en hoe het beleid doorwerkt, zowel in financiële zin als qua uitstootnorm.
Er was een vraag van mevrouw Aerdts over de generatietoets. Zij vraagt waarom de generatietoets, om maar weer over een monitor te spreken, niet wordt gebruikt bij het opstellen van beleid. De generatietoets is, zoals mevrouw Aerdts weet, relatief nieuw. Die is enkele keren gebruikt en is onder andere toegepast bij het Klimaatfonds. Verder moet ik verwijzen naar de minister van BZK en naar de behandeling van de BZK-begroting. Hij is verantwoordelijk voor die generatietoets. Vanuit mijn rol als minister van Financiën zou ik zeggen dat de staatsschuld ook een belangrijke toets is voor de vraag of we het allemaal netjes achterlaten voor volgende generaties. Er wordt vaak in andere termen gepraat. Ik hoorde net al "klimaat" en dat is natuurlijk ook belangrijk, maar laten we niet vergeten dat het doorschuiven van rekeningen en hoge staatsschulden zeer onwenselijk is voor toekomstige generaties. Sterker nog, ik vraag me weleens af hoe in landen met hoge staatsschulden volgende generaties opgroeien, die de rekening mogen betalen en met aanzienlijk minder middelen hun beleid moeten vormgeven. Daar heb ik mee te doen en daarom zie ik het als een dure plicht om hier de overheidsfinanciën op orde te houden.
Dan de heer Van Ballekom. Hij had een vraag over het fondsenoverzicht. Dat is bijlage 14 van de Miljoenennota. Allereerst dank voor het feit dat ook de bijlagen worden gelezen. Ik wijs ook graag op bijlage 9, de verticale toelichting. Dat vind ik zelf de mooiste bijlage die er is. Daarin zie je echt alle beleid opgesomd. Ik heb die bijlage in de voorjaarsnotanacht zelfs helemaal moeten printen voor alle fractievoorzitters. Zij wilden overal inzicht in, dus toen heb ik de verticale toelichting geprint. Dat waren zo'n 200 pagina's per persoon. Het is dus de best gelezen bijlage van Den Haag, terwijl die normaal wordt overgeslagen. Daar was ik wel trots op.
De heer Van Ballekom wijst op bijlage 14. Dat betrof inderdaad een toezegging. Wij hebben die zo vormgegeven dat we een overzicht hebben van alle fondsen, maar wel verwijzen naar de begrotingshoofdstukken, waarin die fondsen nader zijn toegelicht. Dat was om dubbel werk te voorkomen. Daar zouden we het wel bij willen houden. Desgewenst kunnen we het fondsenoverzicht natuurlijk voortzetten, maar als de heer Van Ballekom zegt "op deze manier hoeft dat voor mij niet", dan is het de eerste bijlage die ik schrap. Dat scheelt weer een paar pagina's. Ik zie aan sommige gezichten dat men het daar niet mee eens is, zeg ik maar even voor de Handelingen. Laten we de bijlage houden voor nu, dan kunnen we later kijken hoe we het overzicht verder kunnen aanscherpen. Maar nogmaals, ook de fondsen worden apart verantwoord in de begrotingshoofdstukken.
De heer Van Ballekom had ook gevraagd naar een overzicht van garanties en staatsdeelnemingen. Daarvan moet ik zeggen dat het al bestaat. Ik denk dat de heer Van Ballekom dat wel weet. Het overzicht wordt zowel bij de Miljoenennota als in het financieel jaarverslag gepubliceerd. Dat is bijlage 7 van de Miljoenennota. Nogmaals, ik ben erg blij dat ik in de Eerste Kamer ben en dat we ook over de achterliggende stukken van de Miljoenennota kunnen spreken. Zoals gisteren bevestigd werd aan de Kamer, vindt de verantwoording over staatsdeelnemingen plaats via twee brieven die elk jaar worden verstuurd.
De heer Holterhues vroeg naar dekking voor de rijksbrede problematiek uit de fondsen. Zoals ik eerder al aangaf, maakt het kabinet een integrale afweging bij de rijksbrede problematiek. Het kabinet weegt bij elke inzet zorgvuldig of toekomstige projecten daardoor in het geding komen. Dat blijft elke keer een weging tussen enerzijds het oplossen van acute problemen en anderzijds het waarborgen van ruimte voor toekomstige investeringen. Laat ik erbij zeggen dat fondsen geen bakken met geld zijn, waarin het geld geparkeerd staat. Fondsen zijn gewoon begrotingshoofdstukken, waarvoor vaak een oneindige eindejaarsmarge geldt. Dat betekent dat niet alle middelen die overblijven, worden afgeroomd, maar dat je die langjarig kan inzetten. Dat is eigenlijk het enige verschil, in tegenstelling tot het meer populaire geloof dat fondsen bakken met geld zijn, waarin de opgespaarde munten verzameld zijn. Dat is niet het geval.
De heer Crone vroeg om een reactie op het "instabiele go-stop-beleid", zoals hij het zelf noemde. Ik moet erbij zeggen dat ik het niet helemaal eens ben met die term. Het is een vrij open term, dus misschien lezen wij er allebei iets anders in, maar wij houden vast aan de afspraken en de kaders in het hoofdlijnenakkoord. Op die kaders kunt u mij afrekenen.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Jammer dat de minister dit niet herkent. Het is een van de meest herkende punten van burgers en bedrijven. Ze worden uitgelokt om te investeren in warmtepompen. Het wordt een verplichting, maar die wordt weer ingetrokken. De salderingsregeling stopt. Nog iedere dag krijg ik mailtjes van mensen die boos zijn. Vanochtend stond er trouwens ook weer een groot stuk over in De Telegraaf. Het is iedere keer een go-stop-beleid: we zetten iets in, of het nu een normstelling is of een subsidie. U krijgt al die voorbeelden natuurlijk ook. Dat is dramatisch. Alleen al het beleid rondom Schiphol, om meer in die hoek te gaan zitten, over hoeveel er gevlogen mag worden. Ik denk dat u dat veel serieuzer moet nemen.
Minister Heinen:
Mijn excuus, want ik neem het uiteraard zeer serieus. Tegelijkertijd constateer ik ook dat beleid vaak wordt aangenomen, of dat ertoe wordt opgeroepen, zonder dat er structurele dekking tegenover staat. Het gebeurt ook dat een regeling wordt ingezet die, in Haagse termen, lastig beheersbaar is. Als zo'n regeling populair is, wordt er veelvuldig gebruik van gemaakt. Dan ontbreekt voldoende dekking en moeten we weer gaan ingrijpen. Dat is natuurlijk zeer frustrerend voor de eindgebruikers. Dat zijn immers de mensen die daarin investeren, zoals de heer Crone zegt. Daar ben ik het zeer mee eens. Ik vind echter wel dat we heel kritisch moeten zijn op regelingen die heel sympathiek zijn aan de voorkant, maar die zo weinig zijn ingekaderd, dat ze in de toekomst tot overschrijdingen gaan leiden. Daardoor moet je namelijk weer ingrijpen. Daar kijk ik natuurlijk niet de heer Crone op aan, maar in de eerste plaats uiteraard mijzelf. Als je moet ingrijpen, leidt dat tot frustratie. Dat herken ik zeker.
De heer Griffioen stelde een vraag over onderuitputting en belastingdruk. Hij vroeg mij wat wij als kabinet kunnen doen om, zoals hij dat noemt, "minder zinnige overheidsuitgaven" terug te dringen om onderuitputting te voorkomen en belastingdruk te verminderen. In de eerste plaats is er natuurlijk een scheiding tussen inkomsten en uitgaven. Wat er met onderuitputting gebeurt, leidt dus niet tot aanpassing van het lastenkader. Die analyse deel ik dus niet. Ik deel natuurlijk wel dat we onderuitputting moeten voorkomen. Dat doen we onder andere door de begroting in een realistischer ritme te brengen. Daar is een aparte taskforce voor opgericht. Alle aanbevelingen nemen we over. Dat heeft ook geleid tot het anders in de tijd zetten van miljarden. Ik heb daar een kadercorrectie op toegepast, om te voorkomen dat kasschuiven leiden tot extra ruimte onder dat uitgavenkader en dat we geld twee keer uitgeven.
Ik denk dat we daarmee de grote onderuitputtingen die we in het verleden hebben gezien hebben teruggedrongen. Sterker, het invullen van taakstellende onderuitputting wordt nu lastiger. U zult dat ook zien bij de Najaarsnota. We zien dat gewoon gebeuren. Ik noem dat hier en ook in de Tweede Kamer. We moeten ervoor oppassen dat we als dekkingsbron dan maar een taakstelling voor onderuitputting inboeken. In de Najaarsnota wordt dat lastiger. De rek lijkt er dus een beetje uit, om het maar plat te zeggen. We moeten daarmee oppassen. Anders organiseren we onze eigen tegenvallers.
Voorzitter. Ik ben bijna aan het eind van mijn eerste blokje. Op laatst werd er verwezen naar een Rekenkamerrapport over verantwoord belasten. De Rekenkamer gaf aan onvoldoende mogelijkheden te hebben om belastinginkomsten te controleren. De heer Walenkamp vroeg mij om een reactie daarop. De Rekenkamer heeft hier ook de publiciteit mee gezocht. Ik vond dat wat flauw, moet ik eerlijk zeggen. Het overzicht staat namelijk gewoon in het Financieel Jaarverslag van het Rijk. De Rekenkamer zegt alleen: "Wij willen dat het ook in het jaarverslag van Financiën staat, want dan kunnen we het controleren. We kunnen het Financieel Jaarverslag van het Rijk niet controleren." Alles is transparant, maar de Rekenkamer vroeg gewoon om dit in een ander document te zetten. Dat zullen we dan ook doen. Dat is iets anders dan dat wij informatie niet delen of dat die niet vindbaar is.
Ik vond dat onrecht doen aan het harde werk dat achter de schermen wordt verricht om dit allemaal transparant te maken. Sterker, wat we nu aan het doen zijn is echt een noviteit, iets moois. We publiceren de meerjarige verwachte en geraamde belastingontvangsten nu ook op rijksfinanciën.nl. We proberen dat zo veel mogelijk live te doen door maandelijks te actualiseren. Zo kunnen uw Kamers, maar ook journalisten en burgers, zien wat de inkomsten en uitgaven zijn. Dat proberen we op onze website zo actueel mogelijk te houden, met mooie grafieken en cijfers. Daarin zijn wij natuurlijk ook afhankelijk van wat andere departementen aan ons aanleveren. Dat is achter de schermen heel veel werk. We zijn dat nu aan het publiceren en dat gaan we verder vervolmaken, ook naar aanleiding van de taskforce die we met elkaar hebben opgericht. Nogmaals, dat is om meer inzicht te krijgen in deze cijfers.
Als laatste in dit blokje de regioparagraaf. De heer Van der Goot is niet in de zaal. Hij vroeg mij om een toezegging en die kan ik hem geven. Die zal ik straks nog een keer herhalen. Die leg ik even apart, want anders krijgen we straks een motie.
Dan ga ik naar het onderwerp economie. Voor de agenda: dat is het tweede blokje. Ik begin bij de overheidsuitgaven. Die hadden ook bij het vorige blokje gekund, maar laten we ze als opwarmertje gebruiken.
De heer Griffioen vroeg mij om te reflecteren op de keuzes die in de Miljoenennota 2026 zijn gemaakt. Het kabinet heeft bij de Miljoenennota 2026 een integrale afweging gemaakt. Hierin hebben we vooral geprobeerd een balans te vinden tussen alle politieke wensen, die, met alle begrip, natuurlijk oneindig zijn, de problematiek waarvoor we staan en de mee- en tegenvallers die zich breder in de rijksbegroting voordoen. Ik heb geprobeerd om de keuzes boven op de Voorjaarsnota die we in deze Miljoenennota hebben gemaakt zo beleidsarm mogelijk te houden vanwege de demissionaire status van het kabinet. We hebben wel de accijnsverhoging voor één jaar uitgesteld, ook naar aanleiding van een brede oproep in de Tweede Kamer daartoe. We hebben extra middelen voor Defensie uitgetrokken in het licht van de veiligheidsdreiging die we zien. Dat is een verdere stap, maar ik moet erbij zeggen dat we er daarmee nog lang niet zijn. De afschaffing van de onderwijskansenregeling was een bezuiniging uit de Voorjaarsnota die niet op veel steun kon rekenen, laat ik het zo zeggen. Dat begrijp ik ook. Die hebben we teruggedraaid. De korting op de brede doeluitkering is met een jaar uitgesteld. Dat gaat over het regionale ov. Ook zijn gemeenten gecompenseerd voor uitgaven aan de jeugdzorg. Bij de Voorjaarsnota hebben we al de bredere problematiek daarbij behandeld. Met terugwerkende kracht hebben we 728 miljoen aan het Gemeentefonds toegevoegd. Dat is een rekening die nog openstond, als ik het even platsla. Daarmee hebben we geprobeerd om de grote pijnpunten op te lossen, om zo een rustige begroting neer te leggen die op breed draagvlak kan rekenen, ook in het licht van de verkiezingen die nu hebben plaatsgevonden en de formatie die nog plaatsvindt. Zo kunnen de politieke partijen zich daarop concentreren en brengt deze begroting verder rust in het politieke jaar.
Voorzitter. De heer Griffioen, maar ik geloof ook de heer Holterhues, vroegen of ik het ermee eens ben dat verantwoord begroten nodig is voor een sterke economie. De heer Holterhues vroeg meer specifiek of ik kan reflecteren op mijn visie voor de lange termijn. Dat is natuurlijk een heel open vraag, die uitlokt om er een vrij lang antwoord op te geven, maar ik zal het kort houden. In de eerste plaats ben ik het ermee eens dat verantwoord begroten nodig is voor een sterke economie. Dat is het korte antwoord. Verantwoord begroten helpt de economie, moet ik erbij zeggen. Voornamelijk het trendmatig begrotingsbeleid dat wij hebben, zorgt voor macro-economische stabilisatie. Vooral die stabilisatiefunctie is zó ontzettend belangrijk in onze economie, want die dempt in hoogconjunctuur en zorgt voor het dempen van een klap bij laagconjunctuur. Dat draagt bij aan de stabiliteit van onze economie, wat ook goed is voor ons vestigingsklimaat en voor de portemonnee van burgers. We hoeven dan niet extra te bezuinigen in moeilijke tijden en in tijden van overvloed nog eens extra olie op het vuur te gooien waardoor we alleen maar de prijzen opdrijven. Dat trendmatig begrotingsbeleid en het verantwoord begroten dat daarachter zit, acht ik zeer belangrijk voor een sterke economie.
De heer Griffioen vroeg mij ook hoe weerbaar de economie is en of de regering snel en efficiënt kan reageren op onvoorziene behoeften, incidenten en crises. Voor dit antwoord wil ik teruggrijpen op mijn vorige antwoord over het belang van trendmatig begroten. Als we dat op de correcte wijze toepassen en ons ook houden aan de Europese begrotingsafspraken, zorgt dat ervoor dat we altijd een buffer hebben, zowel in termen van ons saldo als in termen van onze schuld. We kunnen dan klappen opvangen. Als we de vergelijking maken met andere landen zien we dat in tijden van crisis Nederland echt diepere zakken heeft en grotere steunpakketten kan vormgeven. Zo kunnen we ook al die mkb'ers helpen die hun deuren moesten sluiten of dat nou bij de financiële crisis was of bij de coronacrisis. Dat zorgt ervoor dat personeel niet onnodig ontslagen hoeft te worden. Nogmaals, dat draagt bij aan de stabilisatiefunctie in onze economie, maar maakt onze economie ook weerbaarder. Daarom roep ik ook iedere keer op: ja, we hebben een lage staatsschuld, maar laten we alstublieft ook voorkomen dat die te veel oploopt, want we weten dat er altijd moeilijkere tijden aan zullen komen. We weten nooit uit welke hoek die komen, maar eens komt die klap weer, en dan zijn we zo blij dat we diepe zakken hebben en dat we kunnen ingrijpen. Zo duid ik ook de weerbaarheid van onze economie in het licht van ons begrotingsbeleid.
Voorzitter. Dan is er ook een vraag van de heer Griffioen over de omvang van de overheid. Hij vraagt in welke mate de productiviteitsgroei negatief beïnvloed wordt door een te grote overheid en een te hoge beleids- en regeldruk. In conceptuele zin klopt het natuurlijk. Als je een te grote overheid hebt die de private initiatieven verdrukt, zou je conceptueel de analyse kunnen maken dat dit de productiviteitsgroei negatief beïnvloedt, simpelweg vanwege het feit dat productiviteitsgroei voornamelijk vanuit de private sector plaatsvindt en niet vanuit de publieke sector. Ik zeg dit natuurlijk wel met alle waardering en respect voor iedereen die in de publieke sector werkt, want zonder die publieke sector kan de private sector niet functioneren. Iedereen wordt immers wel een keer ziek en dan zijn we zo blij dat we goede zorg hebben; we kunnen allemaal onze baan verliezen en dan zijn we zo blij dat we een goed financieel vangnet hebben. De publieke sector is dus ook ontzettend belangrijk. Het is elke keer zoeken naar een balans. Elke politieke partij weegt die belangen natuurlijk anders, dat is onderdeel van het politieke debat. Maar meer in algemene zin kan ik het eens zijn met de analyse dat als de publieke sector onnodig uitbreidt, dit het private initiatief verdringt. Dit even in analytische zin.
Dan is er ook een vraag van de heer Crone over het begrotings- en industriebeleid. Meer specifiek vraagt hij hoe binnen de huidige begrotingsaanpak, zoals hij dat noemt, het bedrijfsleven kan worden bijgestaan. Een mooie vraag, ook vanuit sociaaldemocratisch oogpunt. Ik zal er in algemene zin op antwoorden dat het het uitgangspunt van het kabinet is en ook van het begrotingsbeleid dat er marktwerking moet plaatsvinden en ruimte moet zijn voor ondernemerschap. Daarmee proberen we de publieke sector beheersbaar te houden. Daarvoor hebben we met elkaar uitgavenkaders opgesteld, maar ook lastenkaders om te voorkomen dat de lastendruk onnodig oploopt.
Het kabinet heeft lastenverzwaringen die eraan zouden komen en die zeer onwenselijk waren, ook vanuit de optiek van ons vestigingsklimaat, aan de start teruggedraaid. We werken continu aan het verminderen van de regeldruk. Ook de minister van Economische Zaken heeft aangekondigd daar voortvarend mee aan de slag te willen gaan. Die zal daar binnenkort ook over rapporteren. Er is ook een Kamerbrief van 17 oktober 2025, Industriebeleid met focus. Ik denk dat de heer Crone daar meer naar vroeg. Die is gepresenteerd, en daarmee is ook wat wij noemen een visie op het gericht en strategisch industriebeleid vormgegeven. Ik zou wel willen vragen om het debat daarover met de minister van Economische Zaken te voeren, omdat hij de beleidsverantwoordelijke is voor die brief.
Voorzitter. De heer Griffioen had ook een vraag over de stabiliteit voor het bedrijfsleven, meer in algemene zin. Dat is natuurlijk zeer belangrijk. Sterker nog, als je met het bedrijfsleven of met ondernemers spreekt, zeggen die: alstublieft, doe mij een stabiel beleid; wissel niet elke keer van beleid en verzet niet telkens de bakens. Het kabinet werkt in algemene zin natuurlijk continu aan het aantrekkelijker maken van het ondernemersklimaat. Het heeft ook oog voor de duidelijkheid en stabiliteit voor het bedrijfsleven. We proberen dat stabiel te houden. Maar helaas, als coalitiepartners opstappen of er nieuwe verkiezingen zijn, leidt dat tot nieuwe regeerakkoorden. Dan wordt ook weer het beleid bijgesteld. We hebben hier dus allemaal de verantwoordelijkheid om ook de politieke samenwerking stabiel te houden. Verder werkt het kabinet ook aan het verhogen van de arbeidsproductiviteit met een productiviteitsagenda. Het kabinet heeft ook de heer Wennink gevraagd om met een advies te komen voor een investeringsagenda. Daar is hij nu mee bezig. Ik denk dat de bedragen niet helemaal gaan matchen met de beschikbare middelen, maar de ambitie mag wel getoond worden. Verder is de minister van Economische Zaken bezig met een actieagenda voor start- en scale-ups — die is recentelijk gepubliceerd — om ook nieuwe bedrijvigheid in Nederland te helpen doorgroeien.
Als ik dan nog één pleidooi mag houden: we focussen ons vaak op bedrijven die vertrekken — dat is natuurlijk heel ernstig; elk bedrijf dat vertrekt, is er één te veel — maar laten we ook kijken naar elk bedrijf dat níét is opgericht. Er zijn zo ontzettend veel start-ups die niet hier doorgroeien, maar in andere landen, omdat ofwel de omstandigheden hier als ongunstig worden gekwalificeerd of het kapitaal er simpelweg niet is om die doorstart te kunnen maken. Laten we dus ook kijken hoe we nieuwe bedrijvigheid kunnen creëren met elkaar door de kaders goed neer te zetten.
Dan had de heer Griffioen ook een vraag over industriebeleid, meer specifiek over een intensievere samenwerking met de industrie en over de uitbreiding van strategische partnerschappen. Ik ben veel aan het herhalen over brieven die al naar de Kamer zijn gestuurd. Er is ook een brief Toekomstperspectief energie-intensieve industrie naar uw Kamer gestuurd. Daarin onderschrijft het kabinet het belang van industrie voor economische veiligheid en emissiereductie. Daarnaast ondersteunt het kabinet ook bedrijven met een pakket voor Groene Groei en de maatwerkafspraken. Maar dit is wel echt iets wat ook met de minister van Klimaat en Groene Groei verder moet worden opgenomen, omdat die verantwoordelijk is voor de middelen en het beleid hierbij.
Dan netcongestie. Daar had de heer Griffioen ook terecht vragen over. Hij vroeg: wat kan de regering nou doen om dit op te lossen? Dat is natuurlijk een zeer terechte vraag. Als we het hebben over vestigingsklimaat, is netcongestie wel een van de grotere problemen waar bedrijven tegenaan lopen. Dat is eeuwig zonde. Bedrijven zeggen: ik wil wel uitbreiden, maar het lukt me niet. Het kabinet ziet dus ook de urgentie van het verminderen van die netcongestie. Er zijn veel acties in gang gezet. Een voorbeeld daarvan is het wetgevingsprogramma uit de Kamerbrief Aanpak netcongestie. Die is in april van dit jaar naar de Kamer gestuurd. Daarnaast moeten we ook kijken hoe we bestaande netten beter kunnen benutten. Er zijn voorbeelden van flexcontracten voor grootverbruikers. Die scheppen wel echt ruimte voor meer gebruik. We hebben daar een paar mooie, succesvolle initiatieven van gezien. We moeten slimmer gaan werken, ook met de bestaande middelen die we hebben. Verder is er overkoepelend het Landelijk Actieprogramma Netcongestie, afgekort LAN — heel origineel — van de minister van Klimaat en Groene Groei. Dat is onlangs gepresenteerd. Daarmee is ook budget vrijgemaakt voor onder andere medeoverheden en gebiedsinvesteringen. Maar nogmaals, dat is ook wel echt een debat om met de minister van KGG te voeren.
Dan was er ook nog, in het verlengde hiervan, een vraag van de heer Griffioen over samenwerking met Electricity Campus en betrokkenheid bij het netcongestiecentrum. Ook de minister van KGG heeft via het Landelijk Actieprogramma Netcongestie, waar ik al aan refereerde, contact met de Electricity Campus, of in het Nederlands de elektriciteitscampus. Er zijn meerdere initiatieven in verschillende regio's om netcongestie te verminderen. Het kabinet moedigt dit natuurlijk aan, onder andere met een informatiepunt bij de RVO.
De heer Van Apeldoorn had vragen over bedrijfswinsten. "Hoezo wordt daar geen actie op ondernomen?" Dat vroeg hij eigenlijk in retorische zin. Hij vroeg ook waarom er geen prijsregulering plaatsvindt, bijvoorbeeld door de ACM. Laat mij voordat ik naar het formele antwoord ga een korte anekdote vertellen; die vertel ik wel vaker. Er was een communistische leider die ten tijde van die mooie Sovjet-Unie in het Verenigd Koninkrijk was. Hij keek zijn ogen uit omdat er op elke hoek van de straat een bakker was. Hij vroeg de Engelse regeringsfunctionaris: "Wie is hier verantwoordelijk voor de broodvoorziening? Die is hier zo goed op orde." De functionaris zei: "Dat is dus de vrije markt. Dan krijg je aanbod, lagere prijzen en brede beschikbaarheid. Die moet je juist niet reguleren." Ik gebruik dit voorbeeld ook richting de heer Van Apeldoorn. Hij vraagt om prijsregulering en overheidsingrijpen. Dan grijp ik terug op mijn pleidooi voor de vrije markt, die vaak heel veel problemen zelf oplost, mits we goede kaders hebben.
Meer specifiek: over een stijging van bedrijfswinsten zullen wij positief spreken, want bedrijfswinsten betekenen dat we gezonde bedrijven hebben. Het alternatief is natuurlijk dat er verliezen worden gemaakt. Als een bedrijf winst maakt, dan kan het personeel aannemen en investeren, wat ervoor zorgt dat we allemaal welvarender worden. Want iedereen verdient daar wel de boterham. Zo hebben we weer geld om kleren te kopen, kinderen naar school te sturen of op vakantie gaan. Als we heel hard hebben gewerkt, willen we onszelf op een welverdiende vakantie trakteren.
De voorzitter:
U wist dat dit zou leiden tot een interruptie van de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
De minister, die niet graag onder stoelen of banken steekt dat hij van VVD-huize is, maakt met zijn verhaal over de Sovjet-Unie natuurlijk een volstrekte karikatuur van datgene wat ik, maar ook de SP in de Tweede Kamer, heb voorgesteld. De SP is helemaal niet tegen marktwerking. Maar dat wil niet zeggen dat je marktwerking niet soms zou moeten beperken en als overheid zou moeten ingrijpen als die markt niet goed werkt. Daarnaast moet je ook kaders stellen et cetera et cetera. Prijsregulering is iets wat we niet alleen kennen van de Sovjet-Unie. Daar gebeurde dat natuurlijk op een hele andere manier. Maar het gebeurt ook in landen als Frankrijk en in andere Europese landen. Daar wordt dan gezegd dat er, op basis van een analyse van die markt waar de minister zo aan hecht, aanwijzingen zijn dat de manier waarop die prijs tot stand komt leidt tot excessief hoge prijzen en mogelijk ook tot excessief hoge winsten. Die prijzen zouden dus lager kunnen en misschien ook moeten zijn, juist ook op basis van een marktlogica. Dat noopt dan bijvoorbeeld tot ingrijpen door de Autoriteit Consument & Markt. Die is daar ook voor bedoeld.
In de Tweede Kamer is een voorstel van de SP aangenomen. Het ging om een motie die breed is aangenomen; dat waren niet allemaal communisten. Die zijn er überhaupt niet in de Tweede Kamer. Ook allerlei middenpartijen waren hier voor. Het voorstel was om de ACM de opdracht te geven om beter te monitoren en waar nodig te reguleren, te maximeren of te blokkeren. Dat geldt niet voor alle prijzen; het moet daar gebeuren waar het nodig is. Ik zou de minister toch willen vragen of hij daar serieus op in wil gaan in plaats van met deze anekdotes te komen, die we inmiddels wel kennen.
Minister Heinen:
Ik blijf deze vertellen, want ik vind 'm zo mooi. De vrije markt is natuurlijk nooit ongelimiteerd. Er moet een strenge marktmeester zijn. Er moet ook ingegrepen worden als er bijvoorbeeld sprake is van verborgen prijsafspraken. Daar hebben we ook een toezichthouder voor; de heer Van Apeldoorn wijst daar terecht op. Dat is de Autoriteit Consument & Markt, de ACM. De ACM is wel onafhankelijk. De Kamer, de politiek, geeft dus geen opdrachten aan de ACM. De ACM heeft een toezichtfunctie, die ook wordt uitgevoerd. Als de heer Van Apeldoorn van mening is dat de ACM haar werk niet goed doet, dan moeten we daar het debat over voeren. Dat is dan iets voor de minister van Economische Zaken, die uiteindelijk verantwoordelijk is voor de ACM. Maar laat ik hier vooropstellen dat ik die aanwijzingen niet heb. Sterker nog, we hebben een hele goede marktmeester. Die onderzoekt continu of er prijsafspraken zijn en of er sprake is van marktmacht. De ACM onderzoekt al dat soort zaken die de vrije markt ook weer beperken en maakt beleid om daarop in te grijpen.
In de Tweede Kamer spraken we hier eerder al over; hier verwees de heer Van Apeldoorn naar. Daarbij ging het debat, in de woorden van een aantal politici, over de vraag wat nou reguliere winsten en overwinsten zijn. Maar die grens is natuurlijk niet te trekken. Wat is een overwinst? Je kunt daar in retorische zin een mooie discussie over voeren. Maar als je dat gaat proberen te meten, kom je natuurlijk nergens. Want ja, wanneer is iets een reguliere winst of een overwinst? Wij als kabinet kunnen daar niet de ACM een aanwijzing op geven om daar dan maar op in te grijpen. Zo werkt het niet. Dat zou bijna in zichzelf een karikatuur worden.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Volgens mij kan je wel degelijk op basis van bepaalde modellen vaststellen of er overwinst is of niet, maar laten we die discussie nu niet voeren. Ik constateer toch maar even dat hier gewoon een motie van de Tweede Kamer ligt die dit kabinet weigert uit te voeren. Nou zijn we inmiddels van dit kabinet gewend dat moties niet uitgevoerd worden. Nogmaals, het is een breed gesteunde motie. Nu hoeven we niet het hele debat over te doen dat ook in de Tweede Kamer is gevoerd, maar mijn vraag is dan wel: als de minister zegt die motie niet te willen uitvoeren en de ACM niet die rol te willen geven en niet te onderzoeken of dat mogelijk is, wat wil het kabinet dan wel doen aan prijzen die overduidelijk de pan uit rijzen, met name in de supermarkt? We weten allemaal hoe enorm de prijzen gestegen zijn, ook al jarenlang. Ze stijgen ook harder dan in ons omringende landen. Ook daar is onderzoek naar gedaan en ook daar is veel over gesproken in de Tweede Kamer. Mijn partij heeft in de Tweede Kamer daar een concreet voorstel voor gedaan. Dat legt dit kabinet naast zich neer, maar wat wil het kabinet dan wel doen om iets te doen aan de betaalbaarheidscrisis en om het leven gewoon betaalbaarder te maken voor mensen?
Minister Heinen:
Over de supermarkten is uitgebreid gesproken. Door de minister van Economische Zaken zijn daar veel debatten over gevoerd in de Tweede Kamer. Hij heeft hier ook veel Kamerbrieven over gestuurd. Laat me dan in de schorsing van dit debat terughalen wat allemaal al naar de Kamer is gestuurd. Dan zal ik proberen om dat samen te vatten. Dan kunnen we ook kijken of er behoefte is aan nadere informatie op dat punt. Maar er is best wel veel over de supermarkten gesproken. Er zijn best veel toezeggingen gedaan, die de minister van Economische Zaken nu ook aan het uitvoeren is, om te kijken wat we kunnen doen op dit gebied. Ook op het gebied van de supermarktprijzen zijn al veel initiatieven ondernomen, bijvoorbeeld wat betreft de territoriale beperkingen en etikettering. Daar wordt allemaal naar gekeken. Laat me er dan even op terugkomen wat er allemaal is toegezegd, om te voorkomen dat ik allemaal zaken herhaal. Ik wil er wel bij zeggen dat als we het hebben over supermarktprijzen, we ook moeten kijken wat we als overheid en als politiek allemaal voor beleid maken dat weer leidt tot de stijging van prijzen. Ik hoor bijvoorbeeld vaak oproepen tot een hoger jeugdminimumloon. Dat wordt ook verhoogd in die zin. Tegelijkertijd is dat niet gratis, dus dat gaat ergens heen. En waar gaat dat heen? Dat gaat altijd naar de prijzen. Als wij zeggen "hoger minimumloon, hoger jeugdloon", wijs ik erop dat de supermarkten drijven op werknemers die in dat loongebouw zitten. Een hoger minimumloon betekent dus dat dit rechtstreeks wordt doorberekend in de prijzen van de supermarkt, wat weer leidt tot duurdere boodschappen. Dat kan een afweging zijn. Ik heb daar in die zin geen oordeel over, want dat is een politieke weging. Alleen, als wij belastingen verhogen en eisen stellen aan bijvoorbeeld het jeugdminimumloon, leidt dat tot hogere prijzen. Dat debat moeten wij ook met elkaar voeren. Als dat een bewuste keuze is, is dat prima. Maar we kunnen niet zeggen: iedereen rijk, maar verder willen we qua prijzen geen gezeik. Dat werkt natuurlijk niet.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tot slot, voorzitter. Als het gaat om de effecten van mogelijke verhogingen van het minimumjeugdloon, of eigenlijk het gelijkstellen ervan aan het reguliere minimumloon — mijn fractie is daar heel erg voor en overigens zijn veel andere partijen daar ook voorstander van — ken ik ook andere studies. Volgens mij zijn die effecten helemaal niet zo eenduidig. Het zou misschien tot minder winst kunnen leiden in plaats van tot hogere prijzen. Misschien zou dat ook niet eens zo'n slechte zaak zijn. Ik constateer in ieder geval dat de minister zegt dat er heel veel over is gesproken en ik ben blij dat hij er mogelijk in tweede termijn op terugkomt, met verwijzing naar debatten met de minister van Economische Zaken. Ik constateer toch ook dat er misschien wel veel over gesproken is, maar dat er door dit kabinet bar weinig aan gedaan is. Want de prijzen van boodschappen, van levensmiddelen, stijgen van maand tot maand met 3%. Daarmee wordt het leven er niet goedkoper op voor heel mensen die het al best moeilijk hebben.
Minister Heinen:
Ik herken uiteraard dat de prijzen stijgen en dat dat zeer nadelig is voor de portemonnee. We zien natuurlijk liever dalende prijzen. Ik wijs er wel op dat ook de lonen stijgen. We proberen dat in beeld te brengen in een samenstel van prijzen en lonen en dan zien we dat de koopkracht stijgt, op elk loonniveau. Of je nou in een uitkering zit of een baan hebt, een hoog inkomen of een laag inkomen hebt, we zien de koopkracht over de hele linie verbeteren, omdat de lonen meer stijgen dan de prijzen. Dus enkel naar de prijzen verwijzen werkt in een debat, maar de werkelijkheid is weerbarstiger. Dan moet je natuurlijk naar het geheel kijken. Het zou de heer Van Apeldoorn dan natuurlijk ook sieren als hij het hele plaatje zou schetsen en niet alleen naar één onderdeel zou wijzen. Ik wil er ook op wijzen dat het minimumjeugdloon er niet uit voortkomt dat we iemand iets niet gunnen, maar eruit voortkomt dat we kijken naar het niveau van de werkgelegenheid. We hebben in Nederland de laagste jeugdwerkloosheid. Dat is natuurlijk ook iets om trots op te zijn. Ik zou bijna zeggen: wie is niet opgegroeid bij de Albert Heijn? De voorzitter niet in ieder geval, zie ik. Ikzelf wel, en dat was een mooie tijd.
De voorzitter:
De voorzitter koos voor een ander salaris.
Minister Heinen:
En je kan er ver mee komen. We kijken natuurlijk ook naar scholing. Als je een te hoog minimumjeugdloon hebt, kunnen de keuzes voor scholing ook anders uitvallen, en we prefereren dat de jeugd ook naar school gaat. Dat is de reden waarom er gedifferentieerd wordt in niveaus van minimumloon. Maar nogmaals, dan wijken we wat af van het onderwerp. Dank voor deze uitwisseling van ideeën.
Dan had de heer Griffioen vragen over het belang van sectoren als landbouw, de basisindustrie en infrastructuur in de regionale clusters. Het kabinet onderschrijft het belang van deze sectoren en de infrastructuur. De Nederlandse landbouw draagt bij aan onze voedselvoorziening en aan onze strategische onafhankelijkheid, maar zorgt ook voor het inkomen van heel veel Nederlanders en draagt natuurlijk bij aan de kwaliteit van het platteland. Dat erkennen wij als kabinet ten zeerste. Het kabinet zet ook in op strategisch industriebeleid. In de recente Kamerbrief, met de titel Industriebeleid met focus, benadrukken we dat nogmaals. Daarnaast is ook recent de brief Duurzame chemie naar de Kamer gestuurd, waarmee het kabinet inzet op rendabele en duurzame investeringen in de chemiesector. Dit helpt ook bijvoorbeeld een regio als Rotterdam. Maar ik vraag ook hier weer om dit debat verder te voeren met de vakministers.
De heer Griffioen vroeg ook of ik het belang van innovatie in de landbouw erken. Uiteraard doe ik dat. Innovatie is in elke sector zeer belangrijk en ook heel mooi. Als je ziet wat er allemaal met innovatie kan; het is ongelofelijk. De Nederlandse landbouwsector is zeer innovatief en behoort ook tot de productiefste, efficiëntste en duurzaamste ter wereld. Je ziet dus dat je met innovatie ook heel veel andere mooie doelen kan bereiken, zoals duurzaamheid. Dit kabinet erkent dus ook het belang van innovatie in de voedselproductie, waar ik al aan refereerde. Innovatie is ook belangrijk voor het vergroten van de weerbaarheid van het voedselsysteem en kan onder de juiste voorwaarden natuurlijk ook helpen in de transitie in de landbouwsector. De minister van LVVN heeft ook middelen gereserveerd om dit verder te stimuleren.
Dan had de heer Schalk de vraag hoe het kabinet inspeelt op klimaat- en stikstofdoelen. Ik hoop dat ik de vraag goed samenvat. Het kabinet houdt vast aan de gestelde doelen voor klimaat- en stikstofbeleid en zal deze doelen ook blijven monitoren. De geëigende vakministers rapporteren hier ook over en zullen hierover ook het debat met u aangaan.
De heer Schalk i (SGP):
Ik zou heel verbaasd zijn geweest als de minister iets anders had gezegd dan dat de regering uiteraard uitvoert wat er afgesproken is. Maar de bedoeling van mijn inbreng was natuurlijk dat we eigenlijk allemaal zien aankomen dat we het niet halen, en dat er dus iets moet gaan gebeuren om te voorkomen dat we een nieuwe Urgenda krijgen. Kan de minister daar nog op reflecteren?
Minister Heinen:
Dan zal ook dit antwoord u niet verbazen, omdat al het beleid er natuurlijk op is gericht om de doelen wél te halen. Het is aan uw parlement om daarop te controleren en verwijs echt naar mijn vakcollega's in het kabinet om daarover de degens te kruisen.
De heer Schalk (SGP):
Dat begrijp ik, maar tijdens de debatten hier wordt steeds duidelijker dat er steeds meer twijfel ontstaat. Ik denk dat het ook voor het ministerie van Financiën van groot belang is om ervoor te zorgen dat datgene wat we met z'n allen vrezen, niet gaat gebeuren. Dan zal het namelijk veel meer gaan kosten dan wat we nu zien aankomen. De minister legt het helemaal bij de vakministers. Dan vraag ik hem om deze vraag mee nemen en die bij de vakministers neer te leggen.
Minister Heinen:
Ja, dat doe ik ook. Sterker nog, ik wijs er daarbij ook op dat de middelen zijn wat ze zijn. Ik wijs er dan op dat er ook andere maatregelen genomen kunnen worden, die geen geld kosten. Dan moet je kijken naar normeren en beprijzen en dan komen we in een veel moeilijker vaarwater, want dan gaat beleid ook pijn doen. Maar die maatregelen zijn in financiële zin natuurlijk wél te nemen. Ik voorkom dus dat collega's zich kunnen verschuilen achter: ik heb geen budget, dus ik kan geen beleid maken. Dan antwoord ik altijd dat dat dan scherpe keuzes vergt in het normeren en het beprijzen. Ik erken uiteraard dat we transities zo moeten aanpakken dat iedereen ze kan meemaken. Dat is altijd makkelijker gezegd dan gedaan, maar ik vind het ook altijd te makkelijk om alleen naar geld te wijzen. Zo zie ik mijn rol in deze dossiers ook: ik wil in ieder geval blijven wijzen op de doelen, en ik wil er ook op blijven wijzen dat er in beleidstermen ook andere middelen zijn om die doelen te halen.
Voorzitter. Dan had de heer Van Strien een vraag over verbrandingsmotoren. Fijn dat u er nog bent, meneer Van Strien. Ik begreep dat u wellicht wat eerder weg moet vanwege een fietsblessure. Dat is een steeds gevaarlijkere activiteit, denk ik als ik om mij heen kijk. Ik zal oproepen: als je fietst, doe het dan veilig. Maar goed, dat is een privéadvies. De heer Van Strien vraagt in dit kader niet naar fietsen maar naar verbrandingsmotoren en naar het Europese verbod daarop. Ik kan erop wijzen dat de Europese Commissie eind dit jaar met een nieuw voorstel komt als het gaat om dat verbod op — nu moet ik het goed zeggen — nieuwverkoop van verbrandingsmotoren. Ik wacht eerst dat voorstel af. Daar kan ik niet op vooruitlopen. Ik vermoed wel dat het dan aan een nieuw kabinet is om zich tot dat voorstel te verhouden. Dat is natuurlijk afhankelijk van hoe snel de formatie verloopt ten opzichte van hoe snel dat voorstel naar buiten komt.
Dan had de heer Van Strien ook een vraag over kernenergie. Hij vraagt meer specifiek om de sluiting van kolencentrales te koppelen aan het gereedkomen van kerncentrales. Los van het feit dat de tijdspaden niet altijd zo synchroon lopen — het is niet alsof je even naar de Hornbach loopt en zegt: doe mij wat zakken cement en wat uranium en dan bouw ik een kerncentrale; daar gaat wel wat planning en tijd aan vooraf — is de energietransitie breder dan alleen de kolencentrales en het bouwen van nieuwe kerncentrales, moet ik er ook bij zeggen. De leveringszekerheid hangt dus ook van meerdere factoren af. We moeten ook oog hebben voor de klimaatdoelen, ook in het licht van het interruptiedebatje dat we net hebben gevoerd. Ook daarvoor is het nodig om te stoppen met het gebruik van kolen. Ik wijs er wel op dat kolencentrales daarnaast ook kunnen overstappen op andere brandstoffen. Zoals ik al zei: kerncentrales staan er niet op de korte termijn. Dat staat los van mijn enthousiasme over kerncentrales, want ik denk wel dat die cruciaal zijn in de energiemix. Maar nogmaals, ook dit is echt een debat dat u met de minister van Klimaat en Groene Groei moet voeren.
De heer Van Strien i (PVV):
Het punt is nu dat wij de afgelopen tien, vijftien jaar hebben gezien dat de hele planning zo ongecoördineerd verloopt. Dat is de belangrijkste reden dat we grote knelpunten hebben op het elektriciteitsnet. De vraag die ik stel — maar misschien moet ik die straks in de tweede termijn nog eens wat concreter maken middels een motie of iets dergelijks — is dus waarom we niet gewoon afstemmen dat we geen kolencentrales gaan sluiten voordat we nieuwe energievormen zoals kernenergie hebben. Natuurlijk snap ik wel dat die kolencentrales heel belangrijk zijn in het kader van de CO2-uitstoot, maar een goedlopende energievoorziening lijkt mij nog belangrijker.
Minister Heinen:
Met het laatste ben ik het natuurlijk zeer eens. Ik sta hier nu een jaar als minister van Financiën, die de financiële kaders bewaakt en daar verantwoording over aflegt. U vraagt me nu ook, met alle respect, natuurlijk, zeg ik via de voorzitter, naar beleid van de voorgaande jaren, waarbij de keuzes zijn gemaakt die zijn gemaakt. Het belangrijkste is dat wij nu investeren in de energietransitie, in kernenergie. Wij zijn niet aan de middelen gekomen die daarvoor zijn gereserveerd. Die staan klaar om daar voortvarend mee verder te gaan.
De heer Van Strien (PVV):
Ik kom er in de tweede termijn op terug.
De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Heinen:
Ik ben bijna aan het einde van mijn tweede blokje, voorzitter.
De heer Schalk vroeg wat ik ga doen aan de inflatieboeggolf. Ik wou dat ik een knop had voor wat betreft de inflatie. Ik kan er natuurlijk alleen in conceptuele zin op antwoorden. We zagen dat de hoge inflatiegolf natuurlijk een combinatie was van ruim begrotingsbeleid, ruim monetair beleid en een sterk toenemende vraag nadat de vraag daarvoor zeer beperkt was, ook in het licht van de coronacrisis. De monetaire autoriteiten hebben te laat, maar uiteindelijk wel hun verantwoordelijkheid genomen door de monetaire verruiming terug te draaien. Ik roep zelf op tot begrotingsdiscipline, om te voorkomen dat je meer gaat uitgeven, omdat dat naar mijn overtuiging in een tijd van schaarste ook de prijzen verder opdrijft.
Verder is het natuurlijk wel zo dat de economie in Nederland op dit moment gewoon heel goed draait, in macro-economische zin, moet ik dan zeggen. We hebben een hoog bbp, maar ook een hoge loongroei. De ontwikkeling van de koopkracht is ook positief. De portemonnee groeit nu mee met de economie. Sterker, de koopkracht is positief omdat de lonen hoger liggen dan de prijzen. Als we kijken naar het CPB, zien we dat de inflatie volgend jaar wordt geraamd op 2,3%. Dan zit die weer heel dicht bij de doelstelling van 2%. Uiteindelijk is de ECB natuurlijk wel primair verantwoordelijk voor prijsstabiliteit. Wat wij er zelf aan kunnen doen, is voorkomen dat we meer gaan uitgeven in tijden dat een economie eigenlijk al goed draait. Dan weten we namelijk dat we zelf ook medeverantwoordelijk worden voor die inflatie. Daarom roep ik ook altijd op om niet de belastingen te verhogen, maar minder uit te geven.
De heer Schalk (SGP):
Ik had in mijn inbreng aangegeven dat een aantal investeringen niet is gerealiseerd. Dat zijn eigenlijk onderschrijdingen. Dat levert een boeggolf op. Dat komt dus niet zozeer door die inflatie, maar doordat beleid niet wordt uitgevoerd. Als dat dan één, twee of drie jaar later wel gebeurt, dan heb je door inflatie een veel hogere kostenpost. Dus hoe kun je nou voorkomen dat we allerlei dingen voor ons uit schuiven, waardoor het later onhaalbaar is met het ervoor gereserveerde geld?
Minister Heinen:
Ik begrijp uw vraag nu beter, zeg ik via de voorzitter. Dat is waar. Het is natuurlijk aannemelijk dat geld dat nu niet uitgegeven kan worden en via kasschuiven in latere jaren wordt geprogrammeerd, dan uitgegeven kan worden, omdat het in de planning dan beter loopt. Dat hangt een beetje van de aard van de onderuitputting af. Is het personeelsschaarste? Is het materiaalschaarste? Ik vind het lastig om dat in algemene zin zo te zeggen. Naar onze mening zijn uitgaven, vooral investeringen, nu realistischer in de tijd geplaatst, maar het kan zijn dat de prijzen inmiddels zodanig zijn gestegen dat de prijscorrectie onvoldoende is om daarin te voorzien. Dat betekent dus inderdaad dat je dan ook je programmering daarop aan moet passen. Ik vind het lastig om daar heel specifiek nu op in te gaan, maar in conceptuele zin snap ik heel goed wat de heer Schalk zegt.
Als laatste had de heer Griffioen een vraag aan mij over de oproep van de burgemeester van Eindhoven om de winst van de verkoop van het Nederlandse belang van TenneT te gebruiken voor oplossingen in de netcongestie. Ik moet 'm even afpellen. Voor de Nederlandse situatie van TenneT hebben wij in een oplossing voorzien door TenneT in staat te stellen zelf op de kapitaalmarkt te kunnen lenen. Voor het Duitse deel hebben we de oplossing gezocht in het aan boord nemen van private investeerders. Er is een consortium dat zich daarop in heeft geschreven. Dat heeft heel grofweg, afgerond, zo'n 10 miljard aan kapitaal toegezegd om te kunnen investeren. Dat is dus geen geld dat ik tot mijn beschikking heb, maar het voorkomt wel dat ik meer geld moet investeren in TenneT Duitsland. Daar staat voor hen aandelenkapitaal tegenover. De waardering van TenneT voor de transactie was uit mijn hoofd zo'n 10,4 miljard. Dat kwam overeen met een aandelenkapitaal van zo'n 46%. Maar vergeef me, ik zeg dit even op basis van historische kennis. Het zal rond deze grootheden liggen. Dus daarmee hebben wij voorzien in de grote kapitaalbehoefte van TenneT, maar ik beschik niet over kapitaal om nu in de Nederlandse economie te investeren.
Dat verandert als ik bijvoorbeeld het resterende deel van TenneT Duitsland ook zou verkopen. Dat zou dan additioneel kapitaal zijn, dat in de schatkist terechtkomt. Dan wordt het een politieke weging wat we daarmee kunnen doen. Ik vind dat wel echt een weging voor een volgend kabinet. Ik loop niet vooruit op eventuele meerverkopen. Ik heb uw Kamer geïnformeerd over waar we nu staan. Ik heb u ook een klein doorkijkje gegeven naar de toekomst toe. Daar kunt u al wat uit afleiden. Ik begrijp natuurlijk wel de oproep van de burgemeester van Eindhoven, maar het gaat een beetje mank, omdat hij ervan uitging dat al die middelen ter beschikking stonden. Dat klopt niet. Maar mochten aanvullende verkopen plaatsvinden en die middelen vrijkomen, dan is het natuurlijk uiteindelijk aan de politiek wat we daarmee doen. Uiteindelijk zal ik ook altijd wijzen op een oplopende staatsschuld. Ik vind het ook belangrijk om die beperkt te houden. Maar ik snap ook dat een politieke partij zegt: misschien moeten we dat gebruiken om te investeren in het versterken van de verdiencapaciteit van onze economie. Maar nogmaals, dat is echt een vraagstuk voor het opvolgende kabinet, denk ik, als dat er is.
Dan wil ik naar het derde blokje: uitgaven. Volgens mij lopen we goed qua tijd, voorzitter. Dan kijk ik u aan.
De voorzitter:
Ja. We hebben om 15.20 uur een harde pauze, omdat er dan commissies starten, maar we gaan gewoon lekker beginnen met het derde blokje.
Minister Heinen:
In deze categorie zijn de meeste vragen gesteld. Daarna gaat het snel. Dus laat u niet afleiden door de omvang van dit blokje.
Ik begin bij de heer Griffioen. Hij vroeg of de regering de toegevoegde waarde van het mkb in de regio ziet voor de ontwikkeling van dual-usetechnologieën. Het korte antwoord is: ja, die zien we absoluut. Ook het ministerie van Defensie zet hier duidelijk op in bij de opgave voor de industriële opschaling. Sterker nog, het mkb speelt ook vaak een belangrijke rol in de leveringsketen van de defensie-industrie en de start-ups voor nieuwe technologieën. Dat zien we bijvoorbeeld ook als we naar de oorlog in Oekraïne kijken. We zien dat er telkens nieuwe ontwikkelingen zijn, in militaire strategie maar ook in materieel. Dat gaat in een ongelofelijk tempo.
Dit zeg ik ook in antwoord op de volgende vraag van de heer Griffioen, of ik onderschrijf dat defensie juist door de samenwerking met kleine bedrijven wendbaarder en effectiever kan zijn. Dat is absoluut waar. Dat is een goede visie, een goede analyse.
Dan had de heer Bovens vragen over de 1,5%-norm als onderdeel van de 5%-norm. Zoals u weet, is de harde militaire commitment een verhoging van de defensie-uitgaven op het Europese continent naar 3,5% van onze economie. Daarbovenop kan 1,5% breder ingevuld worden. Echter, er zijn vanuit de NAVO nog geen criteria opgesteld voor die 1,5%. Ik kan daar dus nog niet verder op ingaan. Ik wijs er wel op dat ik denk dat veel landen die 1,5% zullen invullen met bestaande uitgaven. Daarbij kun je natuurlijk kijken hoe je je uitgaven prioriteert: staan ze dan ook in dienst van het versterken van de weerbaarheid van de veiligheid van je land? Maar nogmaals, dit is een discussie die de minister van Defensie nog echt moet voeren in NAVO-verband.
De heer Bovens i (CDA):
Het is inderdaad in NAVO-verband, maar de vraag is hoe die discussie hier wordt voorbereid. Je hoort in de samenleving heel veel wensenlijstjes et cetera. Iedereen kijkt dan met grote verlangende ogen naar die 1,5%, want dat is een bedrag dat er blijkbaar in kan. De vraag is de volgende. Als we niks doen, dan worden er inderdaad bestaande problemen mee opgelost. Onze fractie zou heel graag een discussie zien waarbij weerbaarheid echt een onderdeel is van veiligheidsbeleid en vredebevorderingsbeleid. De vraag is: wanneer moet een fractie, een Kamer of een politieke partij daar de signalen voor afgeven? Voor je het weet is het geld namelijk al verdeeld en is die mogelijkheid er niet meer. Dan zou je dus niet bijdragen aan het voorkomen van oorlog.
Minister Heinen:
Ik denk dat het wel goed is dat ik wat realiteitszin in deze discussie breng, met alle respect uiteraard. We zitten nu op zo'n 2% met onze defensie-uitgaven. Dat moet naar 3,5%. Dat is een plus van 1,5% die we nu op het gebied van militaire uitgaven moeten doen. Dan hebben we het over een bedrag van zo'n 20 miljard. Als je daar nog een keer 1,5% bovenop doet, heb je het over additionele uitgaven van 18 tot 20 miljard die daarbovenop komen. Ik zou zeggen: laten we eerst maar eens zien dat we de 3,5% kunnen dekken. In alle eerlijkheid, nog 1,5% daarbovenop zou een extra additionele opgave van 20 miljard zijn, ofwel aan lastenverzwaring, waar ik geen voorstander van ben, ofwel aan extra ombuigingen. Dus laten we eerst met elkaar de discussie voeren over het überhaupt verhogen van de harde militaire uitgaven. Nogmaals, als ik mijn oor te luisteren leg in de Raden waar ik in zit met mijn collega-ministers van Financiën, dan denk ik zelf dat veel Europese landen toch aan het kijken zijn hoe ze bestaande investeringen in die 1,5% kunnen incorporeren, maar dan wel met de verantwoording dat die middelen gericht zijn op het versterken van het veiligheidsbeleid. Maar het is echt een enorme opgave. Ik denk dat we enorm onderschatten hoeveel geld dat is.
Ook de heer Holterhues vroeg welke overwegingen ik mee wil geven aan een volgend kabinet om op termijn de 5% in te passen. Ook vragen de heren Holterhues en Schalk naar de dekking van de verhoogde NAVO-norm. Ik gaf net al aan hoe ongelofelijk veel geld dit is. Als kabinet met een demissionair status hebben we gezegd: we gaan elk jaar een extra stap zetten. Volgend jaar, in 2026, gaan we van 2% naar 2,2%. Zo zou je elk jaar verder kunnen groeien. Ik kan me heel goed voorstellen dat een nieuw kabinet een meerjareninzicht laat zien, met een bijbehorende dekking, want als er geen dekking is, dan kunnen we het ook niet uitgeven. Dit is wel echt een opgave. Nogmaals, ik waardeer ieders positieve agenda, maar dit gaat om harde keuzes vragen. Ik denk dat we dat hier allemaal wel voelen met elkaar. Het komt voort uit iets heel erg noodzakelijks; laten we dat ook niet onderschatten.
Dan vroeg de heer Holterhues naar de ODA-koppeling. Daar zijn meerdere vragen over gesteld. In het vorige blokje ben ik daar ook kort op ingegaan. De heer Holterhues vroeg naar de visie van het kabinet op ontwikkelingssamenwerking en de rol ervan als soft power. De vraag was wat breder dan alleen financieel. Ik erken uiteraard dat ontwikkelingshulp onderdeel is van het integrale buitenlandbeleid. In alle eerlijkheid: het kabinet maakt scherpe keuzes op ontwikkelingshulp, ook gezien de schuivende verhoudingen in de wereld. We hebben het budget voor ontwikkelingssamenwerking inderdaad geherprioriteerd naar Defensie, om dat, in het licht van deze vraagstelling, meer naar de harde power te schuiven. Zoals uitgezet in de beleidsbrief ontwikkelingshulp richt de inzet van dit kabinet zich vooral op handel, veiligheid en migratie, en de voor Nederland belangrijke thema's als watermanagement, voedselzekerheid en gezondheid. Dat zijn de prio's waar Nederland op stuurt. Ook in mijn gesprekken met bijvoorbeeld de Wereldbank probeer ik dat soort budgetten zo veel mogelijk vorm te geven langs deze lijnen.
Dan had de heer Holterhues ook gevraagd naar aannames onder het reduceren van het ODA-budget. Ik verwees er net al naar: in het hoofdlijnenakkoord is besloten tot die scherpe keuzes op ontwikkelingshulp. Ik snap echt dat dat voor velen hier ook pijnlijke keuzes zijn, maar wij vonden die wel noodzakelijk in het licht van de verschuivende panelen en de geopolitieke verhoudingen in de wereld. Dan moet je toch echt harde keuzes maken en dan moet je budget van ontwikkelingshulp naar harde defensie-uitgaven schuiven. Dit gebeurt niet alleen in Nederland. Kijk bijvoorbeeld ook naar de andere kant van de Noordzee, naar onze Britse bondgenoten. Die zijn met hetzelfde bezig. Ook in België wordt hiernaar gekeken. Veel landen, veel ministers van Financiën, beseffen dat ze de tering naar de nering zullen moeten zetten en dit soort pijnlijke keuzes moeten maken, wat natuurlijk geen waardeoordeel geeft over het belang van uitgaven aan bijvoorbeeld ontwikkelingssamenwerking.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
We hebben op dit thema samen opgetrokken bij de vorige Miljoenennota en de Voorjaarsnota. Ik zal niet te zware woorden gebruiken, maar ik vind het vrij onthutsend dat wij, juist waar de zuidelijke landen zo in de knel komen door oorlog, veiligheid, klimaatproblematiek, noem het maar op, ons terugtrekken. Dat vind ik niet alleen omdat we rijk zijn en armoedebeleid moeten voeren. Het is zelfs een strategisch belang — juist van de VVD verwacht ik daar rekening mee te houden — dat wij die landen steunen. Wie vult nu het gat? China? Rusland? Arabische landen? We zien het dagelijks in de krant. Ik vind het zo pijnlijk dat we als Nederland een stap terug doen in ontwikkelingssamenwerking.
Minister Heinen:
Een kleine nuance daarbij: Nederland staat in 2024 in de top zes van OESO-donoren, zowel in percentuele als in absolute zin. Onze positie als achterblijver erken ik dus gewoon niet. Ik snap echt de politieke wens en eerdere verzoeken om dit budget te verhogen, maar we hebben nu eenmaal te maken met schaarse middelen die ik maar één keer kan inzetten. Dan prioriteren wij het defensiebudget.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Vlak onder ons staat nog een heel rijtje van landen die dicht bij ons zitten. Vroeger stonden we echt altijd in de kop. Ik heb zelf twee jaar internationaal milieudiplomaat mogen zijn. Nederland had overal een voorsprong en kon soms met weinig geld heel veel beweging op gang brengen. Het begon hier met de grote klimaatconferentie in Huis ter Duin met Ed Nijpels. Hij is vast een fan van u of omgekeerd.
Minister Heinen:
Als ik hem mis, kijk ik gewoon even televisie.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik geef toe dat dit uitlokking was. Ik bedoel het wel in alle ernst en met enige emotie. Nederland heeft zo'n rol gespeeld, als grote van de kleintjes, als kleintje van de groten, de achttiendeeconomie van de wereld. Ieder dubbeltje van Nederland is goed besteed, zelfs voor het bedrijfsleven. We hebben het namelijk al heel erg teruggebracht tot het idee dat het economisch gebonden moet zijn. Het is allang niet meer goed. In die zin kan het beter.
Minister Heinen:
Ik zou eigenlijk in retorische zin willen terugzeggen: wat heb je nou aan die voorsprong op het gebied van ontwikkelingssamenwerking als je achterloopt in je defensie-uitgaven, je de veiligheidssituatie ziet verslechteren en als je weet dat wij als Europa niet investeren in onze harde veiligheid en je weet dat de Amerikanen zeggen dat we er alleen voor staan? Wat voor wereld laat je dan na aan je kinderen? Ik snap het dilemma dus. Ik snap ook echt de oproep van de heer Crone. Tegelijkertijd moeten we op zoek naar een nieuwe balans. We hebben niet de luxe om aan beide veel geld uit te geven, tenzij we de schulden verder laten oplopen. Maar wat laat ik dan na? Hoge schulden aan kinderen die ze later terug moeten betalen of hoge belastingen die je welvaart weer onder druk zetten, waardoor we niet meer het geld hebben om te kunnen investeren. We moeten dus elke keer zoeken naar een balans. Ik zou echt een nuance willen aanbrengen bij de bewering dat de balans nu zoek is. We doen het in OESO-verband namelijk nog best goed, misschien minder dan in het verleden, maar dan wijs ik er ook op hoe we achterliepen in het verleden wat betreft onze defensie-uitgaven.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Crone.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik citeer mijn collega — hij zit toevallig in de zaal — uit een lang verleden: even slecht is ook gelijk. Als iedereen omlaaggaat, wil het niet zeggen dat wij zo goed zijn omdat we minder omlaag zijn gegaan. Dat is mijn kernpunt. Overigens sluit u zichzelf altijd op — daar kom ik straks nog wel op terug — door te zeggen dat de belastingen niet omhoog mogen, de schuld niet omhoog mag en de uitgaven maar omlaag moeten. Daarmee sluit u zichzelf te veel op. Dat heb ik al vriendelijk gezegd.
Minister Heinen:
Ik kan ook zeggen dat u zichzelf anders opzadelt met te veel schulden en te veel belastingen. Het is mooi dat we dit politieke debat op deze manier kunnen voeren.
De heer Holterhues vroeg waarom het kabinet de koppeling uit de Voorjaarsnota juist in stand heeft gehouden. Het kabinet heeft tijdens de afgelopen voorjaarsbesluitvorming — het voelt als een eeuwigheid geleden — besloten om het ODA-budget te koppelen aan de ontwikkeling van het bni. Het ODA-budget is op basis daarvan bijgesteld, ook naar aanleiding van de debatten die we in zowel de Tweede als de Eerste Kamer hebben gevoerd. Dat deden wij in het besef dat het verzoek hoger was. Ook hier moesten we een balans zoeken. We hebben de koppeling bij de Voorjaarsnota in die zin dus wel hersteld. De bijstelling op basis van de Macro Economische Verkenning, de MEV, bij de Miljoenennota vorig jaar hebben we inderdaad niet toegepast.
Dan vroeg de heer Van Strien nog naar het inzetten van het ontwikkelingshulpbudget in Nederland zelf. Met de beleidsbrief Ontwikkelingshulp heeft het kabinet ervoor gekozen om de Nederlandse belangen leidend te maken en de Nederlandse expertise centraal te stellen. Hiermee maken we ontwikkelingshulp effectiever voor Nederland. Zoals de heer Crone aangaf: het is niet zo dat de euro hier uitgegeven moet worden om de belangen in Nederland te behartigen. Dat kan ook elders. Maar goed, de een vindt dat we te weinig doen en de ander dat we te veel doen. We hebben geprobeerd hier een balans in te zoeken.
Mevrouw Aerdts vroeg meer in algemene zin naar de koers van de ontwikkelingshulp. Die heb ik net uiteengezet, denk ik.
De heer Schalk vroeg naar de mogelijkheden om terug te groeien naar 0,7% van het bni. Alles kan, maar het kost geld. Dat is het korte antwoord. Dan is mijn vraag altijd: waar gaan we dat halen? Ik heb een rijksbegroting van 400, 450 miljard. "Dat moet toch te vinden zijn", zeg ik altijd, maar toch blijkt dat elke keer zeer moeilijk. De ODA-prestatie zou in 2040 op 0,44% uitkomen. Dat is inderdaad niet de 0,7%. Daarvoor zouden echt nog wel wat aanvullende miljarden naar het ontwikkelingshulpbudget geheralloceerd moeten worden. Ik denk dat we dat geld voor Defensie nodig gaan hebben.
De voorzitter:
Ik geef de heer Schalk nog even de gelegenheid tot een interruptie en daarna schorsen we tot 15.45 uur.
De heer Schalk (SGP):
Ik zal het zo kort mogelijk houden. "Alles kan", zei de minister. De cruciale vraag is of hij het wil.
Minister Heinen:
Het gaat niet om wat ik persoonlijk wil. Ik sta hier het kabinetsbeleid te verdedigen en daarin hebben we een balans gezocht in zowel de uitgaven aan Ontwikkelingssamenwerking als aan Defensie.
Voorzitter, dan zet ik hier een punt.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan schors ik de vergadering tot 15.45 uur.
De vergadering wordt van 15.19 uur tot 15.42 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van het antwoord van de regering in de eerste termijn. Ik geef het woord aan de heer Heinen, onze minister.
Minister Heinen i:
Dank, voorzitter. Ik heb van de gelegenheid gebruikgemaakt om de vraag inzake de supermarktprijzen even uit te zoeken, naar aanleiding van een interruptiedebatje met de heer Van Apeldoorn. Ik kan kort drie trajecten toelichten die lopen. De ACM is begonnen met een onderzoek naar de prijsopbouw en prijsvorming van supermarktproducten, ook naar aanleiding van de discussie hierover. Dat onderzoek zal in de zomer van 2026 worden gepubliceerd. De ACM werkt aan twee aanpassingen in het mededingingsinstrumentarium. Dat wil niet zeggen dat dit wordt ingezet, maar dan is het in ieder geval achter de hand. Dat is een nieuwe competition tool, waarmee de ACM proactief kan ingrijpen, en ten tweede een call-inbevoegdheid, waarmee de ACM kan ingrijpen bij kleine fusies of overnames. De minister van Economische Zaken heeft hierover een brief aan de Tweede Kamer gestuurd, maar ik kan toezeggen dat die ook naar de Eerste Kamer komt, zodat u volledig daarover bent geïnformeerd.
Het kabinet werkt ook aan een kabinetsreactie op de initiatiefnota waar ik al naar verwees. Dat is een nota van de fracties van PVV en NSC in de Tweede Kamer over onder meer de boodschappenprijzen. Die zal spoedig worden besproken in de ministerraad. Ik heb even gebeld. Dat staat binnen afzienbare tijd op de agenda. Ik zal dat met de Tweede Kamer delen, maar zal het uiteraard ook met uw Kamer delen. Dan heeft u alle informatie. Dat is nog naar aanleiding van een toezegging die ik had gedaan.
Als het over toezeggingen gaat, wil ik nogmaals mijn toezegging herhalen aan de heer Van der Goot. Hij vraagt of de regioparagraaf kan worden opgenomen bij de Voorjaarsnota 2026. Deze toezegging kan ik doen.
Voorzitter. Dan ga ik terug naar het blokje …
De voorzitter:
Nee, we gaan eerst naar de heer Hartog voor een interruptie.
De heer Hartog i (Volt):
De interruptie van verschillende collega's werd heel handig afgebroken. Ik kom van de Utrechtse voetbalvereniging Houd moedig stand. Die wordt na 150 jaar opgeheven. Mijn vraag is daaraan gelieerd. De minister hoort nu D66, de SGP, de ChristenUnie, GroenLinks-PvdA en ik denk zo maar nog een aantal andere fracties die iets roepen over de ontwikkelingssamenwerking. De minister zegt terecht: we hebben zo besloten, zoek het maar uit, wij gaan gewoon door. Ik ben eigenlijk op zoek naar een zekere opening, bijvoorbeeld: voorlopig ga ik niets veranderen, maar ik ben wel bereid dit mee te nemen naar het overleg met de Tweede Kamer. Daar ben ik naar op zoek en dat heb ik nog niet gehoord van de minister.
Minister Heinen:
Dat klopt. Ik heb daar bewust terughoudend op gereageerd, omdat het niet aan mij is. Het is aan een nieuw kabinet. Er wordt op dit moment gesproken tussen politieke partijen in de Tweede Kamer om een nieuwe regering te vormen en een formatie vorm te geven. Daar ligt het op tafel. Als ik daar onderdeel van ben, neem ik alle input van alle debatten mee, maar niet specifiek op dit punt. Mocht ik daar bij zitten, dan zal ik daar vanuit de partijpolitieke agenda zitten. Maar ik loop ernstig op de zaken vooruit als ik daarover ga filosoferen, want vooralsnog zijn er twee partijen aan het formeren.
De heer Hartog (Volt):
Dat begrijp ik van de minister, maar de minister laat zijn demissionaire collegaministers wel het risico lopen dat deze Kamer en misschien zelfs de Tweede Kamer zich verplicht voelen weer allerlei begrotingen aan de orde te gaan stellen, terwijl met hele kleine aanpassingen we misschien vier of vijf begrotingsbehandelingen in deze Kamer kunnen voorkomen. Dat is de reden waarom ik zoek naar een zekere opening om dat gevalletje van vorig jaar voor de collega's van de minister te vermijden. Dat kan niet wachten op een nieuw kabinet.
Minister Heinen:
Ik begrijp goed waar deze vraag vandaan komt. Laat mij dat mee terugnemen naar het kabinet, zodat er bij de behandeling van die begrotingen met meer openheid over gesproken kan worden dan ik hier nu doe. Dan begrijpen we elkaar goed.
Er waren nog een aantal vragen in het blokje van de uitgaven.
De voorzitter:
Maar eerst de heer Van der Goot.
De heer Van der Goot i (OPNL):
Dank aan de minister voor de toezegging over de regioparagraaf in de Voorjaarsnota. In het debat heb ik twee elementen genoemd. Mag ik uit de toezegging van de minister afleiden dat die twee elementen daarin zijn geïncorporeerd?
Minister Heinen:
Ja.
De heer Van der Goot (OPNL):
Dank u wel.
Minister Heinen:
Ik zeg daarbij dat het aan een nieuw kabinet is om daar vorm aan te geven. Ik zal er in ieder geval voor zorgen dat er goed contact is met uw Kamer en dat er aan die toezegging goed tegemoetgekomen wordt.
Een aantal leden van uw Kamer, waaronder mevrouw Aerdts, de heer Holterhues en de heer Schalk, vroegen naar de consequenties van de huidige asielbegroting voor de IND en het COA. Daarbij werd gewezen op de motie-Dittrich, die ook daarop ziet. Bij Voorjaarsnota 2025 heeft het kabinet op basis van de Meerjaren Productie Prognose, de MPP, structureel 374 miljoen beschikbaar gesteld voor de IND. Op 11 juli van dit jaar hebben de ministers van Asiel en Migratie de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Hierbij is onder andere afgesproken dat het COA binnen de huidige budgettaire kaders meerjarig 70.000 plekken kan vastleggen, met als doel dure noodopvangplekken te voorkomen. Daarover is ook gecommuniceerd. Voor informatie over de precieze vormgeving van het beleid zou ik willen verwijzen naar de collega's in het kabinet.
Er waren ook vragen in het verlengde hiervan, meen ik mij te herinneren. De heer Walenkamp vroeg naar het kostenplaatje om 45.000 asielzoekers op te vangen in 2026. Gemiddeld genomen zou het in 2026 gaan om 1,5 miljard. Dat bedrag komt voort uit een kostprijs per plek van €32.500. Dat is de prijs van een reguliere opvangplek. Op dit moment staat er voor 2026 4,2 miljard in de begroting van asiel en migratie voor het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COA. Hiermee is het budget beschikbaar om in 2026 gemiddeld circa 105.000 plekken te financieren. Het voordeel van een schorsing is dat we dit even heel minutieus konden uitzoeken.
De heer Crone had gevraagd naar de inzet van het Klimaatfonds. Hij vroeg of boetes voor achterblijvend klimaatbeleid hieruit betaald worden. Hij vroeg om een toezegging om het fonds enkel in te zetten voor het wettelijke doel. Het Klimaatfonds is niet gebruikt voor boetes. Boetes zijn ook nog niet aan de orde geweest. Als er boetes komen, waar ik natuurlijk niet van uitga, dan vindt er op dat moment integrale besluitvorming plaats over de dekking. Daarover zal ik uw Kamer informeren, maar ik kan niet daar uiteraard niet op vooruitlopen.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Mag ik een stapje verder gaan? Het fonds heeft een doelstelling, namelijk klimaat. Dan moet de minister van Financiën er toch voor zorgen dat de ministers er geen potje van maken? Dit fonds is een voorbeeld. Hij moet er toch voor zorgen dat ze niet iets fout doen met dat potje, iets wat er zelfs haaks op staat? De minister van Financiën zou moeten zeggen: als in het regeerakkoord staat dat het fonds bedoeld is voor klimaat, dan mag het niet tegen het klimaat inwerken. Dat zou ik consistent vinden.
Minister Heinen:
Ja, maar ik heb meer doelen. Ik heb namelijk ook uitgavenkaders waaraan ik mij moet houden en ik heb de saldoproblematiek. Uiteindelijk heb ik de integrale verantwoordelijkheid over de gehele rijksbegroting. Die voer ik vanuit het trendmatige begrotingsbeleid en door mij te houden aan de kaders. Op basis daarvan maak ik de balans op. Ik kan niet vooruitlopen op deelonderwerpen.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Dit is nu precies hetgeen waarvan de Rekenkamer en de Raad van State zeggen dat dit niet kan. Je hebt toch een verantwoordelijkheid? Als je een fonds hebt, moet je het doel ervan uitvoeren. Desnoods ga je bezuinigen op het fonds. Dat zou raar zijn, maar daar kun je voor of tegen zijn. Maar iets wat tegen een fonds ingaat, zou ik als minister van Financiën nooit steunen.
Minister Heinen:
Ja, maar ik ben de minister van Financiën en ik heb uiteindelijk de verantwoordelijkheid om de kaders ... Tenminste, vooralsnog. Laat ik het niet op de spits drijven. Ik begrijp heel goed wat de heer Crone zegt. Alleen heb ik ook de verantwoordelijkheid om de boel een beetje beheersbaar en netjes te houden. Dat vergt soms lastige keuzes.
De heer Bovens had een vraag over de LVVN-begroting. Hij vraagt naar de uitvoerbaarheid van de LVVN-begroting en naar de voorstellen van LTO. Het is natuurlijk heel goed dat LTO met voorstellen komt. Die moeten ook worden betrokken bij de vervolgaanpak. Ik spreek mijn waardering ervoor uit dat alle veldpartijen blijven meedenken over dit beleidsterrein. Voor de stikstofaanpak is het natuurlijk belangrijk dat de maatregelen zo snel mogelijk worden genomen. De uitvoerbaarheid is zeer belangrijk en daar moet rekening mee worden gehouden. Dat doe ik ook tot op het irritante af in de Ministerraad, kan ik u vertellen.
De heer Bovens i (CDA):
De vraag was eigenlijk of de minister de begroting van Landbouw uitvoerbaar vindt. Wij hebben bij de vorige begroting geoordeeld dat die niet uitvoerbaar was, omdat de doelen en de middelen niet in overeenstemming met elkaar waren. Er waren onhaalbare doelen gesteld in de begroting. Heeft de minister de indruk dat het dit keer beter is gedaan? Niet door hemzelf, maar door het ministerie. Heeft de minister van Landbouw een beter uitvoerbare begroting ingediend?
Minister Heinen:
De collega in kabinet is nog bezig met het vervolmaken van het beleid. Daarom hebben we de middelen die gereserveerd stonden op de aanvullende post van het ministerie van Financiën overgeheveld naar het verdeelartikel, artikel 51. Dat is eigenlijk het onverdeelde artikel op de begroting van LVVN. Dat kan pas worden uitgegeven na goedkeuring van het departement, uiteindelijk onder mijn verantwoordelijkheid. Daarvoor zal ik natuurlijk ook weer toetsen op de uitvoerbaarheid en de effectiviteit van de plannen. We hebben even een tussenstapje ingebouwd om vinger aan de pols te houden.
Er was een aantal vragen over kraamzorg. De heer Schalk in het bijzonder vraagt welke maatregelen het kabinet treft om de druk op de kraamzorg tegen te gaan. Ook dat is het voordeel van een schorsing, want daardoor konden we dat minutieus bij de collega's opvragen. Het kabinet heeft de volgende maatregelen genomen. Via kwaliteitsgelden wordt de sector ondersteund bij de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren. Zorgverzekeraars Nederland en de Brancheorganisatie Geboortezorg werken samen aan de uitvoering van een gezamenlijke toekomstvisie en een versnellingsagenda kraamzorg. Vanuit het Integraal Zorgakkoord is een kleine 10 miljoen beschikbaar gekomen voor het transformatieplan kraamzorg, zoals dat heet. Dat gaat om passende kraamzorg, digitale zorg, regionale samenwerking en behoud van de aantrekkelijkheid van het beroep. Verder is door de minister van VWS toegezegd om aanvullende maatregelen te verkennen. Ze zal dat aan beide Kamers doen toekomen.
De heer Holterhues vroeg naar een visie van het kabinet op de opgave bij de instandhouding van Rijkswaterstaat. Zeer terecht. Zij staan voor een grote onderhoudsopgave. Er is natuurlijk ook regulier onderhoudsbudget. Bij de Voorjaarsnota 2025 is 300 miljoen additioneel beschikbaar gekomen. Verder is het uiteraard aan volgende kabinetten om te besluiten over extra productie en het wel of niet beschikbaar stellen van middelen. Helaas kan ik dat vanuit mijn huidige rol niet meer doen.
De heer Griffioen heeft gevraagd hoe noodzakelijke investeringen publiek-privaat te financieren met aanvullende instrumenten. Meer specifiek vraagt hij naar de oprichting van een nationale investeringsbank. Zoals gecommuniceerd onderzoeken we op dit moment de oprichting van een nationale investeringsinstelling, en ook de vorm. Bouwen we voort op bestaande structuren of kijken we naar nieuwe structureren? Ik heb in een aparte brief eerder al aangegeven welke randvoorwaarden ik daarbij belangrijk vind. Ik heb daarbij ook gezegd: we doen het goed of we doen het niet. Ik denk dus dat we ons de tijd moeten gunnen om dit nu echt goed vorm te geven, zodat we iets duurzaams opzetten, en niet het volgende fonds dat we na een paar jaar weer moeten afschaffen. Eind dit jaar, wat snel is omdat we al redelijk aan het eind van het jaar zijn, kom ik hierop terug in nogmaals een brief aan de Tweede Kamer, met daarin een verdere uitwerking. Die heb ik toegezegd. Ook dit zal op dit moment op een formatietafel liggen. Ik vind het netjes om aan te geven hoe het zou kunnen, maar uiteindelijk is het natuurlijk aan de formerende partijen om daar een keuze in te maken.
De heer Crone constateerde dat het kabinet alleen incidentele middelen beschikbaar heeft gesteld aan gemeenten en jeugdzorg. Hij vraagt of ook structurele oplossingen zijn voorzien. Even één stap terug. Bij de Voorjaarsnota 2025 en de Miljoenennota 2026 heeft het kabinet extra middelen voor gemeentes beschikbaar gesteld voor de jaren 2025 tot en met 2027. Voor 2028 en verder worden beheers- en inhoudelijke maatregelen uit de hervormingsagenda jeugd verstrekt. Ook worden aanvullende maatregelen uitgewerkt, ook hier weer om uiteindelijk ambities, taken, middelen en de uitvoeringskracht met elkaar in balans te brengen. Dat is ook de discussie die wij met de VNG hebben gevoerd. Zij zeggen: we zitten nu klem en hebben nu behoefte aan aanvullende middelen. Vanuit het kabinet hebben we gezegd dat we naar de toekomst toe moeten kijken hoe we regelingen beheersbaar krijgen. Er zullen ook hervormingen moeten plaatsvinden. In die uitwerking zitten we op dit moment. Ook de staatssecretaris van, volgens mij, VWS zal u daar nader over informeren.
De heer Bovens had een vraag over de woningbouwdoelen en het programma STOER specifiek. De doelstelling die door heel veel politieke partijen wordt genoemd is 100.000 woningen per jaar. Het kabinet verwacht dit in 2027 te kunnen halen. We zien het ook echt de goede kant op gaan, hoor. We zagen bijvoorbeeld de afgelopen jaren echt een toename bij nieuwbouwwoningen. In 2024 werden er 94.000 nieuwbouwwoningen vergund; 94.000, dat is echt ongelofelijk. Ik moet er wel bij zeggen, als ik er door een economische bril naar kijk, dat de woningmarkt in Nederland inelastisch is. De woningmarkt reageert daardoor langzaam op aanbodingrepen, waardoor het van belang is om in te zetten op deregulering, om zo de doorlooptijden van de woningbouwprojecten te versnellen. Daarvoor is dat programma STOER opgericht door mijn collega in het kabinet, de minister van VRO. Voor de voortgang hiervan verwijs ik naar de recent verzonden Kamerbrief van 10 oktober, waarin wordt ingegaan op dit programma. Ik denk dat we als Nederland onszelf best een schouderklop mogen geven dat we zo'n enorme bouwproductie hebben. Natuurlijk is het te weinig en is er een grote opgave, maar in Frankrijk gaat het om de helft van onze productie. En dat land is wel even ietwat groter en daar hebben ze ook een behoorlijke woninguitdaging. Het is dus toch wel weer knap hoe we dat fiksen met elkaar. Ik hoor nu een beetje gemopper van de rechterzijde, maar dat is vaak zo.
De heer Bovens en mevrouw Aerdts vragen naar regio's en lokale voorzieningen; ik heb hun vraag even zo voor mezelf opgeschreven. Momenteel wordt er met medeoverheden gewerkt aan de herijking van het verdeelmodel van het Gemeentefonds. Hierover wordt de Kamer in de eerste helft van 2026 geïnformeerd. Voor de middelen vanuit het Gemeentefonds en het Provinciefonds geldt dat ze beleids- en bestedingsvrij zijn. Het is dus aan de lokale democratie om er keuzes in te maken binnen de budgetten. Ook hier is het elke keer weer zoeken naar de balans tussen taken, middelen, ambities en uitvoeringskracht.
Dan waren er vragen van de heer Griffioen over het ambtenarenapparaat. Hij vraagt naar het terugbrengen van het aantal ambtenaren. In het hoofdlijnenakkoord hebben we maatregelen genomen om de groei van het ambtelijk apparaat te beperken. Als vakminister ben ik verantwoordelijk voor de invulling van de budgettaire opgave. Die is ingeboekt, dus in die zin is dat vervolmaakt. Het is gewoon afgeboekt. Er wordt hier uiteraard ook gevraagd naar fte, maar daar zal de minister van Binnenlandse Zaken over rapporteren. Ik wijs er wel op dat dit het eerste jaar is waarin we hierop sturen. Je zult de resultaten dus de volgende jaren zien. We hebben wel de taakstelling vormgegeven als een budgettaire taakstelling en niet als een taakstelling in termen van fte. Dat neemt niet weg dat het aantal fte verminderd moet worden, maar ten principale is het een budgettaire taakstelling, waarbij ik vind dat we zelf de verantwoordelijkheid hebben om dan ook het beleid te minderen. Want als je alleen de mensen vermindert maar het beleid hetzelfde blijft, verschraalt uiteindelijk de dienstverlening. Dat moeten we onszelf blijven realiseren.
De heer Kemperman i (FVD):
U herhaalde gelukkig zelf de vraag die gesteld werd. Ik heb in mijn bijdrage ook een beetje die vraag gesteld, althans, ik heb het probleem opgeworpen. U vertaalt het naar het beperken van de groei van het ambtenarenapparaat. Maar je zou budgettair en taakstellend ook kunnen inzetten op de krimp van het ambtenarenapparaat. Ik veronderstel dat er een correlatie is tussen de overdaad aan wet- en regelgeving en de verstikkende werking die dat heeft op bijvoorbeeld ons bedrijfsleven, en de hoeveelheid ambtenaren die beleid maakt. Als je tien ambtenaren beleid laat maken, krijg je tien ambtenaren die beleid maken. Als je dus streeft naar acht ambtenaren, krijg je misschien wat minder beleid en misschien wel de essentie der dingen op tafel. Kunt u eens die kant op redeneren en daarop reageren?
Minister Heinen:
Laat ik dan beginnen met mijn waardering uit te spreken aan alle ambtenaren die voor ons werken en die hier ongelofelijk veel werk verzetten. Dankzij hen kunnen wij functioneren. Maar ik neem aan dat u dat deelt, zeg ik via de voorzitter. Ik wijs er wel op dat het beleid dat zij uitvoeren natuurlijk voortkomt uit politieke wensen en politieke sturing. Dus ik deel niet de analyse. Er zal een correlatie zijn, maar het causale verband is iets heel anders. Het causale verband komt natuurlijk vanuit de politiek. Dus in de eerste plaats is het een opdracht aan onszelf. Daarom zeg ik ook dat je natuurlijk altijd kunt snijden in fte — in die zin is dat makkelijk — maar de moeilijke opgave die daarachter ligt, is de vraag welk beleid we dan minder gaan doen en welke regels we dan gaan schrappen. Daarvoor moet je kijken naar de uitvoering en naar kerndepartementen. Die discussie voeren we eigenlijk te weinig met elkaar. Dus ik vind dat we ook wel de plicht hebben om dit debat te voeren.
De heer Kemperman (FVD):
Ik spreek zeker ook mijn waardering voor mensen die gewoon heel gedegen, oprecht en hardwerkend hun werk uitvoeren. Ik hield onszelf ook een spiegel voor in deze Kamer en de Kamer aan de andere kant. Want wij maken inderdaad heel veel beleid en dat leidt er natuurlijk toe dat het ambtenarenapparaat groeit; ik las ergens in 2023 nog zelfs met 9%. Maar de vraag is: leven er bij het kabinet, los van de waardering voor de ambtenaren, die ik met u deel, toch ook gedachten om te kijken of we naar een kleinere overheid toe kunnen, daar waar we dat vooral zien als uitgaven? Daar hebben we het hier de hele dag over met elkaar. Maar het moet verdiend worden aan de andere kant van onze samenleving, door bedrijven, ondernemers et cetera. Hoe ziet het kabinet dat?
Minister Heinen:
De ambitie om te komen tot een kleinere overheid deel ik uiteraard. Dat heeft u ook in de stukken kunnen lezen. Dat zit 'm onder andere in budgettaire zin, in het algemeen, van minder uitgeven. Daar begint het bij. Daarbij vind ik ook dat je moet uitkijken dat het ambtelijk apparaat niet automatisch uitdijt. Daar zul je altijd druk op moeten houden. Ik denk dat we het erover eens kunnen zijn dat het de afgelopen jaren heel hard is gegroeid. Daarbij moeten we ook filteren. Daarom vind ik het belangrijk dat dit debat met de minister van Binnenlandse Zaken wordt gevoerd. Er liggen namelijk ook heel wat politieke wensen aan ten grondslag. Denk aan de hersteloperatie Groningen en de hersteloperatie toeslagen. Daarvoor is veel extra personeel aangetrokken, wat ook in deze statistieken zit. Dat even meer in analytische zin. Maar ik deel de ambitie om tot een kleinere overheid te komen. Dan zullen we daar druk op moeten houden, moeten monitoren en, waar nodig, ook taakstellingen of budgettaire kortingen op moeten doorvoeren.
De heer Griffioen i (BBB):
Uiteraard heb ik ook waardering voor alle ambtenaren. Onze vraag was wel iets genuanceerder. Uiteraard moeten er beleidsambtenaren zijn, maar zou het misschien toch mogelijk zijn om iets meer ambtenaren naar handhaving te sturen? Daar zijn namelijk juist heel veel tekorten.
Minister Heinen:
Dat kan. Uiteindelijk is het aan ons om die keuze te maken. Ik wijs er wel op dat ik, als ik de budgettaire taakstelling uit het hoofdlijnenakkoord in fte had doorgevoerd langs de kaders zoals die in het hoofdlijnenakkoord zijn opgesteld, een kwart van alle beleidsambtenaren eruit had moeten bonjouren, om het heel hard te zeggen. Dat hadden we, denk ik, ook niet beoogd. Ik breng dat in herinnering, want ik deel de agenda, maar we moeten 'm ook wel slim vormgeven met elkaar. Dat betekent een combinatie van budgettaire taakstellingen en kijken naar de groei van het aantal fte en naar het beleid dat wij voeren. De Tweede Kamer houd ik altijd de spiegel voor dat er 5.000 moties per jaar worden ingediend. Bijna elke motie verzoekt "onderzoek dit", "breng in kaart dat"… Dat moeten alle beste mensen, ook op mijn departement, doen. Ik heb hersteloperaties waarbij ik de mensen niet kan vinden. We vinden allemaal dat het te langzaam gaat, en terecht. Het moet ook sneller. Dat is het zoeken naar die enorme balans. Maar het doel dat we de uitdijende overheid moeten verkleinen en daarbij ook moeten kijken naar de rijksdienst, dat deel ik volledig. Ik snap ook dat u dat hier in alle nuance heeft neergezet. Het is niet mijn bedoeling u daar in een ander frame te zetten.
Ook de heer Van Strien vroeg hiernaar; die haalde zelfs George Orwell aan, die net voor zijn dood 1984 heeft geschreven. Hij bracht de newspeak-terminologie in herinnering. Dat ging natuurlijk over de oversimplificering van taalgebruik. Ik vond het eigenlijk een oversimplificering van de analyse, namelijk dat de ambtenaren de reden zijn van de toename van de regeldruk. Ik hoop hiermee de nuance hierin te hebben aangebracht.
Dan was er nog een laatste vraag in dit blokje, van de heer Hartog. Die vraagt of middelen voor de Koninklijke Marechaussee niet beter kunnen worden ingezet voor de nationale politie. Het kabinet heeft besloten de binnengrenscontroles te verlengen. De Koninklijke Marechaussee voert dit uit en heeft hiervoor budget nodig. Zo simpel is het. Dit betekent dat deze middelen dus niet vrij besteed kunnen worden voor andere zaken zoals criminaliteitsbestrijding door de nationale politie. Dit zijn keuzes die gemaakt moeten worden. Als ik de vraag zo mag interpreteren dat elke keuze die je maakt ten koste gaat van iets anders, dan ben ik het daar natuurlijk mee eens. De middelen zijn schaars.
Dan wilde ik naar het volgende blokje gaan, koopkracht en inkomsten. Volgens mij zitten we dan op blokje drie, uit mijn hoofd.
De voorzitter:
Vier.
Minister Heinen:
Vier al? Kijk, dat is mooi. Dan gaat het waarschijnlijk goed met de tijd, want het aantal vragen neemt nu af.
De heer Griffioen vroeg wat de regering kan doen om de kosten voor levensonderhoud voor burgers structureel te verlagen. Laat mij in analytische zin daarover zeggen dat de koopkracht er nu goed voor staat. Dat zeg ik met alle begrip voor iedereen die in de supermarkt staat of enveloppen openmaakt waar rekeningen in zitten en dat echt zwaar voelt. Als ik vanuit onze verantwoordelijkheid kijk naar de koopkrachtontwikkeling, dan moet ik constateren dat die er goed voorstaat, dat die toeneemt na lange jaren van afname. De mediane ontwikkeling voor zowel 2025 als 2026 is positief. Als je kijkt naar die puntenwolken, is het natuurlijk altijd zo dat er mensen zijn die dan niet binnen die mediaan vallen. Maar nogmaals, in de medianen, langs alle inkomensgroepen en voor alle inkomstenbronnen, of het nou gaat om werk, uitkeringen of pensioenen, is de koopkrachtstijging positief. Dat is gewoon goed om te zien. Als je wil voorkomen dat de prijzen nog verder stijgen dan nu al gebeurt, dan moet je natuurlijk voorkomen dat zowel het monetaire beleid als het begrotingsbeleid te ruim is, want daarmee gooi je extra olie op het vuur. Schaarste stimuleren betekent dat dit allemaal in de prijzen gaat zitten.
De heer Van Apeldoorn heeft gevraagd waarom de belasting op arbeid niet wordt verlaagd — ik hoop dat ik het goed heb opgeschreven — en in hoeverre het de taak van de overheid is om bij te dragen aan de betaalbaarheid van de boodschappen en energie. Ik hoop dat ik de vraag zo goed samenvat. Het kabinet vindt het uiteraard belangrijk dat werken meer loont. Hierbij hoort uiteraard ook het verlagen van de lasten op arbeid. Het kabinet heeft in het regeerprogramma 4 miljard euro aan structurele lastenverlichting in de inkomstenbelasting aangekondigd en ook doorgevoerd. Het gaat om een stapsgewijze lastenverlichting via de tarieven in de inkomstenbelasting, waarbij we voornamelijk naar de tarieven hebben gekeken en dus niet naar de heffingskortingen; daar was in het verleden kritiek op. We doen het dus meer via de schijven en minder via de heffingskortingen. Ik wijs er wel op dat we dat uiteraard nog meer hadden kunnen doen. De opbrengsten van de verhoging van de btw waren voorzien om terug te sluizen naar lagere lasten. Die maatregel kon niet op brede steun rekenen, waardoor we de inkomstenbelasting minder kunnen verlagen dan voorzien.
Dan de energiekosten. De heer Griffioen vroeg hoe we energie betaalbaar kunnen maken. Het kabinet doet wat het kan om energiekosten te drukken. De energiebelasting is verlaagd voor huishoudens. Dat zie je ook terug in een positief koopkrachtbeeld. Voor bedrijven is de indirecte kostencompensatie, de IKC, verlengd tot 2028, om bedrijven zo langere zekerheid te bieden. Ook heeft het kabinet toegezegd verdere opties uit te werken voor een volgend kabinet. Via het Klimaatfonds zijn ook middelen vrijgemaakt voor de verduurzaming van woningen. Denk bijvoorbeeld aan het drukken van de kosten van verwarming. Zo proberen we op alle borden te schaken om de kosten te drukken. Maar ik geef toe dat deze lasten wel toenemen. Ik denk dat iedereen thuis dat ook erkent.
Dan had de heer Van Apeldoorn een vraag over armoede. Hij vroeg wat mijn mening is over de stijgende armoede-intensiteit. Hij vroeg of het klopt dat ik de motie van de heer Van Apeldoorn, de vraagsteller, niet heb uitgevoerd. Ik hoor de interruptie zo wel, maar ik geef eerst even het analytische antwoord. Het kabinet heeft meer gedaan dan waar de heer Van Apeldoorn credits voor geeft om lage inkomens in de portemonnee te ondersteunen. Zo heeft het kabinet de tarieven in de inkomstenbelasting verlaagd, waar ik net al naar verwees, maar heeft het ook de lasten verlaagd voor lagere inkomens en bijvoorbeeld gekeken naar het verhogen van het kindgebonden budget en de huurtoeslag. Dat zie je ook terug in lagere armoedecijfers, om het even koud te zeggen. Ook heeft het kabinet specifiek geld uitgetrokken voor groepen in de knel. Daar hebben we vorig jaar bij de Algemene Financiële Beschouwingen uitgebreid over gesproken. We moeten niet alleen maar naar uitkeringen kijken, maar ook naar specifiek beleid. Daar hebben we die middelen voor groepen in de knel voor gebruikt. Het beeld van de koopkracht van de laagste inkomens is voor 2025 en 2026 dan ook positief. Het armoedepercentage is gedaald van 3,4% naar 2,9% in 2025. Als je wat verder uitzoomt, dan zie je dat de armoede de afgelopen tien jaar is gehalveerd. Dat is een trend waar we volgens mij wel echt trots op kunnen zijn. In alle eerlijkheid is dat ook gewoon het gevolg van toenemende welvaart.
Dan het meer conceptuele, meer statistische antwoord. Als je meer mensen boven de lijn van de armoede trekt, blijft de pool die onder de lijn blijft achter. Dat zijn natuurlijk de wat zwaardere gevallen. Dat zie je terug in het feit dat de armoede-intensiteit toeneemt. Als je de "makkelijke gevallen" — ik probeer hier warm over te praten, maar ik merk dat dat niet lukt met het vocabulaire dat ik gebruik — met het beleid dat wij voeren uit de armoede haalt, dan neemt de gemiddelde intensiteit toe van de groep die achterblijft. Dat is meer een statistisch effect. Maar als u mij vraagt wat ik ervan vind — dan komen de wat minder analytische woorden — dan vind ik dat natuurlijk vreselijk. Laat dat vooropstaan. We moeten er natuurlijk alles aan doen om die verder te reduceren.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Op dat laatste punt zijn we het dan in ieder geval met elkaar eens. Ik voeg eraan toe dat ik het ook vreselijk vind dat dit kabinet er weinig tot niets aan doet. Het is natuurlijk meer dan alleen een statistisch effect, volgens mij, dat de armoede-intensiteit toeneemt. Het is in ieder geval een probleem dat geadresseerd moet worden. U kunt overigens ook andersom redeneren: het aantal armen neemt af; meer mensen komen boven de armoedegrens. Maar er is ook een hele grote grote groep — dat is ook een groeiende groep — die maar net boven die armoedegrens zit, maar die het evenzogoed niet breed heeft. Dat wordt ook weleens vergeten. We hebben het erover — de heer Van Ballekom heeft het daar ook vaak over — dat de armoede afneemt. Daar zijn we met z'n allen blij mee, dus daar doe ik ook niets aan af. Ik vind dit dus overigens niet de verdienste van dit kabinet, maar deels wel van het vorige kabinet, onder aansporing ook van deze Kamer. Maar er worden twee dingen vergeten. Eén. De groep die nog onder de armoedegrens blijft, is dus relatief armer dan voorheen. En er zit een grote groep daar net boven. Die groep is nog arm, ook al zitten ze boven die statistische armoedegrens. Mijn vraag aan de minister is dan toch: welke maatregelen heeft dit kabinet willen nemen om daar wat aan te doen?
Minister Heinen:
Ik ga die niet herhalen, want ik heb die net opgesomd. Maar het klopt: het politieke debat gaat te veel, denk ik, over het aantal personen die zich rond de armoedegrens begeven en wat we eraan kunnen doen om hen erboven te krijgen. Dat is natuurlijk een nobel streven, maar daarbij vergeten we dat als we voor mensen onder de armoedegrens het inkomensniveau verhogen, we die niet terugzien in onze cijfers en we daar dan te weinig aandacht voor hebben. Dus daar ben ik het mee eens. Dat laat tegelijkertijd zien dat alle indicatoren die wij hebben, belangrijk zijn, maar dat als we ons daar blind op staren, we ook blinde vlekken gaan krijgen. We zijn het daar dus gewoon over eens. In het verleden hebben we in de interruptiedebatjes die wij op dit thema met elkaar hebben gevoerd, ook altijd gezegd: we komen in de fase waarin je ook naar specifiek beleid moet gaan kijken hoe je mensen die in die armoede-intensiteit zitten, gericht kan helpen. Dat vergt aanvullend beleid. Maar laten we ook kijken naar wat er wel goed is gegaan. Dan zie je dat de armoede is gehalveerd in de afgelopen tien jaar en dat die onder deze kabinetsperiode verder is gedaald. Dat is gewoon een goede ontwikkeling.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Als het gaat om de vraag wat je eraan kan doen, zou ik de minister toch graag willen verwijzen naar een uitvoerig rapport dat daarover geschreven is door de Commissie sociaal minimum. Die heeft vastgesteld dat het sociaal minimum in Nederland te laag is en dat mensen daar niet goed van rond kunnen komen. Mensen hebben soms een inkomenstekort van honderden euro's per maand. Gezinnen komen honderden euro's per maand tekort. Je kunt daar wel degelijk structureel dingen aan doen, zoals het verhogen van het minimumloon, het verhogen van uitkeringen, huurtoeslag et cetera. Er zijn allerlei maatregelen daarvoor voorgesteld, maar geen van die maatregelen heeft dit kabinet willen overnemen. Daarmee heeft deze regering er inderdaad voor gekozen — dat wil ik toch even helder krijgen — om de motie, de motie-Van Apeldoorn, niet uit te voeren om extra maatregelen te nemen om de kinderarmoede alsnog verder naar beneden te krijgen. Die gaat iets naar beneden, maar dat is niet het gevolg van het kabinetsbeleid; laten we dat wel even helder vaststellen.
Minister Heinen:
De heer Van Apeldoorn zegt dat het kabinet niks heeft gedaan wat in dat rapport staat. Dat is niet waar. Ik wees net ook op het verhogen van het kindgebonden budget en de huurtoeslag, dat gewoon in de plannen zit. Ik ben het dus niet helemaal eens met het oordeel dat de heer Van Apeldoorn hier velt naar aanleiding van het rapport.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, maar het sociaal minimum gaat daarmee niet omhoog, dus de structurele verhoging van het sociaal minimum, wat de Commissie sociaal minimum heeft voorgesteld en waarvan men ook heeft aangetoond dat die noodzakelijk is, gebeurt niet onder dit kabinet.
Minister Heinen:
Excuus, voorzitter, maar ook het minimumloon, het minimumjeugdloon, dat wordt allemaal verhoogd. Dus we nemen hierin belangrijke stappen. Ik begrijp de heer Van Apeldoorn denk ik goed als hij vindt dat dit te weinig is. Dat is natuurlijk zijn goed recht. Maar ik ga niet mee in de analyse dat er niks is gebeurd. Daarnaast ben ik het ook eens met leden in dit parlement die hebben gezegd dat we ook breder moeten kijken en dat we dus ook moeten zorgen dat mensen aan het werk komen. Uiteindelijk is dat het allerbelangrijkste om uit de armoede te komen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Ik zie dat u het niet eens gaat worden.
Minister Heinen:
Dan had de heer Van Apeldoorn een ander onderwerp waarover we het maar niet eens kunnen worden, namelijk de arbeidsinkomensquote. Ik heb allerlei pogingen gedaan om de heer Van Apeldoorn tegemoet te komen, ook in de extra paragrafen en hoofdstukken die we hebben opgenomen in de Miljoenennota. De heer Van Apeldoorn vraagt of dat ook een belangrijke indicator moet zijn van armoede. Het korte antwoord daarop is nee. De aiq, de arbeidsinkomensquote, geeft grofweg weer welk deel van het bbp naar lonen gaat en welk naar winsten. De aiq geeft dus geen inzicht in de verdeling over de bevolking en geeft daardoor dus ook geen goed inzicht in de breedte of de diepte van armoede. De bestaande indicatoren van armoede laten wel beter dan de aiq zien welk deel van de populatie onder de armoedegrens zit. Op basis van dit percentage kan dus ook beleid worden gemaakt, maar dus niet op basis van de aiq. De aiq is een variabele die je kan gebruiken voor inzicht, maar als het gaat om het besteedbaar inkomen van mensen kijken we ook niet naar de aiq, maar naar koopkracht. De heer Van Apeldoorn wijst in elk debat op de aiq. Hij vindt dat een belangrijke sturingsvariabele, maar ik zou dit parlement er echt van willen blijven overtuigen dat dat niet een goede sturingsvariabele is.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ook hier zullen we het niet over eens worden en dat is geen verrassing. De minister geeft mijn woorden verkeerd weer. Ik heb niet gezegd dat het een indicator zou moeten zijn als het gaat om het bestrijden van armoede — dat is een ander vraagstuk — maar het gaat wel over de verdeling van onze koek. De minister zei dat de koek eerst ook moet groeien. Tot uw dienst. Maar het gaat wel over de verdeling van inkomen tussen de factoren arbeid en kapitaal. Die gaat structureel naar beneden en daarvan zeg ik dat dat vanuit economisch oogpunt, maar ook vanuit maatschappelijk oogpunt en vanuit een oogpunt van rechtvaardigheid, een probleem is. Die aiq kan dalen terwijl tegelijkertijd de armoede gelijk blijft; dat geef ik de minister toe. Maar daarmee is het wel een ongelijke verdeling waarmee ook het draagvlak voor de economie, ons economisch model en ons economisch beleid eventueel ondergraven wordt, zoals bijvoorbeeld de voormalige president van De Nederlandsche Bank heeft betoogd. Dit is dus een ander punt dan dat in relatie tot armoede, waarvan ik ook vind dat dit kabinet erin tekortschiet, maar dat was niet mijn betoog.
Minister Heinen:
Dat is helder. Ik ben het er niet mee eens dat de aiq daarin meer inzicht biedt. Die zegt natuurlijk niks over de verdeling over de bevolking. De aiq geeft alleen iets weer op macroniveau, maar je weet niet waar het zit. In die zin schiet deze indicator dus, denk ik, echt tekort. Verder klopt het dat de aiq is gedaald, maar dat debat hebben we echt al vaker met elkaar gevoerd. We hebben ook elke keer geconstateerd dat dat een gevolg is van de enorme inflatie, waarin lonen vertraagd doorwerken. We zien dat de lonen nu bijtrekken en we zien de aiq dus nu ook weer stijgen. Daarnaast is er ook een effect op de aiq op de wat langere termijn, maar dan moet je ook kijken naar de structuur van je economie. Ook economieën veranderen, bijvoorbeeld naar meer kapitaalintensieve economieën met meer diensten. Ik merk dat ik in herhaling val en dat ik u niet kan overtuigen, maar het zou zonde zijn om hier grote conclusies aan te verbinden, omdat de indicator in zichzelf echt te weinig inzicht biedt.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tot slot, voorzitter. Anders blijven we ons herhalen. De minister denkt anders dan mijn fractie over welke conclusie je verbindt aan de aiq. De aiq laat gewoon zien dat er, als die daalt, meer van ons inkomen naar winsten van bedrijven gaat en minder naar lonen van werknemers. Dat is wat de aiq laat zien, in ieder geval vóór herverdeling. Dat is een dalende trend die zich al 25 of 30 jaar voordoet en waar heel veel mensen zich zorgen over maken, ook vakbonden binnen de SER en allerlei experts en deskundigen. Die zeggen dat dat een heel problematische trend is die iets laat zien over hoe de ongelijkheid in ons land toeneemt en over hoe de verdeling steeds schever wordt. Het is duidelijk dat de minister daar niks aan wil doen, maar het is daar wel een indicator van.
Minister Heinen:
In de tijd waarin die aiq is gedaald, is de welvaart toegenomen en zijn we welvarender geworden. De heer Van Apeldoorn trekt de conclusie dat het heel problematisch is, maar ik wijs er ook op dat de welvaart in die tijd juist is toegenomen. We zijn gegroeid en de armoede is afgenomen. Dus nogmaals, ik denk dat die analyse echt te kort door de bocht is, zeg ik met alle respect voor de heer Van Apeldoorn.
Voorzitter. Dan is er nog een laatste vraag in dit blokje, van de heer Van Rooijen. Hij heeft niet veel vragen gesteld, maar wel een op het gebied van de koopkracht. Die vraag slaat op de gepensioneerden, wat mij verraste. Als kabinet streven we in de eerste plaats naar een evenwichtig koopkrachtbeeld. Hiervoor kijken we, zoals ik zonet al aangaf, naar de statistische koopkracht van huishoudens. Dat is de koopkracht bij benadering; het is natuurlijk nooit voor honderd procent een weerspiegeling van de werkelijkheid aan de keukentafel. Zo kunnen we het effect van beleidsmaatregelen goed in beeld brengen. De koopkracht voor 2025 en 2026 is positief; ik verwees daar eerder al naar. Het gaat hier wel om medianen, maar we zien dat die voor alle verschillende inkomensgroepen positief is. De koopkrachtstijging voor gepensioneerden is in 2025 0,2% en voor 2026 1,5%. Daarmee is het de hoogste koopkrachtstijging in de koopkrachttabel. Voor individuele gevallen kan dit uiteraard anders uitvallen. Ook kunnen er gebeurtenissen plaatsvinden die leiden tot veranderingen in het besteedbaar inkomen. Dat kunnen we natuurlijk niet allemaal in een Haagse Excel in beeld brengen. Je moet dan denken aan verhuizingen, scheidingen of promoties. Dat zijn dynamische effecten, zoals we ze noemen, en het gaat hier om statistische effecten. Die proberen we met het beleid te benaderen, en die effecten zijn positief. Maar we gaan nu horen dat het verschrikkelijk is, denk ik.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Eindelijk komt u, heel kort, op de koopkracht van gepensioneerden, de AOW en pensioenen. Ik luister al twee uur. Ik wacht ook nog op antwoorden over de eurobonds, het MFK en de Europese Rekenkamer, maar dat even terzijde. Dat komt wellicht nog. De minister heeft het nu over 0,2% vorig jaar en 1,2% volgend jaar. Dat komt door die invaarbonus. Dat is een eenmalige sigaar uit eigen doos. Mijn vraag was de volgende. Ik citeerde Han de Jong, hoofdeconoom van ABN AMRO destijds: "Op basis van harde cijfers van het CBS …" Ik ga het niet herhalen, maar de conclusie was dat in de afgelopen periode, van 2012 tot 2024, de werknemers er 33% op vooruitgingen, zelfstandigen 22% en de bijstand 13%. De gepensioneerden kregen een harde dreun en gingen er in twaalf jaar gewoon cumulatief met 3% op achteruit. De werknemers plus 33%. De gepensioneerden min 3%. Waarom reageert u daar niet op en begint u alleen maar over een eenmalig gelukje door een sigaar uit eigen doos? Ik vind het toch heel jammer dat ik hier een uitvoerig betoog hou, vier pagina's wijd aan de AOW en pensioenen, een paar concrete vragen stel en de minister dan zegt: de koopkrachtstijging was dit jaar 0,2% en wordt volgend jaar 1,2%. Het gaat over het feit dat door de systematiek van het niet-indexeren van pensioenen en geen belastingverlagingen voor ouderen — de arbeidskorting is namelijk alleen voor de werkenden — de gepensioneerden een geweldige klap in hun gezicht hebben gekregen. Wilt u daar uitvoerig op reageren en daar anders in tweede termijn op terugkomen?
Minister Heinen:
De heer Van Rooijen verwijst naar de verantwoordelijkheid die ik zou hebben. Ik ben nu verantwoordelijk voor de begroting voor volgend jaar. Die sta ik hier te verdedigen. Daarom wijs ik op de koopkrachtverbetering van gepensioneerden volgend jaar. Ik heb hier niet bij de hand wat er in het verleden is gebeurd. U zegt, zeg ik via de voorzitter, dat er nooit iets voor ouderen is gedaan. Dat bestrijd ik, want ik heb ook in andere rollen begrotingen staan verdedigen waarin bijvoorbeeld ouderenkortingen ook omhooggingen. Nou goed, we hebben het hier allemaal niet bij de hand, dus dan wordt het meer een debat dat we in het luchtledige aan het voeren zijn. Dat zou zonde zijn. Maar nogmaals, ik sta hier een begroting voor '26 te verdedigen. Daarin is de koopkracht positief voor gepensioneerden.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik vind toch dat ik recht heb op een antwoord op een vraag over feiten van econoom Han de Jong, die daar twee keer uitvoerig over geschreven heeft en diep in de cijfers van het CBS is gedoken. Ik zal daar anders bij het Belastingplan ook wel op terugkomen. De minister zegt: ja, ik heb in het verleden de ouderenkorting … Die is inderdaad een beetje verhoogd. Die is nu zelfs al €2.000. Maar de werkenden krijgen, naast de loonsverhoging, met de arbeidskorting en de heffingskorting €9.000; dat is overigens wel het maximale. De gepensioneerden hebben geen indexatie gehad in vijftien jaar, op één bonusje nu na, en hebben nooit belastingverlaging gekregen doordat wij zeggen: "Weg met die arbeidskorting. Een tariefverlaging van 7% voor iedereen, voor oud en jong." Maar als u er niet op wil reageren, kom ik er wel op terug. Ik vind het tamelijk verdrietig.
Minister Heinen:
Ik hoorde geen vraag. Ik heb de indruk dat er meer een politiek statement gemaakt werd dan dat er een vraag werd gesteld. Als er behoefte is aan aanvullende informatie, dan zullen wij daar uiteraard in voorzien. Als het om specifieke cijfers uit het verleden gaat, kunnen er natuurlijk ook schriftelijke vragen gesteld worden. Dan kunnen we dat allemaal in kaart brengen, zodat we volledig geïnformeerd dit debat kunnen voeren. Ik vind het alleen lastig om in een debat over een begroting voor volgend jaar in te gaan op het beleid van de afgelopen twintig jaar, omdat ik dat niet paraat heb.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dit is mijn enige interruptie vanmiddag, denk ik, zeker na dit antwoord. Ik stelde wel een vraag, maar u vat het niet op als een vraag. Wilt u antwoorden op de informatie die collega Han de Jong in twee artikelen op BNR heeft gegeven over de koopkrachtdaling van gepensioneerden tussen '12 en '24 van 3%, terwijl de werknemers er 33% op vooruitgingen en ook de bijstand er 13% op vooruitging? Wilt u daar anders op terugkomen met een brief? Ik ga het bij het Belastingplan wel weer vragen. Ik heb op de vele schriftelijke vragen van onze fractie voor een gedeelte antwoord gekregen. Ik ben overigens blij, om de minister nog een compliment te geven, dat hij verteld heeft dat er 29 goedkeurende beleidsbesluiten zijn genomen in 2018, zonder dat we daar iets van wisten. Dank daarvoor. Maar mijn vraag blijft: wilt u op die cijfers over het verleden terugkomen en bevestigen dat die kloppen?
Minister Heinen:
Er wordt verwezen naar artikelen die ik nu niet bij de hand heb, maar ik zal dat doen. Dus ik zal kijken of ik in de schorsing de artikelen kan lezen, zodat ik daar in de tweede termijn op terug kan komen. Zo niet, dan doen we het schriftelijk. Maar u heeft recht op informatie. Daar zal ik u ook in voorzien. Maar nogmaals, ik heb nu niet het hele internet tot mijn beschikking om hier nu op te kunnen reageren.
De voorzitter:
Helder. U vervolgt uw betoog.
Minister Heinen:
Dan wil ik naar het volgende blokje gaan, over EU en internationaal. Er zijn nog enkele vragen daarover gesteld. In de eerste plaats gaan deze over eurobonds. Ook in de tweede, derde en vierde plaats zijn daar veel vragen over gesteld, onder anderen door de heer Van Rooijen. Die vroeg naar mijn lijn op het gebied van eurobonds. Dat verbaasde me, want volgens mij is die wel helder. Daar is al veelvuldig over gecommuniceerd. Ik ben daar geen voorstander van.
De heer Crone vroeg naar eurobonds en de kapitaalmarktunie. Hij stelde: de eurobonds zijn cruciaal voor een kapitaalmarktunie. Die analyse deel ik niet. Eurobonds zijn niet per se noodzakelijk voor het versterken van de kapitaalmarktunie. Ik zie dat daarvoor echt stappen moeten worden gezet op andere terreinen. Ik heb een Kamerbrief gestuurd naar aanleiding van de kabinetspositie ten aanzien van de kapitaalmarktunie. Ik heb daarbij aangegeven dat dat in mijn visie vormgegeven moet worden langs drie pilaren. Dat zit 'm in harmonisatie van toezicht via het ontwikkelen van nationale kapitaalmarkten. Dit is in Nederland best goed vormgegeven. Dit is ook zo in Denemarken en Zweden, maar in heel veel landen bestaan überhaupt geen kapitaalmarkten. Dat zit 'm in het ontwikkelen van pensioenarrangementen in die landen. Het derde betreft de harmonisatie van ontzettend veel regelgeving, in de eerste plaats in het Solvency-recht, de faillissementswetgeving. Langs die weg probeer ik mijn inbreng in Europa vorm te geven.
Wij kunnen elkaar de hand schudden als het gaat over het belang van de kapitaalmarktunie. Sterker nog, ik denk dat deze cruciaal is voor de toekomstige welvaart in de Europese Unie. We moeten hier stappen op zetten. Het gaat veel te langzaam. Maar ik voel hier nog een extra bijzondere verantwoordelijkheid vanuit mijn zijde om hier druk op te zetten.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het eens met alles wat u zegt. Dat meen ik oprecht. Dit zijn dingen die boven partijpolitiek en de makkelijke slogans uit moeten stijgen. Maar ik hoor van iedereen dat een diepe kapitaalmarkt ook een diepe obligatiemarkt vereist, om het maar zo te zeggen. Ik denk dat de heer Van Rooijen het wat dat betreft helemaal met mij eens is. Ook pensioenfondsen moeten geld kunnen beleggen in veilige obligaties. Dat is nu voor Europa verdeeld over 27 landen. Dat zeggen ook de grootste investeerders van de wereld. Er stond laatst nog een interview in Het Financieele Dagblad met de baas van BlackRock. We hoeven het voor mij niet per se te doen voor de defensie-uitgaven en zeker niet om de verantwoordelijkheid voor begrotingsdiscipline te ontlopen, maar helemaal los daarvan is een diepe kapitaalmarkt nodig, want beleggers willen weten dat ze er snel in en snel uit kunnen. Dat geldt voor de grootste beleggers, maar ook voor grote bedrijven. Die moeten hun geld kunnen lenen op een grote markt, maar ook hun obligaties kwijt kunnen op een grote markt, want dan wordt de rente lager, omdat het veel flexibeler is. Daarom snap ik niet waarom u die eurobonds daarvan uitsluit. Ik steun u als u zegt: onder strikte voorwaarden. Dat is vanzelfsprekend.
Minister Heinen:
Conceptueel kan ik meegaan in de analyse dat een grotere pool van staatsobligaties kan leiden tot diepere kapitaalmarkten. De reden waarom ik hier een grens trek bij de eurobonds is dat er nog wel meer variabelen in beweging komen op het moment dat je hiertoe overgaat. Dus daar waar een liquiditeitspremie kan verbeteren, zullen risicopremies verslechteren, in de eerste plaats voor Nederland, maar ik denk dat dit geldt voor de gehele eurozone. Het aandeel schulden zal namelijk toenemen, waardoor onderliggende economieën verzwakken. Als wij sterke economieën willen, waar een kapitaalmarktunie een onderdeel van is, denk ik dat we de economieën moeten versterken. Dat zit in productiecapaciteit, of in productiviteit, moet ik zeggen. Als wij het makkelijker maken om schulden aan te gaan — dan ga ik terug naar het begin van dit debat — zullen veel landen kiezen voor consumptieve uitgaven en niet voor investeringen. Dat leidt alleen maar tot een grotere schuldenunie. Ik zie niet dat hoe dat onze economieën structureel versterkt. Dat is de reden waarom ik ertegen ben. Ik zeg dat met heel veel passie over het belang van het integreren van de interne markt, in de eerste plaats op de kapitaalmarkten. Er zijn nog zo veel stappen die we kunnen zetten zonder over te gaan op dit instrument.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het er zonder meer mee eens dat er andere stappen gezet moeten worden, maar die zullen altijd die eurobonds of die brede … U vatte mooi samen wat ik wil met betrekking tot een diepe markt voor de obligaties. Dus ik wil daar nog wel een keer — nu niet, voorzitter, zeg ik om u gerust te stellen — een antwoord op hebben. Het beeld dat nu geschapen wordt — dat hoor ik natuurlijk ook als ik in Brussel ben — is: Nederland is overal tegen, dus dan doet het maar niet mee. Dat is het punt. Daar kunt u vast niet op reageren, maar dat vind ik zo jammer. We doen nu niet mee aan de discussie over de voorwaarden. U bent niet van de vrekkige vier, omdat u nog de enige bent die over is, als u begrijpt wat ik bedoel. Ik vond het eigenlijk wel een leuk grapje.
Minister Heinen:
Met een oog op de klok kortheidshalve twee opmerkingen. Als andere landen samen staatsschulden willen poolen, zeg ik: ga je gang. Dus als Frankrijk en Duitsland dat willen doen, houd ik ze niet tegen. Ze gaan dat niet doen, want ze hebben natuurlijk de kredietwaardigheid van de noordelijke landen nodig. Waarom hebben wij die kredietwaardigheid? Omdat onze economieën beter op orde zijn. Waarom? Omdat wij geen schulden maken en moeilijke keuzes maken. Als je die marktprikkel weghaalt, zie ik niet hoe je de Europese economie als geheel versterkt.
Eén mythe wil ik daarbij ook nog doorbreken, namelijk dat andere landen overstag zouden zijn en dat Nederland dwarsligt. Iedereen begrijpt dat die eurobonds een brug te ver zijn. Dat begrijpen ze echt. Ook een land als Frankrijk ziet dat ze zelf maatregelen moeten treffen om hun overheidsfinanciën op orde te brengen en hun economie te versterken. Zelfs een land als Frankrijk doet geen beroep op de ontsnappingsclausule, omdat ze weten dat de financiële markten dan gaan reageren. En dat is precies wat we willen, namelijk dat er druk zit op de landen om te hervormen. Dus dat werkt. Ook mijn Duitse collega's geven aan: juridisch zal dit er nooit komen, want ons hooggerechtshof … Dat zijn de woorden van mijn Duitse collega's; ik heb er met drie, alle drie van verschillende politieke stromingen, mogen samenwerken. Zij komen allemaal tot dezelfde conclusie: wij zullen het er hier nooit juridisch doorheen krijgen; ze komen er niet. We kunnen dit debat heel lang blijven voeren, maar in Europa is er echt consensus dat dit een brug te ver is, los van het economendebat dat we kunnen voeren over de voor- en nadelen. Maar in praktische zin wordt deze discussie echt niet gevoerd in Europa.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Crone.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik rond het af, voorzitter, al is het maar vanwege van de tijd. Ik snap heel goed dat voor Nederland als klein land, en omdat we zo kredietwaardig zijn, de rente zelfs iets hoger zou kunnen worden. Maar het grotere goed is dan toch dat bedrijven als ASML zeggen: wij kunnen het geld niet in Nederland halen; we moeten het in 27 landen doen. We winnen dus juist geld voor die productieve economie als we zorgen voor een betere kapitaalmarkt. Maar de discussie gaat voort. Ik denk dat we het best wel eens zouden kunnen worden over de voorwaarden waaronder dit ooit zou moeten gebeuren. Ik zou dus liever in de kranten zien dat u uitstraalt: ik ben niet principieel tegen eurobonds, maar het moet wel onder die en die voorwaarden gebeuren. Dat is mijn suggestie.
Minister Heinen:
Nou, de koekoek. Dat doe ik mooi niet, want dan gaan al die landen achteroverleunen en zeggen: kom maar op met je portemonnee. Dan zeg ik: de groeten. Dat ga ik dus niet doen. Dan hebben we nu wel genoeg gesproken over de eurobonds.
Dan het Herstel- en Veerkrachtplan, het HVP. De heer Crone stelt dat Nederland zijn structurele hervormingen niet op orde zou hebben en dat dat Nederland 2 miljard zou kosten. We hebben het even onder elkaar gezet. De komende maanden moeten er nog een aantal wetgevingstrajecten afgerond worden — dat klopt — zoals de Wet versterking regie volkshuisvesting, de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en de Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid. Als we die niet afronden en ratificeren in beide huizen, dan lopen we het risico op een korting. Dat klopt, maar het is nog te vroeg om daarop voor te sorteren. In de Kamerbrief van 4 november heb ik beschreven dat een korting kan worden voorkomen door tijdige behandeling en inwerkingtreding van deze trajecten. Dat vergt natuurlijk iets van ons allemaal, en in de eerste plaats van het kabinet, door de wetten tijdig naar de Kamers te sturen. Dat is ook echt de inzet van het demissionair kabinet. In de ministerraad houd ik mijn collega's ook voor: als je de wet niet maakt of stuurt, dan sta je wel aan de lat voor de korting, want die heb ik al wel in de begroting staan.
Ik moet er wel bij zeggen dat hervormingen echt een uitdaging zijn voor alle lidstaten, niet alleen voor Nederland, maar ook voor andere landen. Ik ben geen voorstander van het HVP-fonds, het coronaherstelfonds. Dat was voor mij eens maar nooit weer. Ik vind het wel goed dat de hervormingen worden gekoppeld aan Europese middelen, om de druk erop te houden dat die hervormingen plaatsvinden. Dat vind ik goed, maar nogmaals: het fonds zelf is zowel in economisch opzicht als omdat we het ook nog moeten aflossen, geen succes, als je het aan mij vraagt.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Ik ben het wel met de minister eens over dat fonds: eens en nooit weer, ook gezien de kritiek van de Europese Rekenkamer. Maar is het de minister bekend of andere lidstaten hun hervormingen allemaal 100% hebben doorgevoerd en dus ook 100% uitgekeerd hebben gekregen? Of is Nederland het enige land dat risico loopt om niet het volledige bedrag uitgekeerd te krijgen? Dat overzicht zou ik toch nog weleens een keer willen hebben.
Minister Heinen:
Ik zal even kijken wat er al naar de Kamers is toegekomen. Als iets wel naar de Tweede Kamer en niet naar de Eerste Kamer is gegaan, dan zullen we dat verzorgen. Het HVP loopt dus nog wel. Landen hebben nog steeds de tijd om hervormingen in te dienen. Ik geloof dat ik nu naar het derde betaalverzoek ga met hervormingen. Vooral de laatste zijn natuurlijk het moeilijkst. Dan gaan we zien of andere landen ook leveren.
Met uw goedkeuring ga ik door naar de vragen die op dit thema zijn gesteld. De heer Van Strien vroeg hoe de 4,5 miljard tot de 5,4 miljard extra afdracht aan het EU-MFK zich verhoudt tot de meerjarenbegroting van Nederland en of Nederland nog optrekt met gelijkgestemde landen. Ik trek altijd op met gelijkgestemde landen. In je eentje krijg je heel weinig voor elkaar in Europa. Dat zeg ik in algemene zin, maar meer specifiek: de totale Nederlandse begroting voor 2026 is ongeveer 415 miljard en de verhoging van de afdracht is dus circa 1% van de begroting. Dat is het in cijfermatige zin.
Dan had de heer Van Rooijen ook gevraagd naar het MFK. Hij vroeg wat voor Nederland het aanvaardbare compromis is. Nou, dat ga ik hier niet noemen, want dan heb ik al mijn onderhandelingsruimte verspeeld. De onderhandelingen duren tot 2027, dus dat is echt nog wel een hele poos. Het gaat dus om een totaalpakket. Ik heb met een aantal gelijkgestemde landen gezeten. We hebben besproken wat we belangrijk vinden. Ik heb deze Kamer daarover geïnformeerd via Kamerbrieven. Modernisering van de begroting is belangrijk. De omvang van de begroting vinden de landen met waarmee ik heb gezeten allemaal te hoog. Die zorgt voor hogere afdrachten, terwijl heel veel lidstaten ook nog de verhoging van de defensie-uitgaven in hun begroting moeten inpassen, nog los van de vergrijzingsopgave die heel veel landen hebben. Veel landen, in ieder geval de nettobetalers, zien een hogere afdracht niet zitten. Daarnaast willen we het moderniseren. Ik vind het belangrijk dat het correctiemechanisme, om het even diplomatiek te zeggen, terug op tafel komt, omdat de Nederlandse betalingspositie veel te hoog is wat mij betreft. Dat is in het kort waar we staan.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Uiteraard begrijp ik dat de minister niet over de onderhandelingen kan spreken. Het is wel bekend dat gisteren het eerste gesprek heeft plaatsgevonden. Ook daar kan de minister misschien niks over zeggen. Ik maak een link met eurobonds. Ik heb eurobonds en het MFK aan elkaar gekoppeld. We moeten daar waarschijnlijk heel gauw veel water bij de wijn doen, omdat we zo alleen staan. Misschien zijn we toch nog met een paar anderen. Ik had nog een vraag over de eurobonds. De minister zei dat het bekend is dat hij ertegen is. Ja, dat is mij zeer bekend. Dat leidde bij mij tot een opmerking en een vraag. De opmerking is dat de president van De Nederlandsche Bank, Sleijpen, zich nu duidelijk heeft uitgesproken: hij is in beginsel echt tegen eurobonds. Mijn vraag aan de minister was of hij de komende tijd samen met de president van De Nederlandsche Bank blijft optrekken. Het is namelijk toch wel bijzonder dat deze president van De Nederlandsche Bank heel duidelijk op één lijn zit met de minister. Dat was in het verleden minder of niet het geval. Misschien kan de minister daar toch op reageren. Ik vind dat namelijk een opmerkelijk feit.
Minister Heinen:
Volgens mij was de vorige president dat ook, maar is dat bootje in het laatste jaar een beetje afgedreven. Toen kwam er een wat meer filosofische fase. Iedereen benadert dit dossier natuurlijk vanuit de eigen verantwoordelijkheid. Ik trek in Europa niet op met de president van de centrale bank wat betreft het MFK, omdat we daar geen gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben. Het is echt de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën, de minister van Buitenlandse Zaken en uiteindelijk ook van de regeringsleiders, de premiers, om hier tot een deal te komen. Nogmaals, ik ben hier geen voorstander van. We communiceren dat ook heel helder. Ik sta daar in Europa ook zeker niet alleen in. Ik vind dat de president van De Nederlandsche Bank wijze woorden heeft gebruikt, ook vanwege de analyse erachter en in het licht van het interruptiedebat dat ik met de heer Crone had. Het gaat niet zozeer om het instrument zelf, maar om waar het toe leidt: een grotere schuldenunie. Ook hij ziet dat als een risico, omdat de schulden al heel hoog zijn, en niet als pad richting de toekomst. Dat vond ik verstandig.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Eurobonds en het MFK kunnen allemaal tot veel meer schulden leiden. Wat vindt de minister van de ontwikkelingen in Frankrijk, waar het verhogen van de pensioenleeftijd weer twee jaar is uitgesteld? Deelt hij de zorgen van mijn fractie over de financiële stabiliteit van Frankrijk op de langere termijn? Misschien loopt het morgen nog, maar hoe zit het met de financiële stabiliteit van Frankrijk op de wat langere termijn?
Minister Heinen:
De overheidsfinanciën in Frankrijk staan er niet goed voor. Ze moeten aan de bak. Dat beseft die regering ook terdege. Dat zit in twee zaken: je moet minder uitgeven en je moet je verdiencapaciteit vergroten. De arbeidsparticipatie verlagen helpt natuurlijk niet bij het verhogen van je arbeidsproductiviteit in een economie. Het verlagen van de pensioenleeftijd draagt dus niet bij aan het verder verbeteren van de overheidsfinanciën, zowel in financiële zin, wat betreft de uitgaven, als in macro-economische zin, wat betreft de productiecapaciteit. Maar ja, politiek zit dat land ook vast. Ik heb daar met vier ministers van Financiën mogen samenwerken. Alle vier zeggen ze hetzelfde: Frankrijk zal moeten hervormen, we geven te veel uit, de belastingen zijn te hoog en we snappen dat we die rekening niet op jullie kunnen afwentelen.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Rooijen. Ik wil u er even aan herinneren dat we het niet over Frankrijk hebben in dit debat.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dit is mijn tweede interruptie. Sommige collega's hebben er al twintig gehad. Dit is mijn derde vraag. Deelt de minister mijn zorg dat de financiële stabiliteit van Frankrijk op de langere termijn onder druk staat? Dat is een heel concrete vraag.
Minister Heinen:
Ik erken vooral dat ze aan de bak wat betreft overheidsfinanciën. Ik ga hier niet speculeren over de financiële stabiliteit van landen in de eurozone.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Heinen:
Ik ben bij het blokje overig. Daarin zitten nog enkele vragen die op de zeef waren blijven liggen. Dan ben ik door de vragen heen die ik heb genoteerd. Ik hoor uiteraard of dat ook klopt met uw administratie.
De voorzitter:
Voor het blokje overig eerst nog een interruptie van de heer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Ik had nog een vraag gesteld over de analyses van efficiency op bestuursniveau. Heeft de minister die wel of niet gemaakt en zijn ze wetenschappelijk? Want als je op Europees niveau uitgaven doet, bezuinig je als 27 landen eigenlijk collectief geld. Als ik het goed heb, heb ik op die vraag nog geen antwoord gehoord.
Minister Heinen:
Dat klopt, maar die analyse hadden wij niet. Ik kijk even wat ik daarvan heb kunnen achterhalen. Anders kom ik daar straks nog op terug. Nee, die is ergens in mijn stapel verloren gegaan. We hebben geen analyse op welk niveau iets efficiënter is. We kunnen daar wel in conceptuele zin over spreken. Ik zeg erbij dat dit soort onderhandelingen vaak wel politieke uitruilen zijn. Dat gaat niet altijd in termen van efficiency.
Dan ben ik bij een paar overige vragen. Het deed mij deugd de heer Crone met een blauw boekje te zien wapperen in plaats van met een rood boekje. Ook bij de PvdA is het nu echt opgeven, denk ik. De heer Van Ballekom wees ernaar en zei: als financiële nerds onder elkaar vinden we dit eigenlijk allemaal wel heel mooi. Het boekje kostte €60 per stuk en €30.000 in totaal. Ja, het waren hoge drukkosten. In het kader van "ik moet ook in mijn eigen begroting snijden", dacht ik: we gaan dit gewoon digitaal doen. Het gaat uiteindelijk om cijfers die we kunnen achterhalen. Er staan hier ook printers. Het is niet heel milieubewust, maar we kunnen het ook printen. In het kader van de interne bezuinigingen hebben we dit geschrapt.
Ja, dat kost veel, hè? Dat kan de markt efficiënter, zeggen wij dan als liberalen.
Dan was er nog een vraag van de heer Walenkamp over de WNT. Hij vraagt of de normering topinkomens naar beneden bijgesteld kan worden en of het toezicht verbeterd kan worden. Dat lijkt met elkaar in tegenspraak, maar ik snap op zich de vraag. De Wet normering topinkomens wordt periodiek geëvalueerd. Sterker, naar aanleiding van een motie in de Tweede Kamer — ik geloof van de heer De Vree — loopt er op dit moment weer een nieuwe evaluatie. Ik hoop die in het eerste kwartaal van 2026 naar beide Kamers te kunnen sturen. We kijken daarbij ook naar de ontwikkelingen in de markt en de eisen die we aan bestuurders en raden van toezicht stellen. Dan kunnen we dat debat met elkaar vervolgen.
Dan had ik nog één laatste vraag van de heer Van Rooijen, met het risico dat ik hier nog een uur sta, over rentederivaten bij pensioenfondsen. Hij vroeg wat ik vind van een verlies, zoals hij het zei, van bijna 100 miljard op rentederivaten. Ik moet erbij aangeven dat pensioenfondsen onafhankelijk zijn en hun eigen beleid maken. De pensioenfondsen bieden hun deelnemers een levenslange pensioenuitkering, waarbij ze niet alleen kijken naar het vermogen, maar ook naar de verplichting. Dat is een debat dat hier vaak met elkaar wordt gevoerd en waarop andere analyses worden losgelaten. Bij een stijgende rente dalen de verplichtingen van een pensioenfonds echter veel harder dan het pensioenvermogen. Dat resulteert in stijgende dekkingsgraden en daarmee stijgende pensioenuitkeringen. Enkel een blik op vermogenszijde heeft een beperkte zeggingskracht. In een nieuw pensioenstelsel zal dit afdekken van het renterisico overigens beter gericht kunnen worden op deelnemersgroepen waarvoor dit belangrijk is. U merkt al aan mijn stem dat ik heel terughoudend probeer te zijn om niet een nieuw pensioendebat uit te lokken. Ik vind echt dat dat bij mijn collega in het kabinet hoort, de minister van SZW. Ik vermoed dat we hier echt niet uit gaan komen met elkaar.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat debat voeren we dan later en waarschijnlijk volgende week al. Mijn vraag is wat de minister vindt van het feit dat aan debetzijde van de balans van de pensioenfondsen nu 91 miljard aan vermogen verdampt is. Ik ken de grammofoonplaat van alle bewindslieden van de kabinetten van de laatste jaren: als de rente stijgt, dalen de verplichtingen, omdat de contante waarde van de verplichtingen, die overigens nominaal gelijk blijven, daalt. Aan de actiefzijde staat 90 miljard keihard verlies. De daling van de verplichtingen is alleen maar de contante waarde van de verplichtingen die daalt, want de verplichtingen blijven gelijk. Ik heb dat verhaal al heel lang gehoord. Dit is keihard verlies en dat andere is een papieren daling van de verplichtingen, waardoor ook de kunstmatige dekkingsgraad ... De dekkingsgraad is alleen maar het door elkaar delen van activa en passiva. Als de activa gaan dalen en de verplichtingen dalen boekhoudkundig nog harder, dan stijgt de dekkingsgraad.