Verslag van de vergadering van 18 november 2025 (2025/2026 nr. 08)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 10.37 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Aerdts i (D66):
Voorzitter. Terwijl in Brazilië op dit moment duizenden wetenschappers, jongeren en wereldleiders bijeen zijn voor de klimaattop van de Verenigde Naties, wordt opnieuw pijnlijk duidelijk hoe groot de kloof is tussen wat er nodig is en wat veel landen, inclusief Nederland, daadwerkelijk doen. Deze top draait om niets minder dan de leefbaarheid van de aarde en de veiligheid van toekomstige generaties en precies dat raakt de kern van waarover wij hier vandaag spreken. Begroten gaat niet alleen over de cijfers van dit jaar, maar ook over het vormgeven van de toekomst van ons land. Begrotingsbeleid is nooit waardevrij. Het vertelt welke toekomst wij voor ogen hebben en welke verantwoordelijkheden we nemen ten opzichte van de generaties die nu nog klein zijn of niet eens geboren. Mijn fractie ziet het dan ook als onze verantwoordelijkheid om verder te kijken dan de cijfers onder de streep. Begroten is richting geven. Het betekent keuzes maken die de brede welvaart van vandaag en morgen raken, hier en elders.
Voor de D66-fractie is het van groot belang dat deze Kamer oog heeft voor de zorgen van mensen vandaag, maar net zo nadrukkelijk voor de jongeren van nu en voor de toekomstige generaties. Wij vinden het onze verantwoordelijkheid om steeds te beoordelen welke effecten ons beleid heeft op de brede welvaart in Nederland en op de wereld om ons heen. Juist daarom hechten wij eraan dat brede welvaart een van de leidende principes is bij het opstellen van de rijksbegroting. Dat is in deze Kamer al vaker besproken. De heer Bovens refereerde er ook al aan. Echter, de stappen, als we het al stappen mogen noemen, die door dit kabinet zijn gezet, zijn klein en hebben te weinig impact. Ook de Algemene Rekenkamer is hier opnieuw kritisch over. Zij onderstreept het belang van het ontwikkelen van een kernset indicatoren voor sturing op de lange termijn, zoals voorgesteld door de 18e Stuurgroep Begrotingsruimte. Dit klinkt nu misschien wat technisch, maar we hebben het gewoon over hoeveel geld mensen overhouden om boodschappen te kunnen doen, over hoe gezond mensen in Nederland zijn, over of er genoeg schone lucht en schoon drinkwater is en over of ze een goed en betaalbaar dak boven hun hoofd hebben. De schriftelijke beantwoording van onze vragen hierover was opmerkelijk kort en bood weinig inhoudelijke reflectie. De minister gaat nauwelijks in op de verantwoordelijkheid van het kabinet zelf. Daarom vraag ik hem opnieuw waarom hij brede welvaart niet leidend maakt in het begrotingsproces en waarom hij zijn collega's in het kabinet hier niet op aanspreekt.
Voorzitter. Brede welvaart gaat niet alleen over het hier en nu. Het gaat over de impact van ons beleid op toekomstige generaties. Voor de D66-fractie is dat een vaste toetssteen bij alle wetgeving die deze Kamer passeert. In de schriftelijke ronde vroegen wij daarom ook waarom voor deze begroting opnieuw geen generatietoets is opgesteld. Het antwoord dat we ontvingen was technisch van aard, maar gaf geen overtuigende verklaring. Daarom vraag ik aan de minister waarom die toets nou niet wordt ingezet om de effecten van het beleid in kaart te brengen. Het instrument ligt klaar. Waarom gebruiken we het dan niet?
Voorzitter. Nederland staat voor grote opgaven. Klimaatverandering, woningnood, geopolitieke onzekerheid en technologische ontwikkelingen vragen om een samenhangende toekomstgerichte visie. Dat deze begroting beleidsarm is begrijpt mijn fractie, maar beleidsarm hoeft niet richtingloos te betekenen. Er ontbreekt een duidelijke koers die laat zien hoe wij als land de uitdagingen van morgen willen aanpakken. Het besef ontbreekt dat veiligheid elders voorwaarde is voor veiligheid hier. De campagne Denk vooruit om de maatschappelijke weerbaarheid te vergroten — ik heb het pinnetje vandaag op — is in volle gang. Het niet halen van de klimaatdoelen leidt tot economische schade en geopolitieke instabiliteit. Europa kan geen strategische autonomie bereiken zonder stevige investeringen in onderwijs, wetenschap en innovatie en economische groei is slechts mogelijk als de energie-infrastructuur van morgen daadwerkelijk beschikbaar is. Een van de economen die ik sprak te voorbereiding op dit debat zei heel treffend: de stekkers moeten wel in het stopcontact kunnen.
Zonder samenhang, toekomstvisie of duidelijke prioritering blijft deze begroting gevangen in de logica van gisteren en dat leidt ons direct naar een van de belangrijkste fundamenten voor onze toekomst: kennis en innovatie. De heer Van Ballekom ging er ook al op in.
Nergens wordt gebrek aan toekomstgerichtheid zo duidelijk zichtbaar als wanneer het gaat om onderwijs en onderzoek. Als de eerder aangekondigde bezuinigingen worden doorgezet, zoals nu het plan is, wordt de ambitie onhaalbaar om in 2030 3% van het bruto binnenlands product te investeren in R&D. Maar het raakt meer dan dat. Het raakt onze economie, de haalbaarheid van de klimaatdoelen, ons verdienvermogen en vooral de jongeren van nu in hun toekomst. Wat de D66-fractie betreft zijn deze bezuinigingen op onderwijs buitengewoon onwenselijk. De PISA-scores van de Nederlandse kinderen blijven nog steeds achter bij het Europese gemiddelde. Universiteiten en hogescholen komen steeds meer klem te zitten. Onderzoek dat nodig is voor klimaat, gezondheid en veiligheid vertraagt of wordt niet opgestart. En dat terwijl kennis en innovatie juist de brandstof zijn voor de economie van de toekomst en de welvaart van morgen.
In dat licht vragen wij de minister hoe hij waarborgt dat deze druk niet leidt tot grote verschillen tussen instellingen, oplopende werkdruk of kwaliteitsverlies. Welke maatregelen overweegt hij om de toegankelijkheid en kwaliteit van hoger onderwijs te behouden, ondanks de bezuinigingen? Maakt de regering scenarioanalyses die de economische schade en de impact van deze bezuinigingen op de lange termijn in kaart brengen, zoals recente studies suggereren?
Vorig jaar waarschuwde het Planbureau voor de Leefomgeving dat de klimaatdoelen uit zicht raken. Investeringen worden doorgeschoven, subsidies onvoldoende effectief ingezet en maatwerkafspraken blijven achter. Ondertussen wil de minister de CO2-heffing voor bedrijven opschorten, een maatregel die juist bedoeld was om vervuiling eerlijker te beprijzen en de concurrentiepositie van duurzame bedrijven te verbeteren. Het gaat niet alleen om duurzaamheid, maar ook om onze economie. Nederland wil verdienen aan groene transities. Dat vraagt om nu duidelijke keuzes te maken en om stabiel beleid, waaronder stabiele financiering. We moeten vandaag de juiste investeringen doen om morgen economisch voordeel te behalen en groene werkgelegenheid te creëren. Daarom vraagt mijn fractie aan de minister hoe hij deze ontwikkelingen duidt in het kader van duurzaam begroten, intergenerationele rechtvaardigheid en het investeringsklimaat in Nederland.
Onze keuzes rond onderwijs, innovatie en klimaat hebben bovendien een internationale dimensie. Nederland kan niet geïsoleerd handelen. Onze welvaart, veiligheid en duurzaamheid hangen samen met hoe we samenwerken met andere landen en internationale verplichtingen nakomen. Dat brengt ons bij een ander domein waar toekomstvisie cruciaal is: ontwikkelingssamenwerking; de heer Crone sprak er al even over. Hier ontbreekt ook een consistente, toekomstgerichte aanpak. Twee aangenomen moties van de heer Holterhues over het herstel van de koppeling met de 0,7% van het bni — volledig in lijn met internationale afspraken — zijn terzijde geschoven. Sterker nog, het ODA-budget zakt vanaf 2027 nog verder onder de norm. Door deze keuzes verwaarloost de regering niet alleen Kameruitspraken, maar ook internationale verplichtingen, die juist in deze geopolitieke tijd essentieel zijn. Net als bij onderwijs, innovatie en klimaat ontbreekt hier een samenhangende visie die ons als Nederland weerbaar, innovatief en verantwoordelijk maakt voor de generaties die na ons komen. De heer Holterhues zal hier waarschijnlijk ook nog vragen over stellen, maar ik wil de minister vragen hoe hij deze koers verdedigt. Welke maatregelen neemt hij om alsnog te waarborgen dat Nederland zijn verplichtingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking nakomt?
Los van het gebrek aan langetermijnvisie en ambitie op een aantal grote dossiers, vragen wij ons ook af hoe realistisch deze begroting is. Onder de streep lijkt de begroting op het eerste gezicht redelijk op orde. Maar wie dieper kijkt, ziet forse risico's. Er zijn geen extra defensie-uitgaven opgenomen, terwijl iedereen weet dat ze wel komen. Er zijn risicovolle kortingen ingeboekt op de EU-afdracht. Kosten voor asielopvang lijken opnieuw te worden onderschat. De Rekenkamer is uiterst kritisch als het gaat over de haalbaarheid en de realiteitswaarde van de begroting. Wat mijn fractie betreft komt het gebrek aan realisme het meest naar voren als het gaat om asiel. Nota bene een motie van mijn collega Boris Dittrich, breed in deze Kamer aangenomen, roept expliciet op tot betrouwbaar begroten op de lange termijn ten aanzien van IND en COA. Deze motie is echter niet opgevolgd. Sterker nog, het budget voor asielopvang neemt de komende jaren sterk af: van 4 miljard in 2026 naar 1 miljard in 2027. Daarbij zijn de langetermijninvesteringen niet meegenomen en wordt ervan uitgegaan dat de kosten voor asielopvang vanzelf dalen. Dat is problematisch, want we hebben nog geen plannen gezien die structurele veranderingen laten zien, bijvoorbeeld als het gaat om de instroom en de doorstroom. Dat wordt ook geconstateerd door de Rekenkamer en het Centraal Planbureau. Zonder zulke plannen is het niet realistisch om van een daling van de kosten uit te gaan. Het lijkt te gaan om wensdenken, en dat maakt deze begroting op het punt van asielopvang dan ook niet realistisch. Vanzelfsprekend zal mijn fractie dit punt ook maken bij de behandeling van de begroting van IenA, maar tegelijkertijd wil ik de minister nu al om een reactie vragen: met respect voor deze Kamer, hoe verhoudt het feit dat de motie met zo'n ruime meerderheid wordt aangenomen, zich tot het gegeven dat het kabinet de motie zo gemakkelijk naast zich neerlegt?
Eerder in het debat spraken we al even over het budgetrecht, de Staat van de rijksverantwoording 2024 en de reactie van de Rekenkamer op begrotingen. Graag wil ik dit punt inkleuren door in te gaan op de financiële stand van zaken van gemeenten en provinciën. De heer Crone ging hier ook al eventjes op in. Als ik spreek met wethouders en met leden van de Provinciale Staten, dan hoor ik ook nog iets anders. Iedereen doet zijn stinkende best om een sluitende begroting op te stellen, maar het heeft behoorlijk wat consequenties. Om dit te kunnen doen, nemen zij namelijk noodzakelijke investeringen en uitgaven simpelweg niet altijd meer op in hun begroting. Dat doen ze niet omdat de voorzieningen onbelangrijk zijn — het gaat tenslotte om investeringen in lokale infrastructuur, bibliotheken, stadsvernieuwing en voorzieningen die bijdragen aan de veiligheid en het welzijn van kinderen als zwembaden en zwemles — maar omdat het opnemen ervan in de begroting de begroting zou laten ontsporen. Deze onzekerheid wordt vooral veroorzaakt door de onzekere inkomsten in de komende jaren, bijvoorbeeld door de nieuwe systematiek voor uitkering van het Gemeentefonds. Zo zou 2026 het ravijnjaar zijn, waarin veel gemeenten geen sluitende begrotingen meer zouden kunnen presenteren. Afgelopen april is echter bekendgemaakt dat dit wordt uitgesteld tot 2028. Maar het is uitstel, geen structurele oplossing. Eerder werden deze noodzakelijke investeringen wel opgenomen. Dat leidde dan tot begrotingen met rode cijfers. Om aan de eis van een sluitende begroting te voldoen, hebben decentrale overheden hun strategie aangepast en deze investeringen op een soort langetermijnverlanglijstjes geplaatst. Het gevolg daarvan is echter dat het zicht op deze cruciale voorzieningen verdwijnt. Ze verdwijnen uit beeld, terwijl ze juist zo essentieel zijn voor sociale cohesie, veiligheid en leefbaarheid van dorpen en steden. Door het wegvallen van deze uitgaven uit de begroting dreigt een vertekend beeld van de werkelijkheid te ontstaan, waardoor we pas te laat beseffen dat belangrijke voorzieningen ontbreken of onvoldoende worden onderhouden.
Daarnaast wil ik expliciet wijzen op de recent breed aangenomen motie van mijn collega Carla Moonen over structurele financiering van het jeugdfonds. Dit past perfect bij het betoog over het Gemeentefonds: structurele financiering van belangrijke voorzieningen voor jongeren mag nooit uit het zicht raken en moet een zekerheid zijn in begrotingen van gemeenten. Hoe duidt de minister deze trend? Welke verantwoordelijkheid neemt het Rijk om te voorkomen dat die cruciale lokale voorzieningen verdwijnen, zonder dat het nog zichtbaar is op de begrotingen?
Voorzitter, ik rond af. Terwijl de wereld in Brazilië spreekt over de toekomst van onze planeet, spreken wij hier vandaag over de toekomst van het land. Deze Miljoenennota mag dan beleidsarm zijn, de uitdagingen voor de Nederlandse Staat zijn dat allerminst. Begroten is sturen. Sturen betekent verantwoordelijkheid nemen, niet alleen voor vandaag, maar juist ook voor morgen, hier en elders in de wereld. Vorig jaar begon ik mijn bijdrage op deze plek met de Internationale Dag van de Rechten van het Kind. Overmorgen is het weer zover. Daarom noem ik hem vandaag aan het einde van mijn betoog. De kern blijft namelijk dat kinderen helaas geen stem hebben in de besluiten die wij nemen, terwijl ze wel de gevolgen ervan dragen. Dat besef zou leidend moeten zijn in de keuzes die wij maken en in elke begroting die wij vaststellen.
Voorzitter. De vraag die vandaag voorligt heeft niet alleen te maken met of de begroting sluit, maar vooral met wat de visie voor het Nederland van morgen is.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u zeer, mevrouw Aerdts, voor uw bijdrage. De volgende spreker van de kant van de Kamer is de heer Van Strien. Hij spreekt namens de fractie van de PVV.