E060114 - Voorstel voor een richtlijn betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen
Op 23 november 2005 heeft de Europese Commissie het derde pakket wetgevingsmaatregelen inzake de maritieme veiligheid gepresenteerd. De eerste twee pakketten zijn ingediend naar aanleiding van de scheepsrampen met de olietankers "Erika" in 1999 en "Prestige" in 2002 (zie ook dossiers E030043 en E040014). Het voorliggende pakket is met name bedoeld om de gaten in de huidige wetgeving op te vullen en waar mogelijk te vereenvoudigen. Er worden zowel maatregelen voorgesteld op het gebied van preventie van ongevallen en verontreiniging als voor de behandeling van de gevolgen van ongevallen.
Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.
document Europese Commissie
COM(2005)586, d.d. 23 november 2005
rechtsgrondslag
artikel 80, lid 2, van het Verdrag
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
verwante dossiers
Richtlijn 2009/21/EG dient voor 17 juni 2011 geïmplementeerd te zijn. Hiertoe is geen nieuwe implementatiewetgeving nodig, maar wel een mededeling in de Staatscourant hierover.
Bron: Kwartaaloverzicht omzetting EG-richtlijnen, stand per 1 april 2011
De commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties heeft tijdens de vergadering d.d. 5 september 2006 besloten het onderhavige richtlijnvoorstel onder de aandacht te brengen van de commissie voor Verkeer & Waterstaat.
Op 26 september 2006 besloot de commissie Verkeer & Waterstaat de vragen uit het ambtelijk memo ter schriftelijke beantwoording voor te leggen aan de regering. Deze brief werd op 3 oktober 2006 door de commissie vastgesteld en verstuurd.
Het antwoord van de regering werd tijdens de commissievergadering van 19 december 2006 besproken en voor kennisgeving aangenomen.
Op 13 juni 2006 heeft de staf van de commissie Europese Zaken van de Tweede Kamer een advies opgesteld met betrekking tot de behandeling van onderhavig voorstel.
De Nederlandse regering is blijkens fiche acht geen groot voorstander van onderhavig voorstel en zij geeft een negatief oordeel over de subsidiariteit en proportionaliteit. Zij is onder meer van mening dat communautarisering van de bepalingen uit de IMO-verdragen geen oplossing is voor de geconstateerde problemen, die bovendien meer internationaal dan Europees zijn. Een oplossing kan beter worden bereikt, door een gezamenlijk optreden van de EU-lidstaten in de IMO. Daarnaast is de regering bang, dat de voorgestelde integrale invoering van de kwaliteitscertificering aanzienlijke financiële en personele lasten tot gevolg zal hebben. Delen van de certificering (waaronder de beleidsonderdelen) lijken bovendien niet eens haalbaar.
Nederland heeft als haven-, kust- en vlaggenstaat een groot belang bij de naleving van de internationale verdragen ten aanzien van de maritieme veiligheid. Het is niet voor niets dat ons land alles in het werk stelt om kwaliteitsvlag te zijn en te blijven. Indien onderhavig voorstel wordt aangenomen dient, zo verwacht de regering, een groot aantal nationale wetten en regels te worden aangepast.
Bijzondere aandacht wordt nog geschonken aan de bepalingen in artikel 3, waarin de EU-lidstaten worden verplicht toe te treden tot de IMO-verdragen en / of deze te bekrachtigen. Het opnemen van een dergelijke bepaling zou de Staten-Generaal buiten spel zetten en daardoor een Grondwetswijziging vereisen. Een bijkomend probleem voor Nederland zou zijn dat de IMO-verdragen (en overigens ook vele andere verdragen) namens het Koninkrijk worden gesloten, hetgeen afstemming vereist met de andere landen binnen het Koninkrijk.
De hoofddoelstelling van het voorstel van de Europese Commissie is de verhoging van de kwaliteit van de schepen die varen onder de vlag van de lidstaten. Het voorstel moet er voor zorgdragen dat lidstaten er op toezien dat schepen onder hun vlag de relevante internationale regelgeving naleven en dat maritieme administraties in de lidstaten voldoen aan hoge kwaliteitsnormen. Een hoge normstelling, en daardoor hoge kwaliteit, dient er voor te zorgen dat het aantrekkelijk wordt om onder de vlag van een EU-lidstaat te varen.
Er blijken duidelijke verschillen te bestaan tussen de zogenoemde 'vlaggenstaten' in de niveau's van veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen. Dit, terwijl 164 lidstaten, waaronder alle 25 EU-lidstaten, van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) de verdragen inzake maritieme veiligheid en verontreiniging van schepen hebben geratificeerd en zich ertoe hebben verbonden deze toe te passen. Schepen die niet aan de internationale normen beantwoorden maar die toch over de hele wereld blijven varen, vormen een permanent risico voor de Europese kusten en veroorzaken oneerlijke concurrentie.
Binnen de EU zijn deze verschillen met name te merken aan de uiteenlopende aanhoudingscijfers, afhankelijk van de vlag die de schepen voeren. Een en ander blijkt ook uit controlegegevens van de havenstaten verzameld via het zogenaamde Memorandum van Parijs inzake de havenstaatcontrole.
Onderhavig voorstel beoogt de internationale verplichtingen waaraan de EU-lidstaten zich moeten houden in de hoedanigheid van vlaggenstaat op te nemen in een communautair kader. Hiermee wil de Commissie een impuls geven aan de tot nog toe gebrekkige ratificering van bepaalde internationale verdragen die een belangrijke invloed hebben op de maritieme veiligheid en de voorkoming van verontreiniging. Het gaat daarbij onder meer om opname in de Gemeenschapswetgeving van de audit procedures zoals opgenomen in de IMO-code inzake naleving door vlaggenstaten van internationale verdragen. De ontwikkeling en het onderhoud van een kwaliteitsmanagementssysteem, op basis van de ISO 9001/2000-norm voor de maritieme administratie maakt eveneens deel uit van het voorstel.
Het pakket maatregelen bevat naast mededeling COM(2005)585 zeven wetgevingsvoorstellen over de volgende onderwerpen:
-
-voorstel voor een richtlijn over de verantwoordelijkheid van de vlagstaten (zie dossier E060114);
-
-wijziging van de richtlijn over de classificatiebureaus (zie dossier E060090);
-
-wijziging van de richtlijn over de havenstaatcontrole (zie dossier E060041);
-
-wijziging van de richtlijn over een monitoringsysteem voor de zeescheepvaart (zie dossier E060036);
-
-voorstel voor een richtlijn over het onderzoek na ongevallen (zie dossier E060094);
-
-voorstel voor een verordening over de verantwoordelijkheid en de schadevergoeding aan slachtoffers in geval van een scheepsongeval (zie dossier E060113);
-
-voorstel voor een richtlijn over de wettelijke aansprakelijkheid van scheepseigenaren (zie dossier E060112).
Richtlijn 2009/21/EG werd op 23 april 2009 aangenomen door de Raad en gepubliceerd in Pb EU L131 d.d. 28 mei 2009.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.