Deze voorstel van rijkswet regelt de goedkeuring van het verdrag betreffende het verbod en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid. (Trb. 1999, 177).
Het verdrag is een aanvulling op het Verdrag betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces (Trb. 1974, 71) en zorgt voor de nadruk op naleving- en implementatieverplichtingen en de prioriteitstelling bij de onmiddellijke uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 30 november 2000 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 18 december 2000 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 39 van 30 januari 2001.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 10 van 10 januari 2002.
ingediend
8 mei 2000titel
Goedkeuring van het op 17 juni 1999 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende het verbod en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van der ergste vormen van kinderarbeid (Verdrag nr. 182 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zevenentachtigste zitting)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
-
-
-
-
-
30 november 2000
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2000/2001, nr. 30: blz. 2545