Dit voorstel wijzigt de bepalingen met betrekking tot het DNA-onderzoek in strafzaken in het Wetboek van Strafvordering.
Met dit voorstel wordt de bevoegdheid tot het gelasten van DNA-onderzoek verruimd, wordt de wet aangepast aan de stand van de techniek en wordt de registratie van DNA-profielen verbeterd en uitgebreid.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 6 februari 2001 aangenomen door de Tweede Kamer. De fractie van GroenLinks stemde tegen.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 3 juli 2001 zonder stemming aangenomen.
ingediend
2 november 1998titel
Wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzakenschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
Het voorstel
-
-verruimt de bevoegdheid tot het gelasten van DNA-onderzoek in strafzaken als een verdachte vrijwillig aan het onderzoek meewerkt. De officier van justitie kan het onderzoek laten uitvoeren.
-
-verruimt de bevoegdheid tot het gelasten van DNA-onderzoek in strafzaken als een verdachte niet vrijwillig aan het onderzoek meewerkt. De rechter-commissaris kan bevel geven tot het DNA-onderzoek als dat 'in het belang van het onderzoek nodig is'.
-
-past de wet aan aan de stand van de techniek. Door het afnemen van wangslijmvlies worden dezelfde resultaten bereikt als door bloedonderzoek en het is minder belastend voor de verdachte.
-
-verbetert en breidt de registratie van DNA-profielen uit, waardoor een grotere bijdrage kan worden geleverd aan de opheldering van ernstige geweldsdelicten.
5
Filter op: