Dit initiatiefvoorstel van de leden Depla (PvdA), mw. Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Duivesteijn (PvdA) en Biesheuvel (CDA) repareert de Wet voorkeursrecht gemeenten (WVG) en biedt gemeenten de mogelijkheid met voorkeur gebied te verwerven als onderdeel van het grondpolitieke instrumentarium. Grondbezitters en projectontwikkelaars proberen vaak de gemeente buiten te sluiten bij de ontwikkeling van bouwlocaties.
Met dit voorstel wordt het voor gemeenten gemakkelijker grond aan te kopen voor deelname aan publiek-private samenwerkingsprojecten. Gemeenten kunnen dan voorwaarden stellen aan de ontwikkeling van de locatie en een projectontwikkelaar kiezen op grond van de beste prijs-kwaliteitsverhouding.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 5 februari 2002 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 16 april 2002 zonder stemming aangenomen.
De wet is opgenomen in Staatsblad 326 van 27 juni 2002.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft op 27 september 2004 het onderzoeksrapport "Grondposities voor wijziging Wet voorkeursrecht gemeenten" aangeboden.
ingediend
22 mei 2001titel
Voorstel van wet van de leden Depla, Ravestein, Van Wijmen, Duivesteijn en Biesheuvel tot wijziging van onder anderen de artikelen 10 en 26 van de Wet voorkeursrecht gemeenten in verband met het tegengaan van de ontwijking van het voorkeursrecht van gemeenten bij de verwerving van onroerende zakenschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
inwerkingtreding
-
1.Met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst.
-
2.Ten aanzien van overeenkomsten, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de wet zoals luidend vóór inwerkingtreding van deze wet, die in de openbare registers, als bedoeld in dat onderdeel, zijn ingeschreven:
-
a.vóór 22 mei 2001, blijft de wet van toepassing zoals deze luidde vóór inwerkingtreding van deze wet;
-
b.op of na 22 mei 2001 maar vóór inwerkingtreding van deze wet, is het bepaalde in artikel 10, eerste lid niet van toepassing, indien de vervreemding geschiedt binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze wet.
-
3.Ten aanzien van overeenkomsten, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de wet zoals luidend vóór inwerkingtreding van deze wet, die als akte notarieel zijn verleden of onderhands zijn geregistreerd, als bedoeld in dat onderdeel:
-
a.vóór 22 mei 2001, blijft de wet van toepassing zoals deze luidde vóór inwerkingtreding van deze wet, mits deze overeenkomsten binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze wet worden ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek; een overeenkomst zoals hier bedoeld kan worden ingeschreven in de openbare registers, mits deze is vervat in een akte;
-
b.op of na 22 mei 2001 maar vóór inwerkingtreding van deze wet, is het bepaalde in artikel 10 eerste lid niet van toepassing, indien de vervreemding geschiedt binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze wet.
-
4.Ten aanzien van een verzoek als bedoeld in artikel 26, tweede lid, gedaan op of na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, oordeelt de rechter volgens artikel 26, eerste lid, zoals luidend na inwerkingtreding van deze wet. Ten aanzien van een verzoek als bedoeld in artikel 26, tweede lid, gedaan vóór de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, oordeelt de rechter volgens artikel 26, eerste lid, zoals dat luidde vóór inwerkingtreding van deze wet.
6