Dit voorstel van rijkswet keurt het Verdrag van Amsterdam (Trb. 1998, 11) goed voor het hele Koninkrijk. Het verdrag is een herziening van het Verdrag van Maastricht van 1992 en eerdere EU-verdragen.
Het bevat onder meer afspraken over de zogenoemde derde pijler (Justitie en Binnenlandse Zaken), over de tweede pijler (het buitenlands en veiligheidsbeleid), over de versterking van de instellingen in het bijzonder met betrekking tot de bevoegdheden van het Europees Parlement en de mogelijkheid vormen van "nauwere samenwerking" (flexibiliteit) te scheppen.
Het verdrag behoeft de goedkeuring van de Staten-Generaal ingevolge artikel 91.1 van de Grondwet.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 5 november 1998 aangenomen door de Tweede Kamer. PvdA, D66, VVD en CDA stemden voor. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 21 december 1998 zonder stemming aangenomen. De fracties GroenLinks, SGP, RPF en GPV is daarbij aantekening verleend.
De wet is opgenomen in Staatsblad 737 van 29 december 1998.
ingediend
11 maart 1998titel
Goedkeuring van het op 2 oktober 1997 te Amsterdam tot stand gekomen Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, met Protocollenschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
2
-
21 december 1998
voortzetting behandeling en stemming (aantekening: GL, SGP, RPF, GPV) Handelingen EK 1998/1999, nr. 14: blz. 404-427 -