Dit wetsvoorstel voegt een facultatieve weigeringsgrond toe aan de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) waardoor een tewerkstellingsvergunning geweigerd kan worden als de werving van personeel uit landen van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) niet heeft plaatsgevonden op een voor de sector bij convenant overeengekomen wijze.
Met dit voorstel wordt tegemoetgekomen aan de wens van het kabinet om voorrang te geven aan het arbeidsaanbod uit landen van Midden-en Oost-Europa (MOE-landen). Het gaat om de landen Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Slovenië, Bulgarije en Roemenië.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft het voorstel op 30 september 2003 met algemene stemmen aangenomen. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 17 februari 2004 zonder stemming aangenomen.
De Eerste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 13 mei 2005 een brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontvangen over de belangrijkste resultaten uit het Projectverslag over de Bouwsector.
De wet is opgenomen in Staatsblad 175 van 29 april 2004.
ingediend
21 juni 2002titel
Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de werving van arbeidsaanbod uit landen van buiten de Europese Economische Ruimte op een bij convenant overeengekomen wijzeschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
-
-
-
-
17 februari 2004
behandeling en stemming (aangenomen) Handelingen EK 2003/2004, nr. 18, blz: 856-865 -
-
-
-
-
-
30 september 2003
stemming (met algemene stemmen aangenomen ) Handelingen TK 2003/2004, nr. 7, blz: 266 -
24 september 2003
behandeling Handelingen TK 2003/2004, nr. 5, blz: 205-223