29.255

Bewezenverklaring bij een bekennende verdachte



Dit wetsvoorstel past in het Wetboek van Strafvordering de eisen voor de motivering van de bewezenverklaring bij een bekennende verdachte aan. Hierdoor is het niet meer nodig om bij een verdachte die zijn daad heeft bekend, de bewijsmiddelen verder uit te werken, maar is een opgave van die bewijsmiddelen voldoende.

Rechters en ondersteunend personeel kunnen daardoor minder tijd besteden aan het uitwerken van bewijsmiddelen. De rechtspleging wordt daarmee doelmatiger zonder dat aan de vereiste zorgvuldigheid afbreuk wordt gedaan. Dit voorstel is één van de vier wetsvoorstellen ter uitwerking van het veiligheidsplan "Naar een veiliger samenleving"PDF-document van het kabinet-Balkenende I om het strafproces efficiënter te laten verlopen.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 22 juni 2004 aangenomen door de Tweede Kamer. De fractie van GroenLinks stemde tegen.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 9 november 2004 als hamerstuk afgedaan. De fractie van GroenLinks is daarbij aantekening verleend.

Het wetsvoorstel is plenair gezamenlijk afgehandeld met de voorstellen 29.252, 29.253 en 29.254.


Kerngegevens

ingediend

20 oktober 2003

titel

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering strekkende tot aanpassing van de eisen te stellen aan de motivering van de bewezenverklaring bij een bekennende verdachte

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Justitie

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip


Documenten

1
  • 22 juni 2004
    stemming (aangenomen, tegen: GL) Handelingen TK 2003/2004, nr. 86, blz: 5519