30.041

Invoering nieuw stelsel voor bewaking en beveiliging van personen, objecten en diensten



Dit wetsvoorstel wijzigt de Politiewet 1993, naar aanleiding van de nota 'Nieuw stelsel bewaken en beveiligen' (TK 28.974, 1PDF-document en TK 28.974, 2PDF-document). De in deze nota aangekondigde wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 is verschenen in wetsvoorstel 30.070 Invoering van een nieuw stelsel voor bewaking en beveiliging.

Uitgangspunt van het nieuwe stelsel is dat de verantwoordelijkheid voor de eigen veiligheid primair ligt bij de burger zelf, de organisatie waartoe deze behoort (zoals het bedrijf waar hij werkzaam is) en het decentrale gezag.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 8 december 2005 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 31 oktober 2006 als hamerstuk afgedaan.

De schriftelijke voorbereiding vond gezamenlijk plaats met wetsvoorstel Invoering van een nieuw stelsel voor bewaking en beveiliging (30.070)


Kerngegevens

ingediend

17 maart 2005

titel

Wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de invoering van een nieuw stelsel voor bewaking en beveiliging van personen, objecten en diensten

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Justitie

inwerkingtreding

Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst


Hoofdlijnen

De volgende wijzigingen worden voorgesteld, waarbij de artikelnummers tussen haakjes verwijzen naar nieuwe of te wijzigen artikelen van de Politiewet:

  • De onduidelijkheid met betrekking tot het begrip bevoegd gezag wordt weggenomen. In dit geval wordt hiermee bedoeld de Minister van Justitie (art. 38, eerste lid onder c);
  • De aanvraagprocedure voor bijstand van de regiokorpsen wordt aangepast. Ook wordt in verband hiermee de bevoegdheid van de minister van Justitie om aan de korpschef van een regiokorps en aan de commandant van de KMar de nodige algemene en bijzondere aanwijzingen te geven, ondubbelzinnig vastgelegd (art. 57, derde lid);
  • Er wordt een grondslag gecreëerd voor het aanwijzen van objecten en diensten waarvoor de rijksoverheid een bijzondere verantwoordelijkheid heeft (art. 15a);
  • De bevoegdheid van de minister van BZK om de burgemeesters aanwijzingen te geven met betrekking tot de wijze waarop zij de openbare orde moeten handhaven, wordt in de wet vastgelegd (art. 16);
  • Een aantal bepalingen dat betrekking heeft op de politietaken van de KMar wordt verduidelijkt (art. 6);
  • De bevoegdheid van de minister van Justitie om voor de uitvoering van de (persoons)beveiligingstaak aanwijzingen te geven aan de KMar wordt expliciet vastgelegd (art. 6);
  • Ook wordt deze minister rechtstreeks verantwoordelijk voor de uitvoering van de beveiligingswerkzaamheden voor De Nederlandsche Bank NV;
  • De bevoegdheid van de minister van Justitie ten aanzien van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) wordt expliciet vastgelegd (art. 6);
  • Ten slotte wordt ook de taak van de KMar ten behoeve van de beveiliging van de burgerluchtvaart met zoveel woorden in de wet genoemd (art. 6).


Documenten

13