Met dit wetsvoorstel worden de bevoegdheden van de Koninklijke marechaussee (KMar) waarover onduidelijkheid bestaat, zoals de opsporingsbevoegdheid en het zelfstandig opsporingsonderzoek naar mensensmokkel en identiteitsfraude, weggenomen.
Er wordt voorgesteld de (algemene) opsporingsbevoegdheid niet langer te beperken tot bepaalde gebieden, personen of strafbare feiten. De KMar komt daarmee in dezelfde positie te verkeren als de politie en een aantal bijzondere opsporingsdiensten, overigens zonder de politietaken van de Kmar fors uit te breiden. Politietaken van de Kmar worden limitatief opgesomd, en gaan nu ook de bestrijding van mensensmokkel en fraude met reis- en identiteitsdocumenten omvatten.
Daarnaast creëert het wetsvoorstel een grondslag voor bijstandsverlening door de politie aan de KMar. Tenslotte neemt het wetsvoorstel mogelijke onduidelijkheid weg ten aanzien van de mogelijkheid om regels van meer structurele aard te treffen voor de verlening van bijstand door andere onderdelen van de krijgsmacht.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 24 april 2007 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 5 juni 2007 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
11 mei 2006titel
Wijziging van de Politiewet 1993 en het Wetboek van Strafvordering in verband met de taken en bevoegdheden van de Koninklijke marechaussee en de bijstand aan de Koninklijke marechausseeschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
5