Dit voorstel schaft de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de Centrale autoriteit in zaken van internationale kinderontvoering af. De Nederlandse Staat gaat niet langer procederen tegen Nederlandse burgers als er sprake is van internationale kinderontvoering. In de nieuwe situatie treedt de Centrale autoriteit niet meer op als procesvertegenwoordiger namens de buitenlandse partner wanneer een kind door de Nederlandse partner naar Nederland is ontvoerd, maar verwijst de buitenlandse partner door naar een advocaat. Met dit voorstel wordt tegemoetgekomen aan de bezwaren van Nederlandse ouders die betrokken waren in teruggeleidingszaken.
Met dit voorstel wordt de uitvoeringspraktijk in Nederland hetzelfde als in de andere landen die partij zijn bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag (Trb. 1987, 139). Daarnaast regelt dit voorstel de concentratie van de rechtspraak in teruggeleidingszaken in Den Haag, de beperking van de mogelijkheid tot het instellen van cassatieberoep tegen teruggeleidingsbeslissingen en nieuwe bevoegheden voor de rechten op het gebied van hoger beroep.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 32.358, A) is op 18 januari 2011 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 8 november 2011 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
1 april 2010titel
Wijziging van de Wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, uitvoering van het op 25 oktober 1980 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen alsmede algemene bepalingen met betrekking tot verzoeken tot teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse grens en de uitvoering daarvan en van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming in verband met afschaffing van de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de centrale autoriteit in zaken van internationale kinderontvoering en kinderbescherming, alsmede, in teruggeleidingszaken, de concentratie van rechtspraak, introductie van de bevoegdheid van de rechter om te beslissen aan het hoger beroep in teruggeleidingszaken schorsende werking te verlenen, en beperking van het beroep in cassatieschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Veiligheid en Justitie
inwerkingtreding
Met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
18