Met dit wetsvoorstel worden een aantal financiële bepalingen van de Wet bodembescherming gewijzigd in verband met de decentralisatie-uitkering.
In het convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties, waarin een verdergaande decentralisatie van verantwoordelijkheden en uitvoering van het bodemontwikkelingsbeleid naar gemeenten en provincies is deze decentralisatie-uitkering opgenomen. Daarbij is ook overeengekomen dat het bodemsaneringsbudget niet langer in de vorm van een specifieke uitkering op grond van de Wet bodembescherming dan wel via het Investeringsbudget landelijk gebied beschikbaar wordt gesteld. Met ingang van 1 januari 2010 is het bodemsaneringsbudget grotendeels beschikbaar gekomen via een decentralisatie-uitkering bodem in het provincie- en gemeentefonds.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 31.433, A) is op 17 februari 2011 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 15 maart 2011 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
22 april 2008titel
Wijziging van de Wet bodembescherming (wijziging financiële bepalingen in verband met de decentralisatie-uitkeringenschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Infrastructuur en Milieu
inwerkingtreding
Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 76 tot en met 76iii, 76n tot en met 76o en 77a van de Wet bodembescherming, zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op de verplichtingen die voor dat tijdstip op grond van die artikelen zijn aangegaan.
2