In dit wetsvoorstel zijn naast de maatregelen als gevolg van de koopkrachtbesluitvorming alleen de maatregelen opgenomen die voortvloeien uit politieke afspraken, waarvan het wenselijk is dat zij per 1 januari 2015 in werking treden of die de uitvoering versterken dan wel de uitvoeringslasten verlichten en derhalve bijdragen aan vereenvoudiging. De meer technische maatregelen die op 1 januari 2015 in werking moeten treden en die in andere jaren werden opgenomen in een wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen zijn dit jaar ook ondergebracht in het Belastingplan 2015.

De maatregelen waarvan is geconcludeerd dat deze op enig moment wel getroffen dienen te worden, maar niet noodzakelijkerwijs per 1 januari 2015 in werking hoeven te treden en die ook geen bijdrage leveren aan vereenvoudiging zullen worden opgenomen in het voorstel Fiscale verzamelwet 2015 dat in het voorjaar van 2015 zal worden ingediend bij de Tweede Kamer. (noot: het voorstel Fiscale verzamelwet 2015 ( 34.220 ) is op 5 juni 2015 bij de Tweede Kamer ingediend)


Stand van zaken

Het voorstel (EK 34.002, A) is op 13 november 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. ChristenUnie, SGP, VVD, Van Vliet, D66, GroenLinks, PvdA en de PvdD stemden voor.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 16 december 2014 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. VVD, PvdA, ChristenUnie, GroenLinks en D66 stemden voor. De tijdens de plenaire behandeling ingediende motie-Van Boxtel (D66) c.s. over een voorstel voor de belastingherziening in verband met noodzakelijke lastenverlichting (EK 34.002 / 32.140, H) is na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. PVV, VVD, PvdA, CDA, ChristenUnie, GroenLinks, D66 en 50PLUS stemden voor. De motie-De Boer (GroenLinks) c.s. over het bevorderen van duurzaamheid als een doelstelling van de herziening van het belastingstelsel (EK 34.002, I) is verworpen. ChristenUnie, GroenLinks, SP, D66, PvdD en 50PLUS stemden voor.

Op 8 maart 2016 werd door medewerkers van het Centraal Planbureau (CPB) voor de commissie een technische briefing over de CPB-modellen verzorgd. Ter voorbereiding van de briefing had de commissie via de minister van Economische Zaken op 4 februari 2016 een aantal vragen aan het CPB voorgelegd. De minister heeft de antwoorden bij brief van 1 maart 2016 aangeboden. Van dit schriftelijk overleg heeft de commissie op 4 maart 2016 een verslag (EK 34.302, P) uitgebracht.

Op 31 mei 2016 vond een deskundigenbijeenkomst over de positie van het CPB in het bestel plaats. Naar aanleiding van de deskundigenbijeenkomst heeft de commissie bij brieven van 14 juni 2016 het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Sociaal Cultureel Planbureau(SCP) verzocht hun ideeën schriftelijk kenbaar te maken met betrekking tot mogelijkheden tot versterking van de institutionele inbedding van adviezen en rapporten van de planbureaus uit een oogpunt van pluriformiteit van de input voor Kamerleden. De commissie heeft op 12 juli 2016 de reactie van beide planbureaus en het Centraal Planbureau (CPB) voor kennisgeving aangenomen en ziet met interesse uit naar de uitkomst van de verkenning van de mogelijkheden om in onderlinge samenwerking de Monitor Brede Welvaart tot stand te brengen.

Voor de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN) vond op 18 november 2014 een technische briefing over het Belastingplan 2015 door medewerkers van het ministerie van Financiën plaats.


Kerngegevens

ingediend

16 september 2014

titel

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

inwerkingtreding

  • 1. 
    Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat:
  • a. 
    artikel I, onderdelen C en E, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 3.4, onderdeel A, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II bij het begin van het kalenderjaar 2015 zijn toegepast;
  • b. 
    artikel I, onderdelen R en S, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2015 is toegepast;
  • c. 
    indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2016 wordt toegepast: artikel II, onderdelen G en I, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;
  • d. 
    indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2017 wordt toegepast: artikel III eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;
  • e. 
    artikel IV, onderdelen D en F, eerst toepassing vindt nadat de artikelen 20a, tweede lid, en 20b, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 5.2 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II bij het begin van het kalenderjaar 2015 zijn toegepast;
  • f. 
    artikel IV, onderdeel H, eerst toepassing vindt nadat artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2015 is toegepast;
  • g. 
    indien artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2016 wordt toegepast: artikel VII, onderdeel B, eerst toepassing vindt nadat genoemd artikel 22d bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;
  • h. 
    indien artikel 90 van de Wet belastingen op milieugrondslag bij het begin van het kalenderjaar 2017 wordt toegepast: artikel XVII, onderdelen A en B, eerst toepassing vindt nadat artikel 90 van de Wet belastingen op milieugrondslag bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;
  • i. 
    artikel XXIX toepassing vindt voordat artikel II van het Belastingplan 2010 wordt toegepast;
  • j. 
    artikel XXX toepassing vindt voordat artikel III, onderdeel A, van het Belastingplan 2011 wordt toegepast;
  • k. 
    artikel XXXII, onderdelen A en B, eerst toepassing vindt nadat artikel IX, onderdeel a, van het Belastingplan 2014 bij het begin van het kalenderjaar 2015 is toegepast.
  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdelen D en F, en artikel IV, onderdelen E en G, in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 7 maart 2014 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake de verzekering van zorg aan mensen die zijn aangewezen op langdurige zorg (Wet langdurige zorg) (Kamerstukken 33891) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, met dien verstande dat:
  • a. 
    artikel I, onderdelen D en F, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 3.4, onderdeel A, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II bij het begin van het kalenderjaar 2015 zijn toegepast;
  • b. 
    artikel IV, onderdelen E en G, eerst toepassing vindt nadat de artikelen 20a, tweede lid, en 20b, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 5.2 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II bij het begin van het kalenderjaar 2015 zijn toegepast.
  • 3. 
    In afwijking van het eerste lid treedt artikel XI in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 8 februari 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten om het mogelijk te maken dat aanbieders van medisch-specialistische zorg, mits zij aan een aantal voorwaarden voldoen, winst uitkeren (voorwaarden voor winstuitkering aanbieders medisch-specialistische zorg) (Kamerstukken 33168) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt.
  • 4. 
    Artikel IX, onderdeel A, werkt terug tot en met 31 december 2013.
  • 5. 
    Artikel XV, onderdeel H, en artikel XIX, onderdeel I, werken terug tot en met 1 april 2014.
  • 6. 
    Artikel XV, onderdelen A, B en C, werkt terug tot en met 1 juli 2014.

7 . In afwijking van het eerste lid treedt artikel XV, onderdelen Fa, Ga, Gb, Gc, Gd, Ia, Ib en Id, in werking op een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip.

  • 8. 
    In afwijking van het eerste lid treedt artikel XV, onderdeel F, onder 3, en onderdeel Ic, in werking op een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip.

Documenten

4