T02294

Toezegging Caribisch deel van het Koninkrijk (33.992 / 33.990)



De staatssecretaris van VWS zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort, op grond van de resultaten van het onderzoek naar de toekomstige werking van het verdrag in Caribisch Nederland, na de zomer informeren over het invoeringstraject.  De staatssecretaris zal erop aandringen dat Aruba, Curaçao en Sint-Maarten snel een besluit nemen over de vraag hoe en wanneer het verdrag tot medegelding wordt gebracht en zal de mogelijkheden voor ondersteuning bij de implementatie ervan nogmaals onder de aandacht van deze landen brengen. 


Kerngegevens

Nummer T02294
Status voldaan
Datum toezegging 12 april 2016
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Aruba
Caribisch Nederland
Sint Maarten
VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
Kamerstukken Goedkeuring verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (33.992 (R2034))
Uitvoering verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (33.990)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 27,  item 8,  13/14

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik ben me er zeer van bewust dat de positie van mensen met een beperking in het Caribisch deel van Nederland anders is dan die in het Europese deel. Het is de bedoeling dat het verdrag, zodra dat mogelijk is, ook gelding krijgt op het Caribisch deel van Nederland. Op dit moment vindt er onderzoek plaats naar de toekomstige werking van het verdrag. Daarbij worden de bestaande regelgeving, ook hier, in beeld gebracht, evenals de verplichtingen van het verdrag in relatie tot de werkzaamheid in het Caribisch deel, maar ook het gevoerde beleid, de uitvoeringsregelgevingen de consequenties voor de implementatie. We dienen ons ervan bewust te zijn, niet alleen wat betreft dit verdrag, maar ook in veel bredere zin, dat wij als beleid hebben om bijvoorbeeld in de BES-eilanden zo veel mogelijk Nederlandse wetgeving te implementeren, rekening houdend met de soms nogal specifieke situatie en omstandigheden van Caribisch Nederland. Soms is sprake van een wezenlijk verschil, niet alleen in juridische zin — ik noem de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte — maar ook qua uitvoering, ook gelet op de instituties die op die eilanden wel of niet aanwezig zijn. Bij dit onderzoek worden de bestuurscolleges van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba betrokken. Naar verwachting is het onderzoek in juli 2016 gereed.

Wat betreft Aruba, Curaçao en Sint-Maarten is sprake van medegelding van dit verdrag. Zij hebben een en ander nog in beraad, maar het zijn zelfstandige landen binnen het Koninkrijk. Zij moeten zelf beslissen op welke wijze en in welk tempo zij de implementatie van het verdrag in uitvoering willen brengen. Ik kan inderdaad geen voorspellingen doen. De heer Ganzevoort wil misschien vragen wanneer dat traject klaar is, maar dat is een zelfstandige beslissing van die landen binnen het Koninkrijk. Daar kan ik dus niet op vooruitlopen.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Deze twee antwoorden roepen allebei een vervolgvraag op, maar niet zozeer naar de voorspellende gaven van deze staatssecr etaris — die ik overigens zeer hoog heb — want dit zag ik wel. Ik heb een concrete vraag. Ik begin met Caribisch Nederland. In de antwoorden stond dat het onderzoeksrapport in juli van dit jaar wordt verwacht. Ik mag aannemen — ik hoop dat ik de staatssecretaris wat dat betreft goed begrijp — dat het geen kwestie is of een en ander wordt geratificeerd en geïmplementeerd, maar alleen hoe dat zou moeten gebeuren.

Staatssecretaris Van Rijn:

Zeker.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Kunnen wij dan zo kort mogelijk na juli een helder tijdpad krijgen over wanneer de volgende stappen moeten worden gezet? Dat er niet alleen sprake is van een wenkend perspectief, maar dat er ook concrete stappen moeten worden gezet, lijkt mij ook voor Caribisch Nederland essentieel.

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat lijkt mij een zeer redelijke vraag. Dat is precies de bedoeling van het onderzoek. Wij kijken wat de situatie op het Caribisch deel van Nederland is en wat dit betekent voor de uitvoering. Dan kunnen wij op grond van het onderzoek zo rond de zomer besluiten over het invoeringspad en hoe wij dat gaan doen. Ik ben zeer bereid om de Kamers daarvan op de hoogte te stellen.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dank. Dan heb ik nog een vraag over de rest van het Koninkrijk, de drie andere landen. Natuurlijk hebben die een eigenstandige verantwoordelijkheid wat dit betreft. Tegelijkertijd is de vraag aan de Nederlandse regering, misschien ook wel aan de regering van het Koninkrijk, sprekend over de rijkswet hoe de Koninkrijksregering in gesprek gaat met de landen om ervoor te zorgen dat de ratificatie uiteindelijk zal plaatsvinden, met vervolgens de uitvoering.

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat vereist een formeel besluit — dat betreft de medegelding — maar wij zijn al met die landen in gesprek over hoe wij hen kunnen ondersteunen waar het gaat om de verdere implementatie van het verdrag. Ze moeten er zelfstandig een bestuurlijke beslissing over nemen, niet over de vraag of, maar over de vraag hoe, wanneer en in welk tijdpad, maar wij zijn zeer bereid om hen te ondersteunen bij de implementatie van het verdrag.

[...]  Ik spreek nog een keer uit dat wij zeer bereid zijn om te kijken niet de of-vraag, maar vooral naar de hoe-vraag, niet alleen in formeel regelgevende zin, maar ook in de zin van hoe wij de BES-eilanden en de andere landen kunnen helpen.

Handelingen I 2015-2016, nr. 27,  item 8,  blz. 23

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik ben overigens blij met de toezeggingen op dat punt: we horen voor de zomer over het facultatief protocol en na de zomer over het concrete plan voor de BES-eilanden; vandaar mijn verwarring over wat we wanneer krijgen. Gelukkig corrigeerde mevrouw Barth dat en hebben we dat nu weer helemaal scherp.

[...]

Op één vraag heb ik nog niet echt een antwoord gekregen, maar ik was door mijn interrupties heen: hoe komen we verder met de Koninkrijksmedewerking wat betreft Aruba, Curaçao en Sint-Maarten? Deze vraag betreft niet de BES-eilanden, want daarover hebben we het al gehad. Ik besef dat het eigen landen zijn, met een eigen verantwoordelijkheid, maar de ratificatie, de goedkeuring geldt wel voor het hele Koninkrijk. Vanuit de koninkrijksregering zal hierover dus nog verder met die landen moeten worden gesproken. Mijn vraag, waarop ik dus nog geen antwoord heb gekregen, is: kan de staatssecretaris nog wat preciezer vertellen hoe dat gesprek loopt, welke stappen er worden gezet et cetera?

Handelingen I 2015-2016, nr. 27,  item 8,  27

Staatssecretaris Van Rijn:

Naar aanleiding van de vragen van heer Ganzevoort over de andere Koninkrijksdelen kan ik meedelen dat we daarmee in gesprek zijn om te kijken hoe we ze kunnen steunen. We dringen erop aan dat ook zij snel het besluit nemen om het verdrag ook in formele zin tot medegelding te brengen. Ik ben zeer bereid om daar nog eens bij hen op aan te dringen en ervoor te zorgen dat zij er tempo mee maken door te expliciteren waar zij onze steun kunnen gebruiken om tot implementatie over te gaan. Die nadere belofte doe ik gaarne.


Brondocumenten


Historie