Debat Initiatiefvoorstel bekostiging levensbeschouwelijk en godsdienstonderwijs op openbare scholen



De Eerste Kamer heeft dinsdag 7 februari 2017 gedebatteerd over het Initiatiefvoorstel-Ypma, Voordewind en Rog inzake de bekostiging van levensbeschouwelijk onderwijs en godsdienstonderwijs op openbare scholen. Dit onderwijs wordt nu nog bekostigd via subsidies. Voorstel is om het structureel te bekostigen. Het wetsvoorstel werd verdedigd door initiatiefnemers Ypma, Voordewind en Rog. Namens de regering voerde staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) het woord.

Senator Bikker diende tijdens het debat een motie (EK, C) in die de regering verzoekt om een overbruggingsregeling voor de kosten van vormingsonderwijs tot het moment dat de nieuwe wet in werking treedt (naar verwachting 1 augustus 2017). Ook vraagt de motie om een structurele bekostiging van het vormingsonderwijs. Staatssecretaris Dekker ontraadde deze motie. Hij merkte daarbij op dat er niet voorzien is in een dekking van de kosten van het wetsvoorstel en een eventuele overbruggingsregeling. Het zou dus ten koste gaan van het reguliere onderwijs.

Op dinsdag 14 februari 2017 wordt over het wetsvoorstel en de motie gestemd.

Plicht van de overheid

Senator De Vries-Leggedoor (CDA) merkte in het debat op dat het vormingsonderwijs wordt verzorgd door organisaties op geestelijke grondslag en niet door de school. De openbare (speciale) basisscholen treden daarbij op als gastheer. Vormingsonderwijs wordt sinds 2009 bekostigd via subsidies. Doel hiervan was onder meer om de docenten een salaris te kunnen bieden conform het niveau van de klassenleraren. De Tweede Kamer heeft zich sindsdien meermaals uitgesproken voor het structureel maken van de bekostiging van deze vorm van onderwijs. De Vries-Leggedoor gaf aan dat haar fractie daarin mee gaat, omdat het de plicht is van de overheid om dit structureel mogelijk te maken. Zij plaatste wel de kanttekening dat vormingsonderwijs geen verplichting mag worden. Ook vroeg de senator hoe de verwachte hogere kosten zullen worden gedekt.     

Royaal en sportief

Senator Pijlman (D66) stelde dat de bekostiging van deze vorm van onderwijs momenteel niet helder is geregeld. Het recht op vormingsonderwijs past binnen het kader van onderwijsvrijheid uit artikel 23 van de Grondwet. Senator Pijlman stelde dat zijn fractie vormingsonderwijs ziet als een verrijking van het openbaar onderwijs. Pijlman vroeg waarom de invulling, groepsgrootte, bekwaamheidseisen en financiën worden vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Ook vroeg hij de initiatiefnemers te bevestigen dat de nascholing van docenten is geborgd in de Wet beroepen in het Onderwijs en ter hand wordt genomen door het Dienstencentrum. Tot slot betoogde hij dat hij er vanuit gaat dat de regering het wetsvoorstel royaal en sportief uitvoert en de benodigde indexering van de lonen en eventuele extra middelen ter beschikking stelt.      

Neutraliteit

Senator Bruijn (VVD) betoogde dat het openbaar onderwijs voor iedereen neutraal toegankelijk moet zijn. Door deze structurele bekostiging wordt de neutraliteit van het openbaar onderwijs echter ondergraven. Het zou zelfs de bijl aan de wortel van het bijzonder onderwijs kunnen zijn. De lessen zijn immers alleen beschikbaar voor de leerlingen wier ouders hiervoor toestemming hebben gegeven. Bruijn vroeg ook hoe de verwachte extra 5 miljoen euro die nodig is voor dit onderwijs wordt bekostigd. Op grond van artikel 50 van de Wet op het primair onderwijs moet een openbare school zijn leerlingen in staat stellen om binnen schooltijden, apart van de rest van de groep, les te krijgen over een specifieke godsdienst of levensbeschouwing. Bruin vroeg of dit nog wel strookt met de hedendaagse visie op onderwijs en of het niet juist polariserend werkt als alleen aan een apart groepje leerlingen in een bepaalde godsdienst wordt onderwezen. Bruin vroeg of het bekostigen van godsdienstig en levensbeschouwelijk onderwijs niet een zeer arbitraire keuze is. Een structurele subsidie zou volgens de senator beter passen. De senator betwistte dat het huidige systeem van subsidiering leidt tot onzekerheid en banenverlies.

Integratie op scholen

Senator Kops (PVV) vroeg in welke mate het aanbod aan vormingsonderwijs is verminderd of verslechterd door het huidige systeem van subsidies. De senator vroeg ook waarom godsdienstonderwijs moet worden gegeven door leraren die zijn aangewezen door kerken en levensbeschouwelijk onderwijs door leraren die zijn aangewezen door organisaties met een levensbeschouwelijk grondslag. Dit past niet bij het openbare karakter van het onderwijs. Ouders hebben volgens de senator de vrijheid om hun kinderen te sturen naar een school van hun keuze. Het onderscheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs wordt door dit wetsvoorstel echter mogelijk vervaagd en misschien zelfs ondermijnd. Het integratievraagstuk wordt volgens de senator onvoldoende geadresseerd in het primair onderwijs. Bepaalde thema's worden zelfs structureel uit de weg gegaan. De verschillen tussen Westerse en niet-Westerse normen en waarden zijn pijnlijk duidelijk. De senator betoogde dat het onderwijs "steeds verder islamiseert".                

Respect voor andersdenkenden

Senator Sini (PvdA) hield in het debat zijn maidenspeech. De senator betoogde in het debat dat vormingsonderwijs kinderen helpt om respect te hebben voor mensen die anders in het leven staan dan zijzelf. Dit kan bijdragen aan een samenleving waar mensen met elkaar verbonden zijn, die mededogen kent en waarin iedereen er toe doet; ongeacht afkomst/religie of seksuele geaardheid. De senator vroeg de initiatiefnemers om te bevestigen dat het vormingsonderwijs voortaan ook aan het toezicht van de Onderwijsinspectie onderworpen moet worden. Dit geldt in het bijzonder voor lessen waarbij er een vermoeden is dat er wordt aangezet tot intolerantie, discriminatie of haat. Sini vroeg ook hoe de Onderwijsinspectie zich gaat verhouden tot het Dienstencentrum dat het vormingsonderwijs verzorgt en tot de scholen die het onderwijs mogelijk maken.

Ruimte voor levensbeschouwing

Senator Bikker (ChristenUnie) betoogde dat ruimte voor levensbeschouwelijke vorming binnen het openbaar onderwijs sinds jaar en dag bestaat. Dat is goed, want levensbeschouwelijk onderwijs helpt om kinderen waarden mee te geven. Het huidige systeem van subsidies zorgt voor veel financiële onzekerheid en een tekort aan docenten. De senator vroeg de staatssecretaris hoe hij dit gaat oplossen als dit wetsvoorstel niet aangenomen zou worden. De enige manier om het huidige systeem van subsidiëring voort te zetten is om te snijden in het aantal leerlingen dat vormingsonderwijs krijgt. Bikker vroeg de staatssecretaris om toe te zeggen dat er een overbruggingsregeling komt tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe wet. De senator vroeg ook welke mogelijkheden er zijn voor scholen die meer dan 40 uur vormingsonderwijs willen aanbieden.

Kwaliteit

Senator Ganzevoort (GroenLinks) gaf aan dat zijn fractie het kennisaspect over levensbeschouwing belangrijk vindt voor een multiculturele samenleving. Het is belangrijk dat kinderen niet alleen andermans, maar ook hun eigen uitgangspositie beter leren kennen. Het verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs zit volgens de senator niet in de ruimte voor levensbeschouwing. Het draait er om of een school zelf een bepaalde kleur kiest. De kwaliteit van het vormingsonderwijs en haar docenten is volgens de senator erg belangrijk. Als er kwaliteitseisen worden gesteld, moet ook de salariëring en ondersteuning goed geregeld zijn. Om die reden strekt het volgens Ganzevoort tot aanbeveling om de financiering van vormingsonderwijs structureel te regelen.   

Onmisbaar

Senator Gerkens (SP) betoogde dat levensbeschouwelijk onderwijs onmisbaar is in een democratische samenleving. De senator betoogde dat levensbeschouwing niet alleen het domein is van scholen met een godsdienstige grondslag. De SP-fractie is geen voorstander van de huidige praktijk waarin vaak een priester of dominee wordt ingezet om (vanwege een gebrek aan financiering) vormingsonderwijs te geven. Het vak mag ook niet verworden tot "een les over protestants christendom met een sausje van andere religies". Ook filosofie dient volgens Gerkens een stevige plaats in te nemen in het vak levensbeschouwing.   

Pacificatie

Senator Schalk (SGP) haalde aan dat het dit jaar precies 100 jaar geleden is dat de onderwijspacificatie (het einde van de schoolstrijd) plaatsvond. Ook nu loopt subsidiering van een bijzondere vorm van onderwijs uiteindelijk uit op structurele bekostiging. Dit is nodig om te voorkomen dat opgedane dure kennis en ervaring weglekken. Schalk vroeg wat er gebeurt als meer kinderen van deze mogelijkheid gebruik gaan maken en hoe er wordt meebewogen met de loon- en prijsontwikkeling. De senator vroeg ook hoe kan worden geborgd dat bij vormingsonderwijs niet wordt opgeroepen tot geweld tegen bevolkingsgroepen of andere vormen van haat wordt gepredikt.

Antwoord initiatiefnemers

Initiatiefnemer Ypma gaf aan dat kinderen graag over levensbeschouwelijke vragen nadenken. Zij betoogde ook dat er in het onderwijsveld veel steun bestaat voor dit wetsvoorstel. Het levensbeschouwelijk onderwijs heeft al decennialang een plek in het openbaar onderwijs. De vereiste geestelijke neutraliteit betekent niet dat er geen onderwijs mag worden gegeven in levensbeschouwing. Het behoort tot het takenpakket van alle basisscholen om over verschillende godsdiensten te leren. Dit gaat niet ten koste van de andere vakken uit het curriculum. Bij een redelijk vermoeden van aanzetten tot discriminatie of haat moet de school of het Dienstencentrum de onderwijsinspectie waarschuwen. Ypma benadrukte dat er geen verplichting komt om vormingsonderwijs te volgen. Ouders blijven het recht houden om hun kinderen weg te houden van deze lessen.

Initiatiefnemer Voordewind gaf aan dat 75.000 leerlingen op dit moment vormingsonderwijs krijgen. De invoering van dit wetsvoorstel kan op korte termijn tot een stijging van 2 procent per jaar leiden. De stijging van de lonen en de groei van de vraag moeten volgens de initiatiefnemer uiteindelijk worden meegenomen bij de vaststelling van het budget. Het kan echter niet zo zijn dat het budget oploopt tot 20 miljoen euro. Het vormingsonderwijs wordt volgens Voordewind gegeven door docenten die de PABO hebben doorlopen of door theologen/dominees/priesters/imams met een officiële onderwijsbevoegdheid.  

Initiatiefnemer Rog gaf aan dat het leeuwendeel van de kosten (10 miljoen euro) nu reeds beschikbaar is. Het totale bedrag kan volgens de initiatiefnemer maximaal oplopen tot 15 miljoen in de komende acht jaar. In deze berekening is zowel de verwachte toegenomen vraag als de lonenindexatie meegenomen. Als de vraag fors zou toenemen, dan wordt het aantal uren per kind per week teruggeschroefd. Dankzij dit wetsvoorstel is het in de toekomst niet meer mogelijk om de geldkraan in één keer dicht te laten draaien door een minister of staatssecretaris. Als er meer kinderen - al dan niet als gevolg van dit wetsvoorstel - naar het openbaar onderwijs gaan dan zal het geld voor het bijzonder onderwijs worden gebruikt om het vormingsonderwijs op openbare scholen te bekostigen. De initiatiefnemer verwacht echter niet dat dit gaat gebeuren omdat er een kap is gezet op het aanbod van vormingsonderwijs op openbaar onderwijs.

Antwoord regering

Staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) stelde dat lesgeven over godsdienst een wettelijk onderdeel van het curriculum is. De staatssecretaris verwacht niet dat het bijzonder onderwijs zal lijden onder dit wetsvoorstel.  De staatssecretaris betwistte dat het recht van ouders om hun kinderen vormingsonderwijs te geven automatisch leidt tot een plicht van de overheid om hierin te voorzien. Tot 2009 werd vormingsonderwijs immers niet door de rijksoverheid bekostigd. De staatssecretaris garandeerde dat de subsidie voor het Dienstencentrum dat het vormingsonderwijs verzorgt hoe dan ook doorloopt. Dekker zegde toe om de indexering van lonen ook voor het Dienstencentrum te laten gelden. Hij merkte daarbij op dat OCW niet ieder jaar de lonen indexeert. De staatssecretaris gaf aan dat hij nog geen plek heeft op de begroting van het ministerie voor het bekostigen van de extra 5 miljoen euro en legde de bal bij de initiatiefnemers. Eventueel kan de financiering via een AMvB geregeld worden. De Onderwijsinspectie kan het bestuur van de openbare school niet verantwoordelijk stellen voor de inhoud van de lessen, maar wel voor de veiligheid en het toetsen van de bevoegdheid van de docent.  


Deel dit item: