Dit wetsvoorstel regelt de goedkeuring van het op 13 oktober 2021 te Tel Aviv tot stand gekomen Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Staat Israël inzake de status van hun strijdkrachten (Trb. 2021, 135). De goedkeuring geldt voor het Europese deel van Nederland.
Het doel van het verdrag is om de juridische status/rechtspositie te regelen van het defensiepersoneel van Nederland en Israël bij aanwezigheid op elkaars grondgebied in het kader van militaire activiteiten. Het aangaan van het verdrag betekent dus niet dat er bij voorbaat toezeggingen worden gedaan over de aard en de invulling van (toekomstige) samenwerking. Het verdrag biedt enkel het juridisch kader voor samenwerkingsactiviteiten, als partijen daartoe besluiten, en behelst dus geen verplichting tot samenwerking.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft het voorstel (TK, 2) op 11 april 2023 aangenomen.
Voor: GroenLinks, Volt, Fractie Den Haan, PvdA, Lid Gündoğan, D66, Lid Omtzigt, ChristenUnie, VVD, SGP, CDA, BBB, JA21, PVV en Groep Van Haga.
Tegen: SP, BIJ1, DENK, PvdD en FVD.
De Eerste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) heeft op 1 februari 2024 de nadere memorie van antwoord (EK, E met bijlage) ontvangen.
De commissie heeft bij brief van 22 februari 2024 vragen gesteld aan de minister van Defensie over dit wetsvoorstel in het licht van de actuele ontwikkelingen. De ministers van Defensie en van BZ hebben deze vragen op 15 november 2024 beantwoord (EK, F met bijlage).
De commissie bespreekt op 19 november 2024 de nadere procedure.
ingediend
1 februari 2022titel
Goedkeuring van het op 13 oktober 2021 te Tel Aviv tot stand gekomen Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Israël inzake de status van hun strijdkrachten (Trb. 2021, 135)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
24