Parlementair jaar 2022/2023, 24e vergadering
Aanvang: 13.30 uur
Sluiting: 18.01 uur
Status: gecorrigeerd
Voorzitter: Bruijn
Tegenwoordig zijn 68 leden, te weten:
Van Apeldoorn, Arbouw, Atsma, Backer, Van Ballekom, Van den Berg, Berkhout, Beukering, Bezaan, De Blécourt-Wouterse, De Boer, Bredenoord, Bruijn, De Bruijn-Wezeman, Crone, Dessing, Van Dijk, Dittrich, Doornhof, Essers, Faber-van de Klashorst, Fiers, Frentrop, Ganzevoort, Geerdink, Gerkens, Van Gurp, Van Hattem, Hermans, Huizinga-Heringa, Janssen, Jorritsma-Lebbink, Karakus, Karimi, Kennedy-Doornbos, Niek Jan van Kesteren, Ton van Kesteren, Keunen, Klip-Martin, Kluit, Knapen, Koffeman, Koole, Kox, Krijnen, Meijer, Moonen, Nanninga, Nicolaï, Oomen-Ruijten, Otten, Van Pareren, Pijlman, Prins, Raven, Recourt, Rietkerk, Rombouts, Rosenmöller, Schalk, Stienen, Van Strien, Talsma, Veldhoen, Verkerk, Van der Voort, Lucas Vos en Mei Li Vos,
en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van dinsdag 28 maart 2023. Ik heet de leden, de medewerkers, de aanwezigen op de publieke tribune en iedereen die deze vergadering via de livestream volgt, van harte welkom.
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:
Baay-Timmerman, Van Rooijen en Prast, wegens persoonlijke omstandigheden;
Hiddema, wegens ziekte;
Van Wely, wegens werkzaamheden elders.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is de aanbieding van het verslag van de Tijdelijke commissie actualisering Reglement van Orde (CLVI, letter A).
De voorzitter:
Aan de orde is de aanbieding van het verslag van de Tijdelijke commissie actualisering Reglement van Orde. Ik geef het woord aan de voorzitter van de tijdelijke commissie, mevrouw Gerkens.
Mevrouw Gerkens i (voorzitter van de tijdelijke commissie):
Voorzitter. Op 19 april 2022 heeft deze Kamer een Tijdelijke commissie actualisering Reglement van Orde ingesteld, beter bekend als CARO. Haar taakopdracht luidde: het uitvoeren van een analyse van het thans geldende Reglement van Orde en het doen van aanbevelingen en concrete voorstellen voor de actualisering daarvan. Het is mij als voorzitter van deze commissie een genoegen u te kunnen mededelen dat de commissie haar werkzaamheden heeft afgerond en dat wij heden het verslag daarvan aan de Kamer kunnen aanbieden. Het daarbij opgenomen concrete voorstel voor actualisering van het Reglement van Orde zal de commissie vanmiddag bij de Kamer indienen.
De commissie heeft sinds haar instelling twaalf keer vergaderd en heeft haar werkzaamheden op 14 maart afgerond. Ze heeft bij de doorlichting van het huidige reglement zowel een technisch als een inhoudelijk spoor gevolgd. Bij het technische spoor heeft zij voorstellen geformuleerd voor modernisering van het taalgebruik, heeft zij gezocht naar kernachtigere formuleringen en heeft zij voorgesteld uitgewerkte artikelen te schrappen en gewortelde procedures die zich buiten het Reglement van Orde om hebben gevormd, te codificeren. In de tijdelijke commissie leefde daarbij de overtuiging dat een reglement van de Kamer zich op de hoofdlijnen moet richten en niet hoeft te voorzien in een regulering van iedere denkbare gebeurtenis in de Kamer. Het reglement is geen panacee voor iedere denkbare hiccup of onverwachte situatie in ons werk, maar een hulpmiddel — ja, een belangrijk hulpmiddel, dat zeker — om de individuele Kamerleden, de Voorzitter en de commissievoorzitters in staat te stellen de Kamer transparant en goed te laten functioneren.
Naast het technische spoor volgde CARO ook een inhoudelijk spoor. Hierbij werkte de commissie met een aantal uitgangs- of gezichtspunten. Zo vormde de positie van het individuele Kamerlid voor haar een uitgangspunt en achtte zij het gewenst dat een reglement een reëel beeld van de organisatie en de werkwijze van de Kamer biedt. De tijdelijke commissie heeft er voorts naar gestreefd dat haar voorstel voor een geactualiseerd Reglement van Orde bijdraagt aan een transparante, kenbare en voorspelbare werkwijze en agendering in deze Kamer, dat het voldoende handvatten biedt aan de Voorzitter en commissievoorzitters om de vergadering in goede banen te leiden, en dat het niet verstarrend werkt op het functioneren van de Kamer en eenvoudig te hanteren is.
Voorzitter. Ik wil mijn collega's in de tijdelijke commissie bedanken voor de buitengewoon constructieve en collegiale wijze waarop wij de soms stevige discussies hebben gevoerd in onze commissie. Zij maakten het mij als commissievoorzitter daarmee gemakkelijk de vergaderingen te leiden. Ik weet dat ik hier ook spreek namens vicevoorzitter Joris Backer, die ook een aantal malen tijdens de vergadering de voorzittershamer heeft gehanteerd. Een bijzondere rol speelden de griffiers, zonder welke we de discussie niet op deze goede wijze hadden kunnen voeren. Hun kennis en hun adviezen zijn van groot belang geweest. Zonder deze ondersteuning vanuit de griffie zou de commissie dit verslag vanmiddag waarschijnlijk ook niet kunnen aanbieden. Veel dank daarom ook aan de betrokken griffiemedewerkers.
Voorzitter, ik zal afronden. Ons Reglement van Orde dateert van 1995 en is sindsdien alleen beperkt op onderdelen gewijzigd. Een volledige analyse van alle artikelen, zoals nu verricht door CARO, heeft nog niet eerder plaatsgevonden. Graag neem ik de Kamer in dit verband mee terug naar het jaar 2003. Toen werd in deze Kamer een beperkte wijziging van het Reglement van Orde voorgesteld. In de toelichting op het desbetreffende voorstel las ik dat het College van Senioren tijdens de zogenaamde stranddagen — het staat er echt — de wens had uitgesproken om in de volgende zitting van de Kamer tot een algehele wijziging van het Reglement van Orde te komen. De CARO heeft tot haar spijt niet kunnen vaststellen dat deze stranddagen van het College van Senioren ook een gewortelde praktijk zijn geworden. Misschien ligt dat aan het regenachtige weer dat wij vaak in Den Haag hebben.
Wij moeten deze Kamer dan ook teleurstellen: u zult de stranddagen van het College van Senioren tevergeefs in ons wijzigingsvoorstel zoeken. Trouwens, ook het begrip "senioren" vindt u, als het aan onze commissie ligt, niet meer terug in het geactualiseerde Reglement van Orde. Mede gelet op het jeugdig elan …
(Hilariteit)
Mevrouw Gerkens (voorzitter van de tijdelijke commissie):
Lachen is herkennen. Mede gelet op het jeugdig elan van dit adviesorgaan van de Voorzitter stellen wij voor om voortaan gewoon te spreken over "het college van fractievoorzitters". Dat neemt niet weg dat ik de hoop uitspreek dat de tijdelijke commissie de wens van de senioren van destijds om het Reglement van Orde van artikel 1 tot en met artikel 180 tegen het licht te houden na twintig jaar heeft ingelost, en dat ook deze Kamer kan instemmen met de voorstellen die de commissie doet.
Voorzitter. Dan overhandig ik nu graag het verslag aan u.
(Overhandiging van het verslag)
(Applaus)
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Voorzitter, ik heb een punt van orde.
De voorzitter:
Ik ga eerst eventjes antwoorden aan mevrouw Gerkens.
Geachte voorzitter en leden van de commissie, collega's. Hartelijk dank voor het verslag van de Tijdelijke commissie actualisering Reglement van Orde, dat ik zojuist in ontvangst heb mogen nemen.
Hartelijk dank, mevrouw Gerkens. Mijn bijzondere dank aan de gehele commissie die aan dit verslag heeft bijgedragen. De commissie is op 19 april 2022 ingesteld en kreeg van de Kamer als taak het uitvoeren van een analyse van het thans geldende Reglement van Orde en het doen van aanbevelingen en concrete voorstellen voor de actualisering daarvan.
Ik mocht al even uw verslag inkijken voorafgaand aan deze vergadering. Bovendien heb ik in het voorbije jaar met bijzondere belangstelling de vergaderingen van uw commissie gevolgd, die alle gelivestreamd werden en die dus voor iedereen te volgen waren.
Mij is gebleken dat u daarbij grondig te werk bent gegaan en dat uw commissie haar werkzaamheden volledig in de openbaarheid heeft verricht. Iedereen die dit wenste — ik zei het al — kon via de livestream en anderszins kennisnemen van de interessante discussies en de besluitvorming in uw commissie.
Uw commissie bouwde daarbij voort op het verslag van de Tijdelijke Commissie Werkwijze Eerste Kamer, de commissie-Flierman, die in 2016 en 2017 actief was in deze Kamer. Tevens liet zij zich inspireren door de aanpak en voorstellen van de werkgroep-Van der Staaij, die tussen 2018 en 2021 werkte aan de herziening van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer.
Het resultaat ligt nu voor ons en, conform de procedures voor een voorstel voor een wijziging van het Reglement van Orde, zal uw commissie hedenmiddag tevens haar voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde bij deze Kamer indienen, zo kondigde u zojuist aan. Daarna is de voltallige Kamer aan zet. Ik zal daarom als Voorzitter niet op het eindoordeel van de Kamer vooruitlopen door nu al in te gaan op de inhoud van het verslag en de voorgestelde wijzigingen. Dat is uiteraard aan de Kamer.
Desondanks permitteer ik mij, met uw goedvinden, één opmerking. Die gaat niet over de stranddagen. In het verslag schaart uw commissie zich achter de opvatting van zowel de werkgroep-Van der Staaij in de Tweede Kamer als die van de commissie-Flierman in deze Kamer, namelijk de opvatting dat het Reglement van Orde van de Kamer geen oplossing biedt voor alle problemen die zich in de Kamer kunnen voordoen, helaas. U noemde dat zojuist al. De parlementaire of politieke cultuur, met de daaruit voortvloeiende mores, is minstens even belangrijk. Deze mores kunnen weliswaar sterk normatief zijn, kunnen aan verandering onderhevig zijn, maar lenen zich niet of veel minder voor codificatie in afdwingbare regels in bijvoorbeeld het Reglement van Orde. Ik ben het daar als uw Voorzitter van harte mee eens en zal dat ook bij het leiden van de werkzaamheden van deze Kamer blijven benadrukken.
Tot slot noem ik hier, onder hartelijke dankzegging voor het vele verrichte werk, alle leden van de commissie. Mevrouw Gerkens is voorzitter en de heer Backer ondervoorzitter. Samen met de heer Doornhof, de heer Van der Linden, die per 20 december 2022 vervangen is door de heer Van Wely, mevrouw Klip-Martin, de heer Koole, de heer Van Strien en de heer Talsma vormen zij de commissie. Mijn hartelijke dank geldt ook de ondersteuning van deze commissie.
De bodes zullen nu het verslag aan u allen uitreiken. Daarvoor schors ik de vergadering voor een enkele minuut.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Otten.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Dank, voorzitter. Ik heb een punt van orde. Ik heb dit vanmiddag ook kenbaar gemaakt in het College van Senioren toen we deze herziening van het Reglement van Orde bespraken. Ik hoorde de voorzitter van de commissie net zeggen: deze Kamer gaat dat beslissen. Ik vind het uiterst ongelukkig dat wij in de nadagen van onze termijn als Eerste Kamer, zelfs na de verkiezingen, over ons graf heen gaan regeren met een grondige herziening van het Reglement van Orde. Ik wil voorstellen om die herziening in juni door de nieuwe Kamer, in de nieuwe samenstelling, te laten behandelen, zodat wij ze dat niet op een van onze laatste vergaderdagen als een erfenis nog even cadeau doen, zeker ook omdat deze Kamer er heel anders uit komt te zien met heel veel nieuwe mensen, die er recht op hebben om hun eigen Reglement van Orde te bespreken. Dat punt van orde wilde ik hierbij even gemaakt hebben.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. Ik stel toch voor dat we even wachten tot volgende week, het CvS. Men heeft het rapport nog niet kunnen lezen; ook het behandelvoorstel van de commissie krijgen we vanmiddag. Ik stel voor om dat af te wachten en dan deze discussie te voeren, en om volgende week in het CvS zeker ook uw standpunt mee te wegen, als u zich daarin kunt vinden.
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Regels ter uitvoering van EU-verordeningen op het terrein van grenzen en veiligheid (Uitvoeringswet EU-verordeningen grenzen en veiligheid) (36158);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2023 (Incidentele suppletoire begroting inzake gasopslag Bergermeer en garantieregeling Porthos) (36271).
Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen.
De voorzitter:
Verlangt iemand aantekening? Ja, Partij voor de Dieren.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Wij willen graag aantekening bij 36271, met name voor wat betreft de garantieregeling Porthos.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Wenst een van de andere leden aantekening? Dat is niet het geval.
De leden van de fractie van de PvdD wordt conform artikel 112 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2023 (Incidentele suppletoire begroting inzake gasopslag Bergermeer en garantieregeling Porthos) (36271) te hebben kunnen verenigen.
Thans zijn aan de orde de stemmingen. Ik schors een enkel ogenblik, in afwachting van de minister van Justitie en Veiligheid.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Stemmingen moties Grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid,
te weten:
-
-de motie-De Blécourt-Wouterse c.s. over ondersteuning en expertise binnen de griffie op het terrein van digitalisering en AI (CXLVII, letter C);
-
-de motie-Recourt c.s. over waarden en gedragingen voor het goed laten functioneren van de democratische rechtsstaat (CXLVII, letter D);
-
-de motie-Veldhoen c.s. over de instelling van een vaste Kamercommissie Digitale Zaken (CXLVII, letter E);
-
-de motie-Veldhoen c.s. over codering van algoritmen binnen het wetgevingsproces (CXLVII, letter F);
-
-de motie-Prins c.s. over geautomatiseerde besluitvorming met een hoge impact op mensenrechten (CXLVII, letter G);
-
-de motie-Verkerk c.s. over wetgeving ter verbetering van de democratische controle op algoritmische besluitvorming (CXLVII, letter H);
-
-de motie-Gerkens c.s. over digitale geletterdheid op lerarenopleidingen (CXLVII, letter J).
(Zie vergadering van 21 maart 2023.)
De voorzitter:
Ik heet de minister van Justitie en Veiligheid, die namens de regering bij de stemmingen aanwezig is, van harte welkom.
Hebben voldoende leden de presentielijst getekend? Dat is het geval.
Ik heb begrepen dat mevrouw Prins het woord wenst over het aanhouden van een motie. Het woord is aan mevrouw Prins.
Mevrouw Prins i (CDA):
Meneer de voorzitter. Ik zou graag onze motie willen aanhouden, omdat het antwoord van de staatssecretaris pas deze week binnen zal komen en nog niet daar is. Vandaar dat ik de motie graag even aanhoud.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Prins.
Op verzoek van mevrouw Prins stel ik voor haar motie (CXLVII, letter G) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dat betekent dat op er een nader te bepalen moment over de motie met de letter G gestemd wordt.
Dan heb ik begrepen dat ook mevrouw Veldhoen het woord wenst over het aanhouden van een motie. Het woord is aan mevrouw Veldhoen.
Mevrouw Veldhoen i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de motie met letter E graag aanhouden.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Veldhoen.
Op verzoek van mevrouw Veldhoen stel ik voor haar motie (CXLVII, letter E) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dit betekent dat er op een nader te bepalen moment wordt gestemd over de motie CXLVII, letter E.
Dan stemmen wij allereerst over de motie CXLVII, letter C, de motie van het lid De Blécourt-Wouterse c.s. over ondersteuning en expertise binnen de griffie op het terrein van digitalisering en AI. Wenst een van de leden een stemverklaring over deze motie af te leggen? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-De Blécourt-Wouterse c.s. (CXLVII, letter C).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de OSF, Fractie-Nanninga, de PvdA, GroenLinks, D66, de SP, de PvdD, Fractie-Otten, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, FVD en Fractie-Frentrop voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
Ik teken hierbij aan dat de fractie van 50PLUS afwezig is.
Dan stemmen wij over de motie CXLVII, letter D, de motie van het lid Recourt c.s. over waarden en gedragingen voor het goed laten functioneren van de democratische rechtsstaat. Wenst een van de leden een stemverklaring over deze motie af te leggen? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-Recourt c.s. (CXLVII, letter D).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de OSF, de PvdA, GroenLinks, D66, de SP, de PvdD, Fractie-Otten, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, FVD en Fractie-Frentrop voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Fractie-Nanninga en de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
Ik teken hierbij aan dat de fractie van 50PLUS afwezig is.
Dan stemmen wij over de motie CXLVII, letter F, de motie van het lid Veldhoen c.s. over codering van algoritmen binnen het wetgevingsproces. Wenst een van de leden een stemverklaring over deze motie af te leggen? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-Veldhoen c.s. (CXLVII, letter F).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de OSF, de PvdA, GroenLinks, D66, de SP, de PvdD, Fractie-Otten, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Fractie-Nanninga, de PVV, de VVD, FVD en Fractie-Frentrop ertegen, zodat zij is aangenomen.
Ik teken hierbij aan dat de fractie van 50PLUS afwezig is.
Dan stemmen we over de motie CXLVII, letter H, de motie van het lid Verkerk c.s. over wetgeving ter verbetering van de democratische controle op algoritmische besluitvorming. Wenst een van de leden een stemverklaring over de motie af te leggen? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-Verkerk c.s. (CXLVII, letter H).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de OSF, Fractie-Nanninga, de PvdA, GroenLinks, D66, de SP, de PvdD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van Fractie-Otten, de PVV, FVD en Fractie-Frentrop ertegen, zodat zij is aangenomen.
Ik merk hierbij op dat de fractie van 50PLUS afwezig is.
Dan stemmen wij ten slotte over de motie CXLVII, letter J, de motie van het lid Gerkens c.s. over digitale geletterdheid op lerarenopleidingen. Wenst een van de leden een stemverklaring over de motie af te leggen? De heer Van Dijk, namens de SGP.
De heer Van Dijk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. De motie-Gerkens c.s. legt de vinger bij een belangrijk punt, namelijk de digitale geletterdheid op lerarenopleidingen. Dat is heel belangrijk. Het is dan ook niet voor niks dat digitalisering al deel uitmaakt van de kerndoelen. De opdracht in de motie om het overleg aan te gaan met besturen et cetera kan onbedoeld leiden tot nog meer bestuurlijke drukte in het onderwijs. Daar is het onderwijs niet mee gediend. Daarom stemmen wij tegen.
De voorzitter:
Oké, meneer Van Dijk. Wenst een van de andere leden een stemverklaring af te leggen over deze motie? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-Gerkens c.s. (CXLVII, letter J).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de OSF, Fractie-Nanninga, de PvdA, GroenLinks, D66, de SP, de PvdD, Fractie-Otten, de PVV, de ChristenUnie, het CDA en de VVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, FVD en Fractie-Frentrop ertegen, zodat zij is aangenomen.
Ik merk hierbij op dat de fractie van 50PLUS afwezig is.
Hiermee zijn we aan het einde van de stemmingen gekomen. Ik schors de vergadering voor een kort ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Regels over het voortduren van de werking van de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking en tot wijziging van die wet (Voortduringswet artikelen 2c en 4 Wvb) (36081).
De voorzitter:
Aan de orde is de behandeling van het wetsvoorstel 36081, Regels over het voortduren van de werking van de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking en tot wijziging van die wet. Kortweg: de Voortduringswet artikelen 2c en 4 Wvb.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik verzoek om enige rust in de zaal.
Ik geef het woord aan mevrouw Karimi, namens de fractie van GroenLinks en mogelijk andere fracties.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Inderdaad, voorzitter, ik spreek mede namens de PvdA.
Voorzitter. De oorlog in Oekraïne die één jaar geleden begon door de agressie van Rusland, heeft enorme ellende veroorzaakt in dat land. Helaas zijn we sindsdien dagelijks getuige van oorlogsmisdaden en verwoeste steden. Terwijl we hier dit debat voeren, gaan de dodelijke gevechten door, onder andere in de Oost-Oekraïense stad Bachmoet. Duizenden mensen zijn omgekomen en 11 miljoen mensen hebben hun thuis moeten verlaten. Van de naar schatting 6 tot 8 miljoen mensen die het land ontvlucht zijn, vangen we een deel op in Nederland. Er zijn ruim 91.000 Oekraïense vluchtelingen geregistreerd bij gemeenten. Bijna 20.000 van hen verblijven bij gastgezinnen. Dat is een prestatie van formaat, een solidariteit die Nederland siert.
Voorzitter. Het wetsvoorstel waarover wij vandaag spreken, en waarover ik dus mede namens de PvdA-fractie spreek, geeft uitvoering aan de wettelijke verplichting om na een koninklijk besluit tot inwerkingstelling van de Wet verplaatsing bevolking, de Wvb, een wetsvoorstel in te dienen over het voortduren van de werking van de in werking gestelde bepalingen. Dit wetsvoorstel voorziet ook in enkele wijzigingen van de Wvb die aanpassing van de uit het jaar 1950 stammende wet aan onze tijd beogen. Op 31 maart 2022 heeft het koninklijk besluit de artikelen 2c en 4 Wvb in werking gesteld, waardoor de wet kan worden toegepast op de buitengewone omstandigheden van de komst van grote groepen ontheemden uit Oekraïne. De burgemeesters hebben de wettelijke taak gekregen om zorg te dragen voor de opvang van deze groep ontheemden. Op dit moment zijn er geen verdere noodwettelijke bevoegdheden geactiveerd.
Daarover heb ik meteen een vraag voor de minister. Gezien het verloop van de oorlog en een mogelijk groot offensief van Rusland in het voorjaar kan het aantal vluchtelingen uit Oekraïne toenemen. Met welke scenario's houdt de regering rekening? Verwacht de minister dat mogelijk ook andere noodmaatregelen geactiveerd kunnen worden?
Onze fracties steunen dit wetsvoorstel, omdat het logisch is dat we verantwoordelijkheden duidelijk en wettelijk regelen, ook in situaties van grote nood. Kan de minister een update geven over hoe gemeenten momenteel invulling geven aan hun taken, met name op het gebied van huisvesting en toegang tot onderwijs en zorg voor Oekraïense vluchtelingen? Een groot deel van hen heeft zelfstandig een baan gevonden. Helaas zijn er ook malafide uitzendbureaus die misbruik maken van de kwetsbare positie van Oekraïense vluchtelingen. Vorige week verschenen er nog berichten in het nieuws over uitbuiting van deze groep. Welke acties onderneemt de regering hiertegen, vraag ik de minister.
Tegelijk met de opvang van ruim 90.000 Oekraïense vluchtelingen in het afgelopen jaar speelt zich een groot drama af met de opvang van asielzoekers. De mensonterende taferelen in Ter Apel afgelopen zomer staan nog vers in ons geheugen. Mensen die gevlucht zijn voor oorlogen en dictaturen, zoals in Syrië, Afghanistan en Iran, getraumatiseerd door een gevaarlijke tocht en op zoek naar bescherming, kwamen eindelijk in Nederland aan, maar moesten dagenlang onder vreselijke omstandigheden op straat bivakkeren in een van de rijkste en best georganiseerde landen ter wereld.
Al jaren ontlopen veel gemeenten hun verantwoordelijkheid om asielzoekers op te vangen. Terecht stelt het kabinet nu een spreidingswet voor. Na jaren van ongelijke verdeling van opvangplekken en gemeenten die zich onttrekken aan hun verantwoordelijkheid wordt er een wettelijke verplichting ingevoerd. Er is behoefte aan meer permanente opvangplekken. Noodopvang is geen oplossing en is ook heel duur. Echter, de Raad van State, VluchtelingenWerk Nederland, de VNG en het COA stellen dat het wetsvoorstel onnodig complex en praktisch onuitvoerbaar is. Het is zorgelijk dat de coalitie de kritiek negeert en het kabinet het wetsvoorstel ongewijzigd naar de Tweede Kamer wil sturen. Het voorstel hangt hier eerst bonussen aan en daarna verplichtingen voor gemeenten, wat leidt tot onduidelijkheid en onuitvoerbaarheid. Dit zal vertraging veroorzaken.
Voorzitter. Als medewetgever roep ik de Tweede Kamer op geen slechte, onuitvoerbare wetsvoorstellen onze kant op te sturen. Het is cruciaal om te luisteren naar de Raad van State, de VNG, het COA en VluchtelingenWerk en het wetsvoorstel aan te passen, zodat gemeentelijke verantwoordelijkheden helder zijn en de wet praktisch uitvoerbaar wordt. We spreken hier over zeer kwetsbare mensen jegens wie de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid heeft. Nu de invoering van de spreidingswet vertraging ondervindt — oorspronkelijk was die gepland voor 1 januari dit jaar, maar die wordt pas volgend jaar ingevoerd als het voorstel door de Staten-Generaal wordt goedgekeurd — rijst de vraag hoe situaties zoals afgelopen zomer voorkomen kunnen worden. Kan de minister uitleggen welke plannen het kabinet hier momenteel voor heeft?
Tot slot, voorzitter. Oorlogen, schendingen van mensenrechten en de verwoestende gevolgen van klimaatverandering dwingen steeds meer mensen hun thuis te ontvluchten en elders bescherming te zoeken. De opvang van Oekraïense vluchtelingen toont aan dat de EU en Nederland in staat zijn om mensen op een menswaardige manier op te vangen, mits er politieke wil aanwezig is. In dergelijke gevallen kan zelfs een wet uit 1950 een uitkomst bieden om snel te handelen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan geef ik het woord aan de heer Van Hattem van de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Voorzitter. De Wet verplaatsing bevolking: zulk staatsnoodrecht inzetten is ongekend. Vooropgesteld: het is een regelrechte schande met welk gemak dit kabinet-Rutte/Kaag het staatsnoodrecht uit de kast heeft getrokken en het is een nog grotere schande dat het kabinet de inzet van dit staatsnoodrecht al een jaar laat voortduren, terwijl er geen acute noodzaak is. Het gaat immers vooral over de door de ongeremde asielinstroom vastgelopen asielindustrie en niet zozeer over de opvang van Oekraïners. Een wet uit 1952, en — wat veel zegt over de achtergrond — nog medeondertekend door de toenmalige minister van Oorlog, Kees Staf. De wet was destijds bedoeld voor zeer uitzonderlijke situaties, zoals oorlogssituaties in Nederland. Deze wet inzetten is absurd en totaal disproportioneel. Een wet met zeer vergaande maatregelen, waarvan nu weliswaar nog niet alle artikelen zijn geactiveerd, zoals het invorderen van woningen en het letterlijk verplaatsen van de bevolking.
Het kabinet is wel de spreekwoordelijke Rubicon overgestoken door überhaupt artikelen uit zulke wetgeving te gebruiken. Daarmee heeft het kabinet bij veel Nederlanders grote angst en bezorgdheid veroorzaakt. Want als dit met zo veel gemak gebeurt, wat weerhoudt het kabinet er dan van om verdergaande artikelen wél in te zetten, zeker als dit niet volledig uitgesloten wordt? Dat vind ik doodeng, wetende dat het kabinet-Rutte eerder al niet schroomde om met de avondklok een van de meest verstrekkende maatregelen van het staatsnoodrecht in te zetten, terwijl de effectiviteit daarvan totaal niet aangetoond was en ook niet wordt geëvalueerd. In het Tweede Kamerdebat van 6 juli 2022 over de Wet verplaatsing bevolking gaf de minister aan "dat het vorderen van gebouwen op zich een optie zou kunnen zijn". Over het vorderen van panden volgens artikel 7 van de Wet verplaatsing bevolking zei de minister: "100% uitsluiten gaat niet". Het kabinet kan zulke artikelen inzetten zonder toestemming van ons parlement en sluit dat dus ook niet volledig uit. Dat is een heel enge glijdende schaal. Waar de eenheid van kabinetsbeleid soms ver te zoeken is, volhardt het kabinet hiermee wel in de engheid van kabinetsbeleid.
Het zijn nu de linkse partijen en de zogenaamd liberalen die niet schromen om onnodig verstrekkende noodmaatregelen in te zetten. Het zijn linkse partijen en activisten die zelfs een klimaatnoodtoestand eisen en die dwepen met collectieve vrijheids- en grondrechtenbeperkingen als een gerechtvaardigde middel. Dat terwijl het bij de revolte van mei 1968 in Duitsland, samen met de Nederlandse geestverwanten, juist de linkse studenten, vakbonden en liberalen van de FDP waren die fel in verzet kwamen tegen het nieuwe, ingrijpende staatsnoodrecht in Duitsland. Zij spraken over Notstandsgesetze, der Tod der Demokratie en het gevaar van een Notstandsdiktatur. Een kleine 50 jaar later wordt zulk staatsnoodrecht door links en liberaal juist omarmd om utopische deugddoelen op het gebied van klimaat en massa-immigratie af te dwingen. Het kan verkeren, maar het blijft verkeerd.
De heer Kox i (SP):
Over de manier waarop de regering de wetgeving heeft ingevuld om opvangmogelijkheden te creëren voor gevluchte Oekraïners kun je discussiëren. Ik zal daar in mijn bijdrage ook iets over zeggen. Mag ik meneer Van Hattem het volgende vragen? Ten eerste: is hij het er wel mee eens dat we mensen die in existentiële nood zijn vanwege de oorlog in Oekraïne, hier opvangen? Ten tweede: wat zou zijn alternatief zijn geweest om die opvang net zo goed te laten verlopen als die de facto is verlopen?
De heer Van Hattem (PVV):
We hebben — dat is ook in de Tweede Kamer al gezegd — een tijdelijke en bescheiden opvang van Oekraïense vrouwen en kinderen. Dat is in deze omstandigheden aanvaardbaar. Maar het punt is dat het helemaal niet gaat om de opvang van Oekraïners. Het gaat erom dat deze noodwet, dit staatsnoodrecht, met zo veel gemak wordt ingezet. Het echte probleem, dat erachter ligt, is dat door de massale asielinvasie de hele asielindustrie in haar voegen kraakt. Daar wordt deze noodwetgeving voor gebruikt. Je zou dus die Oekraïeners op kunnen vangen, maar stop dan in ieder geval met die massale asielinstroom. Want dat is het echte probleem. Dat is het probleem dat hieronder ligt en daar wordt niks aan gedaan. En omdat daar niks aan gedaan wordt, heeft het kabinet nu besloten om staatsnoodrecht in te zetten. Het is nogal wat! Als de heer Kox dat aanvaardbaar vindt, gaan we echt een stap te ver.
De heer Kox (SP):
Wat de heer Kox daarover vindt, zal hij direct zeggen. Er zijn opmerkingen over te maken, maar ik zou niet zo'n heel drama maken over de gekozen vorm. Ik begrijp dat collega Van Hattem zegt: een bescheiden opvang is aanvaardbaar. Is er niets in de PVV dat zegt dat als mensen bommen op hun kop gegooid krijgen en met miljoenen moeten vluchten, wij het niet "aanvaardbaar" noemen om die mensen bescheiden op te vangen, maar dat we het een eer vinden om onze solidariteit te laten zien aan de slachtoffers van een oorlog?
De tweede vraag: als die bommen nu vallen op andere mensen, die er ook niet om gevraagd hebben, moeten we dan tegen die andere mensen zeggen: sorry, u mag nou niet meer komen, want we moeten mensen uit Oekraïne verwelkomen? Ik ben geïnteresseerd in hoe daarover binnen de PVV gedacht wordt, want het moet wel rijmen om te kloppen.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar wat er gebeurt, is: mensen die hier naartoe komen uit tal van landen, die uit Afrika en het Midden-Oosten komen, die zes, zeven, acht veilige landen oversteken en hun eigen vrouw en kinderen in die landen achterlaten, maken vervolgens hier misbruik van ons systeem. Dat is wat er gebeurt. Daar moeten we definitief een streep door zetten. Dat is geen asielopvang. Dat zijn geen mensen die vanwege hun veiligheid vluchten. Zij vluchten om hier van ons systeem misbruik te maken en hier te komen profiteren. Voor zulke asielprofiteurs moeten we de grens heel duidelijk sluiten: geen enkele meer binnen. Dit werkt gewoon niet. Wie echt nood heeft, kan opgevangen worden in de eigen regio.
De voorzitter:
De heer Kox, tot slot.
De heer Kox (SP):
Tot slot. Een interruptie is bedoeld om duidelijkheid te krijgen, maar ik heb nog geen duidelijkheid gekregen. Vindt de PVV het niet alleen aanvaardbaar om mensen uit oorlogsgebieden bescheiden op te vangen? Zou de PVV het met een groot deel van deze Kamer een eer en een kwestie van solidariteit vinden om dat te doen? Waarom moeten misstanden, zo die al zouden bestaan met betrekking tot bepaalde mensen die hier asiel zoeken, gegeneraliseerd worden voor andere mensen, die wel degelijk slachtoffer zijn van oorlog en geweld, zodat die dan niet binnen mogen komen als we Oekraïners binnenhalen? Het hoeft geen lang antwoord te zijn, maar het moet wel kloppen, want anders rijmt het niet.
De heer Van Hattem (PVV):
Het is heel duidelijk. Het is gewoon: nee, we moeten onze grenzen sluiten voor die asielinvasie. Als de SP ervoor kiest om wél massaal mensen binnen te halen, zodat onze eigen inwoners geen huurwoningen meer kunnen krijgen, waardoor de kosten steeds verder oplopen, is dat niet meer uit te leggen. Zoals ik al zei, is een tijdelijke opvang van Oekraïense vrouwen en kinderen iets heel anders dan al die kerels die vanuit het Midden-Oosten hier naartoe komen om onze huizen in te pikken en onze uitkeringen in bezit te nemen. Dat is het echte probleem. Als de SP dat goedvindt, houden wij een systeem in stand dat niet vol te houden is en dat ten koste gaat van onze eigen bevolking. Dat is de echte misstand. Daar werkt u aan mee als u dat op deze manier in stand houdt.
De heer Kox (SP):
Ik ben door mijn drie interrupties heen, maar ik snap niet dat er, als ik een hele normale vraag stel, zo'n hele golf …
De heer Van Hattem (PVV):
Het is een heel normaal antwoord.
De heer Kox (SP):
… uit de mond van collega Van Hattem moet komen over "die kerels" die onze omstandigheden willen misbruiken en dat ik die hier naar binnen wil halen. Ik heb geen aanleiding gegeven dat ik dat zou suggereren. Ik heb een vraag gesteld: zijn Oekraïners hier van harte welkom en is het zo dat als we Oekraïners binnenhalen, andere mensen in vergelijkbare omstandigheden eruit moeten? Daar geeft collega Van Hattem geen helder antwoord op. Ik pas ervoor om dan vervolgens nog een soort propaganda over mij heen uitgestort te krijgen. Ik vroeg daar niet om en dat hoef ik niet over mijn kant te laten gaan.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar ik heb toch een heel helder antwoord gegeven. Grenzen dicht, die lui hebben hier niks te zoeken. Kortom, daar is alles mee gezegd: grenzen dicht voor de asielinvasie.
Dan, voorzitter, als u het goedvindt, wil ik mijn betoog vervolgen. De Wet verplaatsing bevolking is sinds 1952 bij andere oorlogen of crises ook niet ingezet. De huidige Oekraïne-oorlog is niet bezig op of direct in de buurt van Nederlands grondgebied. Wat de grote groep ontheemden die naar Nederland komt betreft: bij de oorlogen in Joegoslavië en Kosovo in de jaren negentig, toen ook grote stromen ontheemden naar West-Europa kwamen, evenals bij de Hongaarse crisis in 1956, is het staatsnoodrecht ook niet ingezet. Waarom nu dan wel? Waarom met zo'n flinterdunne onderbouwing zulke zware maatregelen inzetten en een jaar laten voortduren?
Het kabinet geeft als voornaamste reden dat het COA, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, overbelast is. Maar rechtvaardigt zo'n managementprobleem het inzetten van staatsnoodrecht? Het echte probleem dat hieronder ligt, is dat de asielinstroom veel en veel te hoog is. Zolang dit kabinet de grenzen wagenwijd open laat staan voor de asieltsunami, blijft het dweilen met de kraan open. Dat is ook met deze wet niet op te lossen. De enige effectieve aanpak is het sluiten van onze grenzen voor de asielinstroom. Wanneer gaat het kabinet daar werk van maken?
Het kabinet heeft nu wel aangekondigd met een Tijdelijke wet opvang Oekraïners te komen, ter vervanging van de inzet van de Wet verplaatsing bevolking. Waarom heeft het kabinet de Wvb als staatsnoodrecht onnodig lang laten voortduren als er ook reguliere wetgeving als alternatief mogelijk is? Waarom is zo'n wetsvoorstel niet veel eerder ingediend? Het gaat om een wetsvoorstel van slechts twee kantjes en amper acht kantjes memorie van toelichting. Dit had een jaar geleden in een paar weken voorgelegd kunnen worden. Waarom nu pas? Wanneer worden die artikelen uit de Wet verplaatsing bevolking nu eindelijk buiten werking gesteld? Dit is toch geen redelijke termijn meer voor staatsnoodrecht? Graag een reactie.
De nieuwe Tijdelijke wet opvang Oekraïners moet, gelet op het vervolg van de inzet van de Wvb, ook nader beschouwd worden. Deze nieuwe wet legt de bevoegdheid bij het college van B en W in plaats van alleen bij de burgemeester. Is dit een autonomie of medebewind? En wat worden de rol en de bevoegdheden van de gemeenteraden? En als het medebewind wordt, wordt het dan ook weer een dwangwet vanuit de rijksoverheid? Is er ook een samenhang te zien met de verschrikkelijke asieldwangwet, waar GroenLinks net hartstochtelijk voor stond te pleiten?
Uit de voor internetconsulatie vrijgegeven versie van de nieuwe Oekraïnerswet komt alvast wel het beeld naar voren van een dwangwet. Zo stelt de memorie van toelichting: "de onderhavige wettelijke regeling is noodzakelijk omdat er niet mee kan worden volstaan dat gemeenten deze taak vrijwillig gaan verrichten". Dus: dwang van het Rijk richting gemeenten. Maar wat gaat het kabinet doen als gemeenten toch weigeren of als ze gewoon geen opvanglocatie voorhanden hebben? Of als de gemeenteraad, als hoogste orgaan, het college van B en W niet toestaat om een gemeentelijke opvangplaats aan te wijzen? Hoe verhoudt zich dit tot de lokale autonomie? Graag een reactie van de minister.
Ook stelt de memorie van toelichting van de nieuwe wet dat "de taak van het college van burgemeester en wethouders is beperkt tot de hiervoor beschreven groepen ontheemden uit Oekraïne. Het college wordt met het onderhavige wetsvoorstel dus niet belast met de opvang van andere asielzoekers." Maar wat gebeurt er als deze groepen ontheemden, waaronder derdelanders, toch asiel aanvragen en nog in de opvang zitten? Wat betekent dit dan voor die gemeentelijke opvanglocaties? Kan de minister aangeven in hoeverre het risico bestaat dat dit dan toch geheel of gedeeltelijk reguliere asielopvanglocaties worden? Wordt dat bedoeld met wat we verderop in de memorie van toelichting van die nieuwe wet lezen: "daarnaast zal in een voorkomend geval de bestuurlijke instemming van gemeenten noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld om opvanglocaties (tijdelijk) ter beschikking te stellen aan het COA"? Worden zo opvanglocaties voor Oekraïners omgekat tot azc's? Graag een reactie van de minister.
Op dit moment is er op een aantal plaatsen al sprake van gecombineerde opvang van asielzoekers en/of statushouders en ontheemde Oekraïners. Hoe wordt daarmee omgegaan door het Rijk? Door lokale politici wordt de vereiste opvang van Oekraïners nu al misbruikt als drogreden om asielopvanglocaties af te dwingen, zoals de opvanglocatie die de gemeente Oss wil ontwikkelen, pal tegen de woonwijk Horzak aan, ten koste van de veiligheid en het woongenot van de omwonenden. Heeft de minister dat voor ogen met gemeentelijke opvanglocaties?
Ook kondigt de memorie van toelichting van de nieuwe wet ronkend de asieldwangwet aan. "Dat gemeenten met het onderhavige voorstel van wet niet ook verantwoordelijk worden voor de opvang van andere asielzoekers dan ontheemden uit Oekraïne, betekent niet dat een aanpak van de al langer bestaande problematiek in de reguliere opvangketen achterwege blijft. De Tweede Kamer is hierover in verschillende brieven geïnformeerd. Op 9 november 2022 is een wetsvoorstel dat ziet op het beleggen van een wettelijke taak bij gemeenten om asielopvangvoorzieningen mogelijk te maken in consultatie gegeven." Kan de minister aangeven hoe de voortzetting van de Wet verplaatsing bevolking en de nieuwe wet zich gaan verhouden tot deze asieldwangwet?
De veiligheidsregio's hebben in dit dossier een oneigenlijke, veel te grote en veel te autocratische positie gekregen. In effectieve verantwoording van de voorzitters van de veiligheidsregio's aan de gemeenteraden is op korte termijn niet voorzien. In de nadere memorie van antwoord stelt de minister dat "elke voorzitter na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis schriftelijk verslag uitbrengt aan de raden van de betreffende gemeente over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij in dat verband heeft genomen. Deze verantwoording vindt dus plaats na afloop van die crisis, zijnde het moment waarop weer middels de reguliere structuren in de noodzakelijke opvang kan worden voorzien." Dat is dus bijna een open einde, zonder effectieve democratische controle. "Na afloop crisis" en "weer in een reguliere structuur": wanneer mag dat dan concreet zijn? Kan de minister aangeven of zij bereid is om stappen te zetten om nu al in tussentijdse verantwoording naar de volksvertegenwoordigingen te voorzien?
Dan zijn er nog de zogenaamde derdelanders, die vanuit Afrika en het Midden-Oosten via Oekraïne naar Nederland zijn gekomen. Wat gaat er gedaan worden aan vrijwillige terugkeer of uitzetting en om te voorkomen dat ze massaal asiel gaan aanvragen? Kan de minister daarop ingaan? Want de ontwikkelingen tot nu toe beloven niet veel goeds. In de nadere memorie van antwoord van 2 februari jongstleden geeft de minister aan: "Er zijn op 15 januari 2023 ongeveer 6.640 uit Oekraïne afkomstige derdelanders ingeschreven in de BRP. Dit betreft echter zowel derdelanders met een tijdelijke vergunning, voor wie de tijdelijke bescherming na 4 maart 2023 vervalt, als derdelanders met een permanente vergunning in Oekraïne. De IND heeft nader in kaart gebracht welk deel van deze groep van 6.700 personen een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne heeft en heeft de betrokkenen hierover een brief gestuurd. Er zijn tot dusver 4.900 brieven verstuurd."
Die briefjes van het kabinet maken weinig indruk zolang het vreemdelingenbeleid hier een grabbelton is waar gelukszoekers altijd prijs hebben. RTL Nieuws meldt op 9 februari jongstleden dat deze groep derdelanders als volgt is samengesteld: "1.180 van hen zijn afkomstig uit zogenaamde veilige landen als Marokko (750 mensen), India (240 mensen) en Ghana (110 mensen). 160 van hen zijn afkomstig uit andere landen van de Europese Unie. 3.330 mensen komen uit landen Nigeria (1.160 mensen), Algerije (340 mensen) en Turkmenistan (320 mensen)." Dan is er daarna nog een groot aantal uit Syrië en Jemen. Wat hebben zij hier nog te zoeken? Krijgen derdelanders uit andere EU-landen ook deze opvangvoorzieningen? En waarom maakt het kabinet er niet als de wiedeweerga werk van om al deze gelukszoekers uit met name veilige Afrikaanse en Arabische landen weer snel te laten vertrekken?
In plaats daarvan besloot het kabinet om na 4 maart de groep van op dat moment zo'n 4.660 derdelanders toch nog een halfjaar, tot en met 4 september dit jaar, dezelfde voorzieningen en opvangmogelijkheden te blijven geven als Oekraïners. Deze opvang kost de Nederlandse belastingbetaler €80 tot €100 per persoon per dag. Dit is omdat ze anders massaal in de asielprocedure terecht zouden komen. Het enige verschil is waarschijnlijk dat ze in september alsnog massaal asiel zullen aanvragen in Nederland, want optreden en nee zeggen tegen asielprofiteurs is er bij dit kabinet niet bij. Integendeel, ze worden nog langer beloond met royale voorzieningen, waar de Nederlander krom voor moet liggen om dit te betalen. Terwijl Nederlanders zich scheel betalen aan stijgende ziektekostenverzekeringspremies en het eigen risico, worden voor ontheemden alle ziektekosten vergoed. Terwijl op de eigen inwoners aan alle kanten beknibbeld wordt, zijn de totale geraamde kosten voor de opvang van ontheemden uit de Oekraïne alleen al de eerste helft van 2023 maar liefst 1,47 miljard euro, en daarna voor velen van hen alsnog een asielstatus, met voorrang een woning, inrichtingskosten, een uitkering en gezinshereniging. Nu blijkt de asielopvang ook nog miljarden per jaar extra te gaan kosten. Weggegooid geld.
Om het nog gekker te maken: wie van de derdelanders wél weggaat, krijgt van het kabinet-Rutte/Kaag zomaar duizenden euro's cadeau. Het AD schreef op 22 februari jongstleden: "Wie zich voor 1 januari 2023 meldde voor terugkeer, kreeg bij vertrek vanaf het vliegveld €5.000 mee. Wie zich na 1 januari nog meldde, kreeg €2.000. Nederland regelde en betaalde ook de terugvlucht. Van de 4.660 derdelanders hebben er tot nu toe 400 van het terugkeeraanbod gebruikgemaakt, zo blijkt uit cijfers die deze site opvroeg bij de Dienst Terugkeer en Vertrek. Daarmee zijn de kosten alleen al voor de vertrekpremie voor Nederland zo'n 2 miljoen euro." De kans is groot dat ze met kerende vlucht of boot hier weer op de stoep staan, want het kabinet blijft strooien met bonussen voor asielprofiteurs. Wat gaat de minister doen om dat te voorkomen? Is ze bereid om te stoppen met het zo rondstrooien van zuur verdiend belastinggeld voor gelukszoekersbonussen? Gaat ze die derdelanders nu eindelijk de grens overzetten? Of laat deze VVD-minister Nederland verworden tot één groot azc?
Voorzitter, tot slot. Het voorliggende voorstel bevat technische wetswijzigingen van de Wvb. Die hadden absoluut niet bij de voortduringswet ingediend moeten worden, maar bij de modernisering van het staatsnoodrecht. De inzet van de artikelen van de Wet verplaatsing bevolking moet geen dag langer duren. Een jaar is al een jaar te lang. Daarom zullen we als PVV-fractie tegen het voortduren van deze wet stemmen. We dienen daarbij nog een motie in om de opvang en de voorzieningen voor derdelanders stop te zetten en om deze groepen gelukszoekers uit Nederland te laten vertrekken, zonder vertrekbonus. Daarnaast dienen we een motie in om een volledige asielstop in te voeren. We dienen tot slot nog een motie in om het vorderen van panden wél voor 100% uit te kunnen sluiten.
Voorzitter, tot zover in eerste termijn. Ik heb hier nog de moties. Allereerst de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Van Hattem, Van Strien, Faber-van de Klashorst, Bezaan en Ton van Kesteren wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister van JenV in het Tweede Kamerdebat over voorliggend wetsvoorstel op 6 juli 2022 aangaf dat "het vorderen van gebouwen op zich een optie zou kunnen zijn" en over het vorderen van panden volgens artikel 7 Wvb stelde "100% uitsluiten gaat niet";
overwegende dat het activeren van artikel 7 Wvb om daarmee panden te vorderen disproportioneel en onacceptabel is;
roept het kabinet op het activeren van artikel 7 Wvb om panden te vorderen in het kader van voorliggend wetsvoorstel voor 100% uit te sluiten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter F (36081).
De heer Van Hattem (PVV):
Voorzitter. Dan de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Van Hattem, Faber-van de Klashorst, Van Strien, Ton van Kesteren en Bezaan wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onder de groep ontheemden uit Oekraïne ongeveer 4.600 personen als derdelanders opvang en voorzieningen ontvangen in Nederland;
constaterende dat de opvangvoorziening voor deze groep derdelanders eigenlijk per 4 maart jongstleden beëindigd had moeten worden, maar het kabinet besloten heeft dit met een halfjaar te verlengen tot 4 september aanstaande;
constaterende dat deze groep uit voornamelijk veilige landen in Afrika en het Midden-Oosten afkomstig is: 1.180 van hen zijn afkomstig uit zogenaamde veilige landen als Marokko (750 mensen), India (240 mensen) en Ghana (110 mensen), 160 van hen zijn afkomstig uit andere landen van de Europese Unie en 3.300 mensen komen uit landen als Nigeria (1.160 mensen), Algerije (340 mensen), Turkmenistan (320 mensen) en daarnaast Syrië en Jemen;
constaterende dat het kabinet vertrekbonussen tot maar liefst €5.000 verstrekt aan deze derdelanders;
constaterende dat de opvang en voorzieningen voor deze groep €80 tot €100 per dag kosten;
overwegende dat het risico groot is dat deze groep alsnog in de asielprocedure zal belanden;
roept het kabinet op alle opvang en voorzieningen voor deze derdelanders te staken en hen zo snel mogelijk Nederland uit te zetten, zonder vertrekbonus,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter G (36081).
De heer Van Hattem (PVV):
Voorzitter. Tot slot de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Van Hattem, Faber-van de Klashorst, Van Strien, Ton van Kesteren en Bezaan wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet dit staatsnoodrecht inzet omdat in de bestaande structuren niet in de benodigde opvang kan worden voorzien;
overwegende dat de reguliere opvang met name overbelast is door de massale asielinstroom;
draagt het kabinet op onze Nederlandse grenzen te sluiten voor de asielinstroom door een volledige asielstop in te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter H (36081).
Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan geef ik het woord aan de heer Kox namens de SP.
De heer Kox i (SP):
Dank u wel, voorzitter. Voorafgaand aan mijn inbreng zou ik de vraag willen stellen in hoeverre het betoog dat we zojuist hebben aangehoord, zich verdraagt met ons Reglement van Orde. Ik denk dat er buiten deze zaal een gerede kans zou zijn dat het betoog van collega Van Hattem als haatzaaien onderzocht zou kunnen worden. Ik denk dat de totale generalisatie van mensen die zeggen hier te komen omdat ze slachtoffer zijn van oorlog en geweld, en de totale afkeuring van mensen in hun algemeenheid, buiten deze zaal een vervolgbaar feit zou kunnen zijn. Toch staan we het hier toe. Tegelijkertijd ben ik hier erg voor: in deze zaal moet in principe alles gezegd kunnen worden. Alleen, politiek fatsoen zou ook inhouden dat alles wat gezegd kan worden, niet gezegd hoeft te worden. Je kan het ook met iets meer mededogen formuleren. Dat wilde ik graag vooraf opmerken.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik wil hier toch wel even op reageren. De heer Kox van de SP heeft het over politiek fatsoen, maar politiek fatsoen is ook niet zomaar, zonder dat er enige grond voor is, een collega hier beschuldigen van een strafbaar feit, namelijk haatzaaien. Want er is geen enkele grond om daarvan uit te gaan. Hier is geen sprake van haatzaaien. Hier is gewoon sprake van het vaststellen van bepaalde feiten — te weten: een totaal doorgeslagen asielindustrie — en van het pleiten voor een asielstop. Daar is geen haatzaaien aan. Dat is juist opkomen voor de eigen bevolking, iets wat hier niet gebeurt door partijen als de SP. Dat mag hij doen. Dat is zijn mening, maar dat is geen haatzaaien. Daar is totaal geen grond voor. Dus ik werp deze beschuldigingen verre van me. Als de heer Kox het over politiek fatsoen heeft, dan laat hij hier zelf duidelijk een stuk politiek onfatsoen zien.
De heer Kox (SP):
Ik heb een vraag opgeworpen. Ik nodig de heer Van Hattem uit om ten overstaan van een officier van justitie, buiten deze zaal, het betoog te herhalen dat hij hier uitgesproken heeft. Ik ben geen officier van justitie; ik ben een eenvoudig Kamerlid, net als collega Van Hattem. Ik vind het de moeite waard om te toetsen in hoeverre dit betoog buiten deze zaal beschermd zou worden door de immuniteit die collega Van Hattem hier terecht verdient. Die vraagt werp ik op en daar wilde ik het graag bij laten, voorzitter.
De heer Van Hattem (PVV):
Door deze vraag op te werpen speelt de heer Kox eigenlijk al voor eigen rechter. Want hij zegt eigenlijk al: wat hier gebeurt, is haatzaaien. Hij heeft het artikel dat dit strafbaar stelt al op tafel liggen. Hij zegt meteen al "dit is haatzaaien, dit kan niet, dit is een strafrechtelijke uitspraak", zonder dat daar onderbouwing voor is. Dat is gewoon twee bruggen te ver. Dit laat zien dat de SP, de heer Kox, gewoon niets heeft met de vrijheid van meningsuiting, dat hij hiermee het parlementaire werk ondergraaft. Hij haalt ook nog het Reglement van Orde erbij alsof dat hier verkeerd zou worden toegepast. Dus op deze manier wordt het debat onmogelijk gemaakt. We zitten hier met een enorm probleem. We zien dat Nederland overlopen wordt door een asielinvasie. Als meneer Kox op deze manier het debat dood wil slaan, dan hebben we een andere discussie.
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, uw vraag is helder. Ik geef de heer Kox nog één keer het woord. Ik stel voor dat we daarna terugkeren naar het wetsvoorstel.
De heer Kox (SP):
Ik heb de uitnodiging op tafel gelegd. Het is aan de heer Van Hattem om die op te pakken. Ga dit verhaal — hier wordt u, om goede redenen, beschermd, maar ben een beetje een vent — ook buiten deze zaal zo verkondigen en zeg tegen het Openbaar Ministerie: kijkt u even of ik mij keurig binnen de grenzen van de wet begeef, en zo niet, kan u optreden. Dat is de uitnodiging. Je hoeft het niet te doen. Je kan gewoon zeggen: hier zit ik lekker safe; hier kan ik zeggen wat ik wil. Dat kan. Het is een uitnodiging. Als hij daar niet op ingaat, is het zijn beslissing.
De voorzitter:
We beëindigen dit nu. Nee, nee, nee, meneer Van Hattem. Ik geef u het woord niet. U kunt alleen het woord voeren als ik u dat geef. Zo staat het in het Reglement van Orde. Ik maak nu een einde aan deze discussie. Het punt is helder. U krijgt straks nog een tweede termijn. Dan kunt u erop terugkomen. Ik geef nu de heer Kox — nee, meneer Van Hattem, ik geef u het woord niet — de kans om terug te keren naar de voortduringswet. Gaat uw gang.
De heer Kox (SP):
Voorzitter. Laat ik beginnen de regering te bedanken voor het mogelijk maken van opvang van vooral Oekraïense vrouwen en kinderen vanaf het moment dat Rusland zijn illegale agressieoorlog begon en miljoenen inwoners van Oekraïne dwong overhaast huis en haard te verlaten. Tienduizenden Oekraïners hebben sindsdien een tijdelijke schuilplek gevonden bij ons. Het is een zaak van internationale solidariteit en tevens een verplichting vanuit EU-recht vanaf het moment dat de Europese Raad kort na het begin van de oorlog voor het eerst sinds de vaststelling van de zogeheten tijdelijke beschermingsrichtlijn in 2001 die regeling daadwerkelijk in werking stelde ten behoeve van Oekraïense ontheemden. Daarmee wordt elke lidstaat van de Unie verplicht ontheemde Oekraïners onderdak te bieden als die daarom vragen. Miljoenen Oekraïners hebben dat inmiddels gedaan. In absolute getallen bieden vooral Polen en Duitsland opvang. Verhoudingsgewijs levert vooral Tsjechië als EU-lidstaat een hele grote inspanning. Ook buiten de EU worden vluchtelingen opgevangen. Ik ben blij dat ook de Raad van Europa zijn lidstaten opgeroepen heeft om een met de EU-richtlijn vergelijkbaar beschermingsniveau aan hen te bieden. Bijna alle lidstaten van de Raad van Europa helpen. Ik noem met name het straatarme Moldavië, buurland van Oekraïne. Dat is een voorbeeld van solidariteit op dit gebied: niks hebben en het toch delen met anderen. Dat land verdient daarvoor ook onze complimenten. Graag hoor ik van de regering of en hoe wij Moldavië steunen bij de opvang van ontheemde Oekraïners aldaar.
Voorzitter. Overigens worden de meeste Oekraïners die hun huis zijn ontvlucht sinds het begin van de oorlog in eigen land opgevangen, vooral in het westen van het land. Daar kwamen in de dagen na het begin van de oorlog meteen honderdduizenden mensen schuilen voor de Russische agressie. Ik kon daarvan met eigen ogen kennisnemen toen ik kort na het begin van de oorlog op uitnodiging van het Oekraïense parlement namens de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa het land bezocht. Ik was onder de indruk van de omvang van de supersnelle solidariteit die Oekraïners in het westen boden aan hun landgenoten uit de rest van het land. Ik was vereerd mede aan de start te mogen staan van een nieuwe inzamelingscampagne in eigen land ten behoeve van die opvang in eigen land. Ik weet dat de Nederlandse regering ook bijgedragen heeft aan die binnenlandse opvang in Oekraïne, waarvoor opnieuw dank. Afgelopen week zag ik dat Polen en Groot-Brittannië rechtstreeks betrokken zijn bij de bouw van tijdelijke huisvesting voor vluchtelingen in de regio Lviv. Is Nederland wellicht bij vergelijkbare opvangprojecten betrokken, vraag ik de minister. Hoe meer mensen in Oekraïne kunnen blijven, hoe beter het voor hen is. Dat is vanzelfsprekend.
Voorzitter. De Nederlandse regering koos ervoor de verplichting van de tijdelijke beschermingsrichtlijn te implementeren door enkele artikelen van de uit 1952 daterende Wet verplaatsing bevolking bij koninklijk besluit in werking te stellen.
De heer Van Hattem (PVV):
Zojuist hoorden we de heer Kox roepen: mensen krijgen bommen op hun hoofd en moeten allemaal vluchten. Nu staat hij ervoor te pleiten om binnen de Oekraïne huizen te gaan opbouwen et cetera. Dan is hier inzet van staatsnoodrecht eigenlijk al helemaal niet meer aan de orde, als mensen ook in eigen land alweer opgevangen kunnen worden. Is het dan niet een beetje een krom verhaal wat de heer Kox houdt? Zouden we dan niet moeten zeggen: als opvang in eigen land mogelijk is, moeten we daar vooral weer op in gaan zetten in plaats van hier te blijven gillen en roepen dat het alleen maar nodig is om alle opvang in Nederland te organiseren?
De heer Kox (SP):
Ik weet niet of collega Van Hattem nog recent in Oekraïne is geweest. Het valt niet mee om daar noodwoningen te bouwen.
De heer Van Hattem (PVV):
Als het veilig genoeg is dat de heer Kox ernaartoe kan, is het in ieder geval veilig genoeg voor mensen om weer terug te keren, als dat nodig is. Ik wil hierbij opmerken: wat ik hier zeg, zal ik ook buiten deze zaal uitdragen. Daar hoeft de heer Kox echt niet bang voor te zijn. Ik sta voor mijn mening. Als PVV staan we voor onze mening. Daar zullen we ook voor blijven staan. We praten niet met meel in de mond, maar we zijn gewoon duidelijk over wat we willen. Dat is dat de asielindustrie gewoon moet stoppen. De heer Kox heeft hier gewoon een dubbele moraal, een dubbel verhaal en een valse aanklacht.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Meneer Kox, vervolgt u uw betoog.
De heer Kox (SP):
"Schelden doet niet zeer, maar biechten moet je meer", zeggen we dan in Brabant.
Voorzitter. Ik vraag aan de minister of Nederland ook betrokken is bij het mogelijk maken van de bouw van noodwoningen in de regio Lviv, die relatief veilig is, ook al vallen de bommen daar ook, collega Van Hattem. Als er een bom op je huis valt, dan ben je dood. Dan heb je geen behoefte meer aan een ander huis, maar als ze je net missen en wél je huis raken, dan heb je behoefte aan een ander huis. Ik zou denken dat collega Van Hattem zo veel mogelijk opvang in eigen land in ieder geval goed vindt: dan blijven ze in ieder geval in eigen land. Ik vraag aan de minister of we daaraan bij kunnen dragen op de manier zoals Polen en Groot-Brittannië dat ook doen.
Voorzitter. Ik vertelde dat de Nederlandse regering heeft gekozen voor het in werking stellen van enkele artikelen uit de Wet verplaatsing bevolking. Zoals blijkt uit de commentaren van onder andere de Raad van State vereiste dat wel een ruime mate van juridische lenigheid. De wet behorend tot het staatsnoodrecht lijkt destijds niet geschreven te zijn met het oog op de situatie die zich vanaf 24 februari vorig jaar voordeed. Als het anders is, hoor ik dat graag van de minister. Ik ben best soepel in de leer, maar deze wet was hier niet voor bedoeld. Wil de regering nog eens terugblikken op het besluit van destijds en ons vertellen of achteraf gezien het wellicht niet verstandiger was geweest een tijdelijke gewone wet bij ons in te dienen? Was dat niet beter, zuiverder en minstens zo effectief geweest als de nu gekozen constructie van het in werking stellen van het staatsnoodrecht? Temeer omdat het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, een zogenoemde voortduringswet, een soort reparatie achteraf is van het in eerste instantie passeren van het parlement bij het besluit onze grenzen te openen voor Oekraïense ontheemden. Dat zie ik toch goed, zo vraag ik de minister.
Voorzitter. Zo'n voortduringswet moet daarom door de regering onverwijld bij het parlement ingediend worden, teneinde dat parlement op korte termijn de kans te geven de getroffen maatregelen alsnog ongedaan te maken door goedkeuring aan de wet te onthouden.
Kijkend naar de datum van vandaag constateer ik dat de regering die wet weliswaar onverwijld heeft ingediend bij de Tweede Kamer, maar dat er bijna een vol jaar verstreken is om duidelijkheid te krijgen over de positie van het parlement als geheel. Ook dat was waarschijnlijk niet de bedoeling van de noodwetgever in 1952.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Ik heb een vraag aan collega Kox. Zoals hij weet, hadden de Oekraïners niet eens een visum nodig. Ze konden gewoon hiernaartoe komen. Ik hoorde dat hij zei "ons land open te stellen", maar eerlijk gezegd was ons land al open voor de komst van Oekraïners. Het punt bij de artikelen die uit de wet gehaald zijn, is juist om duidelijk te maken wie er verantwoordelijk is voor de opvang en het treffen van de noodzakelijke maatregelen. Is dat zo?
De heer Kox (SP):
Voor alle duidelijkheid: ik bedoelde dat de EU-richtlijn alle lidstaten verplicht om niet alleen de grens open te stellen met een "van harte welkom, maar we hebben verder niks", maar om ook onderdak, opleiding en zorg aan te bieden. Ik bedoelde met openstellen: kom binnen, maar verder hebben we niks te bieden. Daar verwees ik naar. Inderdaad, door de inwerkingstelling van het staatsnoodrecht is er een oplossing gevonden voor wie er verantwoordelijk is. Dat zijn de burgemeesters van de Nederlandse gemeenten; die zijn verantwoordelijk. Dat is de kale betekenis van de wet. De wet is de Nederlandse vorm van implementatie van een verplichte EU-richtlijn. Dat probeerde ik te zeggen, maar dat was ongetwijfeld onvoldoende duidelijk. Ik hoop dat hiermee die vraag is opgelost.
Voorzitter. Nogmaals, laat er geen misverstand over bestaan dat wij per saldo blij zijn met al het goede werk dat is gedaan door de regering en alle autoriteiten meteen nadat de noodwetgeving van toepassing werd verklaard op de Oekraïense ontheemden die hier voor hulp aanklopten. Vanwege de noodwetgeving werden de burgemeesters van ons land aangewezen om de opvang te verzorgen. Over het algemeen is dat goed en relatief soepel gebeurd. Complimenten daarvoor aan onze burgemeesters. Maar als het aan die burgemeesters zelf gelegen had, begrijp ik uit de verklaring van het Genootschap van Burgemeesters, zou de door de regering gekozen weg niet hun preferentie zijn geweest. Zij hadden eerder voor normale spoedwetgeving gekozen, wetgeving waaraan nu door de regering wordt gewerkt teneinde de voortduringswet die we hier vandaag naar alle waarschijnlijkheid aannemen, weer snel terzijde te kunnen stellen. Vanaf dan is er ook weer een normaal democratisch toezicht via de gemeenteraad op de opvang van Oekraïense ontheemden mogelijk, omdat in plaats van de burgemeester als instituut het college van burgemeester en wethouders als politiek orgaan de opdracht krijgt de opvang te verzorgen. Hoe staat het met de nieuwe wetgeving, zo vraag ik de minister.
Voorzitter. Onze fractie in de Tweede Kamer heeft met deze voortduringswet ingestemd. Dat zijn wij ook van plan, maar het moge duidelijk zijn dat het niet moeders mooiste is. Wij blijven volhouden dat we in tijden van crisis niet minder maar meer democratie nodig hebben. Noodwetgeving die bijzondere bevoegdheden toekent ten koste van democratisch toezicht moet altijd zo veel mogelijk bewaard blijven voor situaties waarvoor die echt bedoeld is. Laat ons ondertussen vooral hopen dat de Russische agressieoorlog zo snel mogelijk stopt, waarna de terugkeer van veel meer hier verblijvende Oekraïners in zicht komt, teneinde mee te kunnen werken aan de wederopbouw van hun zo zwaar beschadigde land. Totdat het zover is, moeten we ons uiterste best doen hun verblijf bij ons zo dragelijk mogelijk te maken. Ik ben blij met de recente initiatieven van de Nederlandse regering om een plek in Den Haag beschikbaar te stellen voor de vestiging van internationale instituties die gaan bijdragen aan de vervolging van hen die deze misdadige oorlog gevoerd en gepland hebben en die compensatie voor oorlogsslachtoffers mogelijk gaan maken. Ook dat zal nodig zijn om hier verblijvende Oekraïense ontheemden te motiveren naar hun land van herkomst terug te keren.
Voorzitter, tot slot. De bereidheid van ons land, ons bestuur, onze burgers om mensen in existentiële nood snel, soepel en ruimhartig op te vangen, zoals we hebben gedaan met mensen die uit Oekraïne vluchtten, is om blij van te worden. Ik vraag de minister welke lering we kunnen trekken uit deze ervaring en hoe we op basis van die ervaringen de algemene opvang van mensen in existentiële nood wellicht sneller, soepeler en ruimhartiger kunnen maken. In die opvang is immers nog veel gebrekkig, traag en bureaucratisch. Wie vlucht voor oorlog en geweld zou recht moeten hebben op de best mogelijke opvang, of dat geweld en die oorlog nu plaatsvinden in Oekraïne of een ander land op de wereld. Solidariteit is naar de mening van mijn partij geen probleem maar een oplossing, ook in deze situatie. Ik zie de reactie vanuit de regering op dit punt en de andere door mij genoemde punten met belangstelling tegemoet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kox.
De heer Dessing i (FVD):
Ik sloeg bij het betoog van de heer Kox even aan op het feit dat noodwetgeving eigenlijk tot het uiterste zou moeten worden voorkomen en dat je dat op een andere manier zou moeten oplossen. Hoe kijkt de heer Kox aan tegen de proportionaliteit van die maatregelen, ondanks de oorlog die er is? Inmiddels hebben we een jaar lang de tijd gehad en een jaar lang deze noodwetgeving in dienst. Is dat niet een te zwaar middel om die tijdsduur te verlengen ten opzichte van de noodzaak om het met noodwetgeving op te lossen?
De heer Kox (SP):
Wellicht was ik niet helemaal duidelijk, maar mijn opvatting is dat deze noodwet niet van toepassing verklaard had moeten worden en dat met een spoedprocedure hier nu een normale wet, die we nu binnenkort ook weer krijgen, voor had kunnen liggen. Daar hadden we mee kunnen doen wat we nu ook kunnen. We hadden het zelfs beter kunnen doen, want dan hadden we in die spoedwet meteen het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk kunnen maken, zodat de democratische controle niet tijdelijk terzijde is geschoven. Dit was niet moeders mooiste, zoals ik zei. Ik zou het niet zo hebben gedaan. Maar ja, ik zit daar niet op die stoel. Ik ben maar een eenvoudig Kamerlid en de minister is de minister, dus zij mag mij uitleggen waarom er volgens haar geen andere mogelijkheid voorhanden was. Maar het had beter gekund en naar mijn mening had het ook sneller gekund. We keuren hier vandaag namelijk een voortduringswet goed die, als het goed is, heel snel weer van tafel kan omdat er een echte wet komt, een normale wet.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik heb toch een vraag aan de heer Kox. Ik hoor hem net pleiten om nog ruimhartiger om te gaan met asielverzoeken. Gaat de heer Kox ook uitleggen aan zijn eigen SP-achterban, aan mensen die jarenlang op een wachtlijst moeten staan voor een sociale huurwoning, dat nog ruimhartiger asielzoekers in Nederland moeten worden toegelaten in plaats van ze op te vangen in hun eigen regio, zodat hier de mensen nog moeilijker aan een woning kunnen komen en de voorzieningen steeds minder worden en de kosten steeds hoger?
De heer Kox (SP):
Hij praat per strekkende meter, zouden ze in mijn familie zeggen. Als hij maar kan praten over hoe erg het altijd is dat wij solidariteit betuigen ten opzichte van andere mensen. Ja, als iemand anders in een andere omstandigheid voor oorlog en geweld op de vlucht moet, dan achten ik en mijn achterban het een eer om voor die mensen te zorgen — een eer! In dat soort situaties moet je zelfs bereid zijn om je huis te delen, zoals we nu met betrekking tot Oekraïners hebben gedaan. Dat is iets heel anders dan een blind oog hebben voor alles wat er misgaat in onze asielprocedure. Daar valt nog heel veel aan te verbeteren, maar ik hoor van collega Van Hattem alleen maar kritiek over die tsunami die over ons heen komt. Ik hoor nooit een alternatief om de zaken beter aan te pakken. Als er betere manieren zijn om ervoor te zorgen dat mensen die niet in aanmerking komen voor asiel, hier ook niet zo lang onze procedures kunnen verstoppen, ben ik het daar onmiddellijk mee eens, maar ik hoor geen voorstellen. Ik hoor alleen maar: grenzen dicht, tsunami stoppen, geen andere mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld meer binnenlaten als we al Oekraïners binnenlaten. Dat soort gebrek aan menselijkheid zie ik in mijn achterban niet gebeuren. Verder hoeft de heer Van Hattem zich daar geen zorgen over te maken; hij kan zich zorgen maken over zijn eigen achterban. Maar dat is zijn zaak. Daar hoef ik hem niet in te adviseren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Wilt u korte vragen stellen in uw interrupties en wilt u ook korte antwoorden geven?
De heer Van Hattem (PVV):
Dan moet ik toch vaststellen dat de heer Kox het een eer vindt dat Nederlanders langer op een wachtlijst moeten staan voor een sociale huurwoning omdat hier hele volksstammen uit het Midden-Oosten en Afrika naartoe komen met een heel rammelend asielverhaal. 85% van die verzoeken wordt ingewilligd. Dus …
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Van Hattem?
De heer Van Hattem (PVV):
Dus ik stel vast …
De heer Kox (SP):
Nee, je stelt niks vast, je kletst uit je nek. Mag ik dat dan zeggen? Je kletst uit je nek.
De voorzitter:
Meneer Kox …
De heer Van Hattem (PVV):
Ik was aan het woord. Ik krijg te horen dat ik uit mijn nek klets, maar ik stel vast dat de heer Kox zegt opvang een eer te vinden. Hij zegt dat mensen asielzoekers in huis zouden moeten nemen. Daardoor staan mensen hier langer op een wachtlijst. Dat is wat de SP hier vaststelt. Ik vraag de heer Kox: hoe kan je het een eer vinden dat Nederlanders langer op een wachtlijst moeten staan omdat die asielindustrie maar door moet blijven draaien, omdat hier 85% van de asielverzoeken wordt ingewilligd en het hele asielsysteem in zijn voegen kraakt?
De heer Kox (SP):
Ik dacht dat een interruptie bedoeld was om een verduidelijking van standpunten te krijgen en niet om een litanie uit te braken over hoe alles de schuld is van enge mensen uit het buitenland die hier alles komen verzieken. Ja, ik vind het een eer. Ja, mijn achterban vindt het een eer. Ja — zo blijkt uit voortdurend opinieonderzoek — de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking vindt het een eer om te zorgen voor mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld. Als collega Van Hattem dat geen eer vindt, als hij dat alleen maar een last vindt, als hij dat alleen maar eng vindt, dan zou ik zeggen: raadpleeg eens iemand, want dan is er toch echt iets mis met uw beeld van normale mensen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kox. Ik roep de leden ertoe op om elkaar onderling wel respectvol te blijven bejegenen. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Stienen van D66.
Mevrouw Stienen i (D66):
Voorzitter. In Nederland vangen we op dit moment ruim 91.000 ontheemden uit Oekraïne op. Na het begin van de Russische oorlog tegen Oekraïne, alweer meer dan een jaar geleden, zagen we in heel Nederland solidariteit met Oekraïense ontheemden. Gemeenten in het hele land zorgen voor opvangplekken. Bedrijven nemen Oekraïense ontheemden in dienst. Scholen, van lagere scholen tot middelbare scholen, mbo's, hogescholen en universiteiten, zorgen ervoor dat kinderen en studenten kunnen blijven leren en studeren. De betrokkenheid van Nederlanders, de flexibiliteit van gemeenten en de creativiteit van bedrijven in reactie op de oorlog in Oekraïne zijn hartverwarmend. Mijn fractie vindt dat wij laten zien waar een klein land groot in kan zijn: in medemenselijkheid en lotsverbondenheid. Voor mijn fractie is dit dan ook precies het tegenovergestelde van de ontwrichting van de Europese samenleving waar Poetin heel duidelijk op heeft ingezet.
Voorzitter. Mijn fractie erkent de "buitengewone omstandigheden" — ik zet het tussen aanhalingstekens, maar niet omdat ik het niet serieus neem — waar het kabinet mee te maken had in maart 2022. Door de twee artikelen 2c en 4 uit de Wet verplaatsing bevolking uit 1952 te activeren, kregen burgemeesters de wettelijke taak zorg te dragen voor opvang, waaronder begrepen de huisvesting, verzorging en registratie van ontheemden uit Oekraïne. Het mag duidelijk zijn dat de fractie van D66 de opvang van Oekraïners die tot nu is georganiseerd, waardeert. Ik ben een aantal maanden geleden zelf in mijn geboortestad Roermond op werkbezoek geweest. Ik heb daar gezien hoe Oekraïners onder andere in een klooster op drie minuten lopen van mijn middelbare school worden opgevangen. Dat zijn hele bijzondere omstandigheden, want je zou niet willen dat je daar zou moeten zitten — ik zag veel jonge moeders met kinderen — maar toch: ze worden opgevangen in omstandigheden die wij als fractie ook anderen, in het reguliere asieltraject, zouden gunnen. Want daar is nog wel wat aan te doen. Daar kom ik zo op terug.
Tegelijkertijd vindt ook onze fractie dat er niet lichtzinnig moet worden omgesprongen met het staatsnoodrecht. Sinds 1952 zijn er ook andere momenten geweest waarop Nederland veel vluchtelingen heeft opgevangen. Denk aan de Balkanoorlogen of de Syrische revolutie, die in een hele akelige oorlog is uitgemond. Kan de minister de beslissing van het kabinet in een historisch perspectief plaatsen? Waarom was deze maatregel nu nodig en bij eerdere groepen vluchtelingen niet? Wat zou er zijn gebeurd als het COA wél voldoende capaciteit had gehad door een betere langetermijnplanning?
Voorzitter. Er komen maandelijks nog steeds duizenden Oekraïners aan in Nederland. De oorlog lijkt helaas nog lang niet voorbij en zou heviger kunnen worden, waardoor nog meer mensen uit Oekraïne zullen vluchten. Op dit moment is de tijdelijke EU-beschermingsregel verlengd tot maart 2024. Inmiddels is 97,5% van de beschikbare bedden in de noodopvang bezet. In diverse landen aan de andere kant van de Middellandse Zee heerst politieke en economische onrust. Zie wat er gebeurt in Tunesië, zie wat er gebeurt in Libanon. In Egypte en ook in Syrië is de situatie nog steeds heel precair. Welke scenario's hebben de minister en de staatssecretaris van JenV voor een plotselinge toename in het aantal vluchtelingen en ontheemden? Hoe ziet de minister in dat licht de berichtgeving in de NRC van vandaag over het feit dat de kosten van asiel ruim 3 miljard hoger uitvallen dan begroot? Wat betekent dit voor de planning van het kabinet van de kosten van de opvang op de langere termijn? Zijn daarin ook de kosten van scholing en huisvesting meegenomen of worden die apart begroot?
Mijn fractie hoort graag van de minister wanneer die buitengewone omstandigheden het nieuwe normaal worden. Wij begrijpen — andere collega's hebben er ook al over gesproken — dat er een nieuwe tijdelijke wet in de maak is die de Wet verplaatsing bevolking moet vervangen. Wanneer acht de minister de voorliggende wet en de nieuwe tijdelijke wet niet langer noodzakelijk? Welke criteria hanteert zij daarvoor? Andere collega's hebben ook al gevraagd op welke wijze de gemeenten en de VNG hierin betrokken worden.
Voorzitter. Veel Oekraïners in Nederland hebben een bijzondere veerkracht laten zien voor mensen die alles achter zich hebben moeten laten. Mijn fractie denkt dat dat ook komt doordat zij andere kansen en mogelijkheden hebben gekregen dan asielzoekers en statushouders in de reguliere asielketen. Ik wil het niet rooskleuriger voorspiegelen dan het is. Andere collega's hebben ook over misbruik gesproken, maar laten we even naar het halfvolle glas kijken. Op 1 november 2022 had bijna de helft van de Oekraïners betaald werk. Het kabinet biedt hun die kans door toegang tot scholing, arbeidsbemiddeling, de arbeidsmarkt en zelfs kinderopvang. Een grote meerderheid van de Nederlanders, 72%, wil Oekraïners opvangen, en dit draagvlak blijft constant. Mijn fractie ziet een wisselwerking tussen de participatie van Oekraïense ontheemden in onze samenleving en het draagvlak onder Nederlanders. Meer participatie leidt tot meer contacten en daardoor tot meer draagvlak. Meer draagvlak leidt tot een beter informeel netwerk en daardoor tot meer participatie. Mijn vraag aan de minister is dan ook: wat kunnen we in de uitvoering leren van de opvang van Oekraïners voor de opvang van asielzoekers en statushouders uit andere landen, veelal mensen die vluchten voor politiek en oorlogsgeweld?
De voorzitter:
U bent bijna klaar, zie ik? Rondt u het even af en dan geef ik de heer Otten het woord.
Mevrouw Stienen (D66):
Ja, ik heb nog één zin. Mijn fractie wacht de beantwoording van de minister met belangstelling af.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Ik ben het helemaal met mevrouw Stienen van D66 eens. Bij mij een paar straten verderop zijn ook een paar honderd Oekraïners opgevangen. Daar is heel veel draagvlak voor en dat gaat allemaal prima. Maar waarom is daar staatsnoodrecht voor nodig? Kunt u mij dat uitleggen?
Mevrouw Stienen (D66):
Voor het draagvlak is het niet nodig. In maart 2022 is Poetin een oorlog begonnen in Oekraïne, waardoor miljoenen Oekraïners op de vlucht sloegen. Daarvan is een groot aantal in Europese landen terechtgekomen. Zoals mevrouw Karimi net verduidelijkte, hadden ze vrijheid van reizen, en daarom moest de regering in die omstandigheid snel handelen. Ik ben het ook eens met de heer Kox over de vraag of dit, achteraf gezien, de beste manier is om dit te doen. Daarom hoor ik heel graag van de minister waarom ze op dat moment dat besluit heeft genomen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Die Russische inval was volgens mij op 24 februari en niet in maart. Maar dat terzijde.
Mevrouw Stienen (D66):
O ja, excuus, voor de Handelingen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Inmiddels zijn we bijna vijftien, veertien, dertien maanden of in ieder geval meer dan een jaar verder. Dat is niet onverwijld. Hier wordt het staatsnoodrecht ingezet dat is bedoeld voor watersnoodrampen, voor als een land binnenvalt of voor als we de Grebbeberg moeten ontruimen. Daar is deze wet voor bedoeld. Als een dijk doorbreekt, moet die wet onverwijld worden ingezet. Dan moet je de wet toepassen, meteen, een uur later. Dat is niet veertien of vijftien maanden later. Hoe rechtvaardigt u hier het inzetten van het staatsnoodrecht? Ik ben het met u eens dat we de Oekraïners moeten opvangen, maar daar is dit toch niet het goede middel voor?
Mevrouw Stienen (D66):
Ik ga altijd graag terug naar de bronnen waarop het gebaseerd is. Ik heb met veel plezier de Handelingen uit 1952 gelezen. Ik raad de heer Otten aan om dat ook te doen. In de Handelingen wordt specifiek gesproken over een mogelijke aanval van de Sovjet-Unie en wat dat zou betekenen aan grote vluchtelingenstromen. Met enige creativiteit snap ik dat de regering heeft gedacht deze wet hiervoor te kunnen inzetten, maar ook mijn fractie wil graag verduidelijking over het waarom, waarom het zolang heeft geduurd en waarom wel in deze crisis en niet al eerder.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dat is een goede tip. Ik heb het weekend besteed aan het bekijken van het zevenurige Kamerdebat hierover, maar ik zal ook de Handelingen uit 1952 erop naslaan als ik nog ergens een moment over heb.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Dijk namens de SGP.
De heer Van Dijk i (SGP):
Voorzitter. Het is ruim een jaar geleden dat Poetin Oekraïne binnenviel. De gevolgen zijn dagelijks zichtbaar; niet alleen in beelden van dood en verwoesting, maar ook in de vele Oekraïners die in Nederland hun toevlucht hebben gezocht. Het is onze humanitaire plicht om deze mensen hulp te bieden. De SGP heeft echter vragen — een aantal zijn er al gesteld — bij de wijze waarop de regering aan deze plicht voldoet.
Het staatsnoodrecht is een ingrijpend instrument. Het heeft de SGP verbaasd dat dit middel werd ingezet om via de Wet verplaatsing bevolking de opvang van Oekraïense vluchtelingen in goede banen te leiden, om meerdere redenen. De maatschappelijke bereidheid om deze mensen verblijf te bieden was groot. Waarom meende de regering dat een top-downbenadering noodzakelijk was en ze naar het staatsnoodrecht moest grijpen? Uit de memorie van antwoord blijkt dat het gebrek aan capaciteit bij het COA voor de regering het meest zwaarwegende argument was om de gekozen route in te zetten. Niet alleen voorzag de regering obstakels door de langdurige problemen in de reguliere asielopvang, maar zij geeft zelfs aan dat in een ideaal scenario van ruime capaciteit het COA sowieso niet genoeg ruimte zou hebben om deze stroom ontheemden te herbergen.
Voor de SGP laat dit allereerst zien dat het hard nodig is dat er een wissel omgaat in het asielbeleid. Daarnaast onderstreept dit het belang van een fatsoenlijk en structureel beleid ten aanzien van de opvang van asielzoekers. Dit is niet de eerste keer dat er een buitengewoon hoge toestroom van ontheemden aan onze grenzen staat. Het zal helaas ook niet de laatste keer zijn.
Het grootste bezwaar tegen de gekozen route is voor de SGP eigenlijk een ander. Het past in onze ogen in de tendens van de regering om decentrale overheden steeds meer te zien als een soort verlengde arm van het Rijk. De SGP ziet een kabinet dat sinds de coronacrisis te snel te gemakkelijk grijpt naar juridische middelen om haar zin door te drukken en decentrale overheden te behandelen als uitvoerder van landelijk beleid. Maar zo is Nederland niet opgebouwd. Het ondergraaft de provinciale en lokale democratie omdat het elke kwestie naar nationaal niveau tilt. Het beperkt decentrale overheden in hun bewegingsvrijheid en het slaat uiteindelijk misschien het initiatief juist dood vanuit het grondvlak. Het feit dat de regering meent dat het niet alleen haar humanitaire plicht is om Oekraïners op te vangen, maar ook een verplichting op grond van het Unierecht, zegt nog niet dat ze dan haar verantwoordelijkheid kan afschuiven op burgemeesters om die verplichtingen vorm te geven. Daar komt bij dat dit bij Oekraïners juist voor weinigen een punt van discussie was. Zeker in het begin deed iedere gemeente wat zij kon. Kan de minister uitleggen waarom ze het toen nodig vond om deze wet uit de kast te trekken?
Naast het argument van capaciteitsproblemen bij het COA legitimeert de minister het beroep op de Wvb op basis van artikel 2c. Deze wet is tevens van toepassing op volksverplaatsingen op grote schaal, welke niet het gevolg zijn van een last tot verplaatsing. Voor de SGP blijft de vraag: wat verstaan we onder "volksverplaatsingen op grote schaal"? En is hier sprake van volksverplaatsingen op grote schaal zoals bedoeld in deze wet? Is die niet allereerst bedoeld om de eigen bevolking te evacueren in geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmee verband houdende buitengewone omstandigheden? Van dergelijke omstandigheden was vorig jaar maart geen sprake. Kan de minister nog eens helder toelichten wat zij verstaat onder "volksverplaatsingen op grote schaal"?
Daarnaast staat het langdurige karakter van het conflict in Oekraïne niet in verhouding tot de inzet van het staatsnoodrecht. De Wet verplaatsing bevolking zegt immers zelf in artikel 2 dat er, nadat het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer wordt gezonden. De minister heeft op 6 juli vorig jaar in een Tweede Kamerdebat toegezegd dat ze zo snel mogelijk na het zomerreces een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer zou indienen. Intussen zijn we dichter bij het volgende zomerreces dan bij het laatste en komt het wetsvoorstel, naar ik begrijp, binnenkort in consultatie of is het net in consultatie gegaan. Ik weet niet wat de minister precies verstaat onder "zo snel mogelijk", maar ik heb de indruk dat dit iets anders is dan de meesten van ons hier daaronder verstaan. "Onverwijld" is niet na een jaar. Inzet van het staatsnoodrecht kan en mag niet langer dan strikt noodzakelijk. Wil de minister hierop reflecteren?
Tot slot. Wat zou er nou gebeuren als de inzet van de Wet verplaatsing bevolking nu wordt beëindigd? In de Tweede Kamer zei de minister daarover dat dan elke gemeente zelf beslist of en in welke vorm er voorzien wordt in de opvang van Oekraïners en dat het COA juridisch verantwoordelijk is. Waarom zou die constructie niet afdoende zijn? Voorziet de minister daar zulke omvangrijke problemen dat een beroep op de Wvb nodig is? Kan dat dan niet met bestuurlijke afspraken worden ondervangen?
Voorzitter. Vooralsnog is de SGP kritisch op voorliggend wetsvoorstel. We hopen dat de minister onze zorgen kan wegnemen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijk. De heer Keunen heeft nog een vraag voor u, denk ik.
De heer Keunen i (VVD):
Dank voor dit betoog. U maakte een opmerking over volksverplaatsing. Dat kwam net ook al aan de orde en daarom wil ik toch graag citeren uit de memorie van toelichting op de wet uit 1952. Daar staat letterlijk: "Er kunnen zich omstandigheden voordoen zoals bij grote groepen vluchtelingen die onze grenzen overschrijden, waarbij het gewenst is gebruik te kunnen maken van de in het ontwerp neergelegde regeling." Ik denk dat dat misschien …
De voorzitter:
Heeft u ook een vraag bij deze interruptie?
De heer Keunen (VVD):
Ja. Is dit een antwoord op uw vraag?
De heer Van Dijk (SGP):
Deze vraag is niet voor niks ook door andere collega's opgeworpen. De hele context lijkt heel erg bedoeld om vooral de eigen bevolking te kunnen evacueren in geval van oorlog et cetera, dus ik heb toch het idee dat we bepaalde noodgrepen toepassen. Ik zou dat graag nader uitgelegd willen horen door de minister.
De heer Keunen (VVD):
Zeker, maar dit staat er letterlijk.
De heer Van Dijk (SGP):
Ik dank mijn collega voor deze wijsheid.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Dessing namens Forum voor Democratie.
De heer Dessing i (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag debatteren wij over de Voortduringswet artikelen 2c en 4 Wet verplaatsing bevolking. Er zijn vele invalshoeken van waaruit wij dit debat kunnen aanvliegen, maar wij kiezen vandaag voor een principiële kwestie die de oorspronkelijke reden van de inwerkingtreding, namelijk de toestroom van Oekraïense vluchtelingen, overstijgt. Meer en meer zien wij dat dit kabinet, de overheid, in de knel is komen te zitten: op het gebied van stikstof, klimaat, verdere Europese bemoeienis uit Brussel en zeker op het gebied van migratie. Om deze veelal zelfgecreëerde "problemen" op te lossen, worden steeds vaker dwang en een zak van door de Nederlanders zelf betaald belastinggeld als steevaste oplossing uit de hoge hoed getoverd. Hierdoor komt de Nederlandse bevolking ook steeds verder in het nauw. In dit geval gaat het vandaag over een wettelijke taak die burgemeesters opgelegd hebben gekregen uit Den Haag, om buiten het COA om opvangplekken te creëren die aan de door de minister gestelde vereisten voldoen. Terwijl ons stelsel juist is gemaakt om de decentrale overheden zelf beleidskeuzes te laten maken op basis van wat door hen goed wordt geacht voor hun omgeving, zien zij dat er nu inbreuk wordt gemaakt op hun autonomie. De SGP had het daarnet ook al even over de decentrale overheden. Het gaat al langer niet goed in Nederland als het om lokale autonomie gaat. Daarnaast is er in Nederland ook sprake van microfobie, de trend van alsmaar grotere gemeenten door fusie na fusie, de plannen voor de vorming van Tristate City met Nederland als één grote groene stad waar de SDG-doelen centraal staan en waarin grenzen niet meer bestaan. Het ademt toch niet veel lokale autonomie meer.
In een goed functionerende democratie wordt regionale besluitvorming serieus genomen en zijn de decentrale overheden er om bepaalde checks-and-balances te verrichten. Ook bij de invoering van de Omgevingswet is de opzet "decentraal, tenzij", terwijl de centrale overheid juist in meer en meer gevallen de regie naar zich toe trekt. Mensen voelen zich steeds minder gehoord en ontberen het vertrouwen om zaken onderling op te lossen met inbreng van onderop, zonder een betuttelende en sturende overheid. Wanneer houdt dit kabinet op met dwang en drang, met top-down managen, en keert het vertrouwen in de vindingrijkheid en de van origine ondernemende, zelfbeschikkende Nederlander terug?
Mevrouw Nanninga i (Fractie-Nanninga):
Het betoog over zelfbeschikking en autonomie deel ik wel, maar ik moet toch de vraag stellen hoe meneer Dessing van FVD denkt over de autonomie en zelfbeschikking van Oekraïne.
De heer Dessing (FVD):
Volgens mij is die vraag hier niet aan de orde. Het gaat hier om de vraag of het instellen van noodrecht een proportioneel middel is voor de problemen met de opvang. Dat is volgens mij aan de orde. Dus de vraag die mevrouw Nanninga nu stelt, is niet aan de orde.
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Als dat niet aan de orde is, voorzitter, dan hoor ik dat graag van u. Ik stel hier nu de vraag, dus is hij is bij dezen aan de orde, tenzij hij buiten de orde wordt verklaard volgens ons Reglement van Orde. Dan zou de voorzitter dat corrigeren. Dus mijn vraag blijft staan. Ik vind het betoog over autonomie en zelfbeschikking een schitterend betoog, maar hoe staat Forum voor Democratie tegenover de autonomie en zelfbeschikking van de Oekraïense regering en het Oekraïense volk?
De voorzitter:
Kunt u nog toelichten wat de relatie is met het wetsvoorstel, mevrouw Nanninga? Dat is misschien wel handig.
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Dat wil ik best doen. We hebben het hier natuurlijk over noodwetgeving die van stal wordt gehaald voor het huisvesten van Oekraïners die op de vlucht zijn geraakt omdat elders op de wereld het recht op een zekere autonomie en zelfbeschikking met de voeten is getreden, en dan druk ik dat nog heel rustig uit.
De heer Dessing (FVD):
Laat ik daar op deze manier op reageren. Doordat er vluchtelingen uit Oekraïne komen — de PVV had het er ook al over dat de hele opvang van vluchtelingen sowieso al piept en kraakt — moeten wij dit noodrecht inzetten om die opvang überhaupt mogelijk te maken. Ik denk dat we naar de kern van het probleem terug zouden moeten keren en dat we als we dit probleem zouden moeten oplossen, ons af moeten vragen of we niet zouden moeten teruggaan naar de vraag hoe we de instroom van Oekraïners kunnen indammen. Dan is inzetten op vrede tussen Oekraïne en Rusland absoluut een meer fundamentele keuze dan het inzetten van noodrecht.
De voorzitter:
Nanninga, tot slot.
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Juist. Mag ik daaruit concluderen dat de heer Dessing het met mij eens is dat de illegale invasie van Rusland idealiter nooit had plaatsgevonden? Want dan zaten we nu niet in deze penarie.
De heer Dessing (FVD):
Nee, ik ga hier nu niet praten over wie de schuldige is of hoe de oorlog is ontstaan. Ik ga over het oplossen van de oorlog, omdat daarmee de toestroom van vluchtelingen uit Oekraïne zou kunnen worden voorkomen en daarmee de noodzaak voor het inzetten van noodrecht wat minder zou zijn. Dat is wat ik hierover opmerk.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Dessing (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Ook in het buitenland valt het op dat Nederland bepaald niet goed presteert als het om lokaal zelfbestuur gaat. Het Congres van Lokale en Regionale Overheden van de Raad van Europa is bezorgd over de staat van de lokale en regionale autonomie in Nederland. Dat blijkt uit het onlangs verschenen monitorrapport van het congres over de implementatie van het Europees Handvest voor Lokaal Zelfbestuur in ons land, terwijl Nederland ook zijn handtekening heeft gezet onder het Europees Handvest voor Lokaal Zelfbestuur. Hoe verhouden aan de ene kant het uit de weg gaan van de lokale autonomie door het inzetten van deze artikelen in de Wvb en aan de andere kant het waarborgen van het lokaal zelfbestuur zich tot elkaar?
Voorzitter. Dan heb ik nog een aantal praktische vragen aan de minister. Kan zij aangeven of Nederland een mechanisme kent waarmee decentrale overheden besluiten van het Rijk die de lokale autonomie schaden, kunnen aanvechten? In veel landen bestaat hiervoor een constitutioneel hof, maar Nederland kent dat niet. Tijdens het Congres van Lokale en Regionale Overheden van de Raad van Europa in november 2021 is hierover een amendement aangenomen. Heeft het kabinet hier inmiddels invulling aan gegeven en, zo ja, hoe?
Verder valt er in de antwoorden naar aanleiding van vragen van de PVV-fractie te lezen dat er inmiddels 6.700 derdelanders via Oekraïne naar Nederland zijn gekomen. Dit zijn vluchtelingen die uit een willekeurig land kunnen komen, in Oekraïne een tijdelijke of permanente verblijfsvergunning hebben gekregen en met de stroom Oekraïense vluchtelingen mee zijn gekomen naar Nederland. Deze personen vallen tot dusver onder de taakstelling van burgemeesters om Oekraïense vluchtelingen te vestigen. Te lezen is echter dat het grootste deel van deze derdelanders een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne had en dat deze vergunningen op 4 maart zijn vervallen. De vraag is nu in hoeverre derdelanders met een na 4 maart vervallen tijdelijke Oekraïense verblijfsvergunning ook nog onder de wettelijke taak van burgemeesters onder deze artikelen van de Wvb vallen. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Deze Voortduringswet artikelen 2c en 4 Wet verplaatsing bevolking is naar ons idee buiten proporties. Net als tijdens de covidpandemie wordt hier naar ons idee te snel en vooral te lang gegrepen naar noodmaatregelen. Ook de Raad van State is het met ons eens dat er met terughoudendheid moet worden omgegaan met noodrecht. Respecteer ook de autonomie van lokale overheden. Wentel falend landelijk beleid niet af op de decentrale overheden, die al zo veel voor hun kiezen krijgen. Luister naar hun signalen over de grenzen aan wat kan en laat disproportionele centrale aansturing niet onnodig lang voortduren. Wij zullen dan ook tegen deze voortduringswet stemmen.
Dank u wel.
Mevrouw Mei Li Vos i (PvdA):
Ik ben benieuwd of de heer Dessing dan wel voor een nieuwe wet zou stemmen die materieel hetzelfde zou regelen. Dit sluit een beetje aan bij de vragen die de heer Kox ook had.
De heer Dessing (FVD):
Nou, ik denk dat we daar tegen die tijd goed naar moeten kijken. Wat dat betreft is de internetconsultatie net bezig. Die wet hebben wij dus nog niet kunnen bestuderen. Ik ga die tegen die tijd rustig bekijken.
Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Het gaat mij vooral om de vraag of u wel voor de opvang bent van mensen die lijden onder oorlog en geweld. Als dat inderdaad misschien in een betere wet gegoten is, bent u er dan wel voor?
De heer Dessing (FVD):
Ik ben in principe niet tegen de opvang van mensen in nood, als het om een tijdelijk karakter gaat. Maar ik denk dat we wel goed structureel moeten nadenken wat de oorzaak ervan is en waarom het hele verhaal van de opvang van vluchtelingen piept en kraakt. Ik denk dat we eerlijk naar de diverse onderliggende oorzaken daarvan moeten kijken, maar ik ben niet principieel tegen het coûte que coûte niet opvangen van vluchtelingen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Vos.
Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
Dit vind ik een blijmakende boodschap, want de onderliggende oorzaak van dat piepen en kraken heeft toch wel te maken met het slechte beleid van de huidige regering, bijvoorbeeld het vooruitschuiven van opvang. Ik vind het dus fijn om te horen dat de fractie van Forum voor Democratie bereid is om te kijken naar de oorzaken van de opvangcrisis.
De heer Dessing (FVD):
Ja. Over de conclusies die mevrouw Vos trekt over de oorzaken van waarom het piept en kraakt, kunnen we uiteraard wel van mening verschillen. Laat dat genoteerd zijn. Daar had de PVV ook een aantal opmerkingen over. Ik denk dat die net zo valide zijn als andere opmerkingen over het piepen en kraken van het vluchtelingenstelsel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Voorzitter. De burgemeester van Amsterdam heeft in verband met de woonomstandigheden in het overstroomde gebied op grond van artikel 5 van de Wet verplaatsing bevolking als te evacueren gebied aangewezen het gebied begrensd door de Kanaaldijk, de Oostzanerdijk, de Meteorensingel en de Cornelis Douwesweg. Het betreden van dit gebied zal alleen kunnen geschieden met toestemming van het ter plaatse dienstdoende politiepersoneel. Voor bewaking van de woningen, zowel te water als te land, wordt zorg gedragen. Om plundering te voorkomen, is besloten dat de rijkspolitie te water een zeer scherpe bewaking zal voeren. Twintig boten patrouilleren dag en nacht door het getroffen gebied. Wanneer op de eerste sommatie niet wordt gehoorzaamd, wordt onmiddellijk geschoten.
Voorzitter. Bovenstaande verklaring werd door de autoriteiten in Amsterdam uitgevaardigd op 14 februari 1960, nadat in Amsterdam-Noord, in Tuindorp Oostzaan een dijk was doorgebroken en Tuindorp Oostzaan overstroomd raakte. Zoals u op deze foto kunt zien, was dat een forse overstroming. 14 februari 1960. 63 jaar geleden. Dat is de eerste en tot nu toe enige keer dat de Wet verplaatsing bevolking, daterend uit 1952, ooit is toegepast in Nederland bij een overstroming als gevolg van een dijkdoorbraak in Amsterdam-Noord. Deze wet uit 1952 is kort na de Tweede Wereldoorlog ingevoerd en behoort tot het zogenaamde staatsnoodrecht. Staatsnoodrecht kan alleen in zeer uitzonderlijke noodsituaties worden toegepast en dient zeer restrictief te worden ingezet, alleen als het echt niet anders kan en er geen tijd te verliezen is. Een dergelijke inzet dient dan ook onverwijld te geschieden, zoals dat dus in 1960 bij de dijkdoorbraak in Amsterdam-Noord gebeurde. Het moet onverwijld gebeuren, en dus niet meer dan een jaar na de brute Russische inval in Oekraïne op 24 februari 2022, die zeer begrijpelijk tot een grote toestroom van Oekraïense vluchtelingen heeft geleid.
Voorzitter. Wij zijn voor opvang in de regio. Wat ons betreft moet Nederland deze Oekraïners dan ook ruimhartig opvangen, want Oekraïne kunnen we wat ons betreft nog rekenen tot onze regio. Dat verklaart waarschijnlijk ook de vraag van mevrouw Stienen waarom die opvang relatief probleemloos verloopt in vergelijking met de opvang van mensen uit verder weg gelegen regio's. Maar daar is dit staatsnoodrecht echt niet voor nodig. Sterker nog, dit middel is totaal niet proportioneel. Voor het opvangen van Oekraïense vluchtelingen is de Wet verplaatsing bevolking niet nodig en dus ook niet proportioneel.
Deze aanpak is helaas symptomatisch voor dit visieloze en tandeloze kabinet, een kabinet dat van crisis naar crisis strompelt en vrijwel niets meer voor elkaar krijgt en dat ook maar niet in staat is de enorme immigratiestromen naar Nederland onder controle te krijgen. Evenmin krijgt het het zelf gecreëerde bureaucratische stikstofprobleem onder controle. Het is niet in staat de Groningers fatsoenlijk en tijdig de schade van de gaswinning te vergoeden en weet de toeslagencrisis ook al jaren niet op te lossen. De eerste reflex van dit kabinet bij alle problemen is het inzetten van noodwetten, tijdelijke wetten, spoedwetten en nu dus ook het staatsnoodrecht. We kunnen dus concluderen dat er echt iets fundamenteel mis is in de mindset van dit kabinet. En nog snapt men niet waarom een nieuwe partij binnen een paar jaar in alle provincies de grootste van het land wordt en in de laatste peilingen van vanmiddag zelfs de grootste in de Tweede Kamer.
Het is business as usual bij het kabinet Rutte: o, een probleem; dan trekken we wel even het staatsnoodrecht uit de kast. Dit is staatsrechtelijke gemakzucht. Het inzetten van staatsnoodrecht bedoeld voor watersnoodrampen en daadwerkelijke oorlogssituaties is niet proportioneel. Dit is de verkeerde oplossing voor dit probleem. Sterker nog, het kabinet begeeft zich hiermee op het glibberige terrein van wat bestuursrechtjuristen "détournement de pouvoir" noemen, of met een Nederlands woord "machtsafwending". Dat is een verbod voor het bestuur om bestuursbevoegdheden te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor ze zijn gegeven. Of om het nog wat duidelijker te zeggen "misbruik van bevoegdheden" of, zo u wilt, "machtsmisbruik". Dit begrip is dan ook gecodificeerd in de Algemene wet bestuursrecht, en wel in artikel 3:3, dat luidt: "Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend." Wellicht heeft de minister van Justitie en Veiligheid dit algemene beginsel van behoorlijk bestuur over het hoofd gezien bij de inzet van deze Wet verplaatsing bevolking. Graag horen we dan ook van de minister hoe dit heeft kunnen gebeuren.
Voorzitter. Wij zijn voor opvang van Oekraïners die vluchten voor de verschrikkelijke Russische inval in hun land, maar het inzetten van staatsnoodrecht omdat dit kabinet de overige immigratiestromen niet onder controle krijgt, vinden wij niet acceptabel. Dit is bestuurlijke overkill en staatsrechtelijk niet in de haak. Wij zullen dan ook tegen dit wetsvoorstel stemmen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Otten. Dan is het woord aan de heer Keunen van de VVD, maar niet dan nadat ik het woord heb gegeven aan mevrouw Karimi voor een interruptie op de heer Otten.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Heel veel van de punten die de heer Otten naar voren heeft gebracht, laat ik voor zijn rekening, maar ik wil wel even precies krijgen waar we het over hebben. Het is namelijk zo — ik ben benieuwd of de heer Otten dat met mij eens is — dat op 24 februari, toen de oorlog begon, niemand kon voorspellen hoe het zou gaan verlopen. Niemand wist of de stroom vluchtelingen richting ons land beperkt blijven zou tot 10.000, 100.000 of 1 miljoen mensen. Is de heer Otten dat met mij eens?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Nee, dat ben ik niet met u eens. Ik heb die oorlog vanaf 24 februari eigenlijk dagelijks gevolgd. Ook in die tijd was al snel de conclusie dat dit een heel langdurig conflict zou gaan worden. Dat is nu ook wel de consensus, denk ik: dit kan nog wel geruime tijd duren. Dat punt komt niet een jaar later uit de lucht vallen. Dat was al vrij snel duidelijk. Dus dat ben ik niet met u eens.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Het is heel interessant dat de heer Otten zo'n bijzondere gave heeft dat hij zo goed kon voorspellen hoe de oorlog zou verlopen. Bij mijn weten, met alle internationale contacten waar ik bij betrokken ben, kon niemand voorspellen hoelang de oorlog zou duren, hoe de eerste dagen zouden verlopen en hoe groot de vluchtelingenstroom zou zijn. Dat is het eerste punt.
Dan het tweede punt. Eigenlijk is met het koninklijk besluit in begin december deze regeling al in werking getreden. We spreken nu een jaar later over de voortduring van een wetsvoorstel, maar eigenlijk heeft het veel meer te maken met de Eerste Kamer, de commissie en met het feit dat de PVV het verloop zo lang heeft getraineerd dan met de regering. Ik ga niet de regering verdedigen. Dat kan de minister goed doen. Ik wil de feiten hier gewoon goed op tafel hebben.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Wat is uw vraag, mevrouw Karimi? Ik hoorde geen vraag.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Is de heer Otten dat met mij eens?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik ben het in zoverre met u eens dat het in de eerste dagen en weken van de oorlog inderdaad zeer de vraag was hoelang die ging duren. Het was toch een soort blitzkriegachtige benadering. Toen de slag om Kiev door de Oekraïners werd gewonnen, was toch wel duidelijk dat dit een veel langduriger conflict zou gaan worden. Dat is natuurlijk al vrij snel na het begin van de oorlog gebeurd. Nogmaals, wij zijn ook helemaal niet tegen de opvang van Oekraïense vluchtelingen. Sterker nog, bij mij in de buurt is een heel hotel gevorderd door de provincie Noord-Holland, zoals ik net tegen mevrouw Stienen zei. Daar zitten 200 Oekraïners, geloof ik. Ik zie die mensen elke dag bij de Albert Heijn. Dat gaat allemaal prima. Ze zijn heel goed geïntegreerd. Ik hoor ook helemaal niks over problemen. Niemand heeft overlast. Daarom zeg ik ook: opvang in de regio werkt volgens mij beter dan mensen van heel ver hiernaartoe halen, die een heel andere culturele achtergrond hebben. Daarom zijn wij ook voor opvang in de regio, omdat dat makkelijker is voor de integratie. Dat zie je nu bij de Oekraïners ook gebeuren.
In die zin ben ik het met u eens dat het begin van de oorlog natuurlijk zeer onvoorspelbaar was. Het is nu echter ook de consensus van alle militaire strategen dat het best nog enige tijd kan gaan duren en dat je daar niet het staatsnoodrecht voor hoeft in te zetten, zoals bij de dijkdoorbaak in februari 1960 waarbij je à la minute moest handelen en de bevoegdheden die je hebt, moest gebruiken. Daarom zeg ik ook: het is détournement de pouvoir. Het is een van de belangrijkste beginselen van behoorlijk bestuur dat je bevoegdheden niet mag gebruiken voor de verkeerde doeleinden. Dat is wel wat hier gebeurt. Daarom zullen wij dus tegenstemmen, zeg ik tegen mevrouw Karimi. Ik hoop dat haar vraag daarmee beantwoord is.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. Dan geef ik het woord aan de heer Keunen namens de VVD.
De heer Keunen i (VVD):
Voorzitter. De Wet verplaatsing bevolking werd vastgesteld in 1952. Bijna driekwart eeuw later worden twee artikelen uit die wet geactiveerd als staatsnoodrecht. Is er sprake van een situatie die staatsnoodrecht vereist? Het antwoord is ja. Sinds de Russische inval op 24 februari vorig jaar in de soevereine staat Oekraïne is er sprake van een gruwelijke oorlog in Europa, die plotseling een enorme vluchtelingenstroom uit Oekraïne naar Nederland op gang heeft gebracht. Deze stroom was zo groot dat het absoluut niet mogelijk was om de benodigde noodopvang te verlenen via het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Met de activering van de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking heeft de regering verantwoordelijkheid genomen voor de opvang van Oekraïners en die bij de Nederlandse burgemeesters gelegd. Dit wetsvoorstel is met een grote meerderheid van stemmen in de Tweede Kamer aanvaard.
Voorzitter. Staatsnoodrecht is slechts een tijdelijke oplossing voor een urgente opgave, die om een duurzame oplossing vraagt. Daarom is het verstandig dat de regering werkt aan nieuwe wetgeving voor een landelijk gecoördineerde en duurzame aanpak van de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne. Deze nieuwe Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne ligt momenteel voor bij de Raad van State. Graag wil mijn fractie de minister vragen of bij benadering kan worden aangegeven wanneer deze nieuwe tijdelijke wet door de Tweede Kamer in behandeling kan worden genomen. De achtergrond hiervan is duidelijk. Het is namelijk wenselijk om dit staatsnoodrecht zo snel als mogelijk buiten werking te kunnen stellen.
Voorzitter. De voortduringswet die vanmiddag voorligt, is niet alleen tijdelijk, maar ook in overeenstemming met Europese richtlijnen voor tijdelijke bescherming van vluchtelingen uit Oekraïne en hun bijzondere status in Nederland. De reikwijdte is strikt beperkt tot burgemeesters. Alles samenvattend kan daarom worden gesteld dat de in de Eerste Kamer gebruikelijke beoordelingscriteria van rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid volgens mijn fractie van toepassing zijn. Ook zelfs de noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit zijn verenigbaar met de voortduringswet, zolang de beperkte activering niet wordt uitgebreid en de regeling, zoals hiervoor besproken, slechts beperkt, dus tijdelijk, geldig is.
Voorzitter. Het zal geen verrassing zijn dat de VVD-fractie voornemens is voor deze voortduringswet te stemmen. Mijn fractie ziet met belangstelling uit naar het antwoord van de minister op onze vragen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Keunen.
De heer Van Dijk i (SGP):
Ik heb nog even een vraag aan mijn VVD-collega. Hij bracht het bijna als een compliment aan het kabinet: dat het verstandig is dat het kabinet nu een wet in consultatie gaat brengen. Ja, verstandig? In de wet staat dat er na het nemen van het besluit "onverwijld" een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer moet. Vindt u niet dat het al ontzettend lang duurt? Is meer dan een jaar later "onverwijld"?
De heer Keunen (VVD):
Over de termijn kan gediscussieerd worden: had het eerder gekund of niet? Er is in ieder geval zicht op een nieuwe, tijdelijke wet. Die ligt nu bij de Raad van State. Voor mijn fractie is dat voldoende. Als die wet er niet gelegen had, hadden we hier vanmiddag een heel ander verhaal gehad. Voor mijn fractie is het voldoende. Of het onverwijld is? Als ik het in de Dikke Van Dale ga opzoeken, zal het woord "onverwijld" ongetwijfeld ergens anders op slaan. Het had eerder gekund, wellicht, maar dat is nu denk ik niet aan de orde. De wet ligt bij de Raad van State.
De heer Van Dijk (SGP):
Helder. Heel kort: de wet ligt er inderdaad, maar dit is niet onverwijld, zoals ik ook bijna aan uw gelaatsuitdrukking zie. Dit had gewoon veel eerder gemoeten, want — zo kennen we de VVD ook — staatsnoodrecht moet er slechts zo kort als mogelijk is zijn. Dat gebeurt nu gewoon niet.
De heer Keunen (VVD):
Dat was ook de kern van mijn betoog: het moet zo kort mogelijk zijn. Dan is het acceptabel.
De heer Van Hattem i (PVV):
We horen nu dat de VVD het voorliggende wetsvoorstel omarmt. Hoe kijkt de heer Keunen aan tegen het feit dat er zo veel derdelanders worden opgevangen, ook op basis van deze wet, dat zij alle voorzieningen krijgen en dat de termijn voor die opvang zelfs nog is uitgebreid?
De heer Keunen (VVD):
De derdelanders die in Oekraïne aanwezig waren, zijn gevlucht. Ik denk dat zij terecht de status van vluchteling hadden, dus ik denk dat we met compassie naar die mensen moeten kijken, zoals we met heel veel compassie moeten kijken naar Europeanen die op de vlucht moeten slaan voor een brute inval in een land dat een soevereine democratie kent. Ik zou willen zeggen: we moeten goed kijken hoe we dit oplossen. U hebt daar vragen over gesteld aan de minister. Ik ben heel benieuwd naar het antwoord van de minister hierop, straks.
De heer Van Hattem (PVV):
Het punt is nu juist dat voor heel veel derdelanders de termijn, die tot 4 maart liep, al verstreken is. Een deel van hen kwam zelfs uit landen binnen de Europese Unie. Is de heer Keunen van de VVD het met mij eens dat zulke groepen hier in Nederland eigenlijk geen opvang meer zouden moeten krijgen?
De heer Keunen (VVD):
Nee, want ik gebruikte zojuist het woord "compassie". We hebben het over vluchtelingen, over mensen die plotseling hebben moeten vluchten. Wij als Nederland hadden niet eens voorzien dat deze oorlog zou uitbreken. We hadden niet eens de tijd om daar goed op te reageren. Ik denk dat we nu met heel veel compassie een hele goede oplossing moeten vinden. U hebt wel een terecht punt: die derdelanders zijn een bepaalde categorie binnen die groep, waar we goed naar moeten kijken, maar nogmaals, ik hoop dat we er met fatsoenlijk beleid uit komen en dat we het goed kunnen oplossen. U hebt een punt, maar de minister gaat uw vragen daarover dadelijk beantwoorden.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Tot slot. Ik hoor de heer Keunen toch weer spreken over vluchtelingen, maar we hebben het hier over mensen die uit veilige landen komen, zelfs voor een deel uit de Europese Unie. Is de heer Keunen het dan wel met mij eens dat die veiligelanders zouden moeten vertrekken?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Keunen.
De heer Keunen (VVD):
Nee, dat ben ik niet met u van mening. Ik beroep me nogmaals op het woord "compassie".
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Nanninga namens de Fractie-Nanninga.
Mevrouw Nanninga i (Fractie-Nanninga):
Dank u wel, voorzitter. De ontheemde Oekraïners helpen, JA21 is daar niet op tegen. Wij pleiten altijd voor opvang in de regio en in dit geval zijn wij de regio. Opvang realiseren voor mensen die slachtoffer zijn van een agressieve invasie is een loffelijk streven. Maar dat is niet wat hier vandaag ter discussie staat. Ter discussie staat waarom dit mechanisme in werking is getreden.
De toestroom van ontheemden uit Oekraïne is zo hoog dat Nederland niet in staat is om hun binnen de bestaande structuren noodopvang te bieden. Bij de hoge instroom zijn kennelijk buitengewone maatregelen geoorloofd. Dit is eigenlijk de dwangwet van VVD-staatssecretaris Van den Burg in het klein. Zoals laatstgenoemde ook al zegt: " bij de inwerkingtreding van deze wet verandert er in de praktijk niet veel, want de burgemeesters doen vrijwillig al heel veel, maar het wordt een keuze waar ze geen nee op kunnen zeggen". Een keuze waar je geen nee op kunt zeggen, is natuurlijk geen keuze.
Voorzitter. Mijn fractie ziet de bui dan ook al hangen. De torenhoge instroom van asielzoekers uit andere delen van de wereld wordt willens en wetens niet ingedamd door deze regering. De wet is volgens de regering ook een grond om talloze mensen bij gemeenten over de schutting te kieperen en om de gemeenten te verplichten opvang te regelen in een land met woningnood, om van andere tekorten nog maar te zwijgen. Dit zijn de consequenties van dweilen met de kraan open. Dit is een implicatie van open grenzen.
In de memorie van toelichting lees ik dat de regering zich inspant om de inwerkingstelling van "aanvullende bevoegdheden zoals het vorderen van panden" te voorkomen. Het vorderen van panden: dat is nogal wat. In de schriftelijke vragenronde heeft mijn fractie gevraagd wanneer en bij welke instroom de regering het alsnog proportioneel acht om zulke maatregelen te nemen. Deze vraag is helaas niet beantwoord. Ik stel die bij deze dus alsnog aan de minister. Bij welke instroomcijfers overweegt de regering om over te gaan tot het vorderen van panden? Ik ontvang graag concrete cijfers. Tegelijkertijd wil mijn fractie ook weten bij welke instroomcijfers de noodwetgeving van tafel kan. Ook hier alstublieft concrete cijfers. Wanneer gebruik wordt gemaakt van noodrecht, moet helder en vooraf bepaald zijn wat de bandbreedte is en wat de toetsingskaders zijn. Dit is cruciaal voor het functioneren van onze democratische rechtsstaat.
Noodrecht kan niet op basis van arbitraire gronden worden ingezet. Daarom verzoeken wij de minister met klem om met randvoorwaarden, criteria, normen, drempelwaarden, getallen en cijfers te komen. Maak het concreet. Wij overwegen een motie op dit punt als een concreet antwoord van de minister over de onder- en bovengrens van de instroom en een toezegging om noodwetgeving niet buiten deze bandbreedte van stal te halen, uitblijven.
Voorzitter, tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Nanninga. De heer Keunen.
De heer Keunen i (VVD):
Ik heb eigenlijk geen vraag, maar ik heb wat moeite met het woord "kieperen".
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Dat mag, maar ik ga over mijn eigen woorden.
De heer Keunen (VVD):
Nee, maar u kunt er ook een ander woord voor gebruiken.
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Dat kan, maar daar heb ik niet voor gekozen. Ik ga over mijn eigen woorden. Ik zie werkelijk niet in waarom een keurig Nederlands woord als "kieperen" hier op zulke tere zieltjes en lange tenen stuit.
De heer Keunen (VVD):
Het spijt me dan dat u die woorden gebruikt.
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Wat een ontzettend zinloze interruptie. Dat mag, maar ik ga over mijn eigen woorden, zoals iedereen hier in deze Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering tot 16.10 uur.
De vergadering wordt van 15.37 uur tot 16.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel 36081, Voortduringswet artikelen 2c en 4 Wet verplaatsing bevolking. We zijn nu toe aan het antwoord van de regering in de eerste termijn. Ik geef het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank u wel, voorzitter. Vorig jaar werden we geconfronteerd met de Russische inval in Oekraïne. Veel mensen sloegen vervolgens op de vlucht voor Russisch oorlogsgeweld, ook naar Nederland. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers is normaal gesproken de aangewezen organisatie om te voorzien in de opvang van asielzoekers en dus ontheemden. De plotselinge en zeer hoge instroom van ontheemden kon echter niet binnen de reguliere structuren worden opgevangen. Deze taak moest dus elders worden belegd. Daarom zijn bij koninklijk besluit op 1 april 2022, onverwijld, de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking geactiveerd. Sindsdien hebben burgemeesters de wettelijke taak te zorgen voor de opvang van ontheemden.
Voorzitter. Ik gebruik graag deze gelegenheid in uw Kamer om mijn grote waardering uit te spreken voor hetgeen burgemeesters en de mensen in de gemeentelijke organisaties sindsdien klaar hebben weten te spelen. Overigens geldt dit ook voor ontzettend veel Nederlanders die hun huizen hebben opengesteld, en dat nog steeds doen.
Vandaag spreken we over het wetsvoorstel dat moet volgen op een inwerkingstellingsbesluit. Een wetsvoorstel dat strekt tot voortduring van die taak. Het kabinet vindt echter dat de inwerkingstelling van noodrecht slechts tijdelijk kan gebeuren. Daarom moet worden teruggegaan naar de situatie waarmee zonder noodrecht in de opvang kan worden voorzien. Hiertoe werkt het kabinet aan een tijdelijke wet, waarmee gemeenten langer met deze taak worden belast. Dit wetsvoorstel is afgelopen vrijdag behandeld door de ministerraad en gaat nu voor advies naar de Raad van State. Daarna wordt het ingediend bij de Tweede Kamer. Bij inwerkingtreding van de tijdelijke wet zal de inzet van het staatsnoodrecht direct worden beëindigd.
Voorzitter. Ik ga graag naar de vragen. Er zijn heel veel vragen gesteld die niet met de wet te maken hebben. Ik zal mijn best doen om daar een antwoord op te geven, maar ze vallen onder de portefeuilles van veel verschillende collega's. Als we daarin vastlopen, zal ik ze doorgeleiden, maar ik heb ze zo veel mogelijk voorbereid.
Ik zou willen beginnen met de staatsnoodwet, de Wet verplaatsing bevolking. Dan zal ik ingaan op de Tijdelijke wet opvang Oekraïners. Vervolgens kom ik bij de uitvoering van de wet, daarna bij de reguliere asiel- en opvangproblematiek en bij verblijfsrecht en terugkeer. En dan heb ik nog een mapje met andere heel belangrijke vragen.
De heer Van Hattem i (PVV):
Misschien toch een punt vooraf. De minister zegt de tijdelijke wet in voorbereiding te hebben en ze kondigt aan op de vragen in te gaan. Ik denk dat het wel goed is om alvast de vraag naar voren te halen waarom er zo lang is gewacht met het überhaupt indienen van zo'n tijdelijke wet, nog los van hoe er over die wet wordt gedacht. Waarom staatnoodrecht een jaar lang laten voortduren, terwijl deze wet ook een jaar geleden al had kunnen worden opgesteld en ingediend? Kan de minister daar alvast een antwoord op geven? Dat is belangrijk voor de duiding en inkadering van de andere vragen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Daar kom ik straks op. Het is niet zo dat we een jaar niks hebben gedaan. Noodrecht — ik zal daar straks op ingaan — was op dat moment de best mogelijke in te zetten wet die we konden gebruiken. Dat hebben we ook gedaan. Vervolgens zijn we onder andere met gemeenten, de VNG, het Veiligheidsberaad en alle partners gaan kijken hoe we dit konden borgen in een tijdelijke wet volgens onze normale democratische regels; iets wat we natuurlijk allemaal willen. Dit is ook normale democratische wet- en regelgeving, maar dan noodrecht. We wisten ook niet hoelang dit zou duren. Aan het begin kon niemand voorspellen of dit iets van relatief korte duur zou zijn, wat we allemaal hoopten. We zijn nu een jaar verder en de scenario's voor hoelang de ellende daar gaat duren, gaan nog steeds alle kanten op. Je hebt dus ook de tijd nodig om te zien of noodrecht nu niet meer van toepassing is en wat ervoor in de plaats komt. We zijn druk bezig geweest om dat vorm te geven, vooral mijn collega, de staatssecretaris van Migratie, wiens wet de tijdelijke wet zal zijn. Ik zal zo meteen nog nader ingaan op de specifieke vragen daarover.
De heer Van Hattem (PVV):
Hoelang iets gaat duren … In dit geval is relevant dat iets onverwijld moet plaatsvinden. Onverwijld kan nooit heel lang duren en zeker geen jaar. Dan kom ik toch bij het punt dat de minister nu al zegt dat de inzet van staatsnoodrecht de best mogelijke optie was. Ik neem aan dat er dan een afwegingskader is geweest. Ik neem aan dat er bepaalde afwegingen zijn gemaakt waarom het proportioneel was om staatsnoodrecht te gebruiken. Bij proportionaliteit moet je toch altijd kijken of er minder verstrekkende opties zijn dan het staatsnoodrecht. Dat is namelijk een ultimum remedium. Kan de minister aangeven welke andere opties overwogen zijn voordat er is gekozen voor de inzet van staatsnoodrecht?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
De heer Van Hattem haalt een aantal zaken door elkaar. "Onverwijld" geldt voor de indiening van de voortduringswet. De inval vindt plaats op 24 februari. Binnen een maand is er een koninklijk besluit. Binnen een dag is de bekendmaking van het koninklijk besluit. Binnen vier dagen, inclusief een weekend — het gaat dus niet om werkdagen — gaat het wetsvoorstel naar de Raad van State. Zo kan ik doorgaan. Vervolgens ligt de wet hier inderdaad al een tijdje. Dat werd in de interruptiedebatten al duidelijk gemaakt. Ik ga er niet over wanneer u het agendeert. "Onverwijld" heeft dus echt betekenis voor de vraag wanneer je het indient. Dat is echt bijzonder snel gebeurd. Dat hoort ook bij noodrecht. De Raad van State laat in de analyse zien dat hij dit kan volgen en dat deze wet daar inderdaad geschikt voor is.
Zal ik dan naar de beantwoording van de vragen gaan? Anders doet de heer Van Hattem namelijk zijn hele eerste termijn over. Ik heb zijn vragen echt beantwoord.
De voorzitter:
Dat wil ik ook voorstellen. Misschien moeten we, voordat we alle vragen gaan herhalen, de minister de kans geven om eerst de vragen te beantwoorden. Dan kunnen we daarna kijken of er nog onbeantwoorde vragen zijn. Ik geef u ten derden male, voor de laatste keer, het woord voor een interruptie, meneer Van Hattem. Ik stel voor dat de minister daarna de kans krijgt om de vragen te beantwoorden. Anders blijven we namelijk vragen stellen.
De heer Van Hattem (PVV):
De minister slaat nu aan op het punt van "onverwijld". Daar kunnen we inderdaad een discussie over voeren. Daar kom ik straks ook nog wel op terug.
Ik had echter nog een tweede, belangrijkere vraag gesteld. Welke andere alternatieven zijn afgewogen door het kabinet? De minister zegt namelijk dat dit de beste optie was. Ik ben toch wel benieuwd naar de proportionaliteit van de inzet van het staatsnoodrecht. Ik ben ook benieuwd welke andere opties op tafel hebben gelegen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Op zo'n korte termijn waren er geen alternatieven. Dat wordt onderschreven door de Raad van State.
Dan ga ik naar de beantwoording. Ik begin uiteraard met de heer Van Hattem, die net al voor mij stond. Hij vraagt: wat weerhoudt het kabinet ervan om andere artikelen in te zetten en panden te vorderen? In antwoord op vragen van de PVV, de Fractie-Nanninga en de SGP schreef ik in de memorie van antwoord al dat ik de inzet van andere artikelen nu niet overweeg. Dit is niet aan de orde. Het criterium voor de inzet van staatsnoodrecht is of buitengewone omstandigheden ertoe nopen. Die nopen er simpelweg niet toe om andere artikelen te gebruiken. Dat is de huidige situatie. Zo simpel is het. Stel dat het wel zo zou zijn, vanwege welke omstandigheden dan ook. Dan is er een nieuw koninklijk besluit nodig. Dan is er ook een nieuwe voortduringswet nodig. Het is dus niet zo dat we nu iets besluiten en dat er daarna opeens van alles achter de heg vandaan kan komen waar we vandaag niet over spreken. Het is nu niet aan de orde. Dat is het.
Vervolgens had de heer Van Hattem, maar ook mevrouw Stienen de volgende vraag. Als je kijkt naar het historisch perspectief, dan zie je dat we in Europa vaker heftige dingen hebben gezien waardoor mensen moesten vluchten. Zij vragen: waarom toen niet, en nu wel? Het kabinet heeft vorig jaar het staatsnoodrecht geactiveerd, omdat er toen sprake was van buitengewone omstandigheden. Dat is nu ook het geval. Het gaat over een plotselinge en ongekend hoge instroom van ontheemden uit Oekraïne en Nederland. Het is onmogelijk om door middel van de bestaande structuren in de benodigde opvang te voorzien. Het COA is evident niet in staat om de opvang van deze zeer grote groep ontheemden uit Oekraïne te regelen. Eerdere groepen vluchtelingen zijn opgevangen in de reguliere structuur, omdat dat destijds mogelijk was. Het is een combinatie van factoren. Het is heel snel een enorm aantal geworden. Onze reguliere structuur kon dat niet absorberen. Dat kon destijds door het COA en door de crisisopvang in gemeenten. Het heeft dus te maken met de situatie buiten Nederland en de situatie die wij in Nederland hebben.
Meneer Van Hattem vraagt: waarom heeft het kabinet de Wet verplaatsing bevolking onnodig lang laten voortduren als er ook andere mogelijkheden zijn, zoals we nu zien met de tijdelijke wet? Dat is eigenlijk waar we het net over hadden. De Wet verplaatsing bevolking duurt niet onnodig lang. Die is er voor buitengewone omstandigheden. Die zijn er. Die zijn er overigens helaas nog steeds. Er zijn immers tienduizenden mensen gekomen. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers kon en kan die instroom niet aan. De Wet verplaatsing bevolking is dus ook voor deze situatie gemaakt. Ik zal daar straks nog nader op ingaan. De regering vindt dat staatsnoodrecht niet langer dan nodig moet duren. Dat blijft overeind. Daarom heeft de staatssecretaris afgelopen vrijdag in de ministerraad een tijdelijke wet voorgelegd. Als het aan hem ligt en als het aan mij ligt, komt deze zo snel mogelijk richting de Kamers. Het was, zoals gezegd, wel belangrijk om daarvoor een zorgvuldig proces te doorlopen en met alle betrokken partners te spreken.
Volgens mij vroegen de heer Van Hattem en mevrouw Stienen: wanneer worden de artikelen van de Wet verplaatsing bevolking buiten werking gesteld? Staatsnoodrecht wordt buiten werking gesteld als er geen buitengewone omstandigheden meer zijn, of als er een gewone regeling komt. Helaas zijn die buitengewone omstandigheden er nog steeds wel, maar we komen met een gewone regeling. Dat zal de tijdelijke wet zijn.
Als eerder in reguliere opvang valt te voorzien, moet het staatsnoodrecht vervallen. Dat is op dit moment ook niet het geval. Het mag duidelijk zijn dat die buitengewone omstandigheden verder samenhangen met het verloop van de oorlog in Oekraïne en de vraag of er mensen blijven komen. Ik moet zeggen dat ik helaas verwacht dat er sneller een tijdelijke wet is dan dat er een oplossing is en er vrede is in Oekraïne.
Nogmaals, voor de duidelijkheid, als de tijdelijke wet in werking treedt, dan wordt het staatsnoodrecht meteen buiten werking gesteld. Zo gaat het precies.
De heer Kox vraagt of ik wil reflecteren op de inzet van de Wet verplaatsing bevolking en vraagt of het niet zuiverder was om andere wetgeving in te zetten, waaronder een gewone tijdelijke wet. Daar ben ik net ook al op ingegaan. In dit geval zijn er buitengewone omstandigheden: in heel korte tijd een heel grote toestroom en een COA dat dit niet aankon. Daarmee is de activering van de artikelen 2c en 4 van deze wet gerechtvaardigd. Dat is ook bevestigd door de Raad van State. Het verliep ook via het democratisch proces dat erbij hoort. Dus het is niet zo dat dit niet het geval is. We zijn het er wel allemaal met elkaar over eens dat deze situatie van noodrecht niet langer moet duren dan strikt noodzakelijk is. Vandaar dat we op een gegeven moment vrij snel met die tijdelijke wet aan de slag zijn gegaan.
De heer Kox i (SP):
De minister heeft gelijk. Staatsnoodrecht is recht. Er is geen enkele reden om eraan te twijfelen of dat gebruikt kan worden. De vraag is, wanneer je het moet gebruiken. Het verschil tussen een spoedwet of een tijdelijke wet en staatsnoodrecht is dat in het staatsnoodrecht de burgemeester een bijzondere positie krijgt en niet het college van burgemeester en wethouders. Dat is een van de argumenten die de Raad van State heeft opgeschreven. Dat was natuurlijk een andere optie geweest. In dit land hebben we bewezen dat we ook heel snel spoedwetten kunnen maken. Dan hadden we meteen de opdracht kunnen neerleggen bij het college van burgemeester en wethouders en niet alleen bij de burgemeester. Mijn vraag is: is dat overwogen? Dat je iets kan gebruiken, wil niet zeggen dat je het moet gebruiken, als er een betere optie is.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Uiteraard is onder hoge druk op dat moment gekeken naar wat de opties waren. We gebruiken de term spoedwet vaak, maar het is niet echt spoed. Het kost nog steeds tijd, meer dan in dit geval het noodrecht activeren. We hebben wetgeving die voor dit soort situaties gemaakt is en geschikt is. Dat wordt onderschreven door de Raad van State. "Spoedwet" klinkt soms sneller dan het is, als je het hebt over een dergelijk noodmoment.
De heer Kox (SP):
Dat klopt, zo goed als dat de bepaling "wij leveren onverwijld een voorstel aan" toch net iets anders suggereert dan dat je een jaar later nog over die wet moet gaan praten, waar we nu mee bezig zijn. Ik heb gezegd: we zijn blij dat we Oekraïners hebben opgevangen en dat het zo snel en soepel is gegaan, maar het democratische deficit is dat je de burgemeester als instituut verantwoordelijk maakt en niet het politieke orgaan; het college van burgemeester en wethouders. Dat is eigenlijk de allerbelangrijkste reden waarom we nu een normale procedure krijgen. Ik zou vinden dat het in ons systeem ingebouwd moet zijn dat je, als je met spoed maatregelen moet nemen en de keuze hebt tussen staatsnoodrecht en iets anders, nagaat waar je democratisch het minst inlevert en je de democratie zo volledig mogelijk overeind houdt. We hebben dat ook gehad met covid en met de coronaregelgeving. Daarom was ik benieuwd: is dat overwogen? Want het was een keuze geweest. Spoedwetten, mevrouw de minister, kunnen we ook heel snel aannemen. Zelfs de Eerste Kamer kan heel snel spoedwetten aannemen. Dat doen we soms in een dag en soms in minder dan een dag.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Kijk, noodrecht gaat via een koninklijk besluit. Er is een reden waarom we noodrecht hebben. We zijn het ook aan het evalueren en herzien. Om het even in een heel ander domein te plaatsen: noodwetgeving is heel groot en breed. We kunnen met elkaar kijken hoe we het hebben ingericht. Tegen de heer Kox wil ik zeggen: "onverwijld" gaat echt over een ander moment. Dit was binnen drie weken na de inval geregeld en we spreken er nu, een jaar later, over. Ik hoor dat dat hier in de Eerste Kamer een beetje door elkaar loopt, maar dat zijn twee losse dingen. Noodrecht is onverwijld, direct; binnen drie weken na de inval was het geregeld, met een koninklijk besluit, zoals ik net zei. Dat wil ik even uit elkaar trekken. In overleg met de gemeenten en iedereen die erbij betrokken is, kijken we nu zo snel mogelijk naar tijdelijke wetgeving en naar de precieze structuur. De heer Kox vroeg, heel terecht: moet dat niet met B en W? Daar ben ik het natuurlijk heel erg mee eens.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Kox.
De heer Kox (SP):
Voorzitter, tot slot. Nee, dat had ik toch echt wel goed gelezen: onverwijld is onverwijld. Dat hebt u perfect gedaan. Maar ik had een andere vraag, die ik ook heb gesteld. Toen de wetgever deze wet maakte, bedoelde hij waarschijnlijk ook: u dient de wet onverwijld in en dan moet het parlement er ook heel snel op reageren. Daar hebben we een jaar voor uitgetrokken. Dan kijk ik niet alleen naar u; ik kijk vooral níét naar u, want …
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat wilde ik even horen. Dan zijn we het eens.
De heer Kox (SP):
Het duurde ook steeds twee maanden voordat de memories van antwoord er waren, vanwege de buitengewoon complexe vragen van de collega van de PVV. We hebben nu een wet waarvoor in drie dagen 600 vragen zijn beantwoord.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Kox?
De heer Kox (SP):
Mijn vraag was: is de minister het met mij eens dat de formulering destijds veronderstelde dat het parlement ook snel zou beslissen? Anders had die term "onverwijld" namelijk niet echt een functie.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Laten we zeggen dat de Kamers en iedereen in dit hele proces de nodige tijd hebben besteed aan zorgvuldige schriftelijke en mondelinge behandelingen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik vooral blij ben — dat deel ik volledig met de heer Kox — dat we met de tijdelijke wet wel naar een voor ons overzichtelijker ritme gaan van hoe je wetgeving behandelt en de toetsing en controle daarop doet. Uiteindelijk bepaalt de Kamer haar eigen agenda. Ik ben blij dat de staatssecretaris hier straks zijn tijdelijke wet mag komen verdedigen. Dat lijkt mij heel goed.
Mevrouw Stienen vroeg: wat was er gebeurd als het COA wel voldoende capaciteit had gehad? Hadden we dit dan allemaal nodig gehad? In dat geval hadden ontheemden uit Oekraïne in de reguliere structuur opgevangen kunnen worden. Dan was er dus geen noodzaak geweest voor het inzetten van staatsnoodrecht. Het is dus een combinatie van twee factoren: heel snel veel mensen en het feit dat wij die aantallen niet konden absorberen in de reguliere structuren.
Vanuit de SGP kwam de vraag: waarom hanteert de minister in deze wet een top-downbenadering, waardoor decentrale overheden uitvoerder van landelijk beleid worden? Op het moment dat het staatsnoodrecht in werking trad, hadden burgemeesters de taak om in opvang van ontheemden uit Oekraïne te voorzien al vrijwillig op zich genomen. Dat gebeurde al. Het is dus niet zo dat we dit nodig hadden omdat geen burgemeester zei: daar sta ik voor. Sterker nog, alle burgemeesters stonden klaar. Nederlanders stonden klaar. Dat was op dat moment de situatie. Het was ook niet mogelijk om op andere wijze in de opvang te voorzien. Met de inwerkingstelling van het staatsnoodrecht is de taak die de burgemeesters al vrijwillig op zich hadden genomen, van een wettelijke grondslag voorzien. Dat was nodig voor een heleboel andere zaken, waar ik straks op zal ingaan. Dat betreft alle zaken die deze mensen, naast opvang, ook nodig hebben. Daar was een basis voor nodig, want anders had elke gemeente voor zichzelf kunnen bezien hoe ze in die opvang zou voorzien. Dan had je geen vergelijkbaar standaardpakket gehad, terwijl we daaraan wel gehouden worden, bijvoorbeeld door de regels vanuit Europa. Er is dus heel veel voor te zeggen om het gelijk te trekken voor het hele land, die kaders te stellen en een borging te geven voor burgemeesters. Op die manier is dat dus ingegeven.
De heer Van Hattem (PVV):
Met de laatste opmerkingen ondermijnt de minister haar eigen betoog. Het punt is nou juist dat je staatsnoodrecht moet toepassen op het moment dat het echt niet anders kan. Alleen, in dit geval zegt de minister zelf: de burgemeesters hadden allemaal al vrijwillig opvanglocaties aangeboden. De praktijk laat ook zien dat dat al gebeurde. Dus waarom moet je dan alsnog zo'n zwaar middel, zo'n paardenmiddel, van stal halen dat al 70 jaar terecht in de kast ligt opgeborgen? Dat geeft toch geen pas? En voor praktische zaken als financiering en dergelijke kun je ook een andere constructie hanteren. Daar heb je niet noodzakelijk staatsnoodrecht voor nodig. Kan de minister aangeven waarom er dan toch voor dit paardenmiddel is gekozen, terwijl er al sprake was van een vrijwillig aanbod vanuit de gemeentes?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Er is een wettelijke grondslag vereist, ook vanuit Europa, zodat je weet aan welke maatstaven de opvang moet voldoen. Ik wil geen woord afdoen aan de enorme bereidheid van burgemeesters en iedereen in het land om mensen op te vangen, maar het is geen gegeven dat iedereen die bereidheid had getoond als we dit niet hadden gedaan. Dat kan je niet garanderen, zo ook niet dat het al die tijd zo was gegaan. Ik zie gelukkig nog steeds een heel groot draagvlak voor de opvang van Oekraïners in ons land, maar het is ook belangrijk om met een wettelijke grondslag te kunnen garanderen dat iedereen dezelfde mate van opvang biedt. Dat hoort in het stelsel zoals wij dat hebben.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar dan is die hele onderbouwing voor de inzet van staatsnoodrecht toch eigenlijk niet aan de orde? Want als er een wettelijke grondslag moet zijn, dan is, zoals net ook werd betoogd, een tijdelijke wet ook een mogelijkheid om daarin te voorzien. Rond de coronamaatregelen is er met tijdelijke wetten gestrooid. Sommige zijn zelfs nog steeds van toepassing. Die waren ook in korte tijd te realiseren door dit kabinet en het vorige kabinet. Dus als bepaalde zaken van een wettelijke grondslag moeten worden voorzien, dan had dat ook gekund met een minder verstrekkend middel, een proportioneler middel.
De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk.
De heer Van Hattem (PVV):
Dus nogmaals de vraag …
De voorzitter:
Waarom geen tijdelijke wet?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Omdat we bestaande wetgeving hebben, staatsnoodrecht, die op dit soort situaties van toepassing is, zoals onderschreven door de Raad van State. Dit is in die zin dus niet mijn mening tegenover uw mening. De Raad van State onderschrijft de analyse dat er bestaande wetgeving is die je op dat moment acuut kan inzetten. Dat hebben we gedaan. Gelukkig maar. Er zijn uiteindelijk bijna 100.000 mensen naar Nederland gevlucht uit Oekraïne. Vervolgens zijn we heel snel aan de slag gegaan met een tijdelijke wet, omdat we ook niet willen dat staatsnoodrecht zo lang in werking blijft.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Acuut was dit niet nodig, want zoals de minister zelf aangeeft, werd er vrijwillig voorzien in die opvang. Dan heb je geen dwangmiddel uit het staatsnoodrecht voor nodig. Die acuutheid was dus niet aan de orde. Dan moet je ervoor zorgen dat je een proportioneler, minder verstrekkend middel hebt, bijvoorbeeld een tijdelijke wet als daar noodzaak toe is. Kan de minister aangeven hoe zich dit blijft verhouden tot haar eigen argumentatie dat er een acuutheid is? Nee, die acuutheid was er niet, want er werd voorzien in de opvang. Die dwang was niet nodig. Dan ga je daar toch geen ultimum remedium voor inzetten? Want als dat zo is — dat is misschien nog veel belangrijker — wat weerhoudt het kabinet er dan van om zulk staatsnoodrecht te pas en te onpas in andere situaties in te gaan zetten als dat toevallig goed uitkomt? Moeten we dan gaan vrezen dat artikelen als artikel 7 voor het invorderen van panden ook zo gemakkelijk kunnen worden ingezet? Want ja, het is makkelijker om op die manier panden te vorderen dan bijvoorbeeld een gebouw neer te zetten.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik vind dat de heer Van Hattem zichzelf, zijn partij en deze Eerste Kamer geen recht doet met dit soort hele rare vragen. Er is geen sprake van het vorderen van panden, dus het heeft ook geen zin om die bangmakerij te gebruiken. Vervolgens lijkt het mij heerlijk om achteraf terug te kijken, omdat ik dan precies weet hoeveel mensen er het afgelopen jaar naar Nederland zouden vluchten door een brute inval van Rusland in Oekraïne. Op dat moment hadden we geen idee. We hadden geen idee hoelang dit zou duren. Dat hebben we nog steeds niet. We hadden geen idee hoeveel mensen op zeer korte termijn naar ons land zouden komen. We weten nu dat het er bijna 100.000 zijn. Dat had drie keer meer kunnen zijn. Dat aantal kan de komende tijd ook nog steeds groter worden. We hadden geen idee. Om er nou op te gokken dat je dit op basis van vrijwilligheid kon organiseren; ik geloof niet dat je zo'n kabinet wil.
De heer Van Dijk i (SGP):
Aanhakend op de antwoorden die worden gegeven, het grotere plaatje blijft toch — dat is niet met de kennis van nu maar van toen — dat er een opvallend grote bereidheid was bij gemeenten, inwoners en kerken om deze Oekraïners op te vangen. En hoe reageert het kabinet hierop? Met een paardenmiddel, met noodrecht, dat alle gebruikelijke democratische waarborgen aan de kant zet. Dat grotere plaatje blijft toch eigenlijk heel ongelukkig? In plaats van dat je dat draagvlak en die van-onderopbenadering op een positieve manier ondersteunt, zet je er een paardenmiddel tegenover. Is dat niet gewoon het grote manco van de gekozen route?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik weet dat de SGP het niet eens is met de gekozen route, alleen wordt het standpunt van de SGP niet ondersteund, ook niet door bijvoorbeeld de Raad van State. Dat is een feit. Er moest iets gebeuren. We konden niet gokken op vrijwilligheid. Er bestaat wetgeving. Dat is namelijk noodrecht, geschreven voor dit soort situaties. Het heeft mij in dit hele proces wel verrast dat de SGP, van wie ik altijd leer hoe je op dit soort momenten op wetgeving moet terugvallen, nu zei: daar zijn we het niet mee eens. Dat kan, maar de Raad van State onderschrijft ook dat dit de juiste route was. We zijn het, denk ik, vrij snel met elkaar eens als we zeggen dat dit niet eindeloos zo moet blijven: we weten niet hoelang de oorlog duurt, dus hou het staatsnoodrecht maar overeind. Dat doen we dus ook niet.
De heer Van Dijk (SGP):
Helder. We gaan ook niet in herhaling vervallen. Nogmaals, dat blijft het bijzondere: er was dus heel veel bereidheid of draagvlak om hierin te voorzien. Juist omdat dat dus al dermate goed liep, hadden we toch ook kunnen kiezen voor een minder zwaar middel, namelijk een spoedwet? We weten dat we die in de Tweede en Eerste Kamer in een week erdoorheen jagen als het nodig is. Dan is het toch niet proportioneel geweest om in die situatie op het noodrecht terug te vallen?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Het is dus wat mij betreft wel proportioneel en wat de Raad van State betreft ook. Misschien is het goed om te zeggen — want ik hoorde niet de heer Van Dijk, maar wel andere sprekers zeggen dat dit een dwangmiddel zou zijn — dat dit ook in gesprek met gemeenten was. Die hadden een zuivere, juridische basis nodig voor de vrijwillige opvang, ook vanwege heel veel andere aspecten. We konden met elkaar op bestaande wetgeving terugvallen, die er helaas en gelukkig voor dit soort gevallen was; "helaas" omdat dit soort gevallen voorkomen en "gelukkig" omdat we die wetgeving hadden om op terug te vallen. Het was dus ook een wens van gemeenten.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
De minister schermt steeds met het advies van de Raad van State, dus ik heb dat er nog maar weer even op nageslagen. De Raad van State zegt in dat advies: "Daarbij is van belang dat zich ook al vóór de huidige crisis knelpunten voordeden in de reguliere opvang door het COA. Verschil in behandeling tussen personen die hier moeten worden opgevangen, dient mede in dat licht bezien niet langer voort te duren dan door de onmiddellijke bedreiging van de fysieke veiligheid als gevolg van de oorlog kan worden gerechtvaardigd. Problemen die daarentegen voortvloeien uit al langer bestaande knelpunten in de opvang dienen langs de normale weg en zo nodig met aanpassing van de reguliere wetgeving te worden aangepakt." Aldus de Raad van State, die dus kort samengevat gewoon zegt dat het allemaal al niet zo goed geregeld was — dan zeg ik het nog netjes — bij het COA en met de opvang et cetera, dus dat je niet het staatsnoodrecht hiervoor kan gebruiken omdat je het zelf niet onder controle hebt. Ik vraag aan de minister: hoe kunt u nou zeggen dat de Raad van State uw inzet van staatsnoodrecht ondersteunt? Want dat is helemaal in tegenspraak met wat ik u net uit het advies voorlas.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
De heer Otten vergeet het laatste deel te citeren: dus was de inzet van staatsnoodrecht in dit geval gerechtvaardigd. Dit spreekt elkaar niet tegen. Het is een feit. Dat zei ik net ook richting mevrouw Stienen. Wat als het COA het wel had kunnen opvangen? Dan hadden we dit niet nodig gehad. Dat is de hele onderbouwing. De Raad van State zegt: ga aan de slag om ervoor te zorgen dat je de opvang in Nederland goed regelt — een terecht punt — en we snappen dat je ondertussen hiervoor staatsnoodrecht moet gebruiken. Die dingen spreken elkaar niet tegen en ik doe dat ook niet.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Wat de Raad van State zegt — dat er al voor de oorlog bestaande knelpunten bij het COA waren en dat die dus opgelost moeten worden — heb ik ook in mijn eerste termijn gezegd, evenals dat je niet alles maar kunt oplossen met staatsnoodrecht en met spoedwetten en noodwetten, zoals dit kabinet wel doet. Als het probleem in de kern niet goed aangepakt wordt, dan kun je er niet elke keer noodverbandjes en pleistertjes op plakken en alles maar uit de kast trekken. Dan moet je dat probleem aanpakken.
De voorzitter:
De vraag is helder, denk ik.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik begrijp de vraag eigenlijk niet zo heel goed. Ik begrijp wel waar de heer Otten naartoe wil, alleen gaat dat niet, omdat dat ook niet in het Raad van Stateadvies staat. Daar staat dat je het staatsnoodrecht niet mag gebruiken voor structurele opvangproblematiek. Daarom doen we dat ook niet. Overigens was dat ook een discussie in de Tweede Kamer. Er waren ook partijen die zeiden: zou je het daar ook niet voor moeten gebruiken? Nee, dat kan niet. De Raad van State geeft aan — wij zien dat zelf ook — dat er sprake is van structurele opvangproblematiek, en daar kun je niet zomaar noodrecht voor gebruiken. Je kunt van de inval van Rusland een hoop vinden. Je kunt het niet een onderdeel van de structurele problematiek binnen Nederland noemen. Daarvoor was staatsnoodrecht wel gerechtvaardigd. Ik zou de heer Otten dus aanraden verder te lezen dan die ene pagina.
Mevrouw Stienen i (D66):
Voor mijn fractie begint het nu toch wel belangrijk te worden om te weten welke gemeentes hoeveel Oekraïners opvangen. Zijn daar cijfers van? Ik heb geprobeerd die te vinden, dus wellicht is het mogelijk om die in de tweede termijn te delen met onze Kamer. We zien namelijk ook — dit is een artikel van september in het AD — dat 251 Nederlandse gemeenten geen langdurige asielopvang hebben, want "we vangen toch al Oekraïners op?" Het lijkt er toch op dat in deze situatie, zelfs met het staatsnoodrecht, een aantal gemeenten vrijwillig aan de slag ging en daarna meer gemeenten aan de slag moesten met de opvang van Oekraïners, ook de gemeenten die er geen zin in hadden. Nu wordt bijna — ik ga een heel akelige vergelijking maken — gedaan alsof het communicerende vaten zijn. Dat zou mijn fractie zeer betreuren. Samenvattend is de vraag dus: wat zijn de cijfers? Welke gemeenten vangen hoeveel Oekraïners op? Hoeveel van die gemeenten vangen ook andere asielzoekers op?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Die vraag begrijp ik heel erg. Ik weet niet of ik die hier in de tweede termijn kan beantwoorden, want ik heb de wetgevingsjuristen mee die over de wetgeving gaan. Dit is echt een vraag voor het migratie-directoraat-generaal bij ons, bij JenV. Ik zal dus kijken of het mij lukt om daar in de tweede termijn wat meer cijfers over te geven. Als het me niet lukt, zal ik sowieso de staatssecretaris vragen om met een brief richting mevrouw Stienen te komen. Ik sluit niet uit dat er nog een paar andere vragen over migratie in die brief zouden kunnen belanden vandaag, maar we kijken eerst wat we in de tweede termijn waar kunnen maken.
Mevrouw Stienen (D66):
Daar heeft mijn fractie begrip voor. Dank u.
De voorzitter:
Ik kijk naar de heer Van Hattem. Hij had nog een aanvullende vraag, of is die inmiddels beantwoord? Anders geef ik u graag nog de kans.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik verbaas me een beetje over de frontale opstelling van de minister. Ze zegt dat ik een rare vraag stel. Het is helemaal geen rare vraag, want als de minister het staatsnoodrecht — daar gaat het mij om — met zulk gemak inzet en zegt "we hebben een probleem op te lossen en met staatsnoodrecht hebben we meteen een wettelijke grondslag te pakken", dan wordt staatsnoodrecht ten principale verkeerd gebruikt. Daar gaat het mij om. Dan heb ik de vrees dat het staatsnoodrecht voor veel meer dingen kan worden gebruikt dan waar het eigenlijk voor bedoeld is. Daarbij haalde ik inderdaad het voorbeeld aan van het vorderen van panden. Als er straks een situatie is dat de asielinstroom zo hoog is dat er geen panden meer beschikbaar zijn en het staatsnoodrecht zo'n makkelijke optie is om maar aan een wettelijke grondslag en doelstellingen te voldoen, kan de minister dan ook echt uitsluiten dat er panden gevorderd gaan worden en dat het staatsnoodrecht dan gebruikt wordt?
De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk, meneer Van Hattem. De minister.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
De reden dat ik licht narrig reageer, is omdat ik hier word weggezet als een minister in een bananenrepubliek. Met zulk gemak noodrecht inzetten, knippen, plakken, we kunnen gewoon panden afpakken als we daar zin in hebben … Ik vind dat mensen bang maken, en dat is niet aan de orde. Hier is aan de orde dat er buitengewone omstandigheden waren en nog steeds zijn door een brute inval van Rusland in Oekraïne en dat wij direct moesten handelen. Wij weten hoe de opvang van het COA er op dit moment uitziet voor de asielzoekers die we hier hebben. We moesten snel handelen, want god mag weten hoeveel mensen die vluchten voor oorlog deze kant op gaan komen. Het is ook nog binnen ons continent, dus ze kunnen hier heel snel zijn. Er is dus geen sprake van "zulk gemak" en "we gebruiken het maar wanneer we willen". U merkt dat ik daar boos om word, omdat dat geen recht doet aan de stress en de druk die er op dat moment waren en aan de deskundigheid waarmee gekeken is welke wetgeving wij paraat hebben voor dit soort omstandigheden. Vervolgens wordt die zorgvuldig ingezet op een manier waarvoor die bedoeld is. Het wordt onderschreven door de Raad van State. Er is dus ook nog allerlei borging om te toetsen of dat wat we doen op dat moment en wat wij denken dat het beste is, ook het beste is. Om nou terugkijkend te zeggen "nou, waar gaat u het allemaal nog meer voor inzetten en hoe kunnen we daar gerust op zijn" … Dit is een democratie. U kunt er gerust op zijn dat we het volgens die regels doen.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat de minister voortgaat. Bent u nog steeds in het eerste blokje, minister, over staatsnoodrecht?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja, zeker.
De voorzitter:
Ja. Dan stel ik voor dat de minister dit blokje eerst afmaakt en dat we daarna nog kijken of er interrupties zijn.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan de heer Van Dijk. Ik heb dit punt in de interrupties onderling gehoord en ook hier: geldt volksverplaatsing op grote schaal binnen Nederland of ook van buiten onze grenzen? Dat kwam inderdaad ook even langs in het interruptiedebat met de VVD. In de toelichting uit 1952 staat: "Er kunnen zich omstandigheden voordoen, zoals bij het overschrijden van onze grenzen van grote groepen vluchtelingen, waarin het gewenst is deze wet te kunnen gebruiken." In de toelichting staat als tweede punt: "Er zijn gevallen denkbaar waarin toepassing van deze wet noodzakelijk kan zijn, zonder dat enig verband met oorlogvoering bestaat." De verwijzing naar oorlog en oorlogsgevaar is in 1997 trouwens ook uit de wet geschrapt. Dit maakt duidelijk dat het gaat over vluchtelingen en over meer dan oorlog en oorlogsgevaar.
De heer Van Dijk vraagt ook nog naar het "onverwijld". Daar hebben we volgens mij al bij stilgestaan. Wellicht is het goed om dat niet te herhalen.
De heer Otten vraagt: waarom heeft het kabinet zijn bevoegdheid misbruikt door staatsnoodrecht in te zetten? Volgens mij ben ik erg duidelijk over dit soort vragen geweest.
Mevrouw Nanninga zegt: in de memorie van toelichting staat dat de regering zich inspant om aanvullende bevoegdheden te voorkomen, zoals het vorderen van panden. Ik begrijp de vraag van mevrouw Nanninga. Zij vraagt namelijk: hoe kan ik dat dan volgen? Wat zijn de kaders? Wanneer, bij welke instroom, is dit dan wel of niet aan de orde? De inzet van het kabinet richt zich op het uitbreiden van de bestaande opvang, het beter benutten van de beschikbare capaciteit in de noodopvang en een verbeterde inzet van de particuliere opvang. Ik begrijp de vraag, maar ik kan geen cijfer noemen waarbij de inzet van aanvullende bevoegdheden nodig zal zijn. Omdat dat afhangt van veel andere factoren, kan je dat niet zomaar zeggen. Dat is niet aan één cijfer op te hangen. Ik heb wel duidelijk aangegeven — ik herhaal dat graag — dat dit onder de huidige omstandigheden niet aan de orde is. De oorlog in Oekraïne duurt voort, terwijl duidelijk is dat het COA nu niet in de noodzakelijke opvang van de bijna 100.000 ontheemden kan voorzien. Zolang deze omstandigheden gelden, moet er een juridische basis zijn die de opvang bij gemeenten belegd. Vandaar ook de tijdelijke wet.
Dan heb ik in dit mapje nog één vraag, van mevrouw Nanninga. Die ligt in het verlengde van haar vorige vraag. Zij is op zoek naar concrete randvoorwaarden, naar concrete cijfers voor de inzet van staatsnoodrecht. Het enige wat ik nu kan zeggen, boven op wat ik net allemaal heb gezegd — ik wil niet in herhaling vervallen — is dat het staatsnoodrecht wordt herzien. Dat is echt heel brede wetgeving. Dat wordt herzien. Ik kan mij goed voorstellen dat wij vervolgens van gedachten wisselen over de vraag of je daar strakkere criteria in kunt opnemen. Dat is vanuit de huidige context echter niet te doen.
De voorzitter:
Zijn we daarmee aan het einde gekomen van het blokje staatsnoodrecht, minister?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik hoor de minister net heel makkelijk antwoorden op het betoog van de heer Otten. Hij maakte hier een aantal heel terechte punten. De minister zegt dan dat misbruik van staatsnoodrecht niet aan de orde is. Ik vind dat te makkelijk. De reactie van de minister in mijn richting vond ik ook te makkelijk. Ze zei dat het alleen maar bangmakerij is, door de artikelen aan te halen over het vorderen van panden en dergelijke. Ik vind het geen bangmakerij. Het kabinet besluit om op een wankele basis staatsnoodrecht te gebruiken. Dat zien we niet voor de eerste keer. Dat zagen we eerder al bij de inzet van de avondklok. De effectiviteit daarvan was vooraf niet aangetoond. Er had geen evaluatie van plaatsgevonden. Die discussie moeten we zeker nog een keer gaan voeren. Daar is namelijk ook niet de juiste informatie over verstrekt aan deze Kamer. Ik vind dat het kabinet het instrument van staatsnoodrecht heel makkelijk van de plank haalt, om reguliere zaken te regelen.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Van Hattem (PVV):
Kan de minister toch nader ingaan op de punten die de heer Otten net aanhaalde? De heer Otten zei namelijk dat er sprake is van misbruik van staatsnoodrecht.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Volgens mij doe ik dat al twintig minuten. Ik zou niet weten wat u nog meer van mij zou wensen. De avondklok is bijvoorbeeld getoetst door de Hoge Raad. We hebben toen een akkoord gekregen dat het op die manier kon. Dit is getoetst door de Raad van State. Het is bestaande wetgeving voor dit soort situaties. Niemand heeft daar overigens om gevraagd. Dit kon. Als de heer Van Hattem geen vertrouwen heeft in de democratische rechtsstaat die wij hebben en in het toetsingsmechanisme dat we daarbij hebben, dan denk ik niet dat ik hem in dit debat daarvan ga overtuigen. Ik heb daar zelf wel heel veel vertrouwen in.
De voorzitter:
Ik constateer een herhaling van vragen en antwoorden. Meneer Van Hattem, ik geef u tot slot nog één keer het woord voor een afsluitende vraag. Kort, graag. Dan gaan we daarna echt verder. We herhalen onszelf namelijk.
De heer Van Hattem (PVV):
De minister gebruikt best wel zware woorden. Zij zegt dat ik geen vertrouwen zou hebben in de democratische rechtsstaat. Nee, ik heb geen vertrouwen in de manier waarop dit kabinet omgaat met de middelen die de democratische rechtsstaat biedt. Er is wel bestaande wetgeving, maar dat wil niet zeggen dat je iedere wet moet inzetten.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Van Hattem?
De heer Van Hattem (PVV):
Mijn vraag is: kan het kabinet uitsluiten dat ze het staatsnoodrecht voor ieder voorkomend geval dat ze toevallig goed uitkomt van de plank halen en gaan inzetten? Daar lijkt het nu namelijk wel op. Als er al vrijwillige inzet is en als er al locaties zijn, dan is dat dus absoluut niet nodig.
De voorzitter:
Dank u wel. Uw vraag is helder. U vraag is of dat uit te sluiten is.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Als de heer Van Hattem geen vertrouwen heeft in het kabinet, dan moet hij vertrouwen hebben in zijn eigen Tweede en Eerste Kamer, want die kunnen dit soort voorstellen gewoon verwerpen. Dan vervalt al het voorgaande.
De heer Kox (SP):
Dat was ook mijn indruk. Het bijzondere van deze staatsnoodwetgeving is dat het kabinet onmiddellijk kan handelen onder de conditie dat onverwijld een voortduringswet voorgelegd wordt aan het parlement, en dat het parlement binnen een dag zou kunnen zeggen: dat gaan we niet doen. Dan is het einde staatsnoodwetgeving. Ik begrijp de minister op dat punt volledig. Dat staat ook goed in die wet geregeld. In dit verband heb ik nog de volgende vraag. Ik heb ook een beetje in de omringende landen gekeken. Het is mij niet opgevallen dat daar staatsnoodwetgeving is toegepast. Daar zijn dus andere oplossingen gevonden. De vraag is dus helemaal niet of ik vertrouwen heb in de regering. De vraag is of met een spoedwet niet hetzelfde effect was bereikt. En hebben we gekeken hoe de buurlanden dat hebben opgelost? En die hebben het allemaal opgelost.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik weet dat ik me nu op glad ijs ga begeven omdat de heer Kox het beter weet dan ik. De landen om ons heen en andere landen die ermee te maken krijgen, hebben allemaal een ander stelsel. In ons stelsel van opvang van asielzoekers hebben we een COA, dat centraal geregeld is, en zitten we aan die enorme max, met de taferelen van afgelopen zomer. Dat is gelukkig niet overal om ons heen het geval. Ik weet dat sommige landen het ook moeilijk hebben. Sommige landen hebben ook een ander stelsel. Maar het heeft dus te maken met hoe het binnen ons stelsel is georganiseerd. Het is niet alleen dat daar een oorlog is, er dus heel snel een heel groot aantal mensen hiernaartoe komt, en we niet weten hoeveel dat er zijn. Nee, het is de combinatie met het feit dat het COA het hier niet kon opvangen. Dat is de reden waarom we zijn teruggevallen op de noodwetgeving zoals we die hadden.
De heer Kox (SP):
Dat is duidelijk en dat heb ik ook begrepen. Nog een keer: daar staat de minister en hier staat het parlement. Zo zijn de bevoegdheden verdeeld. Maar ik vroeg de minister eerder welke lering we hieruit zouden moeten trekken. Eigenlijk zegt de minister ook: omdat wij veel problemen hadden bij de opvang, was dit het enige snelwerkende middel. Dat accepteer ik, maar daar moet dan wel de les uit getrokken worden hoe wij er in de toekomst voor gaan zorgen dat dat stelsel wél robuust is. In België bijvoorbeeld hebben ze geen speciale wetgeving tot stand gebracht maar hebben ze het binnen hun stelsel opgevangen, met ook heel veel grote problemen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Laat ik hier ter plekke in ieder geval drie leerpunten noemen. Er zijn er ongetwijfeld veel meer, maar daar is sowieso bij te betrekken wat ik bijvoorbeeld richting mevrouw Nanninga over de herziening van het staatsnoodrecht zei. Zijn daar lessen uit te trekken die we kunnen verwerken, ja of nee? Dat antwoord heb ik niet paraat, maar we moeten het wel mee laten wegen. Natuurlijk gaat het ook — net werd ook het advies van de Raad van State voorgelezen — om het asielstelsel zoals we dat nu hebben, en daar zitten we met z'n allen met onze neus bovenop. Als u het mij vraagt, moet de instroom, doorstroom en uitstroom gewoon anders in Nederland. Dat moet gewoon beter, daar moet gewoon grip op komen. Dus daar zit een belangrijke les. Ook is gevraagd, en ik zal proberen om daarop in te gaan, wat je kunt leren van hoe we de Oekraïners in ons land hebben opgevangen ten opzichte van hoe we andere asielzoekers opvangen. Dat zijn nu al drie leerpunten, maar volgens mij valt hier nog wel meer uit te halen.
De voorzitter:
U komt nu bij het blokje Tijdelijke wet opvang, voor zover gerelateerd aan de agenda van vandaag.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja. Ik zal ingaan op de vragen, maar die tijdelijke wet komt nog naar de Kamer. Dat wetsvoorstel is van de staatssecretaris en er is net over in de ministerraad besloten, dus daar kan ik niet helemaal op vooruit gaan lopen.
De voorzitter:
Wilt u dan aangeven wanneer dit blokje ten einde is? Want dan kunnen er interrupties geplaatst worden.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja. De eerste vraag is van de heer Van Hattem, die zei: in de nieuwe tijdelijke wet is het college van burgemeester en wethouders aan zet, niet de burgemeester. Zijn vraag was: hoe moet ik dit lezen; is dit autonomie of medebewind en hoe zit het nou met een dwangfactor? De tijdelijke wet bevalt medebewind. Dat betekent dat burgemeester en wethouders een taak krijgen die zij moeten invullen. Hoe zij dat vervolgens doen, is daarbij in eerste instantie aan hen. Ik meen, als ik het mij goed herinner, dat in de vragen van de heer Van Hattem bijvoorbeeld ook naar de spreidingswet is verwezen. Dat is een heel ander wetstraject en dat gaat ook niet over de Oekraïense ontheemden. Als je kijkt naar hoe we het in het land allemaal hebben ingericht en hoe dat er dan praktisch uitziet, loopt dat samen, maar in wetgevingszin loopt dat niet bij elkaar.
De heer Van Hattem heeft ook gevaagd: wat gaat het kabinet doen als gemeenten niet willen of geen opvang hebben? Onder het staatsnoodrecht hebben gemeenten een wettelijke taak om deze opvang te organiseren. Dat is dus het medebewind. Dat betekent dat er bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over het aantal opvangplekken, en dat veiligheidsregio's en gemeenten dat organiseren. Indien gemeenten niet in staat zijn om in opvang te voorzien, of dat om wat voor reden dan ook niet willen, kunnen zij daar in regionaal verband en in afstemming met de nationale opvangorganisatie nadere afspraken over maken. Dat gaat bijvoorbeeld over het overnemen van opvangplekken van elkaar, over het bieden van sociale voorzieningen in buurgemeenten. Dan kan men dus in de regio zelf kijken: wat kan ik en wat kan jij, en hoe kunnen we elkaar daarbij helpen?
De heer Van Hattem heeft ook gevraagd of de minister kan aangeven hoe de voortzetting van de Wet verplaatsing bevolking en de tijdelijke wet zich tot die spreidingswet gaan verhouden. Zoals gezegd vervalt de Wet verplaatsing bevolking zodra de tijdelijke wet in werking treedt. De Tweede Kamer heeft de motie-Kröger aangenomen om de opvang van ontheemden en asielzoekers in samenhang te bezien. Dus daar zit dat punt in. De spreidingswet loopt parallel aan deze trajecten. Ik weet dat deze Kamer dat weet, maar dat gaat dus over de reguliere opvang.
Mevrouw Stienen vroeg: wanneer is de tijdelijke wet niet meer nodig? Zo heb ik 'm begrepen. Het noodrecht gaat over in de tijdelijke wet. Wanneer is die niet meer nodig? We hebben die wet nog niet eens, dus ik loop nu heel erg vooruit, maar de duur van de tijdelijke wet wordt gekoppeld aan de toepasselijkheid van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Dat betekent dat de tijdelijke wet na beëindiging van de toepasselijkheid van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming nog maximaal één jaar blijft gelden. Maar dit staat uitgeschreven in het voorstel zoals dat nu naar de Raad van State is gegaan. Daar zal natuurlijk ook een advies op komen. Die overgangstermijn maakt het mogelijk dat voormalige ontheemden hier nog enige tijd opvang kunnen hebben, bijvoorbeeld tot hun asielaanvraag is afgehandeld of tot zij wensen terug te keren. Maar dan ga je dus uit van een moment waarop dat ook kan. Dat staat zo goed mogelijk uitgelegd. Ik zeg "zo goed mogelijk" omdat we allemaal niet weten hoe deze situatie in Oekraïne verder zal gaan.
De heer Keunen zegt: staatsnoodrecht hoort een uitzondering te zijn. Daar ben ik het helemaal mee eens. Hij vroeg ook: wanneer komt die nieuwe wet naar de Tweede Kamer? Zoals gezegd, gaat die nu via de Koning voor advies naar de Raad van State. Dan gaat die meteen naar de Tweede Kamer. Als het aan ons ligt, zal daar dus geen vertraging in zijn.
Dan ben ik klaar, althans met dit mapje. Maar ik ben bijna klaar; het einde is in zicht.
Ik ben nu bij de uitvoering.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ook dat gaat inhoudelijk erg in op de portefeuille van de staatssecretaris, maar ik heb geprobeerd om daar een flinke eerste slag op te maken.
De eerste vraag is van mevrouw Karimi, van GroenLinks. Zij vroeg: kan de minister een update geven over hoe de gemeenten op dit moment invulling geven aan hun taken wat betreft zorg en onderwijs, aangezien dit verder gaat dan alleen een dak? Gemeenten dragen zorg voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne, maar de opvang heeft uiteraard ook gevolgen voor het sociaal domein. We hebben dit dus ook meteen kabinetsbreed met elkaar opgepakt toen dit begon. Er gaan ruim 18.000 kinderen naar school en er waren op 1 november al meer dan 30.000 ontheemden uit Oekraïne aan het werk. Dat is heel veel. Op het gebied van onderwijs heeft het kabinet mogelijkheden geboden voor tijdelijke onderwijsvoorzieningen, zodat voldoende onderwijs gerealiseerd kan worden. De toegang tot zorg is gewaarborgd via de Regeling Medische zorg Oekraïne. Ook heeft deze groep natuurlijk te maken met wachttijden, gelet op de algemene druk op de zorg. Hieraan hebben de gemeenten onwijs hard gewerkt. Het is één ding om die regelingen in orde te maken, maar er is ook heel veel inzet gepleegd om dat te kunnen organiseren.
Vanuit GroenLinks kwam ook de vraag welke acties de regering neemt tegen uitbuiting van Oekraïense vluchtelingen. Ik denk dat het ons allemaal heel erg raakt dat juist deze kwetsbare groep mogelijk slachtoffer is van uitbuiting. Als ministerie werken wij nauw samen met FairWork en met collega's van SZW. Er is regelmatig overleg met betrokken partijen; dat zijn overheidsinstanties en het maatschappelijk middenveld. We doen dit dus zo breed mogelijk. FairWork heeft recent vanuit het ministerie van JenV — dat is mijn ministerie — subsidie gekregen ten behoeve van het voorkomen en bestrijden van arbeidsuitbuiting onder Oekraïense ontheemden. Hiermee ondersteunt het kabinet deze organisatie en het werk dat die doet, namelijk het informeren van Oekraïense ontheemden over arbeidsrechten en het signaleren van slachtoffers van arbeidsuitbuiting. Daar zit men dus aan die kant bovenop. Ook verleent FairWork bijvoorbeeld zorg en ondersteuning. Dat doet de organisatie door het organiseren van goede informatievoorziening, gericht op preventieactiviteiten en ondersteuning van Oekraïense ontheemden die bijvoorbeeld kwetsbaar kunnen zijn voor arbeidsuitbuiting.
Dan was er nog een vraag van de heer Van Hattem. In de memorie van toelichting bij de tijdelijke wet staat: opvanglocaties tijdelijk ter beschikking stellen aan het COA. Hij zei: worden zo opvangplekken omgebouwd tot asielzoekerscentra? Deze passage slaat op de situatie waarin de taak voor de opvang van ontheemden weer bij het COA is belegd en de capaciteit bij het COA vergroot zou moeten worden om in de opvang te kunnen voorzien. Het tijdelijk ter beschikking stellen van opvanglocaties aan het COA kan een van de mogelijkheden zijn. Op dit moment wordt ook bezien hoe om moet worden gegaan met ontheemden uit Oekraïne na afloop van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Dan zal ook meer duidelijk worden of en op welke manier opvang nodig zal blijven. Vrij vertaald komt het erop neer dat je ook voor de toekomst, voor de komende jaren, een soort van borging probeert te bieden in die tijdelijke wet, en mee probeert te denken in de situaties die kunnen ontstaan als je weet wanneer dit ten einde gaat lopen en als er meer ruimte is bij het COA. Maar daar zijn we helaas nog niet.
De voorzitter:
Is dat het einde van het blokje uitvoering, minister?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Nee.
De voorzitter:
Maakt u dan dit blokje eerst af.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan kom ik bij GroenLinks. Er is sprake van gecombineerde opvang asiel en Oekraïne. Hoe wordt daarmee omgegaan door het Rijk? Hoe ziet die gecombineerde opvang eruit en hoe wordt misbruik daarvan tegengegaan? De inwerkingstelling van het noodrecht is beperkt tot de taak zorg te dragen voor de opvang van ontheemden uit Oekraïne. Gemeenten zijn niet verplicht om opvangplekken voor ontheemden ter beschikking te stellen voor de opvang van reguliere asielzoekers. Die trajecten lopen uit elkaar. Voor reguliere asielzoekers hebben zij immers geen wettelijke taak. Ze mogen dat wel vrijwillig doen. Het staat gemeenten vrij om op vrijwillige basis plekken tijdelijk of permanent ter beschikking te stellen voor de opvang van reguliere asielzoekers, ook als die eerder zijn gecreëerd voor ontheemden uit Oekraïne. Het is echter geen verplichting.
Dan de PVV. De veiligheidsregio's hebben nu een grote rol in de opvang van Oekraïners. In de memorie van antwoord wordt gesteld dat de verantwoording plaatsvindt na afloop van de crisis. De heer Van Hattem zegt dat het een open einde is zonder effectieve democratische controle en vraagt hoe we dit concreet kunnen afbakenen. De voorzitters van de veiligheidsregio's vervullen een coördinerende rol. De feitelijke realisatie en exploitatie van gemeentelijke opvanglocaties en de besluitvorming daarover gebeuren door de burgemeester van elke betrokken gemeente. Dat is niet naar de veiligheidsregio's getrokken. Vanzelfsprekend wordt door hen verantwoording afgelegd aan de gemeenteraad. Voorzien is dat de taak onder de tijdelijke wet ook weer bij het college van burgemeester en wethouders belegd zal worden. Die hebben we daar dus gehouden.
Forum voor Democratie sprak over 6.000 derdelanders die naar Nederland zijn gekomen. Het grootste deel daarvan heeft een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne, die op 4 maart is vervallen. Gevraagd is hoe het met de taakstelling gaat. Om de druk op de vreemdelingenketen niet te veel te laten toenemen en om verhuisbewegingen van derdelanders te voorkomen, is besloten de tijdelijke bescherming van deze groep te verlengen met zes maanden, tot 4 september 2023. Het gaat om een groep van ongeveer 4.600 mensen. Dat betekent dat alle derdelanders voor nu in de gemeentelijke of particuliere opvang in de gemeenten blijven. De gemeenten zetten de opvang en voorzieningen onder de regeling voor ontheemden uit Oekraïne onder de huidige voorwaarden voort. Deze groep blijft dus tot 4 september 2023 onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester vallen.
Ik ben klaar met dit blokje.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Dank voor de antwoorden. Ik heb een vraag gesteld in mijn inbreng. De verwachting is dat de gevechten heviger kunnen worden en dat er mogelijk grotere aantallen vluchtelingen onze kant op komen. Ongeveer 97% van de noodopvangplekken is al gebruikt. Hoe bereiden we ons voor op nieuwe grote aantallen?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
De instroom van Oekraïense ontheemden is op dit moment nog steeds heel hoog: 500 tot 700 mensen per week. Er wordt ingezet op het uitstellen van het bereiken van de 100% bezettingsgraad. Er wordt elke dag aan gewerkt om niet bij die 100% te komen door het realiseren van noodopvang conform afspraken met de regio's en het stimuleren om meer gebruik te maken van de particuliere opvang via RefugeeHomeNL. Er wordt rekening gehouden met verschillende scenario's als er een nog hogere instroom zou zijn. Dat doet de staatssecretaris continu met de gemeenten en alle betrokkenen. Ook kijken zij hoe je mensen kunt laten uitstromen. Daarom is het heel fijn dat mensen aan het werk zijn en dat zij zelf in hun opvang en in hun huisvesting kunnen voorzien. Er wordt continu met verschillende scenario's gewerkt. In dit geval blijft dat natuurlijk heel ingewikkeld. Konden we maar in het hoofd kijken van degene die dit allemaal veroorzaakt. Er wordt hard aan gewerkt om die 100% niet te bereiken. Ik moet eerlijk zeggen dat elke keer dat dat lukt, laat zien dat die modus werkt.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik begrijp goed dat het de bedoeling is dat er geen 100% capaciteit wordt gebruikt, maar dat het aantal van de 100% capaciteit ook verhoogd wordt. Begrijp ik dat goed?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
In principe wil je mensen inderdaad laten uitstromen naar bijvoorbeeld de particuliere opvang en dergelijke. Dus ja, die beweging is het. Ik kan voor de brief die ik zojuist heb toegezegd, vragen of de staatssecretaris iets meer kan ingaan op de vraag hoe dat eruitziet en hoeveel plekken er inmiddels zijn. Maar het komt er inderdaad op neer dat je niet naar volledig vol probeert te gaan, maar steeds mensen uit en door laat stromen en dat je nieuwe plekken creëert. Dat heeft uiteindelijk allemaal hetzelfde effect, zoals mevrouw Karimi zegt.
Mevrouw Karimi stelde me ook een vraag over plotselinge toename. Dit gaat over Oekraïne, maar zij bedoelde het ook breder, naar aanleiding van de crisissituatie van vorig jaar. Dat gaat dan ook over de reguliere asielstromen, als ik dat zo mag formuleren. Dat is heel ambtelijke taal, maar u begrijpt wat ik bedoel. Wordt het bestuurlijk crisisplan op dit moment geactualiseerd? Daar is de staatssecretaris mee bezig. Op verschillende niveaus en plekken binnen de asielketen krijgen medewerkers kennis en expertise aangereikt ter voorbereiding op dit soort crisissituaties. Via het wekelijkse actuele beeld wordt de instroom doorlopend gemonitord, ook aan de buitengrenzen van Europa en dergelijke. Indien de monitoring daar aanleiding toe geeft, wordt direct in overleg getreden met bestuurlijke en maatschappelijke partners. Misschien voor dit debat even een korte mededeling hierover. Ik twijfel er niet over dat u binnenkort misschien wel over asiel komt te praten in deze Kamer. Dan weet u dat de staatssecretaris bezig is om zich ook op andere crisissituaties voor te bereiden. Althans, die voorbereidingen liggen er, maar hij is bezig om die te herijken.
De heer Van Hattem vroeg: wanneer gaat het kabinet werk maken van het stoppen van de asielinstroom? Het kabinet zet zich in om meer grip te krijgen op de migratie naar en binnen de EU en dus ook naar ons land. Daar voert het kabinet op dit moment ook gesprekken over. Ik zei net al in reactie op de heer Kox dat het uiteindelijk ook zal gaan over grip krijgen op instroom, doorstroom en uitstroom. Als je kijkt naar de aantallen en naar hoe we het nu in ons land hebben georganiseerd, dan kan je daar wat mij betreft niet omheen. Onze inzet is onder andere gericht, en dat is ook door de staatssecretaris gedeeld de afgelopen maanden, op goed functionerende buitengrenzen van de EU, zodat snel onderscheid gemaakt kan worden tussen degenen met een kansrijk asielverzoek — dat is ook weer best ambtelijke taal voor mensen die echt terecht op de vlucht zijn voor oorlog — en degenen met een kansarm asielverzoek. Maar het gaat bijvoorbeeld ook over het beter laten functioneren van de huidige Dublinafspraken. Dat is een grote wens van in ieder geval Nederland, maar volgens mij ook van andere lidstaten. Daarnaast wordt ook ingezet op een veilige en beheersbare opvang in Nederland. Dat doen we door bijvoorbeeld stevig op te treden tegen overlast.
De heer Van Hattem zei dat de memorie van toelichting van de nieuwe tijdelijke wet stelt dat het college niet wordt belast met de opvang van nieuwe asielzoekers. Hij vroeg wat er gebeurt als deze groep, waaronder derdelanders, asiel aanvraagt. De tijdelijke wet, die dus nog gaat komen, regelt geen bevoegdheid voor de opvang van reguliere asielzoekers. Gemeenten hebben dus enkel een opvangtaak voor degenen die tijdelijke bescherming genieten. Dat is ook wat in die wet staat. De staatssecretaris is bezig om het wetsvoorstel zo snel mogelijk via de Raad van State hier te krijgen. Het heeft ook nog te maken met de spreidingswet. Die komt er ook aan. Die voorziet in een wettelijke taak voor het mogelijk maken van opvangvoorzieningen voor reguliere asielzoekers. Dat zijn zaken die parallel lopen. Alle ontheemden uit Oekraïne, inclusief de derdelanders, hebben een asielaanvraag ingediend toen zij een aanvraag voor tijdelijke bescherming deden. Zodra de tijdelijke opvang eindigt, vallen zij dus terug op een rechtmatig verblijf als asielzoeker. Dan zullen ze in dat proces verdergaan, maar daar zijn we nog niet.
De heer Kox vroeg hoe wij Moldavië ondersteunen als het gaat om de opvang van Oekraïners in Moldavië. Moldavië staat onder zware druk van de oorlog. Daarom heeft Nederland toegezegd Moldavië te willen ondersteunen door ontheemden over te nemen als onderdeel van een bredere groep lidstaten. In totaal is er door deze lidstaten gezamenlijk toegezegd om ongeveer 18.000 ontheemden over te nemen. Daarvan zijn er ongeveer 2.500 overgebracht. Nederland heeft gezegd er 500 over te nemen. Tot dusver zijn er 55 ontheemden overgebracht. Wij blijven uiteraard de situatie in Moldavië nauwgezet volgen.
Dan heb ik nog een vraag van de heer Kox over de bijdrage aan de binnenlandse opvang. Wij ondersteunen de inzet van de EU bij het bieden van humanitaire ondersteuning aan zowel Oekraïne als bijvoorbeeld Moldavië. In totaal heeft de EU bijna 670 miljoen hiervoor beschikbaar gesteld, waarvan 630 miljoen voor Oekraïne en bijna 40 miljoen voor Moldavië. Vanuit deze budgetten wordt hulp geboden, onder meer bij het organiseren van tijdelijk onderdak en de eerste levensbehoeften.
De voorzitter:
U bent bijna bij het einde van het blokje regulier?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Nog twee.
De voorzitter:
Maakt u het even af en dan de heer Van Hattem.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan waar ik het net met de heer Kox al even over had: de lessen die we kunnen trekken uit deze ervaringen. Ik hoorde mevrouw Stienen dat ook zeggen. Hoe kun je dit doorvertalen naar de algemene opvang van mensen in nood? Dit raakt én de staatssecretaris van Migratie én de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In algemene zin kan ik hier aangeven dat het kabinet erop inzet om te leren van de manier van opvang en de sociale rechten van ontheemde Oekraïners in de reguliere opvang. Er zijn verschillende onderzoeken gestart om daar ook echt van te kunnen leren. Er is contact met het Centraal Bureau voor de Statistiek om beleidsinformatie rondom demografische samenstelling, huisvesting en arbeidsmarktparticipatie in beeld te krijgen, zodat we daarna ook weten waar we het precies over hebben. Om meer inzicht te krijgen in de belemmeringen die asielzoekers in de procedure ervaren om toe te treden tot de arbeidsmarkt, laat ook de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daar onderzoek naar doen. Ik ga ervan uit dat als we al die onderzoeken naast elkaar leggen, we daar goede lessen uit kunnen trekken, zodat we iedereen in dit land verder kunnen helpen.
Dan nog een vraag van de SGP die misschien in het eerste mapje had gemoeten: wat gaat er gebeuren als het staatsnoodrecht wordt beëindigd? Waarom is het niet voldoende dat elke gemeente dan beslist of en hoe ze opvangt en dat het COA juridisch verantwoordelijk is? Zonder staatsnoodrecht en een duidelijke wet gaan we helemaal terug naar de vrijwilligheid van hoe gemeenten voorzien in de opvang van ontheemden. Dan is er geen enkele garantie dat we die 97% blijven raken en we alsnog hier mensen kunnen opvangen. De ministeriële regeling voor opvang van ontheemden uit Oekraïne heeft dan geen wettelijke basis meer. Het COA is bij verwerping van dit wetsvoorstel juridisch weer verantwoordelijk voor de opvang van bijna 100.000 ontheemden in Nederland. Ik kan hier nogmaals zeggen dat het COA daar echt niet toe in staat is; dat gaat 'm niet worden. Bestuurlijke afspraken zijn dan niet voldoende om het bovenstaande te garanderen, ook in het licht van dat we niet weten hoe dit verder zal gaan. De burgemeesters hebben dan nog steeds een wettelijke basis nodig om dit goed te kunnen doen.
Dan ben ik door het mapje heen.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik hoor toch een paar dingen waarover ik me verbaas. Ik hoor de minister zeggen dat de ontheemden allemaal een asielaanvraag hebben ingediend bij binnenkomst. Volgens mij hebben wij eerder een mondeling overleg gehad met de staatssecretaris over dit onderwerp. Die heeft toen een duidelijk onderscheid gemaakt tussen ontheemden en degenen die hier met een vluchtelingenstatus komen en een asielaanvraag doen. Het is voor mij nieuwe informatie dat alle ontheemden in de asielaanvraagprocedure zitten. Klopt dat? Wat betekent dat voor de verdere ontwikkelingen op dit vlak? En als die ontheemden straks in de asielprocedure komen, betekent dat dan ook dat al die locaties waar die ontheemden zitten, reguliere asielopvanglocaties worden waar het COA ook anderen kan plaatsen dan alleen ontheemden uit Oekraïne? Kan iemand uit Ter Apel dan in een locatie geplaatst worden die tot nu toe alleen voor ontheemden uit Oekraïne gebruikt werd?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dit heet een onvolledige asielaanvraag. Zo hebben we ook de Richtlijn Tijdelijke Bescherming geïmplementeerd in ons rechtssysteem. Op het moment dat die tijdelijke richtlijn afloopt en je dit niet hebt geregeld, hebben mensen geen rechtmatig verblijf. Het is dus niet dat ze al in de procedure en asielaanvraag zitten — dat hoeft niet, want daarvoor is er tijdelijk die richtlijn — maar het maakt wel dat ze kunnen terugvallen op een rechtmatig verblijf als asielzoeker. Het wordt dus niet in behandeling genomen. Het is om ervoor te zorgen dat als het allemaal langer duurt, de toepassing van de richtlijn vervalt en die vanuit Europa niet wordt verlengd, er niet opeens 100.000 mensen onrechtmatig in ons land verblijven. Zo moet de heer Van Hattem het zien. Het zijn geen procedures die nu lopen, bijvoorbeeld.
De heer Van Hattem (PVV):
Er worden ook geen dossiers bij IND aangelegd en in behandeling genomen. Maar ik hoor de minister ook graag over het tweede deel van mijn vraag, namelijk wat dit gaat betekenen voor de opvanglocaties. Als die richtlijn komt te vervallen, dan vallen degenen die tot dan toe als ontheemde in zo'n locatie verblijven, binnen het asielrecht, binnen dat systeem. Kan het COA dan zeggen: ze vallen onder onze verantwoordelijkheid, dus op die locaties gaan we ook anderen plaatsen die in Ter Apel binnenkomen?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Die locaties zijn van gemeenten. Die zijn niet van het COA. Het COA kan deze mensen immers niet opvangen. Die tijdelijke wet, waar u straks nog met de staatssecretaris over gaat spreken, heeft een overgangstermijn van een jaar. Daarin moeten al dit soort afspraken worden geregeld. Dus daar zit niet het automatisme in dat het per definitie zo zal gaan. Dat zal ook afhankelijk zijn van hoe dat ingevuld wordt en hoe dat eruit gaat zien. Dat automatisme als gevolg van het gegeven dat er een onvolledige asielvraag is ingediend, zit er nergens in. Dat is alleen om ervoor te zorgen dat mensen straks niet ineens als illegaal in ons land zouden verblijven, want als we 100.000 mensen moeten gaan inschrijven, bijvoorbeeld in zo'n procedure, dan loopt het natuurlijk helemaal vast. Daarom is het zo in ons rechtssysteem geïmplementeerd toen we met de Richtlijn Tijdelijke Bescherming aan de slag gingen. En ik zal aan de staatssecretaris meegeven dat als de tijdelijke wet wordt behandeld, dit een belangrijke vraag van de PVV zal zijn.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Het blijft natuurlijk een heel vreemde ontwikkeling, want ik hoor de minister nu zeggen dat de locaties onder de gemeenten vallen, niet onder het COA. Alleen, met de opvang die plaatsvindt op die locaties, heeft de gemeente helemaal niks te maken. Daar gaat het COA over. Het kabinet is verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van het COA. Dus kan de minister toch aangeven wat dit gaat betekenen voor zo'n locatie? Wat gaat daar gebeuren? Want een gemeente gaat er niet over. Kan het COA, omdat het opvangcapaciteit nodig heeft, dan mensen van andere locaties of vanuit Ter Apel op zo'n locatie vestigen? Als de gemeenten erover gaan, dan hebben we voortaan de situatie dat een gemeente bepaalt wie waar wel en niet wordt opgevangen, maar dat is niet aan de orde voor zover ik weet. Ik had daar graag duidelijkheid over.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Nu gaan er twee groepen door elkaar in ons gesprek terwijl dat nog niet aan de orde is. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de opvang van Oekraïners. Vandaar straks die tijdelijke wetgeving en ook het staatsnoodrecht. Niet alleen omdat er heel snel een groot aantal mensen hiernaartoe kwam, maar ook omdat het COA dat niet kon en kan, zijn de gemeenten nu in de lead. Straks, als de tijdelijke bescherming van ontheemden vervalt, blijft de gemeente deze mensen nog voor een jaar opvangen. Ook dat is afgesproken. Dan weten we hoever we zijn, hoe dat eruitziet, hoeveel mensen het zijn en of deze mensen van plan zijn hier te blijven. Ik weet dat een groot percentage van de Oekraïners dolgraag terug wil naar een veilig Oekraïne om daar het land weer op te bouwen. Dat is echt het gesprek, ook bij de behandeling van de tijdelijke wet. Hoe het eruitziet, is een terechte vraag, die daar behandeld moet worden. Maar er is met een reden een overgangstermijn van een jaar ingericht, namelijk om dit goed te kunnen regelen. Maar op dit moment is de opvang van Oekraïners voor de gemeenten en is de opvang van asielzoekers voor het COA. Door die tijdelijke wet gaat dat niet door elkaar lopen. Op enig moment, als we verder zijn in de tijd en mensen hopelijk terug kunnen of mensen hier om wat voor reden dan ook willen blijven, ga je daarnaar kijken. Maar daar zijn we, helaas voor hen en voor iedereen denk ik, nog niet.
Dan ben ik bij het volgende mapje, het een na laatste. Dat gaat over … Even kijken. Dat heb ik allemaal al gedaan. Dan heb ik nog één thema: het verblijfsrecht van terugkeerders. Maar door de interrupties en alle vragen hebben we dat ook al gedaan.
De heer Van Hattem had het nog over het vertrekgeld. 400 mensen hebben gebruikgemaakt van de mogelijkheid om met geld terug te kunnen keren. Dat zijn derdelanders. De heer Van Hattem zegt: dan komen ze weer terug, en wat gaan we dan doen? Blijven we ze geld geven en steeds terugsturen? Het is absoluut niet ons beeld dat de mensen die vertrokken zijn onder de remigratieregeling, allemaal terugkomen. In principe is hernieuwde bescherming onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming aanvragen niet mogelijk indien personen zijn uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen. Dus je wordt uitgeschreven. Je gaat terug naar het land van herkomst waar het wel veilig is. Dan kun je niet weer terugkomen onder de noemer van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming die is gemaakt voor mensen die uit Oekraïne moesten vluchten voor oorlog. Zoals de heer Van Hattem weet, blijft het recht om in Nederland asielbescherming te vragen juridisch gezien openstaan, maar dat is iets anders dan waar we het zojuist over hadden.
Volgens mij ben ik dan toe aan het laatste mapje met andere, heel belangrijke vragen. Ik denk dat vooral deze vraag er nog is. De rest hebben we allemaal al gedaan. De heer Dessing vroeg: hoe verhoudt het Handvest voor Lokaal Zelfbestuur zich tot deze wet? We zijn een gedecentraliseerde staat en een eenheidsstaat. Deze wet is de verplichte wet die volgt op de inwerkingstelling van het staatsnoodrecht. Dat staat los van het handvest. Dat is los van elkaar. Democratische controle en parlementaire zeggenschap maken dat dit wetsvoorstel nu ook hier behandeld wordt. Dat is volgens mij een heel groot goed. Als het echt heel specifiek over het Handvest voor Lokaal Zelfbestuur gaat, omdat het echt buiten de orde is van wat we hier behandelen, dan moet ik of u doorverwijzen naar de minister van Binnenlandse Zaken, of de vragen meenemen en kijken of ik ze in de brief kan verwerken.
De voorzitter:
De heer Dessing heeft nog een vraag.
De heer Dessing i (FVD):
Toch even ter verduidelijking, want ik begrijp het antwoord van de minister niet helemaal. Ik bedoelde dat we dus aan de ene kant die lokale autonomie hebben, wat in het handvest staat, en aan de andere kant de maatregelen die van bovenaf worden opgelegd. Mijn vraag was hoe dat zich tot elkaar verhoudt. Het bijt elkaar eigenlijk. Dat was mijn ene vraag.
Ik heb nog een andere openstaande vraag, die ik misschien meteen kan meenemen. Dat is de vraag over de invulling van het amendement over het constitutioneel hof. Is er een mechanisme voor decentrale overheden om een besluit van het Rijk aan te vechten? Dat was mijn andere vraag.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Wat betreft de eerste vraag: het staat los van het handvest, omdat dit medebewind is. Dat doen we wel vaker in ons land. Met de democratische controle en parlementaire zeggenschap hebben we het op deze manier ingericht.
Ik zal kijken of ik de vraag over het amendement in de tweede termijn kan beantwoorden. Volgens mij ligt dat bij de minister van Binnenlandse Zaken. Als dat niet gaat, zal ik kijken of de minister van Binnenlandse Zaken dat kan toevoegen aan de brief over migratie die ik heb toegezegd.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Thans komen we bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de over het algemeen heel heldere beantwoording van de vragen. Ik had al gezegd dat onze fracties welwillend staan tegenover dit wetsvoorstel. De antwoorden hebben dat bevestigd.
Ik wil graag drie constateringen doen. Ten eerste, de minister heeft gezegd: als het COA voldoende capaciteit had, was gebruikmaken van het staatsnoodrecht niet nodig. De vraag is: wanneer komen wij in een situatie waarin het COA in een positie terechtkomt waarbij we niet zo'n situatie nodig zouden hebben? De wereld om ons heen is namelijk ongelofelijk onzeker. Er zijn ongelofelijk veel onveiligheidssituaties gaande. Dat betekent voor mij dat het op orde brengen van de capaciteit en de situatie bij het COA topprioriteit nummer een, twee en drie voor de regering zou moeten zijn. Mijn vraag is of de minister dat met mij eens is.
Mijn tweede vraag en constatering is daaraan gekoppeld, naar aanleiding van de lessen die de minister trekt uit deze hele aanpak en de manier waarop de gemeenten de verantwoordelijkheid nemen en daar uitvoering aan geven. Wij hebben hier volgens mij allemaal geconstateerd dat dat buitengewoon soepel verloopt. Dat betekent dat de gemeenten eigenlijk vooral behoefte hebben aan die duidelijkheid. Daar bent u dan verantwoordelijk voor. Daar spreken wij u ook wettelijk bepaald op aan. Dat betekent voor ons dat de spreidingswet, waarbij we in afwachting zijn van de indiening, goed rekening moet houden met deze lessen. Is de minister dat met mij eens? Is zij bereid om met dezelfde passie die ik vanmiddag van haar heb gezien in haar eigen partij en in het kabinet ervoor te pleiten dat die verantwoordelijkheden van de gemeenten in de spreidingswet goed en helder geformuleerd gaan worden?
Het derde punt dat ik heel interessant vind — dat wil ik de minister meegeven — is de manier waarop de minister de analyse en het advies van de Raad van State heeft gebruikt om aan ons te laten zien dat zij het goed heeft gedaan, dat het kabinet de juiste besluiten heeft genomen. Ik zou zeggen: doet u maar hetzelfde met de spreidingswet.
De voorzitter:
Exact op tijd. Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan is het woord aan de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording in eerste termijn.
Ik krijg toch steeds meer de indruk dat wat er nu allemaal wordt opgetuigd door dit kabinet, toch een beetje een veelkoppig monster aan het worden is. Dat zeg ik omdat de combinatie wordt gemaakt met de spreidingswet, met die verschrikkelijke asieldwangwet. Allerlei trajecten worden parallel aan elkaar getrokken. Dat zijn de eigen woorden van de minister. Er wordt een paardenmiddel uit de kast gehaald: het staatsnoodrecht. Als we daarvanaf willen, komt het kabinet met de mogelijkheid van een tijdelijke wet voor de opvang van de Oekraïners. Die wordt echter parallel getrokken en aan elkaar geschakeld met die asieldwangwet, die iedere gemeente in Nederland gaat opleggen om een asielzoekerscentrum te vestigen. We zien dat de Oekraïnecrisis, die op zichzelf natuurlijk vreselijk is, misbruikt gaat worden om van Nederland één groot azc te maken, onder leiding van een VVD-minister. Dat vind ik toch wel een heel kwalijke ontwikkeling.
We horen allerlei oplossingsrichtingen. Er wordt gezegd dat we grip moeten krijgen op de instroom, de doorstroom en de uitstroom van asielzoekers. In de praktijk gebeurt er echter nog steeds helemaal niets. De grenzen staan nog wagenwijd open. In Ter Apel komen dagelijks nog veel mensen binnen. Wekelijks komen er honderden mensen binnen. Zij maken allemaal gebruik van alle voorzieningen. Er is een inwilligingspercentage van rond de 85%. Zij krijgen allemaal huizen. De wachtlijsten lopen steeds verder op. Dit is gewoon een totaal onhoudbare situatie.
Door deze wetten aan elkaar te knopen, onder druk van het stuk staatsnoodrecht dat we vandaag behandelen, krijgen we een situatie die onoplosbaar is. Dit wordt de volgende gecreëerde crisis vanuit het kabinet. Mijn vrees is dat straks opnieuw een greep zal worden gedaan op vormen van staatsnoodrecht. Daarom stel ik nog een keer een heel belangrijke vraag: kan de minister uitsluiten dat ze opnieuw naar staatsnoodrecht gaat grijpen om dit soort situaties op te lossen? Kan zij uitsluiten dat zij daar een beroep op gaat doen? Het staatsnoodrecht hoort namelijk ergens diep op de achterste plank in een kast te liggen. Daar lag het al 70 jaar te rusten. In 1960 is het één keer gebruikt. Dat voorbeeld heeft de heer Otten aangehaald. Het mag echt alleen gebruikt worden voor een overstroming of iets dergelijks. We mogen nooit meer een beroep hierop doen voor reguliere, niet-spoedeisende situaties, die ook op een andere, proportionelere manier kunnen worden opgelost. Daarom vraag ik de minister: kan zij dit echt uitsluiten?
Dan de opvang van ontheemden. De minister zegt: als die mensen straks onder de asielstatus gaan vallen, is de opvang daar nog op van toepassing. Ik vraag nogmaals: gaat dat dan reguliere opvang worden? Is die dan ook niet vrijwillig? Kunnen gemeenten dan ook gedwongen worden om dat te gaan doen?
De minister verwees naar de motie-Kröger, die in de Tweede Kamer is aangenomen. Die motie zegt eigenlijk alleen dat wetten in samenhang moeten worden behandeld. Welke samenhang wordt hiermee bedoeld? Waar zit die samenhang dan in? Een samenhang hoeft niet per se een totale verwevenheid te zijn. Daar stuurt de minister nu wel op.
Dan de veiligheidsregio's. De minister zegt eigenlijk dat het allemaal via de burgemeesters loopt. Een duidelijke stip op de horizon ligt er echter niet. Het is nog steeds zo dat dit voortduurt totdat alles in de reguliere opvang geregeld is. Wanneer is het "regulier"? Dat is nog steeds onduidelijk. Ik stel dus nogmaals de vraag: kan de minister er in ieder geval bij de burgemeesters op aandringen dat er een tussentijdse evaluatie komt richting de gemeenteraden? Er wordt namelijk steeds gezegd dat het vanuit het Rijk komt. De gemeenteraden kunnen er weinig mee, omdat de bal bij het Rijk zou liggen. Kan de minister er dus voor zorgen dat er een tussentijdse evaluatie komt? Dan weten de gemeenteraden ook waar ze aan toe zijn. Dan weten de gemeenteraden ook wat de veiligheidsregio's doen. Op deze manier worden de veiligheidsregio's namelijk veel te weinig democratisch gecontroleerd.
Dan het punt van de overgangstermijn van een jaar. Een jaar lijkt heel lang, maar dat vliegt voorbij. De vraag aan de minister is dus: wat gaat er gebeuren na dat jaar?
Ik heb in de eerste termijn ook nog de vraag gesteld hoe het zat met de derdelanders die vanuit EU-lidstaten kwamen. Zijn die hier ook opgevangen? Is hun ook heel dat opvangpakket aangeboden dat €80 tot €100 per dag kost, of zijn die meteen doorverwezen naar hun eigen EU-lidstaat van herkomst? Hoe wordt daarmee omgegaan?
Dan nog een vraag. Die derdelanders hebben een mogelijkheid gekregen om tot 4 september te blijven. Wat gaat er daarna gebeuren? Gaat de minister dan wel doorpakken om hen te laten vertrekken? Wordt daar nu al op voorgesorteerd of wordt er dan opnieuw op een verlenging aangekoerst? Wat de PVV betreft wordt er nu al meteen op doorgepakt, maar ik hoor het graag van de minister.
Voorzitter. Dan de vertrekbonussen. Dat is natuurlijk ook nog een hele vreemde zaak, want de minister zegt nu zelf: die mensen kunnen hier terugkomen en een beroep doen op asiel. Maar ze hebben dus al een vertrekbonus ontvangen tot €5.000 plus de kosten voor de vliegtickets om hier weg te gaan. Dan is het toch heel raar als hier dan opnieuw opvang wordt geboden? Wat gaat de minister doen om te zorgen dat die derdelanders hier vertrekken? Kan de minister uitsluiten dat er opnieuw zulk soort vertrekbonussen worden uitgekeerd? Want het is te gek voor woorden dat Nederlanders ieder dubbeltje moeten omdraaien en dat aan zulke gevallen gewoon vertrekbonussen, gratis en voor niks, oplopend tot €5.000, cadeau worden gedaan. Het is te bezopen voor woorden wat mij betreft.
Voorzitter. Dan zou ik zeggen: het onderliggende punt is en blijft de massale asielinstroom. Daardoor is er gewoon een enorme druk op de ketel en staat alles geweldig onder druk. Daar moet iets aan gebeuren. Dus ik doe nogmaals een beroep op de minister: doe iets aan die asielinvasie, zorg dat onze grenzen gesloten worden. Dan hebben we ook niet die problemen rond de opvang van Oekraïners. Die kunnen, zoals eerder werd aangehaald, uiteindelijk ook in eigen land, in eigen regio worden opgevangen in plaats van dat iedereen hiernaartoe moet worden gehaald.
Voorzitter. Wij zullen deze voortduringswet niet steunen. Er moet zo snel mogelijk een eind worden gemaakt aan dit oneigenlijk gebruik van staatsnoodrecht.
Tot zover mijn tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is het woord aan de heer Kox.
De heer Kox i (SP):
Voorzitter. Ik bedank de minister voor haar beantwoording. Ik ben aan mijn trekken gekomen. Dank u daarvoor, en ook voor de plezierige manier van debatteren. Wat bij ons voorligt, is de vraag: kan de wet door? Voldoet die aan voldoende eisen om te zeggen: nou, deze kan door? Dat is de taak van deze Kamer. Ik denk dat we kunnen zeggen: ja, dat kan. De gekozen weg is niet het misbruik van macht, zoals een van de collega's suggereerde. De gekozen weg is legitiem. Wat ter discussie staat en wat veel fracties op tafel hebben gelegd, is de vraag of het de juiste maatregel was of dat er een andere mogelijkheid was geweest. Ik blijf zeggen dat ik liever een spoedwet had gezien. Het verleden heeft aangetoond dat we in staat zijn om heel snel spoedwetten te maken. Dat we hier een jaar doen over een inwerkingstelling van een noodwet, geeft ook aan dat dit in ieder geval per saldo niet de snelste weg was. Waarom is een spoedwet beter? Omdat je dan niet aan de democratische verhoudingen komt. Daarom is dat beter. Het staatsnoodrecht doet er ook niet ingewikkeld over: als we dat toepassen, moeten we toegeven aan het hoger niveau van democratie dat we hier hebben. Het is goed dat je het hebt, maar je moet het toepassen op het moment dat het nodig is. Een spoedwet was beter geweest, blijf ik zeggen.
Per saldo is er snel, soepel en ruimhartig gehandeld. Daar prijs ik de regering voor. De lering is dat de herziening van het staatsnoodrecht urgenter is dan het was. Ik heb gehoord dat de minister ons vertelde dat daar hard aan gewerkt wordt. Ik denk dat we ook kritisch naar onszelf moeten kijken. Wij hebben er ook veel te lang over gedaan. In dit geval denk ik eigenlijk dat de minister had moeten zeggen: luister, ik kom niet voor niks hiermee; kun je volgende week hierover beslissen? Dat had gekund. Dat hebben we andere keren ook laten zien. Verder denk ik dat het goed is geweest dat we van verschillende kanten hebben gezegd: kunnen we zoeken wat de lering is? Als je dit zo snel en zo goed kan doen, kunnen we dat dan ook niet op ander niveau doen, zonder allerlei ongewenste toestanden over ons af te roepen?
Tot slot denk ik dat opnieuw duidelijk is geworden dat we het asielstelsel moeten verbeteren en moderner, soepeler en minder bureaucratisch moeten maken, om in de toekomst beter te kunnen reageren op problemen. Collega Stienen wees er al op dat ons alweer een heleboel mogelijke, grote problemen staan te wachten. Per saldo zal mijn fractie voor deze voortduringswet stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kox. Dan is woord aan mevrouw Stienen.
Mevrouw Stienen i (D66):
Dank, voorzitter. Ik wil namens de D66-fractie graag de minister en ook alle ambtenaren die hier heel hard aan hebben gewerkt, bedanken voor de beantwoording. Dank ook voor de toezegging om een beter inzicht te geven in hoe de verdeling nu eigenlijk is in de opvang in gemeenten van de groep Oekraïners, en ook hoe zich dat verhoudt tot de reguliere opvang. Want laten we wel wezen: onder het mom van autonomie wordt soms ook teruggetrokken als het gaat over een oproep tot solidariteit. Wij vinden als fractie dat het toch echt een gezamenlijke opgave is om de Oekraïners op een fatsoenlijke, menswaardige manier op te vangen, maar dat geldt voor mijn fractie ook voor andere groepen die op basis van het Vluchtelingenverdrag hier een toevlucht zoeken.
We vinden het ook goed om te horen dat er echt serieus werk wordt gemaakt om te leren van de goede kanten van de manier waarop de Oekraïners zijn opgevangen. Natuurlijk moeten we ook leren van de dingen die mis zijn gegaan. Maar zoals mijn collega Anne-Marijke Podt in haar initiatiefnota in de Tweede Kamer al heeft gezegd — die nota wordt volgens mij in juni behandeld — is meedoen vanaf dag één voor kansrijke asielzoekers … Ik vind dat eigenlijk hele nare woorden. Ik denk dat we er als land veel aan hebben als we dat op een andere manier doen.
Dan nog twee persoonlijke noten. Waar hebben we het over? Ik ben lid van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Daar spreek ik bijna wekelijks met mijn collega's Yevheniya Kravchuk en Maria Mezentseva, jonge vrouwen, die in het geval van Yevheniya haar 9-jarig dochtertje voortdurend achterlaat als ze op reis gaat en in het geval van Maria, die uit Charkiv komt, al vele vrienden heeft verloren. Het komt dan heel dichtbij. We hebben het niet over cijfers. We hebben het over mensen. Als het over mensen gaat, dan denk ik ook: hoe kunnen we leren van onze eigen geschiedenis?
U hoort het aan mijn stem, voorzitter. In januari 1945 zijn er 70.000 Limburgers met een dwangbevel van de Duitse bezetter geëvacueerd door Duits grondgebied naar Drenthe, Groningen en Friesland. In een van die treinen zat een 5-jarig jongetje, Wim Stienen, mijn vader. Als hij niet was opgevangen door een gezin in Sneek, zes maanden lang, had ik hier dan gestaan? Dat gevoel van medemenselijkheid wil ik graag namens mijn fractie uitdragen, want het gaat hier over mensen op zoek naar een toevluchtsoord, tijdelijk, hopen we allemaal. Dat geldt niet alleen voor Oekraïners, maar dat geldt ook voor Syriërs, Afghanen, mensen die oorlog, geweld en mensenrechtenschendingen ontsnappen. Die verdienen wat mijn fractie betreft medemenselijkheid vanuit lotsverbondenheid.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Stienen. Dan is het woord aan de heer Van Dijk.
De heer Van Dijk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Dit debat heeft, denk ik, niet heel wezenlijk nieuwe noties opgeleverd. Dat is zeker geen verwijt aan de minister, die blijmoedig alle vragen heeft beantwoord, maar het is meer een constatering. Uiteindelijk is de vraag hoe zwaar wij deze noties wegen, die ook allemaal gewisseld zijn, vooral in schriftelijke rondes, en wat uiteindelijk de doorslag geeft.
Voorzitter. Correcte en ruimhartige opvang van Oekraïense vluchtelingen is een humanitaire plicht; daarover geen discussie. Dat laat onverlet dat de SGP vindt dat er in dit geval te snel, te gemakkelijk naar het staatsnoodrecht is gegrepen en dat deze inzet te lang is gehandhaafd. Dat schrijnt temeer nu er bij gemeenten en inwoners zo'n groot draagvlak was voor deze opvang, en daarop dan wordt gereageerd met noodrecht, een drastisch middel dat de gebruikelijke democratische waarborgen opzijschuift. Spoedwetgeving was echt een meer koninklijke weg geweest. Wat ik zorgelijk vond, als ik het goed verstond, is dat de minister zei dat zolang buitengewone omstandigheden voortduren, de inzet van noodrecht gerechtvaardigd kan zijn. Echter, het is toch juist de kunst om zodra buitengewone omstandigheden langer duren, zo snel mogelijk over te stappen naar een juridisch kader dat de gebruikelijke democratische procedures zo veel mogelijk honoreert? Erkent de minister dit?
De nu gekozen aanpak mag wat betreft mijn fractie geen precedentwerking hebben. Mede daarom steunt de SGP dit wetsvoorstel niet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan is het woord aan de heer Dessing.
De heer Dessing i (FVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb toch gemengde gevoelens na dit debat. Bedankt voor de antwoorden die de minister gegeven heeft.
Op een gegeven moment zei de minister: "Als we deze wet niet aannemen, dan hebben we niets. Het COA kan het dan niet regelen. Daarom moeten we deze spoedwet verlengen." We hebben al een jaar met het kanon op de mug geschoten. Eigenlijk vragen we om die wet te verlengen opdat we nog wat langer met hetzelfde kanon op diezelfde mug kunnen schieten. Ik gebruik even een rare beeldspraak. Eerlijk gezegd voelt dat toch niet heel erg prettig.
Dan het punt van centraal en decentraal. Er kwam een nogal juridisch antwoord op mijn beschouwing dat er geluisterd zou moeten worden naar het decentrale bestuur. Er wordt een koppeling gemaakt met de spreidingswet. Die wet is eigenlijk een soort dwangwet. Die straalt geen respect uit voor het decentrale bestuur. Dat wordt dan een uitvoeringsorganisatie van het Rijk. Het decentrale bestuur moet dat dan doen, omdat het Rijk de opvang van vluchtelingen niet op orde heeft en de instroom niet kan indammen. Dat levert bij mijn fractie toch wel wat chagrijn op, moet ik heel eerlijk zeggen. Het blijft overeind staan dat dit geen goed middel is om de voortduringswet langer te laten duren dan noodzakelijk.
De vraag die de PVV over derdelanders stelde, is natuurlijk een hele relevante. De PVV vroeg: wat gebeurt er met de structurele oplossing voor derdelanders na 4 september? We schuiven deze beslissing nu namelijk voor ons uit. Wat gaat er straks gebeuren met die groep? Het is puur uitstel van een structurele oplossing. Ik sluit me dus graag aan bij de vraag wat we straks gaan doen met deze groep mensen, die op dit moment wat ons betreft oneigenlijk gebruikmaken van deze detourroute.
Tot zover mijn reactie in de tweede termijn. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dessing. Dan is het woord aan de heer Keunen.
De heer Keunen i (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de gedegen antwoorden. Dank aan alle ambtenaren die achter de minister staan en dit allemaal verzorgd hebben.
Met name uw woorden van waardering voor de Nederlandse burgemeesters troffen ons. Wij zouden die als fractie graag willen onderschrijven.
Naar aanleiding van de discussie waarom er niet gekozen is voor een spoedwet, zou ik toch nogmaals willen benadrukken dat in de memorie van toelichting van de Wet verplaatsing bevolking letterlijk staat dat bij het overschrijden van onze grenzen door grote groepen vluchtelingen, deze wet gebruikt kan worden. Je moet het ook in perspectief zien. Het ging namelijk om ruim 90.000 vluchtelingen, terwijl het COA maar 30.000 tot 50.000 vluchtelingen kan opvangen. Het was dus helemaal niet mogelijk geweest om dit met het COA te regelen.
Linksom of rechtsom, er is sprake van een goede opvang van Oekraïense vluchtelingen in Nederland. Ik denk dat ik daar de minister voor wil bedanken. Ik wil daar ook de hele regering voor bedanken. Er is gewoon een heel goede prestatie geleverd.
Daar wil mijn fractie het graag bij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Keunen. Dan is het woord aan mevrouw Nanninga. U ziet af van uw tweede termijn? Oké. Ik heb daar verder geen waardeoordeel over.
Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Minister, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen? Dat is het geval.
Ik geef het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal alleen ingaan op de vragen en de moties. Alle andere woorden, van teleurstelling of lof, neem ik gewoon mee naar huis om erover na te denken. Het raakt me toch, moet ik zeggen, meneer Van Dijk, dat ik hier wetgeving sta te verdedigen waar de SGP geen voorstander van is, maar goed.
Ik begin bij mevrouw Karimi. Ik heb alle winstwaarschuwingen voor toekomstige debatten die u met mijn collega zult voeren, zo zeg ik via de voorzitter, goed gehoord. Ik zal ze hem meegeven. Ik begrijp wat u deed. Maar nu even op een serieuze noot: natuurlijk is het kabinet zich ervan bewust dat het topprioriteit heeft om ervoor te zorgen dat we, in mijn woorden, het asielstelsel dat we in Nederland hebben, op orde krijgen. Als je los van de wetgeving van vandaag zou kijken naar hoe het er vorig jaar zomer uitzag, kun je concluderen dat dat niet is hoe wij het in dit land willen zien. Daar komt bij dat we hiermee ook niet voorbereid kunnen zijn op zoiets als we nu met de oorlog in Oekraïne hebben gezien. Mijn inzet, die van de staatssecretaris en ik hoop die van het hele kabinet zal zijn om in de gesprekken waar ik zojuist naar verwees, alles op alles te zetten om te kijken hoe je grip kunt krijgen op instroom, doorstroom en uitstroom. Daar zitten al die elementen in. Volgens mij moet je daar als land, als kabinet, zeker verantwoordelijkheid in nemen. Maar dat komt nog.
Als het mag, ga ik door naar de heer Van Hattem. Hij had drie moties. Mag ik daar nu meteen een appreciatie van geven? De eerste motie is nummer 21 bij mij.
De voorzitter:
De eerste motie is die met letter F.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Bij mij staat er 21, maar goed, F dus. In deze motie wordt de regering verzocht om de opvangvoorzieningen voor derdelanders stop te zetten. Komt dat overeen met de motie die u voor zich heeft?
De voorzitter:
Nee, volgens mij niet. De eerste motie is die met nummer 36081, letter F, van Ferdinand. Rechtsboven staat een F'je.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Bij mij staat er op alle drie een H. Vandaar.
De voorzitter:
Dan gaan we even schorsen, want dan hebben we het over verschillende moties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Voorzitter. De motie met letter F om het activeren van artikel 7 van de wet om panden te vorderen in het kader van voorliggend wetsvoorstel voor honderd procent uit te sluiten, ontraad ik. Tijdens de behandeling van de voortduringswet in de Tweede Kamer heb ik al aangegeven dat er geen woningen gevorderd zullen worden. Daarnaast wordt de inzet van aanvullende noodbevoegdheden onder de huidige omstandigheden niet overwogen, dus ook het vorderen niet. Woningen worden sowieso nooit gevorderd. Het vorderen van andere panden of andere zaken wordt op dit moment ook niet overwogen. Ook in het reguliere wettelijk instrumentarium — de tijdelijke wet die de staatssecretaris naar de Tweede Kamer stuurt — zal geen aanvullende bevoegdheid worden opgenomen. In de Tweede Kamer heb ik aangegeven dat, als er al ooit sprake van de inzet van het instrumentarium zou zijn, we eerst terugkomen naar de Kamers. De motie roept op om de inzet van de noodbevoegdheid voor honderd procent, voor altijd, in de toekomst uit te sluiten. Daarom ontraad ik deze motie. Maar terug ontleed, gaat het nooit over woningen en sowieso niet over vorderen. Mocht er op wat voor manier dan al sprake van zijn — een situatie die ik me nu niet kan voorstellen, omdat die ook niet aan de orde is — dan zijn de Kamers aan zet.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik vind het toch een glijdende schaal. De minister zegt dat het niet om woningen gaat, maar dat andere panden wel gevorderd kunnen worden. We hebben het dan toch over privé-eigendom en misschien wel over recreatiewoningen of een tweede huis. Kan de minister aangeven waarom ze die optie in het kader van dit dossier toch wil openhouden? De minister reageerde daarstraks geprikkeld op mijn vraag of er sprake kan zijn van het vorderen van panden. Nu zegt ze dat ze die optie ergens toch wel open moet houden. Kan de minister niet gewoon zeggen: dat gaan we absoluut niet doen, dat zal in dit kader nooit aan de orde zijn, dus daar hoeft u echt niet bang voor te zijn?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Het ligt nu niet voor. U beslist er nu ook niet over dat u mij de bevoegdheid geeft en dat u er achteraf achter komt dat dat is gebeurd. Nogmaals, wij kunnen met z'n allen niet voorspellen wat Poetin in Oekraïne, waar nu een onrechtmatige oorlog gaande is, gaat doen en wat dat betekent voor ons continent. Om die reden kun je niet zeggen "voor honderd procent". Maar met de wet die we nu vaststellen, zit die optie er niet in en die zal er, wat er ook gebeurt, ook nooit in komen als het gaat om woningen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
In alle scherpte, nu gooit de minister het op de nieuwe wet die voorligt. Maar als deze wet volgende week wordt aangenomen, is er nog altijd sprake van een voortduring van de Wet verplaatsing bevolking. De minister heeft daarmee de mogelijkheid om die artikelen te activeren. Kan de minister uitsluiten dat die artikelen geactiveerd kunnen worden? Dan hoeft ze daar ook niet geprikkeld over te zijn, zoals in de eerste termijn.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Nou, dat waren heel andere vragen, waar ik terecht geprikkeld op reageerde. Nu leg ik het uit: die maatregel zit niet in de wet zoals we die, hopelijk, vandaag vaststellen. Het is nu niet aan de orde. Ik snap dat de heer Van Hattem zegt: ja, maar als-dan. Maar mocht het ooit nodig zijn, dan moet dat hier weer besproken worden. Dat zit hier niet impliciet in. Die optie, die ruimte, geeft u mij niet als deze wet wordt aangenomen.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de volgende motie.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat is de motie met letter G, over het staken van opvang en voorzieningen voor derdelanders en hen zo snel mogelijk Nederland uitzetten, zonder vertrekbonus. Deze moet ik ontraden. Derdelanders uit Oekraïne genieten tot en met 4 september 2023 tijdelijke bescherming. Zij hebben daarmee, gebaseerd op Europese wet- en regelgeving, recht op opvang. Ik kan dat dus niet per direct stopzetten. Wanneer de tijdelijke bescherming wegvalt, vallen zij terug op een asielaanvraag indien daar nog niet op is beslist door de IND. Dat is het proces van de onvolledige asielaanvraag dat ik net heb uitgelegd. Daarom ontraad ik deze motie.
Dan heb ik de motie met letter H, over een volledige asielstop. Wij hebben ons te verhouden tot internationale verdragen en afspraken. Daar hebben wij ons aan verbonden. Dat betekent dat mensen die vluchten voor vervolging en geweld, recht hebben op bescherming in Nederland. Het betekent dat personen die in Nederland om asielbescherming verzoeken, in dat licht worden opgevangen en dat asielvragen in behandeling worden genomen. Asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen, gaan dan deel uitmaken van de Nederlandse samenleving. U ziet er hier eentje voor u. Personen van wie de aanvraag wordt afgewezen, moeten vervolgens uit Nederland vertrekken. We zullen daarvoor alles op alles blijven zetten, zoals u dat van ons gewend bent. Zoals bekend is het kabinet van mening dat het sluiten van de Nederlandse grenzen geen duurzame oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. Daarbij komt dat eenieder die zich aan de grens meldt met een asielaanvraag, recht heeft op een beslissing en op opvang, wat je ook met die grens doet. Om deze reden ontraad ik ook deze motie.
Dan had ik nog een aantal vragen van de heer Van Hattem. Hij vroeg: kan de minister uitsluiten dat staatsnoodrecht gebruikt wordt voor andere situaties? Ik zal nog een keer zeggen dat staatsnoodrecht niet geschikt of bedoeld is voor reguliere, gewone situaties. Dat zijn heel veel situaties die we in ons land meemaken. Daar kunnen we van alles van vinden. Dat kan erg voelen als een crisis, kan ik zeggen vanuit de rol die ik de afgelopen jaren heb. Maar dan gaat het niet over de omstandigheden waar staatsnoodrecht voor zou zijn, waarbij je acuut te maken hebt met een enorme stroom mensen die moeten vluchten voor oorlog.
De vragen die de heer Van Hattem over de tijdelijke wet heeft — en die ik natuurlijk begrijp — geef ik graag mee aan de staatssecretaris die de wet hier komt verdedigen.
De democratische controle van de veiligheidsregio's. Veiligheidsregio's nemen geen besluiten. Ik ben hen zeer dankbaar voor hun aandeel in het hele coronaproces dat ik vorig jaar heb meegemaakt en waar we op dat moment in zaten. Dat lijkt een wereld geleden, maar dat was nog maar vorig jaar. Mijn voorganger heeft dat tijdens corona helemaal meegemaakt. We hebben ongelofelijk veel steun gehad aan de veiligheidsregio's, omdat je daar ideeën kon toetsen en kon neerleggen en input mee terug kon nemen. Vervolgens vond de besluitvorming plaats in de ministerraad. Lokale besluiten vinden gewoon plaats in de gemeenteraad. Dat gaat niet veranderen. Ik ben het met de heer Van Hattem eens dat je dat ook helemaal niet moet willen.
Dan nog een vraag over de derdelanders na 4 september. Na 4 september 2023 is het COA juridisch verantwoordelijk voor de opvang van derdelanders. Op dit moment wordt, gelet op de aanhoudende druk op het COA, samen met de gemeenten bezien hoe het COA tegen die tijd, dus na 4 september, de opvang van derdelanders gaat organiseren.
Er was ook een vraag van de heer Van Hattem en de heer Dessing over derdelanders uit Oekraïne. Derdelanders uit Oekraïne die uit andere EU-lidstaten komen, dienen hier een normale asielaanvraag in. Zij vallen niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De specifieke vraag was nog: maar wat nu als zij uit EU-landen komen? Zij vallen niet onder die tijdelijke bescherming. Derdelanders met een permanente verblijfsvergunning of een tijdelijke asielverlening komen daarvoor wél in aanmerking.
De heer Van Dijk zei een heleboel dingen, maar vroeg ook of, zolang de buitengewone omstandigheden voortduren, staatsnoodrecht in stand kan blijven. Dat is het geval zolang je daar geen reguliere wetgeving voor hebt, dus zolang de reguliere wetgeving daar niet in voorziet. Dat is natuurlijk waarom wij die reguliere wetgeving hebben gemaakt, de tijdelijke wetgeving, die naar u komt. Daar hoorde dus een deelzin achter.
Volgens mij heb ik daarmee alle vragen beantwoord, met de toezeggingen die in de brief terugkomen en waar de betrokken bewindspersonen op in moeten gaan.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het einde van uw tweede termijn, minister. De heer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik heb helaas nog niet alle vragen beantwoord gezien. Ik had nog een paar zaken. Als de opvang van ontheemden naar een asielstatus gaat, blijkbaar al na 4 september, gaat het dan om niet-vrijwillige opvang? Dat is de eerste vraag die niet beantwoord is.
Dan over de motie-Kröger: waar moet de samenhang precies in zitten?
Dan een vervolgvraag rond de inzet van de veiligheidsregio's. De minister zegt dat zij het met mij eens is dat het belangrijk is dat het allemaal democratisch gecontroleerd wordt. Kan de minister er dan toch iets meer handen en voeten aan geven? Zijn de gemeenteraden aan zet en worden zij geïnformeerd?
Tot slot de vraag over de vertrekbonussen. Wat gaat daarmee gebeuren? Gaat de minister nog steeds duizenden euro's aan vertrekbonussen verstrekken? Gaat ze daarmee stoppen? Gaat dat ongeclausuleerd door? Dat vind ik namelijk nog wel een issue.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Om met het laatste te beginnen: de vertrekbonussen zijn inderdaad voor een afgebakende groep gedurende een afgebakende periode een bepaald bedrag geweest. Als de heer Van Hattem het goedvindt, zal ik aan de staatssecretaris vragen om in de brief op te nemen wat de kaders daarvan precies waren en hoe dat erin zit. Als ik het mij goed herinner, vroeg de heer Van Hattem in zijn tweede termijn: kan de minister uitsluiten dat het ooit weer wordt gedaan? Dat kan ik niet uitsluiten. Er zouden redenen kunnen zijn om dat in een heel andere context weer te willen doen. Ik zal de staatssecretaris vragen om hierop in te gaan en ook op hoe het er precies uitziet.
Na 4 september vallen de derdelanders uit Oekraïne juridisch gezien onder het COA. Op het moment dat iemand hier geen verblijfsrecht meer heeft — stel, er loopt een asielverzoek en het blijkt dat diegene hier niet kan blijven — zal diegene het land moeten verlaten. Dan kan het zijn dat diegene in de minder vrijwillige opvang komt, bijvoorbeeld als diegene overlastgever is. Nu hebben we het over als-als-als. Maar dit zijn mensen die gewoon in een asielaanvraag voorzien kunnen worden, mits ze niet uit de EU-landen komen. Ik kan me voorstellen dat dit allemaal erg ingewikkeld klinkt. Volgens mij volgt de heer Van Hattem het heel erg goed, maar ik kan het ook nog in de brief door de staatssecretaris laten opnemen. Dat zijn allerlei elementen die het wetsvoorstel wel raken, maar daar niet per se over gaan.
Dan over de motie van mevrouw Kröger. Ik heb die natuurlijk niet in ontvangst genomen; dat heeft de staatssecretaris gedaan. De motie stelt dat de gemeenten voor zowel ontheemden, asielzoekers als statushouders aan de lat staan. Dat betreft verschillende invalshoeken en verschillende juridische onderbouwingen, maar in ieder geval moeten zij het steeds ter plekke gaan leveren. De motie vraagt om dat in samenhang te bezien met de VNG en de wetstrajecten. De staatssecretaris is nu in gesprek met de VNG om te kijken hoe je dat dan moet doen. Maar de wetten waar we het vandaag over hebben, dus deze, de tijdelijke wet en de spreidingswet, zijn gewoon parallelle trajecten die niet met elkaar vervlochten gaan worden, als dat de vraag zou zijn.
De voorzitter:
Zijn er nog andere vragen of was dit het rijtje?
De heer Van Hattem (PVV):
Eén vraag is verkeerd begrepen. Ik had gevraagd naar vrijwillig en niet-vrijwillig, maar het gaat erom wat richting de gemeenten gaat gebeuren. Als die ontheemden asielzoekers worden, wordt dat dan een vrijwillig richting de gemeentes of niet?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Laat ik aan de staatssecretaris vragen om dat in te richten, als de heer Van Hattem dat goedvindt, want dat is echt uitwerking binnen de asielportefeuille. Dat zal ook onderdeel zijn van het debat over de tijdelijke wet, want dan gaat het over wat er gebeurt als die richtlijn niet meer geldt. Dan hebben de gemeenten een jaar voor de overgang. De heer Van Hattem wil weten wat er dan na een jaar gebeurt. Ik zal aan de staatssecretaris vragen of dat het beste past in de brief of bij de behandeling van de tijdelijke wet, want dat is dan het uitvloeisel van wat in de tijdelijke wet staat. De staatssecretaris komt daar hoe dan ook op terug.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
En dan evenzeer de situatie na 4 september. Dan krijg je dus al die verantwoordelijkheid voor het COA. Wat gaat dat betekenen? Wat voor situatie ga je krijgen als bijvoorbeeld het COA andere mensen gaat overplaatsen uit Ter Apel of als die ook in die voorzieningen terecht kunnen komen? Dan hebben we natuurlijk een hele andere situatie dan nu.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik zal zorgen dat de staatssecretaris in de brief ingaat op 4 september voor de derdelanders, op derdelanders die vanuit binnen de EU hiernaartoe gekomen zijn, dus wel via Oekraïne maar binnen de EU, en op de situatie waarbij de Richtlijn Tijdelijke Bescherming niet meer geldt voor de Oekraïners, die met een jaar overgangstermijn overgaat naar een andere vorm van opvang voor de, misschien oneerbiedig gezegd, grote groep Oekraïners. Ik zal zorgen dat de staatssecretaris in de brief ingaat op die drie groepen.
De heer Dessing i (FVD):
Even voor de zekerheid. De minister zei dat ze in de tweede termijn zou terugkomen op mijn openstaande vraag over dat mechanisme: kunnen decentrale overheden landelijke besluiten overrulen? Komt dat in de brief of heeft de minister daar nog een antwoord op?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank aan de heer Dessing dat hij mij eraan herinnert. Dit ligt echt bij de minister van Binnenlandse Zaken. Dat geldt ook voor de uitwerking van het amendement. We hebben even contact gehad, maar we konden het niet zo snel voor de tweede termijn paraat hebben. Ik zorg dat de minister daarop terugkomt. Dat ligt echt bij haar.
De voorzitter:
Dank u wel, minister.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor dat er volgende week over het wetsvoorstel wordt gestemd. Ik stel ook voor om volgende week over de ingediende moties te stemmen.
Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de vergadering. Ik dank alle leden, de minister, de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt en de aanwezigen op de publieke tribune voor hun komst naar de Kamer.
Lijst van besluiten en ingekomen stukken
Lijst van besluiten:
De Voorzitter heeft na overleg met het College van Senioren besloten om:
a. de behandeling van de volgende hamerstukken te doen plaatsvinden op 28 maart 2023:
Regels ter uitvoering van EU-verordeningen op het terrein van grenzen en veiligheid (Uitvoeringswet EU-verordeningen grenzen en veiligheid) (36158);
Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2023 (Incidentele suppletoire begroting inzake gasopslag Bergermeer en garantieregeling Porthos) (36271);
b. het voorbereidend onderzoek van de volgende wetsvoorstellen door de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid te doen plaatsvinden op 4 april 2023:
Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de invoering van de verplichting om over een werkwijze te beschikken die gericht is op het creëren van gelijke kansen in het proces van werving en selectie en het toezicht daarop (Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie) (35673);
c. de plenaire behandeling van het volgende wetsvoorstel te doen plaatsvinden op 11 april 2023:
Regels inzake het elektronisch delen en benaderen van gegevens tussen zorgverleners in aangewezen gegevensuitwisselingen (Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg) (35824);
d. de plenaire behandeling van de volgende wetsvoorstellen te doen plaatsvinden op 23 mei 2023:
Regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid) (35687);
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Paspoortwet alsmede intrekking van voorbehouden bij het Verdrag betreffende de status van staatlozen in verband met de vaststelling van staatloosheid (35688 (R2151)).
Lijst van ingekomen stukken, met de door de Voorzitter ter zake gedane voorstellen:
1. de volgende door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen wetsvoorstellen:
Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie Richtlijn betalingsdienstaanbieders) (36231);
Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Verzamelwet IenW 2021) (36268).
Deze wetsvoorstellen zullen in handen worden gesteld van de desbetreffende commissies;
2. de volgende regeringsmissives:
een, van de minister van Algemene Zaken, inzake afschrift van een brief aan de Tweede Kamer inzake vragen lid Van Haga over het beschermen van carnaval (griffienummer 172941);
een, van alvorens, inzake afschrift brief Tweede Kamer over tweede kabinetsreactie historisch onderzoek Indonesië (griffienummer 170923.01);
een, van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, inzake beantwoording vragen inzake een voorstel van de Europese Commissie inzake een conceptbesluit van het Gemengd Comité CETA (griffienummer 165792.56);
een, van alvorens, inzake geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 9 en 10 maart 2023 (griffienummer 172944);
een, van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, inzake "Reactie op uw vragen over de Wet bescherming klokkenluiders" (griffienummer 172335.02);
een, van alvorens, inzake nota naar aanleiding van het verslag Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer (griffienummer 165807.05);
een, van alvorens, inzake uitstelbericht beantwoording commissiebrief EK inzake rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie (griffienummer 172562.03);
een, van alvorens, inzake Staat van het Bestuur 2022 (griffienummer 172947);
een, van de minister van Buitenlandse Zaken, inzake geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 maart 2023 (griffienummer 172942);
een, van alvorens, inzake geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 21 maart 2023 (griffienummer 172949);
een, van de minister van Economische Zaken en Klimaat, inzake Just Transition Fund (JTF) Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en Interreg-A (griffienummer 172940);
een, van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, inzake verslag van de informele bijeenkomst van EU-transport- en energieministers op 27-28 februari 2023 (griffienummer 172731.01);
een, van alvorens, inzake Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en intrekking van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken in verband met het vaststellen van een wettelijke grondslag ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2008/96 /EG en wijziging van die richtlijn door richtlijn (EU) 2019/1936 (griffienummer 172935);
een, van de minister van Justitie en Veiligheid, inzake Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud (griffienummer 172939);
een, van de minister van Klimaat en Energie, inzake geannoteerde agenda Energieraad 28 maart 2023 (griffienummer 172953);
een, van de minister voor Langdurige zorg en Sport, inzake aanbieding NZa-rapporten uitvoering Wlz 2021-2022 (griffienummer 172952);
een, van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, inzake uitstel beantwoording nadere vragen en opmerkingen over de brief over de aanpak dierwaardige veehouderij Wet dieren (griffienummer 172321.05);
een, van de minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, inzake reactie op adviesrapport "Taal en rekenen in het vizier" en "Peil.Leesvaardigheid" (griffienummer 172954);
een, van de minister voor Klimaat en Energie, inzake appreciatie Europese noodverordening versnelde inzet van hernieuwbare energie (griffienummer 172442.02);
een, van alvorens, inzake beantwoording nadere vragen inzake onderzoek naar aanlanding stroomkabel van windpark door Schiermonnikoog (griffienummer 171514.02);
een, van de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, inzake Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs (griffienummer 172524.02);
een, van de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, inzake reactie rapport Rli: Onderdak bieden (griffienummer 171527.01);
een, van de staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, inzake beantwoording nadere vragen PvdD-fractie naar aanleiding van beantwoording eerdere vragen over salariskorting Aruba (griffienummer 172951);
een, van alvorens, inzake beantwoording nadere vragen Wet digitale overheid (griffienummer 171472.03);
een, van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, inzake beantwoording vragen Uber Eerste Kamer (griffienummer 172338.05);
een, van de staatssecretaris Toeslagen en Douane, inzake nadere informatie inzake de aanpak afschaffen toeslagenstelsel (griffienummer 172948).
De Voorzitter stelt voor deze missives voor kennisgeving aan te nemen. De bijlagen zijn neergelegd bij de Directie Inhoud ter inzage voor de leden;
3. de volgende geschriften:
een, van W.V., inzake "Eerlijke samenleving n.a.v. de Provinciale Statenverkiezingen" (griffienummer 172925).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning;
een, van D.D., inzake "Zienswijze wetsvoorstel afbouw salderingsregeling voor kleinverbruikers" (griffienummer 172816.06);
een, van J.O., inzake "Wat is effectieve wetgeving en beleid m.b.t. aanpak van het stikstofprobleem" (griffienummer 172921);
een, van J.O., inzake "De juiste aanpak van het stikstofprobleem" (griffienummer 171733.02).
Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
een, van J.O., inzake "De structurele instabiliteit van onze financiële markten" (griffienummer 172938).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Financiën;
een, van J.Z., inzake "Fracties Stoppen met D66" (griffienummer 172955).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en Economische Zaken en de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
een, van J.M., inzake "Pas de euro toe in plaats van de dollar in Caribisch Nederland" (griffienummer 172936.01);
een, van J.M., inzake "Wet- en regelgeving in Caribisch Nederland" (griffienummer 172936).
Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties.
De Voorzitter stelt voor deze geschriften voor kennisgeving aan te nemen.