De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Langen-Visbeek (BBB), Kluit (GroenLinks-PvdA) en Rietkerk (CDA), toe nadrukkelijk – in lijn met de motie Nooren c.s. – te monitoren in hoeverre de bevoegd gezagen hun participatiebeleid op orde hebben. Daarnaast zal de minister monitoren op welke wijze bevoegd gezagen participatie in de praktijk toepassen in zowel de planketen als bij vergunningverlening.
Nummer | T03743 |
---|---|
Status | deels voldaan |
Datum toezegging | 24 oktober 2023 |
Deadline | 1 januari 2025 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) drs. A. van Langen-Visbeek (BBB) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | bevoegd gezag Omgevingswet participatie participatiebeleid |
Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 3
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
(…)
“Dan burgers en bedrijven, allereerst het participatiebeleid. Bij de invoeringswet vier jaar geleden heeft de toenmalige PvdA-fractie heel veel aandacht gevraagd voor de participatieparagraaf bij gemeentes. 38 hebben die tot nu toe geregistreerd. Het is dus niet goed kenbaar voor de burgers in deze gemeenten, terwijl kenbaarheid nou juist een belangrijke motivatie was achter de motie-Nooren. De minister schrijft dat het niet verplicht is voor 1 januari, maar dan gaat hij dus echt voorbij aan het debat dat we toen gevoerd hebben, want toepassing voor de invoeringsdatum -- dat was toen een andere datum -- was wel degelijk de bedoeling. Wat gaat de minister doen om het liefst alsnog voor 1 januari, maar als dat niet mogelijk is in het eerste kwartaal, ervoor te zorgen dat alle gemeenten hun beleid gereed, kenbaar en gepubliceerd hebben?”
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 11
De heer Rietkerk (CDA):
(…)
“Participatie krijgt gelukkig wel aandacht, maar in lijn met mevrouw Moonen vraag ik de minister om eens in te gaan op de motie die destijds is aangenomen. Waterschappen en provincies hebben verordeningen aangenomen. Ik ben met mevrouw Moonen nieuwsgierig hoe gemeenten dat nu doen. Los van blauwdrukdenken hebben wij afgesproken dat zij op dat vlak een beweging zouden maken om de afstand tussen burgers, bedrijfsleven en overheid te verkleinen. Dat is het doel van die participatiemotie. Daar staat het CDA ook nog steeds achter.”
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 19-21
Minister De Jonge:
(…)
“Dan participatie. Laat ik daar iets over zeggen in antwoord op een eerste vraag die hoort bij het blokje medeoverheden. Dus het eerste bouwblok, de bevoegde gezagen. Die bevoegde gezagen zijn volle bak aan de slag. Dat betekent dat sinds die duidelijkheid is gegeven, er ook echt in iedere gemeente, in iedere provincie, in ieder waterschap volle bak aan de implementatie wordt gewerkt. Daar is men heel ver mee, maar je ziet ook wel echt dat die tijd nodig is geweest. Dat bracht de heer Rietkerk ook naar voren. Die periode van zes maanden was niks te ruim bemeten. Er werd gezegd: we hebben zes maanden voor de daadwerkelijke invoering duidelijkheid nodig. Die duidelijkheid is er gekomen. Dat heeft geweldig geholpen. Maar die tijd is ook wel echt nodig om er te komen. Er was nog een vraag van GroenLinks-PvdA: hoe zit het dan met de aanpassing van die verordeningen; lukt dat nou? Alle provincies en gemeenten zijn ermee bezig. Maar anders dan provincies krijgen gemeenten natuurlijk een hele ruime overgangstermijn voor het daadwerkelijk op de leest van de Omgevingswet schoeien van het omgevingsplan. Dus als men gewoon het oude bestemmingsplan zou willen omzetten, dan kan dat. En voor het daadwerkelijke omgevingsplan heeft men de tijd tot 1 januari 2032. Ik verwacht helemaal niet dat gemeenten die tijd gaan nemen, maar die tijd hebben ze wel. Dat is een heel ruim bemeten overgangsperiode die in de wet staat. Het was eigenlijk 2029, maar omdat de invoering later is, is ook deze datum later vastgesteld. Het is nu 1 januari 2032. Lokale verordeningen die naar het omgevingsplan moeten worden overgeheveld, blijven in ieder geval tot dan van kracht. Gemeenten hebben dus echt baat bij dat overgangsrecht. Maar er zijn wel zaken die nu moeten worden aangepast, die niet kunnen wachten. Dat is bijvoorbeeld de legesverordening. Maar goed, bij de legesverordening verloopt het vaak beleidsarm. Dat lukt. Ik heb geen aanleiding om te denken dat dat niet lukt, omdat dat een beleidsneutrale, meer wetstechnische exercitie is. De VNG ondersteunt gemeenten uiteraard met brochures en wegwijzers om uit te leggen wat minimaal moet worden aangepast. Dan de participatieverordening.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
“Ik wil hier nog even iets over zeggen. De reacties die terugkwamen, gingen meer over de APV, over de afvalverordening, dus over dat soort verordeningen. Die reacties gingen over de vraag of die voor 1 januari aangepast moeten worden of niet. De VNG zegt dat ze allemaal aangepast moeten worden, maar vrij veel gemeentes denken dat het in het overgangsrecht zit. Het lijkt me dus goed om daarover vandaag helderheid te krijgen. Ik wil graag een uitputtende lijst met daarop verordeningen die wel en niet voor 1 januari aangepast moeten zijn.”
Minister De Jonge:
“Ik weet niet of dit overleg daarvoor bedoeld is. Volgens mij staat dat gewoon keurig op alle invoeringssites, dus op aandeslagmetdeomgevingswet.nl of op de site van de VNG. Er geldt een overgangsrecht met betrekking tot het omgevingsplan. Daarnaast moet het stelsel werken per 1 januari. Ik geef daar een voorbeeld van. De legesverordening moet bijvoorbeeld wel eventjes worden aangepast. Maar dat is meer een beleidsneutrale exercitie. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat dat niet goed gaat.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
“Mag ik de suggestie doen om even te kijken op de LinkedIn-pagina van mevrouw Fiers? Zij heeft dit uitgevraagd. We krijgen daar gewoon verschillende antwoorden op terug, dus misschien kan daarnaar gekeken worden. Gemeenten geven antwoorden als "wij doen het niet" en "wij hebben het wel gedaan; het was heel veel werk". Er is gewoon onduidelijkheid over in het werkveld.”
Minister De Jonge:
(…)
“Het omgevingsrecht, het hele omgevingsdomein, is natuurlijk een van de domeinen waarop gemeenten participatiebeleid hebben te voeren. Wordt dat nu al helemaal ten volle gedaan in alle opzichten? Dat is de vraag. We hebben, eerlijk gezegd, ook geen uitputtend overzicht daarvan. Ik heb niet een soort dashboard waarop ik precies kan zien of er bij de 342 gemeenten daadwerkelijk sprake is van een kersvers vastgesteld participatiebeleid.
Participatie is natuurlijk wel een belangrijke pijler onder de Omgevingswet. Dat is uitvoerig besproken, ook hier bij de behandeling van de Omgevingswet. Ik noem in dit verband ook de motie-Nooren. Dat het een belangrijke pijler is, blijft dus staan. Dat heeft er ook toe geleid dat er een verantwoordingsplicht geldt voor die participatie van gemeenten. Men heeft zich sowieso te verantwoorden richting de gemeenteraad. Er hoort dus ook een participatieverordening te worden vastgesteld door gemeenten, waarbij ook duidelijk wordt gemaakt op welke manier men participeert. De gemeenten, provincies en waterschappen moeten vervolgens bij de vaststelling van onder meer het omgevingsplan, de omgevingsverordening en de waterschapsverordening aangeven hoe zij de omgeving erbij betrokken hebben en wat de uitkomsten daarvan zijn. Dat is de manier waarop de motie-Nooren uiteindelijk vorm en inhoud heeft gekregen. Koepels helpen daar natuurlijk bij, met handreikingen. Provincies en waterschappen hebben bijna allemaal dat participatiebeleid al vastgesteld. Bij gemeenten is het wisselend. Sommige zijn er al heel ver mee. Bij sommige is het participatiebeleid dat was vastgesteld, nog wat ouder. Dat moet juist worden ververst de komende periode. Ze gaan dat dus sowieso verversen naar aanleiding van de wetswijziging die nog in de Eerste Kamer moet landen. Naar aanleiding van die wetswijziging gaan ze dat participatiebeleid sowieso nog versnellen. Ik kan niet exact aangeven welk deel van de gemeenten zijn participatiebeleid al helemaal heeft aangepast. Ik zou willen toezeggen dat ik dat meeneem in de kwartaalrapportage die we wat grondiger doen, met ook die onafhankelijke blik van die evaluatiecommissie. Laat ik nou eens een halfjaar na invoering, dus in de tweede kwartaalrapportage die wat grondiger vorm krijgt, deze vraag preciezer proberen te beantwoorden. Dat lukt mij namelijk op dit moment niet. Ik heb geen realtimeoverzicht. Ik weet wel dat alle gemeenten er flink mee aan de slag zijn.”
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 26-27
Minister De Jonge:
(…)
“Mijn stelling is dus dat de manier waarop we het nu hebben ingericht, er echt toe gaat leiden dat het participatiebeleid verbetert. Het verbetert door initiatiefnemers, omdat ze daartoe worden aangemoedigd. Het verbetert door gemeenten, omdat wethouders zich daartoe aangemoedigd zullen voelen door vertegenwoordigers van de bevolking, namelijk die in de gemeenteraden. Dat leidt tot een participatieverordening waarin er ook voorwaarden aan de participatie zullen worden gesteld. Of dat allemaal goed genoeg is, gaan we eventjes beschrijven in de tweede kwartaalrapportage van volgend jaar. Dat heb ik zojuist toegezegd. We zullen die dan ook van een onafhankelijke toets voorzien.”
Kamerstukken I 33 118/34 986, FQ, p. 1-2
“Tijdens het mondeling overleg van 24 oktober heb ik uw Kamer enkele toezeggingen gedaan met betrekking tot de implementatie van de Omgevingswet. Ik hecht er waarde aan om deze toezeggingen helder op papier te zetten, zodat voor de Kamer duidelijk is welke acties ik zal verrichten om de Kamer tot aan 1 januari alsook na 1 januari 2024 goed te blijven informeren over de voortgang van de implementatie van de Omgevingswet.
Toezeggingen ten aanzien van de monitoring en rapportage implementatie Omgevingswet
Samen met de bestuurlijke partijen heb ik intensief overleg over de monitoring op de voortgang van de implementatie. Ik heb de bouwblokken waarlangs wij dit in gezamenlijkheid doen benoemd. Het gaat om: hoe staan de bevoegde gezagen ervoor, in hoeverre is het DSO gereed, zijn de financiële afspraken op orde, en zijn de serviceketen en de calamiteitenorganisatie ingericht. Voor de monitoring over de uitvoeringspraktijk is door mij een evaluatie-commissie ingesteld die jaarlijks de monitoring voorziet van een onafhankelijk oordeel en daarnaast brengt de commissie na 5 en 10 jaar ook een gedegen evaluatierapport uit. Omdat ik de zorgvuldigheid en tijdigheid om bij te sturen met mevrouw Kluit deel, zal ik in aanvulling op de al voorziene voortgangsbrieven die per kwartaal worden opgesteld, de volgende zaken additioneel inregelen:
(…)
-
–Ook zal ik nadrukkelijk – in lijn met de motie Nooren c.s. monitoren in hoeverre de bevoegd gezagen hun participatiebeleid op orde hebben.
-
-Daarnaast zal ik monitoren hoe bevoegd gezagen participatie in de praktijk toepassen in zowel de planketen als bij vergunningverlening. Hiermee kom ik tegemoet aan de zorgen die mevrouw van Langen-Visbeek (BBB) uitte.
(…)”
Brondocumenten
-
-
brief van de minister van BZK over de tijdens het mondeling overleg op 24 oktober 2023 gedane toezeggingen met betrekking tot de implementatie van de Omgevingswet EK 33.118 / 34.986, FQ Bevat bijlage
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen. -
-
22 oktober 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
17 oktober 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister van VRO over de voortgang implementatie Omgevingswet - derde kwartaal 2024
EK 33.118 / 34.986, GE
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
24 oktober 2023
toezegging gedaan