26.873

Wet studiefinanciering 2000



Dit voorstel van wet (WSF 2000) vergroot de flexibiliteit van de studiefinanciering voor het hoger onderwijs. De verbeteringen betreffen de manier waarop studiefinanciering kan worden genoten.

Het voorstel vloeit voort uit de nota 'Flexibele studiefinanciering: een stelsel dat past' (26.397, nr. 1).

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 4 april 2000 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 27 juni 2000 zonder stemming aangenomen.

De wet is opgenomen in Staatsblad 286 van 29 juni 2000.

Bij de behandeling van dit voorstel is de motie-Schuurman (RPF/GPV) c.s. inzake stimulering tweede universitaire studierichting ingediend (26.873 EK 209e). Deze motie is op 4 juli 2000 met algemene stemmen aangenomen.


Kerngegevens

ingediend

2 november 1999

titel

Intrekking van de Wet op de studiefinanciering en vervanging door de Wet studiefinanciering 2000 (Wet studiefinanciering 2000)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

inwerkingtreding

Op 1 september 2000, met uitzondering van:

  • artikel 13.6 dat voor wat betreft de onderdelen B en C in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 augustus 2000;
  • artikel 13.13 dat voor wat betreft onderdeel A in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 september 1996;
  • artikel 13.13 dat voor wat betreft onderdeel B in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst.

Hoofdlijnen

  • studenten houden in het algemeen dezelfde hoeveelheid studiefinancering als nu;
  • studenten én deelnemers kunnen de studiefinanciering op maandbasis (blijven) opnemen;
  • studenten krijgen 10 jaar (diplomatermijn) de tijd om hun studiefinanciering op te maken;
  • studenten én deelnemers die aanspraak willen maken op studiefinanciering moeten jonger zijn dan 30 jaar
  • het betalen van het wettelijk (lage) collegegeld wordt gekoppeld aan de leeftijdsgrens van 30 jaar, met een uitloop tot het eind van het studiejaar waarin de student 30 wordt;
  • de herkansing voor het eerste jaar prestatiebeurs is verruimd;
  • de aanvullende beurs in het eerste jaar wordt van het prestatieregime uitgezonderd en als gift verstrekt;
  • na 10 jaar vervalt de mogelijkheid om de prestatiebeurs (lening) door het behalen van het einddiploma om te zetten in gift;
  • de regelgeving voor de afstudeersteun is aangepast;
  • studenten die leren en werken met elkaar combineren (duale studenten), krijgen dezelfde studiefinanciering als andere studenten;
  • in verband met de verlengde diplomatermijn zijn zoveel mogelijk uitzonderingsregelingen verwijderd;
  • de mogelijkheden om een leenvoorziening mee te nemen naar het buitenland zijn uitgebreid.

Documenten

9