In het aanvullend beleidsakkoord Werken aan toekomst heeft het kabinet besloten de heffing van de vliegbelasting te beëindigen. De vliegbelasting is bij het Belastingplan 2008 per 1 juli 2008 opgenomen in de Wet belastingen op milieugrondslag. De belasting is ingevoerd om de maatschappelijke kosten van het vliegen meer tot uitdrukking te brengen in de prijs waar dat nog in onvoldoende mate gebeurt. Op zichzelf onderschrijft het kabinet onverkort deze doelstellingen. Sinds de vormgeving van de vliegbelasting in de tweede helft van 2007 is echter het beeld in de luchtvaartsector drastisch gewijzigd. Al voor de economische crisis ondervond de sector medio 2008 de gevolgen van sterk schommelende brandstofprijzen en ongunstige ontwikkelingen in wisselkoersen. Daarnaast is de sector zwaar getroffen door de economische teruggang, zowel in het passagierssegment als in het luchtvrachtsegment.
In de aldus ontstane moeilijke situatie in de luchtvaartsector, die zich mondiaal doet gelden, is de Nederlandse luchtvaartsector sinds medio 2008 bovendien geconfronteerd met een nieuwe nationale belasting op vertrekkende passagiers. In het kader van de bestrijding van de economische crisis heeft het kabinet de op zich zelf solide argumenten voor invoering van een nationale vliegbelasting opnieuw gewogen. Deze afweging heeft ertoe geleid dat het kabinet heeft besloten de heffing van de vliegbelasting in twee stappen te beëindigen: door het op nul stellen van de tarieven (stap 1) en het daarna afschaffen van de vliegbelasting (stap 2).
Het kabinet was voornemens het afschaffen van de vliegbelasting te regelen in het Belastingplan 2010 (32.128). Ter uitvoering van de Motie-Leijnse (PvdA) c.s. inzake de afschaffing van de onlangs ingevoerde Vliegbelasting (EK 31.301, D herdruk)is het daartoe strekkend wetsvoorstel nu echter niet als onderdeel van een verzamelvoorstel maar afzonderlijk ingediend en het maakt daarmee deel uit van het fiscaal pakket Belastingplan 2010.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 32.132, A) is op 19 november 2009 aangenomen door de Tweede Kamer. PvdA, D66, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA, PVV en het lid Verdonk stemden voor. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 22 december 2009 zonder stemming aangenomen. GroenLinks, SP, D66, PvdA, OSF en PvdD is daarbij aantekening verleend.
De wet is opgenomen in Staatsblad 613 van 29 december 2009.
De Eerste Kamercommissie voor Financiën heeft bij brief van 16 december 2009 de staatssecretaris van Financiën gevraagd te reageren op een aantal brieven van derden en op een artikel in de vakliteratuur. De staatssecretaris heeft hierop bij brief van 18 december 2009 gereageerd. Beide brieven zijn opgenomen in een verslag van een schriftelijk overleg dat de commissie op 18 december 2009 heeft uitgebracht. ( EK 32.128, 32.129, 32.130, 32.132, 32.133, H ).
De Eerste Kamercommissie voor Financiën heeft op 9 februari 2010 gesproken over de brief van de minister van Financiën van 2 februari 2010 (TK 31.066, nr. 85) over het beleid over het toekennen van tipgelden. Naar aanleiding daarvan heeft de commissie de minister van Financien bij brief van 25 februari 2010 geïnformeerd. De minister van Financien heeft hierop bij brief van 15 maart 2010 gereageerd. Beide brieven zijn opgenomen in een verslag van een schriftelijk overleg dat de commissie op 16 maart 2010 heeft uitgebracht. (EK 32.128, 32.129, 32.130, 32.132, 32.133, I) .
De Eerste Kamercommissie voor Financiën heeft op 3 december 2009 een brief van de staatssecretaris van Financiën ontvangen met per wetsvoorstel uit het fiscaal pakket Belastingplan 2010 de belangrijkste wijzigingen.
ingediend
14 september 2009titel
Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met de afschaffing van de vliegbelastingschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
2
-
-
18 november 2009
behandeling Handelingen TK 2009/2010, nr. 26, blz: 2380-2429